Beste Jean Paul,
Mensen hoeven elkaar niet noodzakelijk te kennen om iets
gemeenschappelijks te hebben. Zoals wij
nu. U kent mij niet. Ik ken u niet. Toch delen wij dat ene. Dat ene gemeenschappelijke is onze liefde
voor Gent. Onze passie voor Gent. Vanuit die liefdevolle passie nemen wij
vrienden al eens op sleeptouw doorheen onze stad. De schoonste stad ter wereld, daarover zijn
wij het ongetwijfeld eens. Na ooit de
beste burgemeester ter wereld gehad te hebben, moeten wij ook de titel van
mooiste wereldstad durven te claimen.
Enig chauvinisme is mij vreemd.
Helaas, ik kan mij niet losmaken van het Gentse chauvinisme. Dat woekert in mij. Diep in mij.
Sommigen zullen het als een vloek omschrijven. Anderen zullen het dan weer als een zegen
beschouwen. Ik zelf weet niet wat het
is. Een vies randje? Een gevaarlijk
randje? Ik kan enkel zeggen dat het er is.
Ik kan mij hiervoor tegenover niet-Gentenaars enkel verontschuldigen. Maar ik dwaal af. Terug naar de
kern van de zaak. Wij slenteren al eens
door de stad, met in onze kielzog vrienden en vriendinnen. Zoals ik al zei, dat delen wij. Maar daar houdt het op. Daar gaan onze wegen uiteen.
Ik gids mijn gasten langsheen de belangrijkste
bezienswaardigheden. U doet het
anders. U bent directeur van het Centrum
voor Logica en Wetenschapsfilosofie. U
bent gastprofessor aan Universiteit Gent.
Dat maakt alles anders. Titels
vragen om dat uitzonderlijke. Dat
exceptionele. Voor u dus niet zomaar een
wandeling. Dat is te gewoontjes. Het moet anders. U kwam tot een filosofische wandeling. Een filosofische dwaaltocht. U beseft dat onze directe leefomgeving veel
rijker is dan we doorgaans denken of vermoeden.
Die rijkdom grijpt u aan om te mijmeren.
Om te overschouwen. Om te
beschouwen. Anders gezegd, u grijpt die
rijkdom aan om te filosoferen. Terwijl u
langs de Gentse straten en pleinen loopt, laat u uw gedachten de vrije
loop. Zonder die gedachten in te
perken. U laat ze los. U laat ze galopperen.
Uw nieuwste boek, Verdwaalde stad, is een neerslag van die
ervaringen. U maakt de lezer deelgenoot
van die ervaringen. U nodigt de lezer
uit op uw wandeling. Ik heb uw boek
gelezen. Ik aanvaardde uw
uitnodiging. Ik ging dus met u mee op
stap. Doorheen Gent. Al snel merk ik dat Gent slechts een excuus
is. Een nuttige kapstok om uw gedachten
aan op te hangen. Gedurende de hele
wandeling zal Gent slechts een bijrolletje spelen. Een bijrolletje in uw gedachtenspel.
Die Gentse kapstok heeft vijf ophangpunten. Die punten zijn monumenten, parken, musea, universiteiten
en herinneringen. Elk van die punten zet
u kort of minder kort uiteen. Om dan te
vertrekken. Freewheelend. In vrije val.
De ene denkpiste gaat vlot over in een andere. De ene gedachte geeft aanleiding tot een
andere. Een knetterende kettingreactie. Een vreugdevolle vermenigvuldigingsdans, om
het wat populairder te omschrijven. In die
heerlijke dans loopt u soms verloren.
Dat zou niet mogen. Dat werd ons
in vroegere tijden zo gezegd door bezorgde ouders. Niet verloren lopen, zeiden zij. Niet met vreemde mannen meegaan, dat zeiden
zij ook. Maar dat laatste telt
niet. U bent geen vreemde. Voor de tijdsduur van dit boek zijn wij een
bondgenootschap aangegaan. Een literair
bondgenootschap. Met u ga ik mee. Met u loop ik verloren. Omdat u weet dat net in het verloren lopen de
mooiste ontdekkingen gebeuren. In uw
boek beleef ik een wondere reis. Een
reis waarin we vaak afdwalen van het rechte pad. Soms gewild.
Soms ongewild. Maar altijd komen
we terug op het punt waar we moeten zijn.
Altijd komen we tot de pointe.
Tot het punt, dat u wilde maken.
Uw gedachten drijven mij ver.
Heel ver. Soms is het ver van
mijn bed. Soms gaat het mijn petje te
boven. Maar dat alles is niet nefast
voor de feestvreugde. Altijd blijft het
leuk. Zelfs als ik de draad kwijt ben,
kan ik enkel maar onder de indruk zijn van uw wijsheid. Van uw kennis. Ik zou mij kunnen ergeren aan mijn
onwetendheid. Mijn desinteresse in
bepaalde onderwerpen. Dat doe ik
niet. Mijn bewondering haalt de
bovenhand. Die bewondering doet mij bij
de les blijven. Zorgt er voor dat ik
niet afhaak. Die niet aflatende
bewondering is de motor, die mij doorheen uw boek jaagt. Doorheen uw boek stuwt.
Ik heb uw boek gelezen. Uw boek
is uit. Ik had gedacht dat het daarmee
zou gedaan zijn. Maar dat is het
niet. Ik moet naar de Gentbrugse
Meersen. Naar Windsor Castle. Ik moet naar Fallingwater in Pittsburgh. Naar het Citadelpark. Ik moet naar het Gentse Holocaust
monument. Ik moet het internet op. Het world wide web. Ik moet op zoek naar de documentaire The
Future is Wild. Ik moet de film Hoppla! van
Rosas zien. Ik moet De leeuw van
Vlaanderen van Hendrik Conscience downloaden en lezen. Vrij beschikbaar via Digitale Bibliotheek
voor de Nederlandse Letteren. Ik moet de
stripreeks Duistere steden trachten te ontdekken. Ik moet naar de Nederlandse site van
olifantenpaadjes. Ik moet Tot in der
eindigheid op uw persoonlijke webpagina raadplegen. Ik moet even langs het liberale archief. Ik moet virtueel rondwandelen op de
Wereldtentoonstelling van Gent in 1913.
Ik moet, ik moet, ik moet, … Neen, het is niet van moeten. Het is van willen. Omdat ik dat alles wil ontdekken. Omdat u mij zo enthousiast hebt gemaakt. Omdat u mij zo nieuwsgierig hebt
gemaakt. Want al die onderwerpen komen
aan bod in uw boek. Over al die
onderwerpen wil ik meer weten. Niet het
fijne. Niet het volledige. Maar toch iets meer. Net iets meer.
Ik heb uw boek gelezen. Maar
het werk is niet voorbij. Het werk is
niet gedaan. Ik heb nog huiswerk. Er wacht mij nog studie. Veel studie.
Grondige studie. Het kon ook niet
anders. U bent professor. U bent veroordeeld tot kennisoverdracht. Dat hebt u met dit boek gedaan. Ik ga aan de slag. Aan uw boek brei ik een vervolg. Een vervolg, dat u met alle verwijzingen in
uw boek lijkt aan te moedigen. Ik
aanvaard dankbaar.
Beste Jean Paul. Ik wil u
danken voor uw boek. Voor uw wandeling. Voor uw ontdekkingsreis. Ik was blij met u te mogen dwalen. Verdwalen.
Ik was niet enkel een lezer. Ik
was zo veel meer. Ik was een
avonturier. Een wiskundige. Een ontdekker. Een vorser.
Een ontcijferaar. Voor al die
hoedanigheden wil ik u danken.
Uitgebreid en welgemeend.
Met vriendelijke groeten.
Mijn oprechte dank voor deze mooie bespreking die de geest van het boek perfect heeft weten te vatten. Vriendelijke groeten, Jean Paul Van Bendegem
BeantwoordenVerwijderen