Rij, rij, rij. Deze morgen moet
ik aan dat liedje van The Scene denken.
Vandaag gaan wij rijden. Veel en
lang. Bijna zes uur zullen wij onderweg
zijn met de bus. Het wordt geen
rechtstreekse verbinding. Het rijden
wordt afgewisseld met een bezoek aan Nain.
Dat is goed. Dat is nodig. Eentonigheid moet vermeden worden. Die eentonigheid voedt immers de
saaiheid. De juiste remedie hiertegen is
afwisseling. Die afwisseling hebben we
gevonden. We stappen uit in Nain.
We knipperen even met de ogen als wij uitstappen in Nain. Het lijkt wel een slaapstadje. Hier valt helemaal niks te beleven, zou men
kunnen zeggen. Indien buitenaardse wezens
in dit dorpje zouden landen, zouden zij terugkeren met de boodschap dat er geen
leven op aarde is. Of toch, één vreemde
soort zouden zij ontmoeten. De
toerist. De homo turisticus. De Masjed-e Jame werkt als een magneet voor
die ene vreemde soort. Zij worden
aangetrokken door die Vrijdagmoskee. Het
zou één van de oudste moskeeën zijn in Iran.
Die vaststelling noopt tot een bezoek.
Dit moet gezien worden.
De moskee is volledig opgetrokken in steen. Baksteen.
De neiging zou kunnen bestaan te denken dat het allemaal wat gewoontjes
is. Nain bewijst het tegendeel. Hier wordt baksteen tot kunst verheven. De schoonheid van deze moskee schuilt in de
details. In de tierlantijntjes. Zo kijk ik naar die ene minaret. Ik kijk omhoog en besef dat deze voorlopig de
mooiste is die ik zag. Akkoord, wij zijn
nog maar net enkele dagen in Iran. Echt
veel moskeeën hebben we nog niet gezien.
Toch kan ik niet de drang onderdrukken ranglijstjes te maken. In het ranglijstje van mooiste minaretten
komt deze op nummer één. Voorlopig. Ranglijstjes hebben immers die vervelende
bijkomstigheid voortdurend te wijzigen.
De Vrijdagmoskee draagt in zijn naam een misverstand. Misverstanden moeten rechtgezet worden. Daarom krijgen wij van onze lokale gids een
korte bijsturing. De Vrijdagmoskee zou
omwille van zijn naam kunnen doen vermoeden dat de deuren van de moskee enkel
op vrijdag opengezet worden. Voor het
vrijdaggebed. Dat blijkt niet zo te
zijn. Ook op andere dagen is deze moskee
vrij toegankelijk. Op andere dagen doet
de moskee dienst als sociale ontmoetingsplaats.
Op deze plaats kunnen mensen elkaar treffen. Niet enkel op vrijdag, ook op alle andere
dagen van de week. Het misverstand is
uit de wereld geholpen. Voor heel
eventjes.
Na het bezoek aan de moskee zouden wij opnieuw de bus kunnen
opstappen. Een slaapstadje, u weet het
wel. Hier valt niks te beleven, zei ik
al. Toch stappen we niet op. Vanuit de moskee lopen we naar de oude
stad. Die oude stad lijkt koppig. Lijkt maar niet te willen verdwijnen. De oude stad lijkt er alles aan te doen om
zijn geschiedenis toch maar door te geven.
Die stad onthult evenwel niet meteen het volledige verhaal. Enkele restanten, zoals het oude fort, reiken
slechts een vermoeden aan van de grotere geschiedenis. Dat vermoeden creëert een aparte sfeer. Een gezellige charme. Dat vermoeden voedt de zin om het volledige verhaal
te reconstrueren. Dat vermoeden prikkelt
de fantasie.
Geschiedenis mag niet enkel bestaan uit fantasie. Het moet opgebouwd worden uit feiten. Dat lijken de Iraanse overheden te
beseffen. Er wordt volop gerestaureerd. De heropbouw is in volle gang. Het lijkt alsof de stad pas nu de waarde van
haar eigen historie heeft ontdekt. Stilletjes
aan wordt het verhaal groter.
Vollediger.
We hebben de moskee gezien. Wij
hebben de oude stad gezien. Wij zouden
kunnen voorttrekken. Naar Yazd. Toch doen we het niet. We moeten nog even wachten. Een picknick wordt ons voorbereid. Dat aanvaarden wij dankbaar. Brood met groenten, het zou ordinair kunnen
genoemd worden. Toch is het dat
niet. Dit is anders. Alles smaakt net dat ietsje anders. In alles wat we eten, proeven we dat ene
ingrediënt. Dat ene ingrediënt, dat in
België nauwelijks te vinden is. Doorheen
die heerlijke picknick proeven wij vakantie.
Wij smullen. Wij genieten. Dat ene ingrediënt doet wonderen. Ordinair wordt buitengewoon. Picknicken, er bestaan gradaties. Dat hebben we nu kunnen en mogen
ervaren. Pas nu zijn wij klaar om onze
reis voort te zetten. Pas nu.
Het rijden gaat vlotjes. Geen
last van traag tot stilstaand verkeer.
Dat is heel wat anders op het vak van de tegenliggers. Daar gaat het wat moeilijker. Vrachtwagens schuiven traag voorbij. Een slakkengangetje. De nabijheid van Afghanistan en Pakistan kan
een verklaring bieden voor het trage verkeer.
Vanuit die landen zijn de vrachtwagens op weg naar de Perzische
Golf. Iran is beducht voor
smokkelen. Daarom hebben zij op deze
route vier controleposten ingericht.
Controleposten waar gezocht wordt naar smokkelwaar. Naar drugs.
Met snuffelhonden. Iedereen moet
aan de kant. Wij kijken naar die
vrachtwagens. Prijzen ons gelukkig dat
wij rustig kunnen doorrijden.
Filevrij. Jawel, we voelen ons
bevoorrecht.
We komen aan in Yazd. Snel
plaatsen we de koffers op onze kamer.
Geen tijd voor verpozing. Wij
trekken de stad in. Te voet. Voor een eerste verkenningsronde. Een korte kennismaking. Als Hansje en Grietje strooien we onze
steentjes doorheen de stad. Geen
broodkruimels. Wij kennen het
sprookje. Willen niet diezelfde fout
maken. Steentjes dus om morgen
makkelijker onze weg te vinden. We gaan
langs de Masjed-e Jame moskee. Toch gaan
we niet binnen. We gaan langsheen de
bazaar. Toch gaan we niet winkelen. Wij moeten voort. Hebben geen tijd voor dat alles. Die eerste verkenningsronde is niet
vrijblijvend. Die ronde heeft een
doel. Brengt ons ergens heen. We moeten naar zuckhaneh. Dat is onze afspraak. Daarvoor hebben we een kaartje geboekt. Zuckhaneh was mij voordien onbekend. Er wordt mij verteld dat het een oude
Perzische sport is. Het wordt omschreven
als een combinatie van krachtsport en acrobatiek begeleid door zang en
drum. Ik moet hierbij denken aan mijn
wekelijkse conditietraining. Het lijkt
bijna hetzelfde. Of toch niet
helemaal. Want op mijn wekelijkse
conditietraining is er geen voorganger.
Bij mij ontbreekt een voorganger, die de atleten ritmisch begeleidt op
een trom terwijl hij religieuze en heldhaftige verzen citeert.
Wij nemen plaats aan de rand van de verzonken arena. De sporters kiezen hun plaats in die
arena. Bij het betreden raken ze even de
grond aan. Zoals bij een
voetbalwedstrijd. Er wordt gewacht. Er wordt niet meteen gestart. Het verloop van dit sportgebeuren heeft zijn
eigen regels. Die regels moeten gevolgd
worden. De voorganger bepaalt. Er wordt pas gestart als hij inzet. Hij bepaalt het ritme. Nu eens snel.
Dan weer traag. Zijn stem en drum
zijn heer en meester over het gebeuren.
In de arena heerst geen competitie.
Niemand wil de beste zijn.
Iedereen moedigt elkaar aan. Als
er foutjes worden gemaakt, wordt niemand veroordeeld. Integendeel.
Hij krijgt een schouderklopje.
Alsof hiermee lijkt gezegd te worden dat het helemaal niet erg is. Ik zie hoe in dat schouderklopje zalvende
troost wordt geboden. Dit spel
ontroert. Hier komen mannen samen. Om heel even weg te zijn van alles. Om heel even de wereld buiten te
sluiten. Ik meen in deze sport een
zekere religieuze betekenis te mogen lezen.
Een zekere mystiek. Nooit gedacht
dat sport zou kunnen gekoppeld worden aan diepzinnigheid. Maar hier lijk ik dit wel te ervaren. Het is mooi.
Het is ontroerend mooi. Jongeren
en ouderen, samen in een arena. Iedereen
volgt de muziek. Iedereen doet mee. Volgens eigen kracht en vermogen. Niemand wordt afgerekend. Ik voel en zie een grote gelijkheid. Een gelijkheid, die soms ontbreekt in de
grote wereld.
We komen buiten. Diep onder de
indruk. We gaan niet meteen terug naar
het hotel. We moeten de tijd laten om
alles te laten bezinken. Te laten
verankeren. We stappen even naar het
nabijgelegen Meidan-e Amir Chakhmaq. De
place m’as-tu-vu van Yazd. Hier komen de
Iraanse families ’s avonds even uitwaaien.
U kan het vergelijken met het Italiaanse passeggiata. Op dit plein wordt niet zomaar
gewandeld. Op dit plein wordt
gekeken. Wordt bekeken. Dat merken wij al snel. Wij zijn de vreemde eend in de bijt. Al snel worden wij de attractie. Iraniërs stappen op ons af. Gaan met ons op de foto. Soms wordt het iets meer dan een foto. De durvers onder de Iraniërs beginnen met ons
een gesprek. Een korte babbel. Meestal zijn het de kinderen die de vragen
stellen. In het Engels. Zij spelen de rol van tolk. Zij vertalen de vragen van hun ouders. Zij vertalen de antwoorden van ons. Die kinderen zijn de tussenpersoon. In de ogen van de ouders zie ik lichtjes
branden. Lichtjes van fierheid en
trots. Dat hun kinderen voldoende Engels
kunnen om met die rare vreemdelingen een gesprek te voeren.
De voorraad aan babbelwater raakt uitgeput. De gesprekken vallen stil. De camera’s worden weggeborgen. Het plein loopt leeg. De avond valt. Wij houden het voor gezien vandaag. Het is mooi geweest. We gaan naar het hotel. Kruipen in bed. Overpeinzen de dag en dromen van de volgende
dag. Reizen, bestaat er iets
heerlijkers?
Mijn reisverhaal Iran. Dag 5: Yazd.
Te lezen op donderdag 04/10/2018.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten