maandag 18 april 2016

Mijn reisverhaal Myanmar. Dag 21: Mandalay - Bangkok - Abu Dhabi - Brussel. Het einde. Mijn besluit.

’t Is gedaan.  ’t Is voorbij.  ’t Is over.  ’t Zit erop.  Wij gaan naar huis.  Wij vertrekken.  Wij moeten naar het vliegveld.  Het doet vreemd aan.  Drie weken lang hebben wij door het land gezworven.  Door het land getrokken.  Nu wij vertrekken, lijkt het land ons te ontglippen.  Alles wat wij zien, lijkt vager.  Lijkt minder scherp.  Alsof we niet meer hoeven te observeren.  Alsof we niet meer hoeven waar te nemen.
 
We stappen de bus op.  Gaan op weg naar het vliegveld.  Met die ene beweging gebeurt dat onvermijdelijke.  Wij gaan over van de tegenwoordige naar de verleden tijd.  Dat is wat gebeurt.  Voortaan zullen wij in de verleden tijd praten over Myanmar.  Myanmar verhuist van de tastbare realiteit naar die ene archiefkast.  De archiefkast van de herinneringen.  In die kast wordt alles bewaard.  Hopelijk heel netjes.  Hopelijk niet chaotisch.  Zodat die herinneringen gemakkelijk kunnen teruggehaald worden.  Want dat is wat ik nu al weet.  Op die bus weet ik al dat ik momenten zal terughalen.  Kleine verhalen.  Grote avonturen.  Snelle, korte flitsen.
 
Ooit zong iemand dat een land pas bestaat als je er bent geweest.  Ik denk dat het Andrea Bocelli was.  Die man zong die wijze woorden.  Ik denk aan die woorden terwijl ik op de terugweg ben.  Ik heb gedroomd van Myanmar.  Ik heb gefantaseerd over Myanmar.  Nu droom ik niet meer.  Nu fantaseer ik niet meer.  Want nu weet ik.  Nu heb ik het land ervaren.  Weg is de droom.  Weg is de fantasie.  In de plaats treedt mijn eigen interpretatie van het land.  Mijn eigen verhaal.  Ik ben in Myanmar geweest.  Het land bestaat.
 
Op het vliegtuig doe ik die ene oefening.  Ik denk terug.  Ik recapituleer.  Ik doe een poging mij alles te herinneren.  De uitstappen.  De ontmoetingen.  Ik zet alles op een rijtje.  Ik keer terug.  Herbeleef elke dag.  Heel kort.  Want ik wil rekenschap geven.  Ik wil het antwoord vinden op die ene vraag.  Die ene vraag, die mij bij thuiskomst herhaaldelijk zal gesteld worden.  Familie en vrienden zullen mij vragen of het de moeite was.  Of het een aanrader was.  Die vraag zal komen.  Dat weet ik.  Ik wil voorbereid zijn.  Daarom reis ik even terug.  Toch in mijn hoofd.
 
Was het de moeite? Ik aarzel.  Ik twijfel.  Ik kan niet onmiddellijk antwoorden.  Mijn antwoord blijft uit omdat ik ga vergelijken.  Omdat ik vergelijk met andere landen, die ik al bereisd heb.  Die vergelijking doet mij aarzelen.  Want ik heb al mooiere landschappen gezien.  Ik heb al spectaculairdere monumenten gezien.  Ik heb al indrukwekkendere sites gezien.  Ik weet het, dit klinkt verwend.  Verwaand.  Maar dit is de aard van het beestje.  Mensen willen continu vergelijken.  Soms organiseren zij daar zelfs kampioenschappen voor.  Wie is de snelste? De mooiste? De grootste? De verstandigste? De kleinste? We kunnen er dus niet onderuit.  Toch valt die eerlijkheid mij moeilijk.  Tegenover Myanmar.  Want ik wil het land niet kwetsen.  Ik wil zijn bevolking niet bruuskeren.  Daarom blijft het even stil als ik mij in mijn hoofd die ene vraag stel.
 
Ik herhaal mijn vraag.  Was het de moeite? Ik ben geneigd bevestigend te antwoorden op deze vraag.  Reizen loont altijd de moeite.  Ongeacht de bestemming.  De koffers pakken en de deur achter zich dichttrekken, dat alleen al is meer dan de moeite.  Maar ik erken dat met dit antwoord niemand het vliegtuig zal nemen naar Myanmar.  Dat antwoord is onvoldoende wervend.  Te vrijblijvend.  Daarmee zal het niet lukken.
 
Ik denk.  Ik denk.  Ik denk.  Dan weet ik het.  Myanmar is zeker en vast de moeite.  Omwille van de Myanmarezen zelf.  De bevolking is misschien wel het mooiste wat het land te bieden heeft.  Hun warme spontaniteit en natuurlijke vriendelijkheid zijn onovertroffen.  Bijna zou ik zeggen dat het uniek is.  Ik zit op het vliegtuig en denk terug aan die vele ontmoetingen.  Ik denk terug aan die warmte.  Aan de eerlijke interesse in ons.  Aan hun nieuwsgierigheid.  Aan hun uitnodigend enthousiasme.  Ik denk aan onze gesprekken.  Vele gesprekken.  Mijn hart loopt vol.  Tranen springen in mijn ogen.  Opnieuw word ik ontroerd.  Myanmar is mooi.  Omwille van de mensen.  Zij schenken hun land dat wervende karakter.  Dat wervende karakter dat reizigers naar Myanmar moet lokken.
 
Bovendien is Myanmar authentiek.  Ongerept.  Onbezoedeld.  Nog niet ‘vervuild’ door de gewoontes en eisen van het massatoerisme.  Het land is echt.  Lijkt voorlopig nog geen toegevingen te doen aan het toerisme.  Alles staat nog in zijn kinderschoenen.  Niks lijkt optimaal georganiseerd.  Het voelt amateuristisch aan.  Maar net daarin schuilt de charme.  Zal dat nog lang zo blijven? Ik weet het niet.  Ik hoop het.
 
Myanmar heeft Bagan.  Myanmar heeft de Gouden Rotspagode.  Myanmar heeft de U Beinbrug.  Heeft al die minder gekende, mooie plekken.  Dat zijn allemaal redenen waarom u naar Myanmar zou kunnen trekken.  Maar al die sites zijn niet de belangrijkste redenen.  De belangrijkste drijfveer waarom iemand naar dat land zou kunnen reizen zijn het land zelf en zijn fantastische bevolking.
 
Myanmar.  Moet u het zien? Jawel.  Zeer zeker.  Ik ben er geweest.  In mijn hoofd zitten vele herinneringen.  Eén iets hebben zij gemeenschappelijk.  Dat is die intense warmte.  Die intense menselijke warmte.  Dat zal ik missen.  Daaraan zal ik vaak terugdenken.  Daarom zou ik kunnen huilen.  Het land heeft mij geraakt.  Diep geraakt.  Meer nog dan andere bestemmingen dat ooit hebben kunnen doen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten