Beste Anne-Laure,
Beste Ella-June,
Beste Imke,
Beste Marie,
Beste Bart,
Beste Frank,
Beste Geert,
Beste Gène,
Beste Jan,
Beste Joé,
Beste Junior,
Beste Kes,
Beste Michael,
Beste Oscar,
Beste Rashif,
Beste Stijn,
Beste Thomas,
Beste …,
Ik kwam te voet. Vanuit Zwijnaarde. Naar de Floraliënhal. U had mij kunnen attent maken op het bestaan
van het openbaar vervoer. Van dat
bestaan ben ik evenwel op de hoogte.
Alleen ben ik niet zo vertrouwd met de lijnen en de netten. Ik nam dus het zekere voor het onzekere. Ik kwam te voet. Zoals ik reeds zei. Ik moet u ook bekennen dat er soms wat schort
met het beheren van mijn tijd. Daar kan
al eens een foutje insluipen. Zoals die
woensdagavond. Ik had alles wat te nauw
berekend. Ik moest mij dus haasten. Snelwandelen, dat is wat ik deed. Ik kwam aan bij de Floraliënhal. Buiten adem.
Op mijn voorhoofd parelden dikke zweetdruppels. Ik kon maar één ding hopen. Dat het goed zou zijn. Dat het verdomd goed zou zijn. Met minder zou ik geen genoegen nemen.
Een complexe en hilarische satire op het kapitalisme. Dat mocht ik verwachten. Het lijkt alsof die belofte meteen wordt
ingelost. Bij het betreden van de ‘arena’
meende ik reeds geconfronteerd te worden met alvast één kritische bedenking op
het kapitalisme. In het midden van de ‘arena’
staat de ‘building’, een opeenstapeling van containers. Rond die toren staan vier tribunes. Ik moet denken aan die verlammende
keuzestress bij de consument. Honderden
merken. Binnen die merken honderden variëteiten. Ik kijk om mij heen. Naar die vier tribunes. Naar die vele stoelen. Waar moet ik mij zetten? Welke stoel zal het
beste overzicht bieden? Want ik wil niks missen. Ik kijk.
Kijk. Kijk. Om dan maar een stoel te kiezen. Hoog in de tribune. Dat lijkt mij het beste. Zekerheid heb ik niet.
Ik ben gezeten. De voorstelling
begint. Ik weet niet wat ik zie. Zit ik te kijken naar een filmvoorstelling?
Of ben ik toch op een theatervoorstelling? Film en theater, het loopt dooreen. Op een vlotte manier. Op een snelle manier. Het een springt over op het ander. Ik moet alert blijven. Ik mag de aandacht niet laten
verslappen. Ik moet bij de les
blijven. Maar dat lukt. Zonder enige moeite, zo lijkt het wel. Ik schakel vlotjes over. De rode draad doorheen het verhaal laat ik
niet los. Ik volg. Op het puntje van mijn stoel. Jawel, ik ben in de ban.
Het verhaal? Het verhaal gaat over chaos. Over mensen die in een dolgedraaide wereld
toch trachten overeind te blijven. Soms
lukt dat. Moeizaam. Soms loopt het fout. Faliekant.
Wij zien de personages strijd leveren.
Wij zien personages met hun hoofd hard tegen de muur knallen. Dromen worden gedroomd. Worden niet gerealiseerd. Worden hard vertrappeld. Allemaal lijken het verliezers. Verliezers in een wedstrijd, die het leven
is. Allemaal verliezers. Geen winnaars. Of toch.
Eén winnaar. Een elfjarige
jongen. In de chaos vindt hij
winst. Hij gebruikt diezelfde
chaos. Tot meerdere eer en glorie van zijn
eigen persoontje. Niemand anders lijkt
van tel. Hij gebruikt. Hij misbruikt. Zonder enige kritische bedenking over zijn
handelen. Hij speelt een spelletje. Een spelletje, waarvan hij de spelregels
bepaalt. Spelregels, die constant
wijzigen. In dat spel is er slechts één
scheidsrechter. Geld, dat is de
referee. Geld bepaalt alles.
Ik zie het verhaal. Ik lees de
kritiek. De kritiek op het systeem, dat
kapitalisme wordt genoemd. Veel geblaat,
weinig wol. Er wordt veel gepraat. Weinig gezegd. Grote woorden moeten de leegheid
verhullen. Niemand lijkt te weten waar
het heen moet. Iedereen doet maar
wat. Op de hoogste trede van de sociale ladder. Op de laagste trede. Iedereen improviseert. Met dat ene verschil. Op de hoogste ladder lijkt er structuur
achter het handelen te schuilen. Alles
lijkt doordacht en onderbouwd. In
werkelijkheid is het enkel schone schijn.
Dus neen. Geen verschil. Geen enkel.
Maar de grootste kritiek op het huidige systeem schuilt in dat
jongetje. Dat elfjarig jongetje. JR.
Hij speelt een spelletje met kwalijke gevolgen. Met diep ingrijpende gevolgen. Hij staat daar niet bij stil. Is ongevoelig voor die gevolgen. Bij hem overheerst enkel die ene drang, het
spelen van het spelletje. Hem kan
eigenlijk niks kwalijk genomen worden.
Het wordt anders als ik besef dat in de echte wereld geen kind maar
volwassenen hetzelfde spel spelen.
Volwassenen, die zich wel moeten bewust zijn van de consequenties. Die zouden moeten handelen volgens
welbepaalde ethische principes. Volgens
waarden en normen. Recente wereldcrisissen
hebben getoond dat het niet gebeurt. Dat
regelgeving en ethisch handelen nauwelijks aanwezig zijn. Geld. Geld.
Geld. Dat lijkt de enige
motivatie te zijn. Dat lijkt de enige
regel te zijn. De enige waarvoor alle
andere moeten wijken.
Ik was mijn brief begonnen met mijn voettocht naar de Gentse Floraliënhal. Met mijn hoop dat de voorstelling verdomd
goed zou zijn. Een hoop als compensatie
voor mijn vele zweet. Aan het eind van
de voorstelling, na vier uur, kan ik hierover kort zijn. Soms schuilt in de beknoptheid de
essentie. Mijn hoop werd
werkelijkheid. Deze voorstelling was een
feest. Ik zie en voel het
spelplezier. Iedereen schittert. Geen enkele uitzondering. Dit moet gezien worden. Dit moet gespeeld worden. Vaak en veel.
Na de voorstelling drink ik nog een pintje. Ik vat mijn wandeling aan. De afstand blijft dezelfde. Maar de omstandigheden zijn anders. Ik hoef mij niet meer op te jagen. Ik heb tijd.
Tijd om te reflecteren. Om na te
denken. Om bepaalde fragmenten terug te
roepen. Hilarische fragmenten. Diepdroevige fragmenten. Ik stap en lach. Dit was een fijne avond. Dit was een fantastische ervaring.
Beste. Ik wil u danken voor
deze voorstelling. Voor deze trip. Het was hevig. Het was intens. Maar bovenal was het fenomenaal goed.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten