donderdag 22 februari 2018

Uitgelezen: Verdwaalde stad, filosoferen langs straten en pleinen. Brief aan Jean Paul Van Bendegem.

Beste Jean Paul,
 
Mensen hoeven elkaar niet noodzakelijk te kennen om iets gemeenschappelijks te hebben.  Zoals wij nu.  U kent mij niet.  Ik ken u niet.  Toch delen wij dat ene.  Dat ene gemeenschappelijke is onze liefde voor Gent.  Onze passie voor Gent.  Vanuit die liefdevolle passie nemen wij vrienden al eens op sleeptouw doorheen onze stad.  De schoonste stad ter wereld, daarover zijn wij het ongetwijfeld eens.  Na ooit de beste burgemeester ter wereld gehad te hebben, moeten wij ook de titel van mooiste wereldstad durven te claimen.  Enig chauvinisme is mij vreemd.  Helaas, ik kan mij niet losmaken van het Gentse chauvinisme.  Dat woekert in mij.  Diep in mij.  Sommigen zullen het als een vloek omschrijven.  Anderen zullen het dan weer als een zegen beschouwen.  Ik zelf weet niet wat het is.  Een vies randje? Een gevaarlijk randje? Ik kan enkel zeggen dat het er is.  Ik kan mij hiervoor tegenover niet-Gentenaars enkel verontschuldigen.  Maar ik dwaal af.  Terug naar de kern van de zaak.  Wij slenteren al eens door de stad, met in onze kielzog vrienden en vriendinnen.  Zoals ik al zei, dat delen wij.  Maar daar houdt het op.  Daar gaan onze wegen uiteen.
 
Ik gids mijn gasten langsheen de belangrijkste bezienswaardigheden.  U doet het anders.  U bent directeur van het Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofie.  U bent gastprofessor aan Universiteit Gent.  Dat maakt alles anders.  Titels vragen om dat uitzonderlijke.  Dat exceptionele.  Voor u dus niet zomaar een wandeling.  Dat is te gewoontjes.  Het moet anders.  U kwam tot een filosofische wandeling.  Een filosofische dwaaltocht.  U beseft dat onze directe leefomgeving veel rijker is dan we doorgaans denken of vermoeden.  Die rijkdom grijpt u aan om te mijmeren.  Om te overschouwen.  Om te beschouwen.  Anders gezegd, u grijpt die rijkdom aan om te filosoferen.  Terwijl u langs de Gentse straten en pleinen loopt, laat u uw gedachten de vrije loop.  Zonder die gedachten in te perken.  U laat ze los.  U laat ze galopperen.  
 
Uw nieuwste boek, Verdwaalde stad, is een neerslag van die ervaringen.  U maakt de lezer deelgenoot van die ervaringen.  U nodigt de lezer uit op uw wandeling.  Ik heb uw boek gelezen.  Ik aanvaardde uw uitnodiging.  Ik ging dus met u mee op stap.  Doorheen Gent.  Al snel merk ik dat Gent slechts een excuus is.  Een nuttige kapstok om uw gedachten aan op te hangen.  Gedurende de hele wandeling zal Gent slechts een bijrolletje spelen.  Een bijrolletje in uw gedachtenspel.
 
Die Gentse kapstok heeft vijf ophangpunten.  Die punten zijn monumenten, parken, musea, universiteiten en herinneringen.  Elk van die punten zet u kort of minder kort uiteen.  Om dan te vertrekken.  Freewheelend.  In vrije val.  De ene denkpiste gaat vlot over in een andere.  De ene gedachte geeft aanleiding tot een andere.  Een knetterende kettingreactie.  Een vreugdevolle vermenigvuldigingsdans, om het wat populairder te omschrijven.  In die heerlijke dans loopt u soms verloren.  Dat zou niet mogen.  Dat werd ons in vroegere tijden zo gezegd door bezorgde ouders.  Niet verloren lopen, zeiden zij.  Niet met vreemde mannen meegaan, dat zeiden zij ook.  Maar dat laatste telt niet.  U bent geen vreemde.  Voor de tijdsduur van dit boek zijn wij een bondgenootschap aangegaan.  Een literair bondgenootschap.  Met u ga ik mee.  Met u loop ik verloren.  Omdat u weet dat net in het verloren lopen de mooiste ontdekkingen gebeuren.  In uw boek beleef ik een wondere reis.  Een reis waarin we vaak afdwalen van het rechte pad.  Soms gewild.  Soms ongewild.  Maar altijd komen we terug op het punt waar we moeten zijn.  Altijd komen we tot de pointe.  Tot het punt, dat u wilde maken.
 
Uw gedachten drijven mij ver.  Heel ver.  Soms is het ver van mijn bed.  Soms gaat het mijn petje te boven.  Maar dat alles is niet nefast voor de feestvreugde.  Altijd blijft het leuk.  Zelfs als ik de draad kwijt ben, kan ik enkel maar onder de indruk zijn van uw wijsheid.  Van uw kennis.  Ik zou mij kunnen ergeren aan mijn onwetendheid.  Mijn desinteresse in bepaalde onderwerpen.  Dat doe ik niet.  Mijn bewondering haalt de bovenhand.  Die bewondering doet mij bij de les blijven.  Zorgt er voor dat ik niet afhaak.  Die niet aflatende bewondering is de motor, die mij doorheen uw boek jaagt.  Doorheen uw boek stuwt.
 
Ik heb uw boek gelezen.  Uw boek is uit.  Ik had gedacht dat het daarmee zou gedaan zijn.  Maar dat is het niet.  Ik moet naar de Gentbrugse Meersen.  Naar Windsor Castle.  Ik moet naar Fallingwater in Pittsburgh.  Naar het Citadelpark.  Ik moet naar het Gentse Holocaust monument.  Ik moet het internet op.  Het world wide web.  Ik moet op zoek naar de documentaire The Future is Wild.  Ik moet de film Hoppla! van Rosas zien.  Ik moet De leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience downloaden en lezen.  Vrij beschikbaar via Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.  Ik moet de stripreeks Duistere steden trachten te ontdekken.  Ik moet naar de Nederlandse site van olifantenpaadjes.  Ik moet Tot in der eindigheid op uw persoonlijke webpagina raadplegen.  Ik moet even langs het liberale archief.  Ik moet virtueel rondwandelen op de Wereldtentoonstelling van Gent in 1913.  Ik moet, ik moet, ik moet, … Neen, het is niet van moeten.  Het is van willen.  Omdat ik dat alles wil ontdekken.  Omdat u mij zo enthousiast hebt gemaakt.  Omdat u mij zo nieuwsgierig hebt gemaakt.  Want al die onderwerpen komen aan bod in uw boek.  Over al die onderwerpen wil ik meer weten.  Niet het fijne.  Niet het volledige.  Maar toch iets meer.  Net iets meer.
 
Ik heb uw boek gelezen.  Maar het werk is niet voorbij.  Het werk is niet gedaan.  Ik heb nog huiswerk.  Er wacht mij nog studie.  Veel studie.  Grondige studie.  Het kon ook niet anders.  U bent professor.  U bent veroordeeld tot kennisoverdracht.  Dat hebt u met dit boek gedaan.  Ik ga aan de slag.  Aan uw boek brei ik een vervolg.  Een vervolg, dat u met alle verwijzingen in uw boek lijkt aan te moedigen.  Ik aanvaard dankbaar.
 
Beste Jean Paul.  Ik wil u danken voor uw boek.  Voor uw wandeling.  Voor uw ontdekkingsreis.  Ik was blij met u te mogen dwalen.  Verdwalen.  Ik was niet enkel een lezer.  Ik was zo veel meer.  Ik was een avonturier.  Een wiskundige.  Een ontdekker.  Een vorser.  Een ontcijferaar.  Voor al die hoedanigheden wil ik u danken.  Uitgebreid en welgemeend.
 
Met vriendelijke groeten.

1 opmerking:

  1. Mijn oprechte dank voor deze mooie bespreking die de geest van het boek perfect heeft weten te vatten. Vriendelijke groeten, Jean Paul Van Bendegem

    BeantwoordenVerwijderen