Beste Josse,
Terwijl ik naar de voorstelling in de Gentse Minard fietste, vroeg ik
mijzelf of ik helden had. Of ik ooit
helden had gehad. Ik moest even
nadenken. Jawel, fietsen en nadenken, ik
kan het combineren. Ik dacht en
trapte. Jawel, ik had helden. Agnetha en Frida. De blonde en de zwarte van Abba. Lange tijd waren zij mijn helden. U zal opwerpen dat ik een verkeerde
woordkeuze hanteer. Dat ik helden verwar
met idolen. Dat is niet zo. Zij waren mijn helden. Punt aan de lijn. Helaas, ik werd groter. De dames werden ouder. Hun heldendom verwaterde. Dat verwateren merkte u het best op aan de
muren van mijn slaapkamer. Posters
verdwenen van de muren. Ik werd
heldenloos. Heb ik dan werkelijk geen
helden meer? Opnieuw dacht ik na. Terwijl
ik verder bleef trappen. Ik kwam uit bij
Nelson Mandela. Ik las zijn
autobiografie, De lange weg naar de vrijheid.
Na het lezen van dat boek wist ik het.
Ik had mijn nieuwe held gevonden.
Zijn dood veranderde niks aan zijn heldenstatus. Hij blijft mijn held.
Helden? Het blijft een vreemde term.
Over dat ene woord werden grote theorieën geschreven. Grote denkers bogen zich over het
fenomeen. Volgens Schopenhauer zou een
held iemand zijn die plots, in dramatische omstandigheden, tot het inzicht komt
dat alles één en hetzelfde leven is. Dat
inzicht zou aanzetten tot handelen. Zou
aanzetten tot de uiteindelijke heldendaad.
Dat is de theorie. Zoals altijd
kan die verschillen van de praktijk.
Die eervolle titel van held eigent men zichzelf niet toe. Die wordt toegekend. Door anderen.
Door buitenstaanders. Door de
omstandigheden. Soms gebeurt het meteen
na de feiten. Soms moet eerst de
geschiedenis oordelen. Afstand kan
helderheid brengen. Die helderheid kan
van een verrader toch een held maken.
Kan van een slechte moeder toch een heldin maken. Andere tijden, andere zienswijzen. Dat alles is mogelijk. Maar het kan ook andersom. Een held kan gedegradeerd worden. Een held/oorlogsveteraan kan een moordenaar
worden. Verliest met die daad zijn
heldenstatus. Vorige heldendaden zijn
dan van geen tel. Medailles verliezen
hun waarde. De eigenlijke held heeft in
al die verhalen geen enkel aandeel. Hij
of zij wordt niet gehoord. Anderen
oordelen. Tegen het oordeel van de jury
is geen beroep mogelijk. De held staat
er bij en kijkt er naar.
From hero to
zero. From zero to hero. Ik heb het dan niet over die niet
gerealiseerde film van Jean-Marie Pfaff. Ik heb het over die slingerbeweging. In uw monoloog haalt u voorbeelden aan. Het langst blijft u evenwel stilstaan bij dat
ene, specifieke geval. Een man faalt in
het verwerven van de heldenstatus. Hij
blijft aan de kant staan. Kiest niet te
handelen. Met die keuze laat hij een
meisje sterven door verdrinking. Hij
springt het water niet in. Met dat ene
voorbeeld laat u zien wat telkens weer moet gebeuren. Er moet gekozen worden. In een fractie van een seconde moet beslist
worden. Telkens weer kan het twee kanten
uit. Er kan gehandeld worden. Er kan weggekeken worden. De factoren, die invloed hebben op de
beslissing, zijn onbekend. Kunnen
variëren. Slechts één ding staat
vast. Met de gemaakte keuze zal de
betrokkene verder moeten.
De betrokkene blijft aan de kant.
Hij faalt in het verworden tot een held.
Hem veroordelen zou gemakkelijk zijn.
Wij zouden hem een lafaard kunnen noemen. Nochtans, dat is hij niet. Toch niet als wij het verhaal horen van het
slachtoffer. Van het overleden
meisje. Zij is dankbaar. Dankbaar dat zij deze wereld kan
verlaten. Dankbaar dat hij niet
ingreep. Dat hij aan de kant bleef
toekijken. Voor dat ene meisje is hij
een held. Omdat hij het aandurft niet te
handelen. Maar wij, die moeten oordelen,
horen die stem niet. Op basis van een
onvolledig relaas zullen wij oordelen.
Dat oordeel zal negatief zijn voor die ene man. Neen, hij zal geen held worden. Niet in onze ogen.
U brengt ons terug naar dat ene moment. Op dat jaagpad langs de rivier vertelt u het
verhaal. De vogeltjes fluiten. Dat horen wij. Het water glinstert in de zon. Dat zien wij.
Daar, aan het water, start u met uw getuigenis. Met uw verhaal. U blijft niet enkel bij uw verhaal. U waaiert uit. Belicht het heldendom in al zijn
facetten. Maar dat gebeurt niet zomaar. U start aarzelend. Nog steeds worstelt u met wat gebeurde. Nog steeds worstelt u met uw keuze.
Wanneer is iemand een held? Wanneer wordt iemand een held. Ik moet denken aan een gelijkaardige
discussie. Wanneer is iemand een
terrorist? Wanneer is iemand een vrijheidsstrijder? Ook in deze discussie beslissen
anderen. Ook in deze discussie oordelen
anderen. Ik moet denken aan mijn held,
Nelson Mandela. Wanneer werd de
terrorist een vrijheidsstrijder? Met uw monoloog toont u aan dat een held heel
vaak eenzelfde parcours moet afleggen.
Beste Josse. Bijna zou ik
zeggen dat u mijn held bent. Misschien
zijn dit te grote woorden. Ik zou kunnen
zeggen dat u mijn idool bent. Maar
cultuur en idolatrie kunnen en mogen niet samengaan. Wat ik wel kan zeggen, zonder dat ik ook maar
één woord moet terugnemen: u bent een rasacteur. U bezorgde mij een fantastisch mooie
avond. U praatte. U declameerde. Bijna zong u.
U sprak ritmisch. Uw tekst werd
een muziekstuk. Beste Josse. Ik wil u danken voor deze heerlijke,
literaire trip. Ik heb genoten.
Met vriendelijke groeten.
Speellijst:
Muziektheater Lod – De Helden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten