Beste Margot,
Zes jaar lang was u werkstudente.
Het doet mij denken aan mijn jeugdjaren.
In die jaren was ik jobstudent.
Telkens was ik tijdelijk werknemer in de zomervakantie. Elke vakantie werd ik wel ergens
tewerkgesteld. Een zuivelfabriek. Een doe-het-zelfzaak. Een boomkweker. Het maakte mij niet uit. Het spijzen van mijn magere
studentenportefeuille was mijn voornaamste drijfveer. Het opbouwen van een aantrekkelijk
curriculum, met het oog op een uitdagende en interessante professionele
carrière, was het minst van mijn zorgen.
Ik werkte. Ik verdiende een
loon. Dat was voldoende. Ik deed het elk jaar slechts één maand. U werkte het hele jaar door. Daarin ligt het verschil tussen werkstudent
en jobstudent, meen ik. Maar genoeg over
mijn leven als zwoegende en wroetende werker.
Daarover wil ik het niet hebben.
Ik wil het hebben over uw boek.
Dat is de reden van mijn brief.
U werkte zes jaar langs als werkstudente bij een orthodox-joodse
familie. Over die jaren schreef u een
boek. Ik kwam niet verder dan pijpenkrullen
en keppeltjes als ik dacht aan orthodoxe joden.
Dat moest ik tot mijn scha en schande vaststellen toen ik aan uw boek
begon. In een voorwoord bij het boek van
Hans Vandecandelaere, In Molenbeek, schreef Phara de Aguirre dat wij
veralgemenen bij wat wij niet kennen. Dat
wij nuanceren bij wat wij wel kennen. Uw
boek leek mij daarom een goede opstap om tot enige nuance te komen. Om mijn kennis bij te spijkeren.
Eén ding maakte u vrij vroeg duidelijk in uw boek. Onderscheid moet gemaakt worden. Voor alle duidelijkheid. Binnen het grote geheel moet onderscheid
gemaakt worden tussen ultraorthodox en modern orthodox. Uw werkgever/familie beschouwde zichzelf als
modern orthodox. Dat onderscheid was mij voorheen onbekend. U kent wel die uitdrukking. Dat gezegde met diezelfde kam en dat scheren. Mogelijke misverstanden
waren daarmee van de baan. U had
scherpte gebracht in het verhaal.
Bij aanvang was u onwetend. U
wist niks. Maar dat verandert. Niet eensklaps. Wel heel geleidelijk. Via de kinderen wordt u wegwijs gemaakt in
een wereld, waarin eeuwenoude tradities gelden.
Waarin geleefd wordt volgens eeuwenoude wetten. Die kinderen worden uw gids. Zij vullen het gat in uw kennis over hun
gemeenschap. Zij leiden u doorheen een
voordien ongekend landschap. Bar
mitswa. Koosjer. Eroev.
Sjabbat. Sjabbes. Sjadchen.
In persoonlijke gesprekken en kleine discussies wordt u alles
uitgelegd. U opent uw blik. Uw wereld wordt ruimer.
Niet enkel uw wereld wordt ruimer.
Want ook het omgekeerde gebeurt.
U trekt de kinderen mee in uw wereld.
In uw leefomgeving. U vertelt hen
van kerstmis. Van pannenkoeken. U geeft hen mode- en stijladvies. U leert één van de kinderen fietsen. U discussieert met hen over
homoseksualiteit. Op wandeltochten met
de hond gaat u buiten de platgetreden paden.
U stapt met hen buiten het te enge wereldje.
Die wederkerigheid en confrontatie leidt tot respect. Respect en begrip. Dat opent dan weer andere deuren. Maakt andere dingen bespreekbaar. In gesprekken met de vader van de familie kan
u spreken over het Palestijnse conflict.
Duidelijk wordt dat er binnen de gemeenschap verschillende opinies
zijn. Dat er geen unanimiteit heerst
over dit conflict. Net zomin als
iedereen hetzelfde denkt over de verrechtsing in het politieke leven van
Israël. Niet iedereen juicht die
evolutie toe.
Aangrijpend zijn de gesprekken over de holocaust. Daarover zegt de vader dat er twee soorten
verdriet zijn. Eén dat verdraagt
gekieteld te worden. Eén dat zo groot is
dat men ervan af moet blijven. Enkel
zwijgen lijkt een juiste houding. Omdat
de taal tekort schiet. Omdat geen
woorden kunnen beschrijven wat er toen gebeurd is. Daarom zwijgt men. Daarom blijft men ervan af. Dat stilzwijgen doet pijn. Die onmacht tot beschrijven doet pijn. Ik proef de pijn als ik de vader hoor
getuigen van die strijd. Die dagelijkse
strijd. Die telkens weer moet bevochten
worden.
In het verhaal van die orthodox-joodse familie sluipt ook uw
verhaal. U maakt u zelf deelgenoot van
het verhaal. Dat mag niet verbazen. U schrijft over uw leven. Dan kan u niet aan de kant blijven. Dan moet u bereid zijn uw handen vuil te
maken en de lezer toe te laten in uw leefwereld. U vertelt over Nima, uw partner. Over de moeilijkheden met uw schoonzus
Marjane. Nima is een vluchteling uit
Iran. U confronteert ons met de
moeilijke omgang met woorden. Woorden
als vluchteling, Arabier, moslim, … Woorden kunnen vooroordelen uitlokken. Dat toont u.
Dat bewijst u. Samenleven is geen
evidentie. Daarvoor moet gevochten
worden. Elke dag weer.
Uw verhaal is niet enkel een getuigenis. Het is meer dan dat. Het is een pleidooi. Heel misschien is het wel een politiek
pamflet. Dat laatste is waarschijnlijk een
tikkeltje overdreven. Alhoewel. Ik denk het niet. In uw verhaal lees ik een oproep niet
opgesloten te blijven zitten in het eigen wereldje. U vraagt de lezer de muren van dat eigen
wereldje te slopen en naar buiten te treden.
Om elkaar te ontmoeten. Weg van
het eigen, grote gelijk. Om op die
manier onze eigen vooroordelen te counteren.
Wij moeten elkaar open in de ogen kijken. In plaats van ons op te sluiten en onze eigen
frustraties te voeden. Dat is wat ik
onderliggend doorheen uw boek voel stromen.
Die stroming kan begrepen worden als een politiek statement.
Herhaaldelijk moest ik lachen.
Niet luidop. Dat is
verdacht. Ik let wel op. Daarom lach ik stilletjes. Ingehouden.
Ik lach om het onbegrip. Om de
onwetendheid. Om misverstanden. Om het stuntelen. Om het aftasten. Ernst en humor moeten in balans zijn. Het één kan niet zonder het ander. Dat lijkt u te beseffen. Als lezer kan ik het enkel dankbaar aanvaarden.
Beste Margot, ik wil u danken. Voor
het boek zelf. Voor de aangereikte
nuance. Want enkel nuance kan leiden tot
een uitgebalanceerd denken. Dat is
nodig. Ik meen dat u een bijdrage hebt
geleverd in dat streven. Ook daarvoor
wil ik u danken. De pijpenkrullen en de keppeltjes waren verdwenen. Weg. Ik zag Elzira. Ik zag Jakov. Ik zag Simon. Ik zag Sara. Ik zag kinderen. Ik zag volwassenen. Elk met hun eigen wensen. Dromen. Verlangens. Ik keek verder. Ik zette een stap vooruit. Niet achteruit. In de toekomst zal ik misschien wel nog scheren. Maar nooit meer over dezelfde kam.
Met vriendelijke groeten.
PS: Ik neem het advies van Nima ter harte. In één van de discussies tussen u en Nima zei
hij dat u misschien eens één van de politieke boeken en essays van Noam Chomsky
zou moeten lezen. Binnenkort begin ik
aan de Chomsky Papers.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten