Beste Lode,
Geweld? Het zou een uiting zijn van macht. Van kracht.
Het zou een kracht zijn die met hevigheid, onstuimigheid wordt
uitgeoefend. Tegelijk kan het begrepen
worden als misbruik van macht. Als
toepassing van het recht van de sterkste.
Voorgaande definities zijn niet van mijn hand. Ik munt niet uit in heldere bondigheid. Vaak heb ik meer woorden nodig. Ik schreef het al, voorgaande definities zijn dan ook niet van
mijn hand. Daarvoor ging ik te rade bij
de heer Van Dale. Vaak wordt hij ook wel
aangesproken met ‘de dikke Van Dale’.
Uit deze gemakzucht zou u kunnen afleiden dat ik weinig of niet nadenk
over geweld. Dat ik uw boek nodig had om
daarover te gaan peinzen. Dat is niet
zo. Bij uitbarstingen of uitingen van
geweld durf ik mijn verontwaardiging te uiten.
In algemene termen. Algemeenheid
is vaagheid. Dat weet ik nu. Na het lezen van uw boek.
U kijkt voorbij die algemeenheden.
U ontleedt het fenomeen. Dat doet
u niet alleen. U vraagt hulp aan
vrienden/collega’s. Samen kijkt u naar
het fenomeen, dat wij geweld noemen. In
uw boek lees ik dat het publiek bij gewelddelicten al te vaak de neiging heeft
om het geweld te veroordelen. Zondermeer. Als voorbeeld haalt u de marsen aan tegen
zinloos geweld. Of u verwijst naar
Anders Breivik om uw stelling duidelijk te maken. Het publiek veroordeelt die vormen van
geweld. Zonder zich de moeite te
getroosten om een verklaring te vinden voor dat geweld. Omdat datzelfde publiek verkeerdelijk
veronderstelt met die zoektocht begrip te tonen voor de daad op zich. Voor de dader. U trapt niet in die val. U ontwijkt die.
Het publiek blijkt al te vaak enkel stil te staan bij zichtbare vormen
van geweld. Daarmee lijkt het voorbij te
gaan aan het feit dat vele vormen van geweld zich verbergen. Zich verhullen. Waardoor ze niet waarneembaar zijn met het
blote oog. Ook blijkt geweld vaak gelinkt te
zijn aan houdingen en standpunten. Een
bestaan waarvan wij ons helemaal niet bewust blijken te zijn.
In vele maatschappelijke domeinen is geweld actief. Ik had uw boek nodig om hierbij stil te
staan. Bij het lezen van uw boek
betrapte ik mij op die ene fout. Op die
ene neiging. Dat is de neiging om aan
alles snel voorbij te gaan. De neiging
om onvoldoende tijd te nemen om te overschouwen. Te overpeinzen. Dat toont u aan. Zo bemerk ik dat ik al te gemakkelijk voorbij
ga aan het geweld, dat zich manifesteert in het economisch handelen. Dat is er nochtans. Mechanismen als uitbuiting, uitsluiting,
vervreemding of discriminatie kunnen in deze misschien niet begrepen worden als
uitingen van geweld. Toch is het
zo. U documenteert dit rijkelijk.
Onze houding tegenover vluchtelingen kan evenzo geïnterpreteerd worden
als een vorm van geweld. Het gemaakte
onderscheid tussen economische en politieke vluchteling is artificieel. Want wordt een economische vluchteling ook
niet belaagd door geweld? Is hongersnood, armoede en werkloosheid ook geen vorm
van geweld? Het gemaakte onderscheid lijkt resultaat te zijn van politieke
keuzes. Het gevolg van een politiek compromis. De een laten we binnen. De ander weigeren we de toegang. Kunnen deze afwegingen niet als een vorm van
geweld beschouwd worden?
U blijft stilstaan bij onze poging om een internationale vrede te
bewerkstelligen door internationaal recht.
U stelt dat de vooruitzichten op een dergelijke vrede weinig bemoedigend
zijn. Het project van internationale
eenheid door het recht staat in spanning met de autonomie van de afzonderlijke
natiestaten, die ook elk afzonderlijk het potentiële geweld met kracht van wet
pogen te bezweren. Ik meen te mogen
stellen dat het falen in deze poging het geweld bestendigt. Of ga ik hier al te kort door de bocht? Ik
meen in uw boek hiervoor argumenten te vinden.
Een zelfde denkoefening maakt u met religie. Met de blik van de ander. Met liefde.
Juist die domeinen, waarin vrede en rust mag verwacht worden, toont u
aan dat een link met geweld aanwezig is.
Ik moet bekennen. Dit boek heb
ik niet gelezen in de tuin. Niet in de
zetel. Dit boek heb ik niet gelezen met
de radio aan. Ik heb mij
afgezonderd. Ik heb mij teruggetrokken
in mijn bureau. Aan de bureautafel ging
ik lezen. Zonder radio. Die stilte vraagt uw boek. Eist uw boek.
Mogelijke afleiding moet voorkomen worden. Op die manier kon ik bij de les blijven. Enkel op die manier kon ik de geponeerde
stellingen helder volgen. Op die manier
liep ik niet verloren.
Aan mijn tafeltje las ik over Montesquieu. Over Adam Smith. Over Jacques
Derrida. Over Thomas Hobbes. Over Aristoteles. Over Hannah Arendt. Over Freud.
Over Sartre. Over Lacan. Over Foucault. Zelfs over de Makkabeeën wist u mij te onderhouden. Ik moet bekennen, uw boek was een uitdaging
voor mij. Ik ben een eenvoudige jongen,
die gemakkelijk verdwaalt in veel van die theorieën. Maar ik hield vol. Ik bleef lezen. Tot aan het einde. Ik las uw boek. Van begin tot einde.
Nu mag ik het boek definitief dichtklappen. Maar in mijn hoofd blijft uw boek rare dingen
met mij doen. Het boek blijft spoken in
mijn hoofd. Ik blijf op zoek gaan naar
antwoorden. Naar een juiste houding
tegenover uw stellingen in het boek. Dat
proces zal nog een tijdje doorgaan. Dat
hoef ik niet erg te vinden.
Integendeel. Ik vind het
fijn. Omdat het mij scherp houdt.
Beste Lode. Ik wil u danken
voor deze uitdaging. Voor deze
denkoefening. Ik wil u danken voor deze
boeiende en intense reis. Ik wil u
danken voor een boek, dat mij nog enige tijd in zijn greep zal houden.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten