donderdag 4 augustus 2016

Uitgelezen: Het smelt. Brief aan Lize Spit.

Beste Lize,
 
Ik had u gezien in De Standaard.  Ik las uw gesprek met juffrouw Leen Horemans.  Met enige vertraging las ik het interview met u in Humo.  Beide gesprekken las ik kort op elkaar.  Deze samenloop kon geen toeval zijn.  Ik zag hierin een teken.  Via die samenvallende gesprekken leek u te suggereren dat ik uw boek moest lezen.  Dat ik uw boek dringend moest lezen.  Dat ik niet meer mocht talmen.  Vele lezers waren mij voorgegaan.  Nu was het mijn beurt.
 
Iedereen leek wel een mening te hebben over uw boek.  Iedereen leek wel uw boek gelezen te hebben.  Ik wou meepraten.  Ik wou mij mengen in de discussie.  Maar dan moest ik het boek lezen.  Zo niet kon ik mij geen oordeel vormen.  Er zijn slechts weinig zaken waarin kennis noodzakelijk is om een mening te mogen ventileren.  Dat merk ik al te vaak.  Tot mijn grote spijt.  Iedereen waant zich een autoriteit op alle gebied en meent vanuit die hoedanigheid ongezouten zijn kritiek te mogen spuwen.  Zonder enige terughoudendheid.  Literatuur vormt hierop gelukkig een uitzondering.  In de wereld van de literatuur geldt nog die gulden stelregel dat zonder te lezen geen oordeel kan gevormd worden.  Toch niet over het eigenlijke boek.  Over de eigenlijke inhoud.
 
Ik ging op reis.  Uw boek ging mee.  Ik had een dun boekje verwacht.  Dat is uw boek niet.  Uw boek is een kanjer van meer dan vierhonderd bladzijden.  Toch ging het boek in mijn handbagage.  Ik nam enkel één koffer mee.  Enkel handbagage.  Dat is goedkoper.  Het zijn moeilijke tijden.  Dan moeten wij uitkijken.  Kijken hoe we op onnodige luxe kunnen besparen.  Uw boek kreeg voorrang op enkele onderbroeken.  Een onderbroek kan al eens gewassen worden.  Kan zo een tweede keer gedragen worden.  Literatuur vraagt offers.  Offers, die ik graag breng.  Enkele onderbroeken bleven thuis.  U reisde mee.  De kracht van het compromis.
 
In vele commentaren had ik gelezen dat uw boek nogal zwaar op de hand was.  Dat bleek nogal mee te vallen.  Toch in den beginne.  Akkoord, veel vreugde valt niet te halen uit uw boek.  Enige liefde lijkt Eva, het hoofdpersonage uit het boek, niet te ervaren.  Haar ouders drinken.  Niet zomaar één glaasje.  Zij drinken zwaar.  Elke dag.  Zelfmoordgedachten worden door de ouders openlijk geuit.  Aan Eva.  Dat legt een zware last op haar schouders.  Zij hunkert naar liefde.  Toch beleeft zij haar liefdes in stilte.  Nooit durft zij haar gevoelens te uiten.  Al te onzeker is zij over haar zelf.  Een verdraaid zelfbeeld.  Daarom blijft zij alleen.  Veroordeeld tot een vriendschap met twee schoolvrienden.
 
Ondanks die zwaarte ervaar ik tegelijk een zekere warmte.  Het kan een contradictie lijken.  Dat is het niet.  Ik zal het u verklaren.  Telkens u mij meenam naar Bovenmeer, reisde ik in mijn hoofd naar Wetteren.  Dat dorp is u heel waarschijnlijk onbekend.  Voor mij is dat dorp mijn roots.  Mijn geboortedorp.  Terwijl ik uw boek lees, herbeleef ik mijn jeugdjaren.  Mijn schooljaren.  Niet integraal.  Dat kan niet.  Dat is onmogelijk.  Wel denk ik aan bepaalde fragmenten.  Aan speelvrienden.  Aan schoolvrienden.  Ik denk aan mijn ouders.  Zij drinken niet.  Zij schenken liefde en warmte.  Heel af en toe schenken zij een pintje.  Die herinneringen doen mij vollopen.  Doen mij beseffen dat ik bevoorrecht was.  Tegenover anderen, die het heel wat minder hadden.  Zoals Eva.  Al die herinneringen doen mij beseffen dat ik een ongeschonden jeugd had.  Voorwaar, een onschatbare rijkdom.  Dat besef ik terwijl ik uw boek lees.
 
Ik voel mij niet schuldig hierover.  Maar dat verandert.  Op het moment dat ik tot de kern van het boek kom.  Tot datgene waarrond het hele boek draait.  Van dat moment af durf ik niet meer naar Wetteren terug te keren.  Door dat ene voorval met Eva raken ook mijn herinneringen aangetast.  Worden ook zij bevuild.
 
Na dat ene moment verandert mijn leeservaring.  Ik lees anders.  Minder vrijblijvend.  Ik lees verzwaard.  Beklemd.  Plots lijk ik beschaamd om die eerdere vrijblijvendheid.  Ik zag het aankomen.  Ik voelde het aankomen.  Toch bleef ik in mijn eigen wereldje.  Net als alle andere personages uit het boek.  Niemand lijkt zich te bekommeren om Eva.  Er zijn pogingen.  Kleine pogingen zonder weinig overtuigingskracht.  Net als ik blijft iedereen passief.  Niemand durft tussenbeide te komen.  Daarom gaat het boek de weg op, die het boek moet opgaan.  Een andere uitweg is niet mogelijk.  Het boek raast in volle vaart zijn niet af te wenden einde tegemoet.  Een afslag is niet meer mogelijk.  Geen enkele vluchtweg.
 
Ik lees de laatste bladzijde.  Ik voel mij vies en vuil.  Ik voel mij schuldig.  Om een niet te verklaren reden.  Ik sla het boek dicht.  Mijn vriendin vraagt of het een goed boek was.  Dat doet zij altijd.  Ik weet niet wat te antwoorden.  Ik aarzel het boek een aanrader te noemen.  Ik aarzel het boek aan te bevelen.  Want dan zou ik Eva dwingen opnieuw dat ene, gruwelijke moment te herbeleven.  Daarvoor wil ik haar behoeden.  Ik wil haar beschermen.  Daarom weet ik dus niet wat te zeggen.  Daarom zwijg ik.  Zucht ik zwaar.
 
Ondanks die stilte schrijf ik u toch deze brief.  Omdat ik u wil danken.  Omdat ik besef dat het boek toch moet gelezen worden.  Omdat ik in het boek een oproep lees.  Een oproep om niet passief te blijven.  Om in te grijpen op momenten dat wij het nodig achten.  Dat wij het juist achten.  Want dat gebeurt nu misschien te weinig.  Omdat wij menen het recht niet te hebben in andermans leven binnen te dringen.  Het recht niet hebben anderen terecht te wijzen.  Daarom zwijgen wij.  Met onherstelbare schade tot gevolg.  
 
Beste Lize, dank voor uw hartverscheurend maar toch mooie boek.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Wim Backx
Gent – Zwijnaarde 
 
PS: Uw boek zal verfilmd worden.  Met Veerle Baetens als regisseur.  Uw boek zal haar regiedebuut worden.  Ik weet niet wat het zal worden.  Toch zeg ik het nu al.  Ik ga niet kijken.  De pijn, die ik voelde bij het lezen van uw boek, wil ik niet nog eens beleven.  Een mens moet zichzelf afschermen van een te veel aan pijn.  Ik zal dus niet gaan.  Met deze weigering spreek ik mij niet uit over de capaciteiten van Veerle Baetens.  Ik geloof in haar.  Want ik besef dat uw boek zich uitzonderlijk leent tot een verfilming.  Het idee van dat ijsblok lijkt weggekaapt uit het ideeënkabinet van Quentin Tarantino.  Het eigenlijke verhaal zou kunnen geschreven zijn door de gebroeders Coen.  De film kan dus een succes worden.  Toch zal ik thuisblijven.  Ik hoop dat u het kan begrijpen.  Dat Veerle het kan begrijpen.

1 opmerking:

  1. Prachtige brief. Maar IK ga wel naar de film kijken, al begrijp ik uw reactie heel goed.Maar het is moeilijk je ogen te sluiten voor wat kinderen soms wordt aangedaan door net die mensen bij wie ze zich veilig zouden moeten voelen... Ik lees nu 'Een klein leven'van Hanya Yanagihara en ook daar kan je je de vraag stellen wat je moet antwoorden op 'Was het een goed boek?' En toch is het een meesterwerk.

    BeantwoordenVerwijderen