Beste Nick,
Gevallen voor
allen, door allen geprezen, door ’t vallen gerezen hoog boven allen! Oei, dat
moet u denken. Wat een vreemd begin voor
een brief, dat zal u heel waarschijnlijk ook denken. Maar wees gerust, ik kan het verklaren. Dat zal blijken. U hoeft zich geen zorgen te maken over mijn
geestelijke gezondheid. Daarover wil ik
u geruststellen. Ik ben in orde. Althans, zo meen ik persoonlijk te mogen
oordelen over mijzelf. Genoeg nu. Laat ons tot de kern van de zaak komen. Laat mij een verklaring bieden voor die
vreemde woorden bij het begin van mijn brief.
Ik stond op het
marktplein van Watou. Ik had een
uitnodiging voor een feestje. Voor een
feestje ben ik steeds te vinden. Zelfs
al is het in Watou. Dan nog zal ik
gaan. Ik schrijf u evenwel niet om het
over feestjes te hebben. Woorden zijn
duur. Die moeten gebruikt worden om de
juiste zaak te dienen. Die juiste zaak
is uw boek. Die had ik in mijn
koffer. Nog enkele bladzijden moest ik
lezen. Dat zou hier gebeuren. Hier zou ik uw boek lezen. Dicht bij de plaatsen die in uw boek genoemd
worden.
Zonnebeke. Poelkapelle.
Geluveld. Broodseinde. Sint-Juliaan.
Langemark. Passendale. Over dat laatste dorpje gaat uw boek. Over de slag bij Passendale. Dat blijkt niet de juiste naam te zijn van
dat offensief. De Derde Slag bij
Ieper. Zo noemen de Britten die slag
officieel. De Duitsers hebben het dan
weer over de Flandernschlacht. Die naam
is minder belangrijk. De historische
betekenis van die slag is dat veel meer.
Die slag, die
uiteindelijk vijfhonderdduizend slachtoffers zal eisen, zaait nu nog steeds
verdeeldheid. Het ene kamp zal de slag
omschrijven als militair nuttig en nodig.
Het andere kamp zal diezelfde slag beschouwen als een zinloze
campagne. U zelf kiest geen partij. U doet onderzoek. U brengt het verhaal. Het totale verhaal. U vertelt niet enkel het verhaal aan het
front. U vertelt tevens het verhaal in
de hoofdkwartieren. Aan het
thuisfront. U toont ons de visies van de
opperbevelhebbers en ondergeschikten. U
toont ons de twijfels en opinies van regeringsleiders en parlementsleden. U focust niet enkel op Passendale. U zoomt uit op het totale front en toont aan
hoe dat totale front zijn invloed heeft op Passendale en de hoofdrolspelers in
die slag.
Wij zien hoe
opperbevelhebbers niet terecht worden gewezen door de politiek. Wij zien hoe premiers nalaten in te
grijpen. Wij worden geconfronteerd met
de koppigheid van de bevelhebbers. Met
de trots van diezelfde bevelhebbers en hun weigering om eigen fouten te
onderkennen en in te zien. Wij voelen de
onenigheid over de gevoerde en de te kiezen strategie. Moet gekozen worden voor een ambitieuze
doorbraak? Of moet eerder gekozen worden voor kleinschalige aanvallen, de
zogenaamde bite-and-hold? U wijst ons op misrekeningen bij het opperbevel. Op verkeerde inschattingen. Al die elementen duwen de soldaten dieper de
modder in. Duwen diezelfde soldaten een
hel in, die niet te beschrijven valt. U
doet een poging. Een opperbeste
poging.
Maar u eindigt uw
boek met de woorden van een Brits oorlogsverslaggever. Als getuige van die Derde Slag bij Ieper
schrijft hij dat alles wat geschreven is slechts een zwakke weergave is van de
verschrikking van die slagvelden. Zelfs
de woorden van soldaten brengen geen soelaas.
In getuigenissen erkennen zij dat Passendale door de omstandigheden het
ergste van het ergste is. Maar wat is
het ergste? Ik vrees dat ik mij dit nauwelijks kan voorstellen. Ik heb een rijke fantasie maar zelfs die
fantasie schiet tekort. Vanuit mijn
veilige cocon lukt het mij niet die verschrikkingen voor te stellen. Ondanks uw trefzekere beschrijvingen. Wat ik wel kan, is het voelen van
weerzin. Van afkeer. Weerzin en afkeer voor een dolgedraaide
mensheid. Weerzin en afkeer voor
regeringsleiders, die het nu nog aandurven om oorlog te schreeuwen. Ik huil om de slachtoffers van een dwaze
oorlog. Ik huil om de domheid van de
huidige regeringsleiders.
Het lijkt
vreemd. Bijna niet te geloven. Terwijl ik uw boek lees, voelt het alsof ik
naast die jonge mannen in de loopgraven sta.
Mannen? Neen, jongens zijn het nog.
Ik storm met hen mee. Uit de
loopgraven. De vijand tegemoet. Het spervuur tegemoet. Ik strijd met hen mee bij de Slag bij de
Meenseweg. Bij de Slag om Polygon Wood. Bij de Slag bij Broodseinde. Bij de slag bij Poelkapelle. Bij de Eerste en Tweede Slag bij Passendale. Ik loop.
Ik schuil. Ik duik weg in
granaattrechters. Dat alles doe ik. Lijk ik te doen. Wat ik niet doe, is luisteren. Wat ik niet doe, is horen. Dat kan ik niet. Ik hoor de artilleriebeschietingen niet. Ik hoor niet het gehuil en getier van de
slachtoffers. Ik hoor niet het geratel
van mitrailleurvuur. Ik hoor niet de
laatste woorden van stervenden. Ik hoor
hun gebeden niet. Ik hoor hen niet
schreeuwen om moeder. Dat alles hoor ik
niet. Maar ik voel het. Terwijl ik uw boek lees. Terwijl ik nu deze brief tik. Dat geschreeuw bezorgt mij koude rillingen.
Die koude rillingen
heb ik als ik bij dat monument sta op het marktplein van Watou. Die koude rillingen heb ik als ik de volgende
dag in Poperinge bij de executieplaats en de dodencellen sta. Ik word stil.
Omdat ik niet de juiste woorden vind.
Omdat ik, na het lezen van uw boek, besef dat de juiste woorden nog niet
bestaan. Dat die juiste woorden buiten
ons vocabularium vallen.
Beste Nick. Ik wil u danken. Voor een schitterend boek. Voor een helder en duidelijk boek. Voor een boek dat eer betuigt aan de moed van
vele, naamloze soldaten. Voor hen is dit
boek een monument. Een monument van
woorden. Ik ben blij het mogen gelezen
te hebben.
Met vriendelijke
groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten