Vandaag gaan we naar Peterhof.
Het plaatsje, dertig kilometer buiten Sint-Petersburg, is op vele
manieren te bereiken. Met de
draagvleugelboot. Met de trein. Wij doen het nog anders. Wij gaan met de bus. Een beetje gewoontjes. Niks revolutionairs. Gewoon met de bus. Niks meer.
Niks minder.
Sint-Petersburg telt zes miljoen inwoners. Die moeten allemaal te slapen gelegd
worden. Dat dit onmogelijk lukt enkel in
het centrum hadden we al vermoed. Dat
vage vermoeden wordt bevestigd op weg naar Peterhof. Eénmaal buiten het centrum merken we de
woonblokken op. Slaapblokken, zo kunnen
ze ook wel genoemd worden. De
architectuur van deze communistische torens laat zich niet onderscheiden door
veel frivoliteit. De appartementen
werden gemaakt voor datgene wat zij moesten doen. Die huisvestende taak vraagt geen
tierlantijntjes. Eentonige soberheid is
troef in deze wijken. Soberheid, die
gevaarlijk dicht aanleunt bij tristesse.
In het communisme moet weinig levensplezier te vinden zijn. Dat denk ik terwijl wij doorheen deze
troosteloze centra rijden.
Tristesse mag niet al te lang aanhouden. Om te vermijden dat men zelf besmet
raakt. Dat lijken de Russen toch
begrepen te hebben. In de buitenste gordel
rond de stad proberen ze het anders. Nog
altijd zie ik blokken. Toch is er dat
ene verschil. De Chinese bouwheren
trachten wat meer moderniteit in het ontwerp binnen te brengen. Variëren in die moderniteit lijkt nog steeds
een stap te ver. Maar de tristesse van
voorheen lijkt hier toch enigszins te verdampen. Internationale prijzen voor stadsvernieuwing
zullen evenwel niet gewonnen worden. Architecturale
durf en bravoure moeten hier nog aangemoedigd worden. Een mens leeft van hoop. Diezelfde mens kan zich optrekken aan de
wetenschap van Bredero. Het kan
verkeren.
De woonblokken laten we achter ons.
We passeren een ander bijzonder optrekje. De zomerresidentie van Poetin. Dit optrekje zouden we moeten kennen van de
journaals. Hier worden vaak
wereldleiders ontvangen. Diezelfde
wereldleiders verblijven hier ook.
Vakantie en diplomatie lijken hand in hand te gaan op de G7-, G8- en G20
ontmoetingen. Als Rusland aan de beurt
is voor het organiseren van die ontmoetingen, gaat het feestje hier door. Dat heeft zo zijn voordelen. De residentie is bereikbaar via de Finse
Golf. Over het water. De leiders hoeven het verkeer dus niet in de
war te sturen. Ze brengen de wereld al
in de war. Dat is meer dan genoeg. De wereld mag best dol draaien. Dat lijken we gewoon te zijn. Daar hebben we ons al bij neergelegd. Pas als het verkeer uitmondt in chaos, gaan
we ons zorgen maken. Want een
stilstaande wagen in het verkeer lijken we niet te aanvaarden. Een stilstaande wagen lijkt pas echt het
einde van de wereld. Daar kunnen die
wereldleiders best niet aan raken. Over
het water dus, beste heren.
Sommige grasperkjes hebben net dat ietsje meer. Ik denk aan het gras van Wimbledon. Dat gras mocht en mag de grootste
tennisspelers en- speelsters ontvangen.
Die spelers en speelsters mochten op dit gras het beste van hun kunnen
showen. Het gras van Poetins zomerresidentie
kan best wel een concurrent zijn voor het Wimbledon gras in het streven naar de
titel van ‘meest bijzondere meerwaarde’.
Op dit gras heeft Merkel gelopen.
Sarkozy. Bush sr. en jr. Obama.
Misschien moet ik aan onze chauffeur toch even vragen hier halt te
houden. Om mijn geschreven pleidooi voor
een betere wereld persoonlijk in te dienen.
Een naïeve gedachte, ik weet het.
Maar wie niet waagt enzovoort enzoverder…
In een betere wereld lijkt Poetin nauwelijks geïnteresseerd. Zo lijkt het wel. Maar hij staat hierin niet alleen. Andere wereldleiders blijken een even grote
desinteresse te etaleren. Al te zeer
zijn zij in beslag genomen door tactische spelletjes. Verdeel en heers, dat lijkt voor deze
meesterstrategen de grootste betrachting.
Daarvoor moet het idee van een betere wereld even aan de kant.
In de Hermitage dachten we al een hoog aantal bezoekers gezien te
hebben. Maar dat lijkt slechts klein
bier te zijn vergeleken met het Peterhof.
Hier staan we stil aan de ingang.
Hier schuifelen wij voort.
Traag. Heel traag. De processie van Echternach, zo lijkt het
wel. Het grote aantal bezoekers is
buitensporig. Het Russische Versailles
lijkt hierop niet voorzien te zijn. Toen
bestonden nog geen cruiseschepen. Dat is
nu wel wat anders. Vandaag liggen negen
cruiseschepen in de haven van Sint-Petersburg voor anker. Blijkbaar hebben die schepen los van elkaar
beslist vandaag hun lading te droppen aan het Zomerpaleis van Peter de
Grote. Wij zijn hier niet alleen. Geduld, dat zullen we moeten hebben. Met een slakkengangetje wandelen we doorheen
het gerenoveerde paleizencomplex.
Er diende wat gerenoveerd te worden.
De Tweede Wereldoorlog had zijn wrede sporen nagelaten. Vlak voor de terugtrekking van de Duitse
troepen worden vele paleizen opgeblazen.
De wraak van de verliezer, zo kan het misschien genoemd worden. Strijdende partijen maken geen onderscheid
tussen wat cultureel waardevol en minder waardevol is. Oorlog oordeelt niet. Oorlog vernietigt. Doet enkel dat. Cultureel erfgoed is in oorlogstijd van geen
tel. De vernielingszucht is
onpeilbaar. Onmeetbaar.
Onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog, in 1946, werd met de heropbouw
gestart. Als een bewijs van de Russische
veerkracht. De zomerresidentie zal als
een feniks uit zijn as herrijzen. Vele
kunstschatten werden vóór de Duitse inval naar andere plaatsen weggevoerd of
werden begraven in de tuin. Bij de
heropbouw worden die schatten teruggehaald of opgegraven. Wat definitief verloren is, wordt
nagebouwd. Wordt nagemaakt. Volgens de aloude technieken. Een beroep wordt gedaan op het vakmanschap,
dat de Russen in huis hebben. Het
Russische meesterschap kan zich hier botvieren.
Ik zou liegen als ik zou zeggen dat de zomerresidentie van Peter de
Grote mij volledig koud laat. Dat doet
het niet. Ongevoelig blijven bij een
indrukwekkende Troonzaal, Balzaal, Audiëntiezaal of Staatsietrap is bijna
onmogelijk. Daarvoor zijn die zalen te
indrukwekkend. Te imponerend. Toch vraag ik mij voortdurend af of deze
‘replica’ het oorspronkelijke ontwerp zou overtreffen of dat het toch slechts
een magere kopie blijft. Het blijft
gissen. Een antwoord is bijna
onmogelijk. Want wie kan zich het
oorspronkelijke ontwerp nog herinneren.
Wie kan zich dat ontwerp nog voor de geest halen. Niemand, denk ik. Ik troost mij dan maar met de gedachte dat de
‘replica’ het origineel evenaart. Of
toch zeker benadert. Dat is wat ik
denk. Wat ik hoop.
Niet enkel de gebouwen werden gerenoveerd. Ook de tuinen moesten heraangelegd
worden. Want duizenden, eeuwenoude bomen
waren tijdens de oorlog omgekapt. Het
ingenieuze hydrotechnische systeem, dat de vele cascades en fonteinen voedde,
was vernield. Dat alles moest aangepakt
worden. Over een tijdspanne van bijna
vijftien jaar wordt het volledige complex (paleizen én tuinen) in ere
hersteld. Het complex kan weer
schitteren. Kan opnieuw toeristen
ontvangen en hen het bewijs leveren van de Russische grootsheid. Van één van de hoogtepunten uit de Russische
geschiedenis.
Ik wandel doorheen die heraangelegde tuinen. Ik zie bomen.
Bij elkaar geplaatste bomen die al te graag een bos willen zijn. Dat zijn zij niet. Wel hebben ze de ambitie. Maar het net niet halen van die ambitie maakt
deze tuinen bijzonder charmant. Soms
moeten wij niet kijken naar wat wij zien.
Soms moeten wij verder kijken.
Kijken naar wat het zou kunnen zijn.
Wat het zou kunnen worden. Soms
is de intentie of de mogelijkheid veel interessanter dan de realiteit. Dat besef ik in deze tuinen. Ik kijk naar bomen. Ik zie een mogelijk bos.
Zonet had ik geschreven dat ik twijfelde of de replica het origineel
kan evenaren. Die twijfel wordt gevoed
als ik beneden in de tuin sta. Aan de
fontein van Simson. Aan het grote
kanaal. Ik kijk op naar het Paleis. Een prachtig, adembenemend uitzicht. Maar toch is er een smet op dat
uitzicht. Dat uitzicht wordt
aangetast. Door die bladgouden beelden. Het zou kunnen dat ik te kritisch ben. Dat zou kunnen. Toch wil ik het kwijt. Die beelden zijn net iets te proper. Het lijkt onnatuurlijk. Het zou mooier geweest zijn indien de beelden
toch een klein beetje zouden zijn aangetast door de weersomstandigheden. Indien de weergoden reeds hun stempel hadden gedrukt
op deze beelden. Dan pas zou het echt
zijn. Dan pas zou het authentiek
zijn. Nu lijkt het te nieuw. Te afgelikt.
Met die bedenking in mijn hoofd keren wij terug naar
Sint-Petersburg. Om daar tot een
verrassende vaststelling te komen. Wij
blijven nog één nacht in Sint-Petersburg.
Deze morgen hadden we reeds onze koffers gepakt. Wij waren vertrekkensklaar. Maar dat hoeft niet. Wij blijven nog. Opnieuw kunnen we de stad in. Deze avond kunnen we de dingen ontdekken, die
we nog niet hadden gezien. Misschien
toch nog een balletvoorstelling?
Wij konden naar Anna Karenina. Ik
had het boek van Leo Tolstoj nooit gelezen.
Te lijvig. Te dik. Ik ben een luie lezer. Of neen, dat oordeel is te hard. De gedachte dat een te dik boek mij weghoudt
van andere te lezen boeken is ondraaglijk.
Dikke boeken houden mij te lang gegijzeld. Daarom verzaak ik aan te grote formaten. Nu heb ik evenwel de kans om een samenvatting
van het boek te lezen. Via de bewegingen
van ballet. Dansers en danseressen
zullen mij het hele verhaal vertellen.
Helaas. Kaartjes zijn niet meer
beschikbaar.
Wij werken een alternatief plan uit.
Ons ‘plan de campagne’ is snel klaar.
Wij trekken naar de Petrus- en Paulusvesting. Naar de oorsprong van de stad. Naar die plek van waaruit Peter de Grote zijn
stad uitbouwde. Wij kunnen met de metro
naar die plek. Toch doen wij het
niet. Wij gaan te voet. De stad is gemakkelijk ‘bewandelbaar’. Toch het centrum. Alles ligt op loopafstand. Wij gaan de Neva over. Via de Paleisbrug. Langs de Rostra zuilen, de oorspronkelijke
vuurtorens van de stad. Lang blijven wij
hier niet hangen. Wij hebben een
doel. Daar moeten wij heen.
De Petrus- en Pauluskathedraal, de eerste stenen kathedraal van de
stad, kunnen wij niet binnen. Er zijn
festiviteiten aan de gang. Dat is
jammer. Bijzonder jammer. Een laatste groet brengen aan Peter de Grote
kunnen we niet doen. Ook de overige
tsaren en tsarina’s na Peter de Grote kunnen we niet groeten. Het had nochtans gekund want in deze
kathedraal liggen ze allemaal begraven.
Zelfs Nicolaas II, de laatste tsaar van Rusland, werd hier begraven
samen met zijn familie. Dat gebeurde
evenwel pas in 1998. Nadat hun
overblijfselen werden opgegraven bij Jekaterinenburg en naar deze plek werden
overgebracht.
Controverse trekt aan. Maakt
die nieuwsgierigheid wakker. Iedereen
wil dat beeld nu wel zien. Wil die
controverse aanraken. Betasten. Vooral dan die lange vingers. Dat zou geluk brengen. Ik stond ook bij dat beeld. Ik raakte ook die vingers aan. Om zo een extra portie geluk te tanken. Een tikkeltje extra kan nooit kwaad.
Vóór we de vesting binnengingen, zag ik tegenover de ingang het
Artilleriemuseum. Aan de toegang tot dat
museum stonden raketten en allerhande geschut.
Tentoongesteld. Uitgestald. Vanop afstand keek ik naar de redenen van die
gekke wapenwedloop. Ik keek naar de
redenen waarom het Westen meende zich te moeten bewapenen. Het Westen moest gelijke tred houden met het
Oosten. Zo werd het ons toch
verteld. Nucleaire dreiging als
mogelijke afschrikking van de tegenstander.
Bij de toegangspoort tot de vesting keek ik naar de redenen waarom ik
mee stapte in de grote rakettenbetoging.
Vijftien jaar was ik toen.
‘Godverdomme, weg die bommen’, herhaalde ik toen luidop de slogan van de
betoging. Het maakte niet uit van wie de
bommen waren. Aan welke kant de raketten
stonden. Ik voelde gewoon aan dat
kernwapens geen goed idee waren. Mijn
kleine bijdrage heeft niet geholpen. De
raketten werden toch geplaatst.
Kruisraketten kwamen naar Florennes.
Na die ene betoging stapte ik nooit meer mee in een protestmars. Alsof ik het geloof ben verloren in de kracht
van betogen. Ik weet dat het nochtans
noodzakelijk is. Vooral in deze
tijden. Vooral nu. Ik droom van een betere wereld. Van een andere wereld. Ik weet dat het goed staat om tegen globalisering
te pleiten. Ik ben niet tegen
globalisering. Wel ben ik tegen de
manier, waarop die globalisering vandaag wordt ingevuld. Er moet gecorrigeerd worden door een sterke
en aanwezige overheid. Die overheid moet
niet weggeduwd en uitgesloten worden, zoals nu al te vaak gebeurt. Die overheid moet op het voorplan treden om
eindelijk opnieuw de rol van dirigent op zich te nemen. Het verzet van Paul Magnette tegen het CETA-vrijhandelsakkoord
werd weggelachen. Maar hij had
gelijk. Sociale rechten moeten in dat
akkoord ingeschreven staan. Bescherming
van het milieu moet een topprioriteit zijn in dat akkoord. Ik kan doorgaan. Blijven doorgaan. Maar we zijn op vakantie. Rust in mijn hoofd, dat heb ik nodig.
Die rust vind ik in de Petruskerk, een Evangelisch-Lutherse kerk. Er is net een concert begonnen. Een orgelrecital. Wij zetten ons op een bankje. Laten ons volstromen met muziek terwijl wij de
film over Sint-Petersburg even terugspoelen in ons hoofd. De beelden komen voorbij en brengen die
gezochte rust. Kerken kunnen wonderen
doen.
Het had nochtans weinig gescheeld of wij hadden deze kerk nooit
gevonden. Het had weinig gescheeld of
deze kerk was vernietigd. Verdwenen. U hoeft niet vreemd op te kijken. Een gepubliceerde lijst uit 1992 van alle
cultusgebouwen (huiskerken, kloosterbidhuizen, kerkhofkapellen, …) in
Sint-Petersburg vermeldt 56 bewaard gebleven, 331 grotendeels verwoeste en 372
geheel verloren gegane bidhuizen. Het
voortbestaan van deze kerk heeft aan een zijden draadje gehangen. In het Sovjettijdperk werd de kerk ontheiligd
en omgevormd naar een zwembad. Op de
plaats van het altaar kwam een duiktoren.
Pas in 1997 werd de kerk opnieuw ingehuldigd en ingezegend. In die kerk zitten wij vandaag. In die kerk komen wij vandaag tot rust. Opnieuw kunnen wij kijken naar een
altaar. De herinneringen aan een
duiktoren zijn weg. De heerlijke muziek
verdrijft de herinneringen aan die wrede geschiedenis. Bijna dommelen wij in.
Het is onze laatste dag in Sint-Petersburg. Onze laatste avond. Nog een laatste keer passeren wij voorbij de
synagoge. Op weg naar ons hotel. Een laatste keer houden wij halt. Een laatste keer vragen we of we binnen
mogen. Dat doen we nu de derde keer op
rij. Elke avond passeerden wij. Elke avond vroegen wij om binnen te
mogen. De man, die aan de ingang waakt,
moet ons intussen wel kennen. Dat blijkt
nochtans niet uit zijn kordate weigering.
Geen glimlach. Enkel een nors
hoofdschuddende weigering. Derde keer,
goede keer? Ditmaal niet. Helaas.
Mijn reisverhaal Rusland. Dag 5: Sint-Petersburg – Novgorod. Te lezen op donderdag
28/09/2017.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten