Beste Annelore,
Beste Jan,
Eén keer was ik gegaan. Dat is
nu al een tijdje terug. Ik was
enthousiast. In die mate zelfs dat ik u
een brief stuurde. Omdat ik vol lof was
over uw initiatief. Eén keer was ik dus
gegaan. Die ene keer volstond om te
weten dat ik nog eens zou terugkeren. Mijn
eerste enthousiasme diende bevestigd te worden.
Goede dingen moeten herhaald worden.
Ik keerde terug naar de Parnassuskerk.
Naar Allez, Chantez. Ik keerde
terug naar uw initiatief, waarvan ik hoopte dat het opnieuw zou uitgroeien tot
een feestje.
Deze keer heb ik mijn bril bij.
Mijn leesbril. Die was ik de
vorige keer vergeten. Dat was
jammer. Dat gemis was een rem op mijn
enthousiasme. Dat wilde ik deze keer
vermijden. Deze keer wilde ik niet
geremd worden. Ik wou voluit gaan. Zonder remmen. Ik ging mij smijten. Totaal.
Volledig. Dat had ik mij
voorgenomen.
Ik stap de kerk binnen. Met
mijn bril. Die maakt een wereld van
verschil. Dat merk ik meteen. Bij het openingslied. Elk woord kan ik meezingen. Het boekje met de teksten, aan elke deelnemer
uitgedeeld bij het begin van de zangstonde, onthult al zijn geheimen aan mijn
brildragende ik. Dat was de eerste keer
anders. Toen kon ik nauwelijks iets
lezen. Mijn bijdrage bleef toen vaak
beperkt tot het refrein. Tot neuriën. Nu is het anders. Nu kan ik alles meezingen. Van begin tot einde. Van alfa tot omega. Geen enkel woord mis ik. Mijn bril intensifieert mijn geluk. Mijn genot.
Mijn enthousiasme.
U leest mijn brief. Heel
waarschijnlijk denkt u dat ik een onderlegd zanger ben. Dat het zingen in mijn genen zit. Dat is het niet. Enig zangtalent is mij vreemd. Toch was ik vorige week aanwezig. Omdat ik weet dat zangtalent geen vereiste
is. Ik was aanwezig omdat ik weet dat
Allez, Chantez doet wat muziek moet doen.
Muziek brengt mensen samen.
Muziek ontroert. Dat bewijst
u. Ten overvloede. Ook dat besef intensifieert mijn geluk. Mijn genot.
Mijn enthousiasme.
Ik zing Spaans. Ik zing Besame
mucho. Ik zing Kameroens. Ik zing Alane. Ik zing Frans. Ik zing Sensualité. Ik lijk een talenknobbel. Taal lijkt vandaag geen hinderpaal. Het liedjesboek doet mij slalommen langsheen
deze taalobstakels. Geen enkele taal
houdt mij van het zingen af. Ik schuif
aan bij de enthousiaste menigte. Ik zing
uit volle borst mee. Mijn tong slaat
bijna in een knoop. Maar ik geef niet
op. Ik ga door. Met een glimlach. De grote wereld lijkt vandaag aanwezig in de
kerk. Ik verbroeder.
Maar het is niet enkel die zangerige meertaligheid, die mijn geluk
intensifieert. Mijn genot. Mijn enthousiasme. Er is meer.
Veel meer. Er zijn die
kippenvelmomenten. Die momenten, waarop
mijn haartjes rechtop gaan staan. Niet
heel eventjes. Niet kortstondig. Wel gedurende één lied. Ik zing en krijg het koud. Soms doet emotie huiveren. Ik heb het vorige week mogen ervaren. Op meerdere momenten. Wie kan er onverschillig blijven als
honderden stemmen luidkeels Eenzaam zonder jou meezingen/meebrullen? Ik kan het
niet. Die avond kruipt Will Tura onder
mijn huid. De koning van het Vlaamse
lied doet mij rillen. Sidderen. Hetzelfde gebeurt als wij Hotel California
zingen van The Eagles. Ik moet bekennen,
dat liedje ben ik al moe gehoord. Dat
liedje ben ik beu. Maar de samenzang
verandert alles. Ik ontdek opnieuw de
schoonheid in dat lied. Ik ontdek
opnieuw wat dat lied tot een grote hit maakte.
Allez, Chantez doet verwelkte meesterwerken opnieuw openbloeien. Ik heb het ervaren. Ik was er bij. Heerlijk.
Een roosje, mijn roosje. Van
Conny Vandenbos. Ik kende het liedje. Beetje carnavalesk. Zo had ik het in mijn hoofd. Een liedje geschreven om de polonaise op te
dansen. Dat dacht ik. Maar ik dwaalde. Dat besef ik als wij dat liedje gaan
zingen. Dat besef ik als de woorden tot
mij doordringen. Diep in mij binnendringen. Ik zing.
Ik zou kunnen huilen. Omwille van
het verdriet, dat zich in het lied verbergt.
Dat verdriet had ik nooit opgemerkt.
Tot in de Parnassuskerk. Dan
ontdek ik waarom het draait. Waarover
het gaat. Hartverscheurende liefde. Liefde, die pijn doet. Tranen wellen op. Ik verdring ze. Ik hou die tranen binnen. Door te zingen. Door luidop te zingen. Om zo op gepaste wijze mijn eer te betuigen
aan Roosje.
Ik zing With or
without you. Van U2. Ik zing Pompeii. Van Bastille.
Ik zing Ring my
bell. Van Anita Ward. Ik zing Love is all around. Van Wet Wet Wet. Ik zing All I have to do is dream.
Van The Everly Brothers. Ik zing
Sing Hallelujah. Van Dr. Alban. Ik zing You got it. Van Roy Orbison. Ik zing What’s the pressure. Van Laura Tesoro.
Ik zing. Voor een tweede maal
zing ik. Voor een tweede maal kom ik naar
Allez, Chantez. Voor een tweede maal
geniet ik. Loop ik vol warmte. Herhaling kan vervelen. Maar niet nu.
Niet hier. Ik kijk om mij
heen. Ik zie enkel lachende
gezichten. Ik zie enkel mensen, die voor
heel eventjes op een andere planeet vertoefden.
Een planeet, ver weg van de dagelijkse beslommeringen. Een planeet die Planeet van de Muziek
noemt. De Muziekplaneet. Naar die planeet wil ik
terug. Dat voornemen maak ik als ik de
Parnassuskerk buitenstap. Hier kom ik
terug. Zeker weten.
Beste Annelore. Beste Jan. Ik wil jullie danken om mij naar die planeet
te brengen. Jullie zijn de perfecte
gidsen op die heerlijke reis.
Van harte bedankt.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten