Beste Lize,
Ik had u gezien in De Standaard.
Ik las uw gesprek met juffrouw Leen Horemans. Met enige vertraging las ik het interview met
u in Humo. Beide gesprekken las ik kort
op elkaar. Deze samenloop kon geen
toeval zijn. Ik zag hierin een
teken. Via die samenvallende gesprekken
leek u te suggereren dat ik uw boek moest lezen. Dat ik uw boek dringend moest lezen. Dat ik niet meer mocht talmen. Vele lezers waren mij voorgegaan. Nu was het mijn beurt.
Iedereen leek wel een mening te hebben over uw boek. Iedereen leek wel uw boek gelezen te
hebben. Ik wou meepraten. Ik wou mij mengen in de discussie. Maar dan moest ik het boek lezen. Zo niet kon ik mij geen oordeel vormen. Er zijn slechts weinig zaken waarin kennis
noodzakelijk is om een mening te mogen ventileren. Dat merk ik al te vaak. Tot mijn grote spijt. Iedereen waant zich een autoriteit op alle
gebied en meent vanuit die hoedanigheid ongezouten zijn kritiek te mogen
spuwen. Zonder enige
terughoudendheid. Literatuur vormt
hierop gelukkig een uitzondering. In de
wereld van de literatuur geldt nog die gulden stelregel dat zonder te lezen
geen oordeel kan gevormd worden. Toch
niet over het eigenlijke boek. Over de
eigenlijke inhoud.
Ik ging op reis. Uw boek ging
mee. Ik had een dun boekje
verwacht. Dat is uw boek niet. Uw boek is een kanjer van meer dan
vierhonderd bladzijden. Toch ging het
boek in mijn handbagage. Ik nam enkel
één koffer mee. Enkel handbagage. Dat is goedkoper. Het zijn moeilijke tijden. Dan moeten wij uitkijken. Kijken hoe we op onnodige luxe kunnen
besparen. Uw boek kreeg voorrang op
enkele onderbroeken. Een onderbroek kan
al eens gewassen worden. Kan zo een
tweede keer gedragen worden. Literatuur
vraagt offers. Offers, die ik graag
breng. Enkele onderbroeken bleven
thuis. U reisde mee. De kracht van het compromis.
In vele commentaren had ik gelezen dat uw boek nogal zwaar op de hand
was. Dat bleek nogal mee te vallen. Toch in den beginne. Akkoord, veel vreugde valt niet te halen uit
uw boek. Enige liefde lijkt Eva, het
hoofdpersonage uit het boek, niet te ervaren.
Haar ouders drinken. Niet zomaar
één glaasje. Zij drinken zwaar. Elke dag.
Zelfmoordgedachten worden door de ouders openlijk geuit. Aan Eva.
Dat legt een zware last op haar schouders. Zij hunkert naar liefde. Toch beleeft zij haar liefdes in stilte. Nooit durft zij haar gevoelens te uiten. Al te onzeker is zij over haar zelf. Een verdraaid zelfbeeld. Daarom blijft zij alleen. Veroordeeld tot een vriendschap met twee
schoolvrienden.
Ondanks die zwaarte ervaar ik tegelijk een zekere warmte. Het kan een contradictie lijken. Dat is het niet. Ik zal het u verklaren. Telkens u mij meenam naar Bovenmeer, reisde
ik in mijn hoofd naar Wetteren. Dat dorp
is u heel waarschijnlijk onbekend. Voor
mij is dat dorp mijn roots. Mijn
geboortedorp. Terwijl ik uw boek lees,
herbeleef ik mijn jeugdjaren. Mijn
schooljaren. Niet integraal. Dat kan niet.
Dat is onmogelijk. Wel denk ik
aan bepaalde fragmenten. Aan
speelvrienden. Aan schoolvrienden. Ik denk aan mijn ouders. Zij drinken niet. Zij schenken liefde en warmte. Heel af en toe schenken zij een pintje. Die herinneringen doen mij vollopen. Doen mij beseffen dat ik bevoorrecht
was. Tegenover anderen, die het heel wat
minder hadden. Zoals Eva. Al die herinneringen doen mij beseffen dat ik
een ongeschonden jeugd had. Voorwaar, een
onschatbare rijkdom. Dat besef ik
terwijl ik uw boek lees.
Ik voel mij niet schuldig hierover.
Maar dat verandert. Op het moment
dat ik tot de kern van het boek kom. Tot
datgene waarrond het hele boek draait.
Van dat moment af durf ik niet meer naar Wetteren terug te keren. Door dat ene voorval met Eva raken ook mijn
herinneringen aangetast. Worden ook zij
bevuild.
Na dat ene moment verandert mijn leeservaring. Ik lees anders. Minder vrijblijvend. Ik lees verzwaard. Beklemd.
Plots lijk ik beschaamd om die eerdere vrijblijvendheid. Ik zag het aankomen. Ik voelde het aankomen. Toch bleef ik in mijn eigen wereldje. Net als alle andere personages uit het
boek. Niemand lijkt zich te bekommeren
om Eva. Er zijn pogingen. Kleine pogingen zonder weinig overtuigingskracht. Net als ik blijft iedereen passief. Niemand durft tussenbeide te komen. Daarom gaat het boek de weg op, die het boek
moet opgaan. Een andere uitweg is niet
mogelijk. Het boek raast in volle vaart
zijn niet af te wenden einde tegemoet.
Een afslag is niet meer mogelijk.
Geen enkele vluchtweg.
Ik lees de laatste bladzijde.
Ik voel mij vies en vuil. Ik voel
mij schuldig. Om een niet te verklaren
reden. Ik sla het boek dicht. Mijn vriendin vraagt of het een goed boek
was. Dat doet zij altijd. Ik weet niet wat te antwoorden. Ik aarzel het boek een aanrader te
noemen. Ik aarzel het boek aan te
bevelen. Want dan zou ik Eva dwingen
opnieuw dat ene, gruwelijke moment te herbeleven. Daarvoor wil ik haar behoeden. Ik wil haar beschermen. Daarom weet ik dus niet wat te zeggen. Daarom zwijg ik. Zucht ik zwaar.
Ondanks die stilte schrijf ik u toch deze brief. Omdat ik u wil danken. Omdat ik besef dat het boek toch moet gelezen
worden. Omdat ik in het boek een oproep
lees. Een oproep om niet passief te
blijven. Om in te grijpen op momenten
dat wij het nodig achten. Dat wij het
juist achten. Want dat gebeurt nu
misschien te weinig. Omdat wij menen het
recht niet te hebben in andermans leven binnen te dringen. Het recht niet hebben anderen terecht te
wijzen. Daarom zwijgen wij. Met onherstelbare schade tot gevolg.
Beste Lize, dank voor uw hartverscheurend maar toch mooie boek.
Met vriendelijke groeten.
Wim Backx
Gent – Zwijnaarde
PS: Uw boek zal verfilmd worden.
Met Veerle Baetens als regisseur.
Uw boek zal haar regiedebuut worden.
Ik weet niet wat het zal worden.
Toch zeg ik het nu al. Ik ga niet
kijken. De pijn, die ik voelde bij het
lezen van uw boek, wil ik niet nog eens beleven. Een mens moet zichzelf afschermen van een te
veel aan pijn. Ik zal dus niet
gaan. Met deze weigering spreek ik mij
niet uit over de capaciteiten van Veerle Baetens. Ik geloof in haar. Want ik besef dat uw boek zich uitzonderlijk
leent tot een verfilming. Het idee van
dat ijsblok lijkt weggekaapt uit het ideeënkabinet van Quentin Tarantino. Het eigenlijke verhaal zou kunnen geschreven
zijn door de gebroeders Coen. De film
kan dus een succes worden. Toch zal ik
thuisblijven. Ik hoop dat u het kan
begrijpen. Dat Veerle het kan begrijpen.
Prachtige brief. Maar IK ga wel naar de film kijken, al begrijp ik uw reactie heel goed.Maar het is moeilijk je ogen te sluiten voor wat kinderen soms wordt aangedaan door net die mensen bij wie ze zich veilig zouden moeten voelen... Ik lees nu 'Een klein leven'van Hanya Yanagihara en ook daar kan je je de vraag stellen wat je moet antwoorden op 'Was het een goed boek?' En toch is het een meesterwerk.
BeantwoordenVerwijderen