Beste Kurt,
Slaapcoaches zullen niet graag lezen of horen wat ik straks zal
schrijven. Al jaren raden zij aan de
slaapkamer enkel voor te behouden voor slaap en liefde. Al de rest moet buiten de slaapkamer gehouden
worden. Omdat het onze nachtrust zou
verstoren. Een slechte nachtrust kan een
negatieve impact hebben op ons humeur.
Humeurige mensen zijn vaak minder gezellige mensen. Om die mindere humeurtjes te vermijden,
dienen we enkel te slapen in de slaapkamer.
Of dienen we de liefde te bedrijven om daarna zalig in te slapen. Ik kan hen begrijpen. Ik kan hen volgen in die gedachtegang. Maar ondanks mijn begrip durf ik die wijze
raad toch in de wind te slaan. Niet
altijd. Wel soms. Heel soms neem ik een boek mee naar bed. Dat deed ik ook met uw nieuwste boek. Ik ging slapen met Schone Kunsten.
Uw boek is de geschikte nachtlectuur.
De juiste slaaplectuur. Nu zou u
hieruit kunnen afleiden dat uw boek slaapverwekkend is. Indien u dat zou denken, kan ik enkel zeggen
dat u een beetje te voorbarig bent. Dat
u te snel verkeerde conclusies trekt.
Want zo heb ik het helemaal niet bedoeld. Kwetsen, het ligt niet in mijn aard. Met die woorden had ik iets anders voor
ogen. Iets meer verheffend. Uw stukjes zijn de ideale intro op een zalige
nachtrust. Ik laat mij hierbij niet
leiden door enige mate van overdrijving.
Geenszins. Uw stukjes vulden mijn
hoofd met schoonheid. Schoonheid, zo
veel beter dan om het even welke slaappil.
Elke avond las ik een kort stukje.
Een Kurt stukje. Vergeef mij deze
woordspeling. Het was een open doelkans. Die bal moest binnengetrapt worden. Dat heb ik gedaan. De woordspeling is gemaakt. De open doelkans is benut. Ik kan verder. Elke avond las ik uw woorden. Die woorden deden mij dromen. Deden mij verlangen. Deden mij terugdenken. Deden mij mijmeren.
U leidde mij binnen in werelden, die mij voordien onbekend waren. U bracht mij in contact met opera. Een muziekvorm, waarmee ik niet vertrouwd
ben. Dat contact schrikt mij niet
af. Integendeel. In uw woorden lees ik een uitnodiging. Een uitnodiging om die reis te maken. Die reis naar de wereld van tenors, baritons,
alten en sopranen. Het schrikt mij niet
af. Omdat u in uw stukjes
overtuigt. Niet dwingend. Wel enthousiasmerend. Mijn onwetendheid in deze zal verlicht
worden. Omdat u mij aanspoort te gaan
zoeken naar The Demon van Rubinstein.
Naar La forza del destino van Verdi.
Naar L’Orfeo van Monteverdi. Naar
La Bohème van Puccini. Ik zal
zoeken. Ik zal luisteren. Ik zal genieten. Daarvan ben ik overtuigd. Want in uw stukjes proef ik genot. Neem ik een voorafname op dat genot.
Er zit niet enkel opera in uw boek.
Er schuilt jazz in uw boek. Art
Blakey. Ik ontdek klassieke muziek in uw
boek. Winterreise van Franz Schubert, de
vierentwintig liederige cyclus. Ik smaak
de Zuid-Amerikaanse tango in uw boek.
Tango Nuevo van Astor Piazzolla.
In bed komt die muziek naar mij toegeslopen. Het slaat zijn armen om mij heen. Het fluistert in mijn oren dat ik al die
muziekjes moet ontmoeten. Dat in die
ontmoetingen nieuw plezier zal schuilen.
Zij fluisteren in mijn oren en blijgezind vallen mijn oogjes dicht.
U spoort mij niet enkel aan nieuwe dingen te ontdekken. U doet mij ook terugdenken. U voert mij terug in de tijd. Naar heerlijke momenten. Met uw stukjes over Rinus Van de Velde en
Berlinde De Bruyckere brengt u mij opnieuw naar Gent. Naar het Smak. Opnieuw loop ik door de expo’s van deze
hooggewaardeerde kunstenaars. Opnieuw
lees ik hun verhalen. Eerst voel ik die
onzekerheid. Die onzekerheid hun taal
niet te kunnen begrijpen. Dan herbeleef
ik dat moment. Dat moment waarop ik hun
code breek. Waarop ik de sleutel tot hun
aparte taal vind. Opnieuw voel ik diezelfde
verwondering en bewondering.
U vertelt over Damiaan De Schrijver.
Ik denk aan My dinner with André.
Spontaan begin ik te lachen. Ik
zie Damiaan wild gesticuleren. Ik hoor
Damiaan oreren. De voorstelling speelt opnieuw
door mijn hoofd. U vertelt over Arne
Sierens. Ik denk aan Bernadetje. In bed beginnen mijn voeten te bewegen. Bijna zou ik gaan dansen. Bijna zou ik op die autoscooter
springen. Ik denk aan mijn jeugd en
krijg het warm. Warme herinneringen komen
in mij naar boven. Herinneringen aan mijn jeugd. Aan vrienden.
Aan familie. In bed besef ik een
zondagskind te zijn. Dat alles vertelt
uw stukje over Arne Sierens aan mij.
U herinnert mij aan boeken die ik gelezen heb. Ik herbeleef die heerlijke sensatie bij het
lezen van Alles in het klein. Van Eriek
Verpale. Een literair pareltje. U schrijft over één van mijn favoriete
auteurs. U schrijft over Ian
McEwen. Ik denk aan Amsterdam. Aan Het boetekleed. Aan Zaterdag.
Aan elk van die boeken heb ik mooie herinneringen. Ik kan mij de omstandigheden waarin ik die
boeken las voor de geest halen. U doet
mij achteromkijken. In die achteruitblik
val ik warm in slaap.
In bed dwingt u mij de wereld te overschouwen. Want doorheen uw stukjes over Schone Kunsten
sijpelt uw wereldbeeld. U neemt stelling
in. De wereld laat u niet
onberoerd. U hebt een mening. Die wil u niet onderdrukken. U laat die toe in uw stukjes binnen te
dringen. Ik lees dat de
vluchtelingenproblematiek u wakker houdt.
Dat lees ik in uw stukje over Marc Chagall. Over Victor Hugo. Over Red Star Line. In uw stukjes voel ik uw ergernis over onze
te angstige houding tegenover de vluchtelingen.
Over onze inhumane politieke stellingname tegenover diezelfde
vluchtelingen. Niet enkel de
vluchtelingen beroeren u. Dat doet ook
de ongelijke verdeling van de welvaart.
Ook dat thema houdt u bezig. Dat ontwar
ik in uw stukje over der König Kandaules.
In bed tracht ik mijn hoofd helder te krijgen. Mijn gedachten over die thema’s klaar te
ordenen. Het lukt. Met uitzicht op een betere wereld val ik in
slaap.
Ik ben bijna vijftig. Ik heb al
heel wat mogen zien. Al heel wat mogen
horen. Mooie dingen. Ontroerende dingen. Beklijvende dingen. Maar in uw boek toont u mij dat de reis nooit
stopt. De ontdekkingsreis, dat het
eigenlijke leven is, gaat maar door. U
geeft mij voorzetten. U geeft mij
ideeën. Dat alles hou ik in mij
achterhoofd. Ik weet dat ik ooit nog het
atelier van Sam Dillemans in de Antwerpse Eggestraat zal binnenstappen. Dat ik in Death Valley naar Popestone van
Albert Szukalski zal kijken. Zal
staren. Ik weet dat ik Het hout van
Jeroen Brouwers nog zal lezen. Net zoals
ik Zwijgen van Ingrid Vander Veken nog zal lezen. Of Arm Wallonië van Pascal Verbeken. U doet mij uitkijken naar
Sint-Petersburg. U maant mij aan terug
te keren naar Rotterdam. Naar de
Markthal. Ik weet dat ik de auto zal
nemen naar Le Grand Hornu. Naar Parijs. Voor een bezoek aan La Bourse de
Commerce. Uw boek stelt mij nog zoveel
schoonheid in het vooruitzicht. Dat is
een geruststelling. Te weten dat het
leven nog vele mooie verrassingen in petto heeft voor mij. Die geruststelling doet mij slapen. Doet mij vast slapen.
U vertelt over het leven. Heel
even zelfs vertelt u over het einde van het leven. Van uw leven.
In een stukje openbaart u reeds de muziek gekozen te hebben voor uw
begrafenis. Geheel in uw stijl. De keuze sluit aan bij uw manier van
leven. Bij uw beleving van de Schone
Kunsten. U kiest voor Gottes Zeit ist
die allerbeste Zeit. Van J.S. Bach. In bed maak ik dezelfde oefening. Ik ga op zoek naar een begrafenismuziekje,
dat op mijn lijf geschreven staat. Dat zou
kunnen gebruikt worden bij mijn uitvaart.
Ik denk en vind. Death of a
clown. Niet in de versie van The Kinks. Wel in de versie van Arno. Dat moeten ze spelen. Dat is een zekerheid. Alweer een zorg minder. Met die geruststellende vaststelling val ik
in slaap.
Elke avond nam ik uw boek mee naar bed. Elke avond las ik een wiegeliedje. Door u geschreven. Voor mij.
Bijna leek het alsof u aan mijn bed zat.
Alsof u mij voorlas. Bijna hoorde
ik uw stem. Ik hoorde uw heldere stem. Ik hoorde u fluisteren als u moest
fluisteren. Ik hoorde u zingen als u
moest zingen. Ik hoorde u razen als u
moest razen. Telkens weer vond u de
juiste intonatie. Telkens weer legde u
de juiste klemtoon. Met uw ingebeelde
aanwezigheid ging ik slapen. Met uw
verhalen ging ik slapen. Nooit had ik
onrustige nachten. Dat kon ook
niet. U gaf mij schoonheid. Schoonheid in vele kunsten. Want uw reis doorheen die kunsten was divers.
Beste Kurt. Ik wil u danken
voor uw boek. Voor de herinneringen aan
mooie dingen. Voor het vooruitzicht op
mooie dingen. Met een niet te stoppen
enthousiasme toonde u aan dat ontroerende schoonheid één van de motoren kan
zijn van een mooi en vol leven. Dat die
ontroerende schoonheid in vele dingen te vinden is. Op die ene voorwaarde. Dat we ons openstellen. Dat we ons ontvankelijk verklaren. Voor dat alles wil ik u danken.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten