Ai, ai, ai, … ’s Morgens word ik wakker met een houten kop. Neen, ik heb geen kater. Laat mij hierover duidelijk zijn. Ik ben een brave jongen. Ik laat mij weleens verleiden tot alcohol
maar ik heb mate. Toch meestal. Ik heb dus geen kater. Wel heb ik een houten kop. Omdat ik besef dat dit onze laatste dag wordt
in Myanmar. Dat doet pijn. Veel pijn.
Wij ontbijten. Hoog boven in
het hotel. We kijken uit over
Mandalay. Of toch over een deel van
Mandalay. Een klein deeltje. Maar zelfs in dat kleine deeltje zien wij de
stad ontwaken. Zien wij de inwoners aan
hun dag beginnen. Zelf aan de rand staan
en dat zachte, ochtendlijke begin gadeslaan is een heerlijk gevoel. Voor heel eventjes beseffen wij niet te
hoeven meelopen in die doldraaiende, dagelijkse race. Wij zijn op vakantie. Dan schakelen we een versnelling lager. Zelfs enkele versnellingen lager.
Beneden in de straat lopen monniken.
Net begonnen aan hun dagelijkse bedeltocht. Bedelen zou ik het niet noemen. Schooien, zo zou ik het eerder
omschrijven. Alle deuren aflopen, overal
aanbellen of aankloppen. Wij ontbijten
en zien het gebeuren. Ik moet denken aan
de getuigen van Jehova. Zij doen net
hetzelfde. Met dat ene verschil dat zij
niet dagelijks aan de deur staan. Ik zou
ook kunnen denken aan de maffia. Dat zou
ik kunnen doen als ik die monniken in winkels zie binnengaan. Eenzelfde werkwijze als de maffia. De maffia eist geld in ruil voor
bescherming. De monniken doen eenzelfde
ruil. Terwijl de Italiaanse winkelier
hoopt met rust gelaten te worden in ruil voor geld, hoopt de Birmese winkelier
de gunst van Boeddha af te kopen via een geldelijke bijdrage of een portie
rijst. Mag ik deze parallel trekken? Mag
ik deze gelijkenis maken? Of is het nog te vroeg op de morgen om dergelijke
vragen toe te laten? Ik laat die vragen toe.
Met die vragen dringt twijfel binnen.
Twijfel over het verheffende, positieve karakter van het boeddhisme. Of kijk ik toch te veel doorheen een westerse
bril?
Onze laatste dag in Myanmar. In
Mandalay. Hebben wij alles gezien in
deze stad? Kunnen wij kiezen voor een rustig dagje in het hotel? Hoeven we nog
buiten te komen? Wij zouden het kunnen denken als wij terugblikken op de
voorbije, drukke dagen in Mandalay. Toch
is er dat ene nog. Dat ene, dat wij nog
echt moeten zien. Wij moeten de stad nog
in. Om kennis te maken. Om de eigenlijke stad te ontdekken. Want dat hebben we nog niet gedaan. Dat zullen wij vandaag goedmaken. Dat foutje zullen wij vandaag rechtzetten.
We beginnen aan de Zeigyo markt.
Dit is een modern warenhuis. Het
belangrijkste winkelcentrum van Mandalay.
Elke mogelijke vergelijking met een Europees grootwarenhuis is
onterecht. Vergelijken kan niet. Omdat deze markt uniek is. Terwijl in de Europese warenhuizen ordelijke
netheid regeert, heerst hier op deze markt een chaotische gekte. Maar die gekte maakt niet ziek. Integendeel.
Dit is een gezonde gekte. Een
gezonde vrolijkheid. Eddy Wally zou
zeggen dat het geweldig is. Dat alles
hier geweldig is. Dat is ook zo. Hier is het heerlijk om te vertoeven. Om in rond te dwalen. Om de weg kwijt te raken en opnieuw die
juiste weg te vinden.
Even buiten de Zeigyo markt passeren wij een private high school. Jongens in hun nette schooluniform staan aan
de poort. Net toegekomen met een
busje. Wij trachten een gesprek aan te
knopen met die jongens. Benieuwd als wij
zijn naar het Birmese schoolsysteem. Wij
hebben al gezien dat vele schoolboeken in het Engels zijn opgesteld. Dan moeten die jongens toch Engels
praten. Dat denken wij. Maar alles blijkt moeilijker dan wij hadden
verwacht. Op onze vraag wie het best
Engels praat, wordt één iemand naar voor geschoven. De slimste van de klas? Of de meest vlotte
jongen? Wij stellen vele vragen. Maar het enige antwoord, dat wij op onze vele
vragen krijgen, is ‘yes’. Niks
meer. Enkel ‘yes’. En daarbovenop veel verlegen gegiechel. Wij worden niks wijzer. Het Birmese schoolsysteem blijft één groot
mysterie. Toch hopen we op antwoorden
als wat later de leerkrachten arriveren.
Nu zullen wij antwoorden krijgen, denken wij. Maar alweer blijft het stil. Zelfs de leerkrachten lijken de taal van
Shakespeare niet machtig te zijn. Ook
zij stotteren en stamelen. Ik begrijp
het niet. De taal van het onderwijs is
Engels. Maar niemand die het
spreekt. Alle leerboeken in het Engels
opgesteld maar niemand die het begrijpt.
Rare jongens, die Birmezen.
Enkele dagen terug las ik in de krant een artikel over de Birmese
leerkrachten. Leerkrachten zijn
ambtenaren en verdienen ongeveer honderd euro per maand. Dat is alles.
Voor hen geen extra voordelen.
Terwijl andere ambtenaren soms aanspraak kunnen maken op gratis
huisvesting, kunnen de leerkrachten dat niet.
Zij gaan daarom op zoek naar andere mogelijkheden om hun spaarpotje te
spijzen. Andere, minder legale
mogelijkheden. Leerkrachten laten zich
omkopen. In ruil voor positieve
studieresultaten. Corruptie is
wijdverspreid in het Birmese onderwijs.
Pogingen worden ondernomen om dit tegen te gaan. Maar de lonen blijven laag. Corruptie blijft dus voortwoekeren. Studieresultaten blijven gekocht worden. Tot spijt van wie het benijdt. Tot spijt bij degene, die hoopt op een
eerlijk systeem.
Wij nemen afscheid van de studerende jeugd. Trekken verder doorheen de stad. Op weg naar Diamond Plaza, één van de grotere
shoppingcenters, passeren wij aan het spoorwegstation. Wij wandelen doorheen een verpauperde buurt. Weg is alle luxe. Hier heerst enkel armoede. Miserie.
Wij zien krotten, die de naam huis niet waard zijn. Bouwvallige constructies. Over badkamers lijken die krotten niet te
beschikken. Dat blijkt al snel. Zich wassen gebeurt aan een
gemeenschappelijke waterput. Wij zien
het. Wij zijn getuige. Ik dacht dat wij in de stad waren. Deze buurt doet mij twijfelen. Wat een tegenstelling. Even verderop ligt het shoppingcenter. Waar brillen van Ray Ban worden
verkocht. Honderd euro voor één
brilletje. Wat een wrede wereld, denk
ik. Wat een ongelijke wereld, denk
ik. Mandalay toont zijn ware
gelaat. De maskers vallen af.
De voorbije dagen hadden wij het bijna elke dag gedaan. Onze schoenen en kousen uittrekken. Vandaag waren wij het niet van plan. Deze keer zouden wij onze schoenen en kousen
aanhouden. Dat dachten wij. Wij gingen geen stoepa’s zien. Geen Boeddha’s. Toch doen wij het. Wij gaan langs in een schoonheidssalon. Voor een pedicure. Onze voeten moeten verwend worden. De voorbije weken hebben ze heel wat te
lijden gehad. Op blote voeten op
audiëntie bij Boeddha. Elke keer
weer. Geen enkele uitzondering. Niet altijd op de meest propere vloeren. Dan mag verwennerij wel eens. Dat denken wij toch. Dat doen wij toch. Nu, op deze laatste dag, mogen onze voeten
zich even ontspannen. Terwijl mijn
voeten ingewreven worden met allerhande zalfjes lees ik de krant. Ik lees over de vredesgesprekken terwijl mijn
voeten gemasseerd en gescrubd worden. Ik
lees over een mogelijke wapenstilstand.
Met daarin een stappenplan naar vrede.
Pas nu lees ik dat niet alle gewapende groepen het akkoord ondertekend
hebben. Dit zal één van de uitdagingen
zijn voor de nieuwe regering. De
pacificatie van Myanmar is nog niet voltooid.
Er is nog werk aan de winkel. Maar
ik laat het niet aan mijn hart komen. Ik
geniet van die verwennerij.
Er wordt mij een koffie aangeboden.
Ik aanvaard. Een koffie en de
krant, kan het nog beter? De klant blijkt hier toch koning te zijn. Het is de laatste dag. Toch blijf ik lezen over dit verbluffende
land. Dit verbazende land. Ik wil zo veel mogelijk informatie
verzamelen. Gebeten om te weten. Dat was vroeger ooit de slogan van een
krant. Ik ben nu gebeten. Gebeten om zo veel mogelijk te weten. Ik verbroeder dus niet met de dame, die mijn
voeten verwent. Dat doe ik niet. Waardoor ik heel misschien een beetje
asociaal ben. Een gesprek uit de weg
gaan, het oogt niet mooi. Ik verberg mij
achter de krant. Lees over het moeilijke
gevecht tegen de betelnoot. In Myanmar
wordt deze noot vaak gekauwd. Op grote
schaal. Iedereen lijkt het wel te
doen. De noot wordt in kleine brokjes
gehakt en ingepakt in een stuk betelblad.
Vervolgens wordt het vermengd met wat ongebluste kalk, kruidnagel en
pruimtabak. Nu kan het kauwen
beginnen. Bij het mengen ontstaat een
rode pasta die het speeksel vuurrood kleurt.
Dat kauwen kan best wel een tijdje doorgaan maar aan het eind van de rit
worden de smakeloos geworden resten uitgespuwd.
Lukraak. Op elk moment. Ongeacht de plaats. Die uitgespuwde resten laten rode plekken
achter op de grond. Daarom dat de
overheid ingrijpt. Of tracht in te
grijpen. De strijd tegen de betelnoot is
moeilijk.
Er werd geprobeerd de spuwers te beboeten. Tot 150.000 kyat of zelfs één jaar
opsluiting. De dader moest evenwel op
heterdaad betrapt worden. Net daar wringt
het schoentje. Want waar is de politie?
Op de luchthaven zag ik enkele agenten.
In Mandalay op enkele kruispunten.
Om het verkeer te regelen. Dat
was het zo wat. Meer niet. Verder zag ik geen enkele. Myanmar wordt wel het veiligste land ter wereld
genoemd. Misschien maakt die titel
politie overbodig. Het zou kunnen. Feit blijft dat het spuwen aanhoudt.
Andere pogingen werden ondernomen.
Aan busstations en op kruispunten werden zandbakken geplaatst. Bedoeling was dat deze zandbakjes vergaarbakken
zouden worden van uitgespuwde betelnoot.
Het plan mislukte. Een nieuw plan
werd uitgedokterd. Herbruikbare zakjes
werden onder de bevolking uitgedeeld.
Hierin kon het spuugsel verzameld worden. Die zakjes werden voor alles en nog wat
gebruikt. Maar niet voor de betelnoot.
Myanmar blijft maar doorspuwen.
Misschien moet het land de Olympische Spelen organiseren. In China waren die Spelen immers de perfecte
aanzet om het probleem van spuwen nationaal aan te pakken en te bannen. De campagne had succes. Het plan werkte. Misschien dat daarin dus een oplossing kan
gevonden worden.
Mijn krant is uit. Net als deze
dag bijna uit is. Mijn voetjes zijn
gedaan. Net als deze dag bijna gedaan is. Maar wij gaan niet huilen. We laten onszelf niet toe emotioneel te
worden. Dat kan morgen nog. Morgen kunnen we nog een potje huilen. Vanavond niet. Vanavond gaan we er nog voluit voor. We gaan nog heel even naar een
massagesalon. Dat lijkt ons een mooi
afscheid. Een juist afscheid. Nog heel even genieten. Op onze laatste avond.
Mijn reisverhaal Myanmar. Dag 21: Mandalay – Bangkok – Abu Dhabi -
Brussel. Het besluit. Te lezen op maandag 18 april.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten