dinsdag 4 december 2018

Mijn reisverhaal Iran. Dag 14: Teheran.

Onze laatste dag in Iran.  Wij reizen nu al veertien dagen rond in Iran en we hebben nog altijd niks gezien van de sjah.  Wel al veel gehoord.  Maar nog niks gezien.  We beginnen ons de vraag te stellen of deze echt wel geleefd heeft in Iran.  Bijna beginnen we te geloven dat de man een stripfiguur is.  Een romanfiguur.  Bijna beginnen we te geloven dat de man nooit bestaan heeft.  Dat hij slechts een verzinsel is.  Het wordt dus hoogtijd dat we tastbare bewijzen zien van zijn bestaan.  De Ongelovige Thomas moet kunnen zien.  Moet kunnen voelen.  Pas dan zal hij geloven.
 
In Teheran zelf zijn er voldoende bewijzen te vinden.  Vandaag trekken wij naar één overtuigend bewijs, de zomerresidentie van de vroegere sjahs.  Bij zomerresidentie zou je kunnen denken aan één optrekje.  Weliswaar een ruim optrekje maar toch slechts één.  De familie Pahlavi lijkt dat ene woord toch enigszins anders in te vullen.  Hun zomerresidentie blijkt een paleizencomplex te zijn.  In een uitgestrekt park van 110 hectare liggen achttien paleizen.
 
Terwijl de zomerresidentie vroeger buiten de stadsgrenzen lag, is het nu opgeslokt door de stad.  Dat kan moeilijk anders.  Teheran telt ongeveer dertien miljoen inwoners.  Bijna één op zes Iraniërs woont in Teheran.  Dat op zich is al heel wat.  Maar de hoofdstad trekt ook arbeiders en bedienden aan.  Op werkdagen stromen nog eens anderhalf tot twee miljoen werkmensen de stad binnen.  Het spreekt voor zich dat de oude stadsgrenzen steeds maar verder uitdijden.  Een stad is continu in beweging.  Stilstaan is achteruitgaan, moet een mens dan maar denken.
 


Een bezoek aan het immense paleizencomplex veronderstelt het maken van keuzes.  Op één dag alle paleizen bezichtigen, lijkt een onmogelijke opdracht.  We moeten kiezen.  Dat doen we ook.  Wij zullen ons beperken tot het Paleis der Natie en het Groene Paleis.  Het Paleis der Natie of het Witte Paleis was de laatste zomerresidentie van de sjah.  Ik zou u kunnen vermaken met lange uitweidingen over de grote luxe in beide paleizen.  Want die is aanwezig.  In overvloed.  Toch doe ik het niet.  Liever wil ik het hebben over één enkele verzuchting van de gids.  Terwijl wij aan de slaapkamer staan van Farah Diba, de weduwe van de laatste sjah, oppert hij stilletjes dat de jongeren terugverlangen naar de tijden van de sjah.  Zij willen de monarchie terug.  De godsdienstige leiders moeten aan de kant geschoven worden.  De jeugd snakt naar economisch meer rooskleurige tijden.  Zoals ten tijde van de sjah.  Toen was het goed.  Maar wat dan met die exuberante rijkdom? Was die ongelijkheid niet aanstootgevend? Jawel maar toch is er nauwelijks verschil met die vroegere tijden.  Wat betreft die rijkdom is er niet zoveel veranderd.  Terwijl de sjah graag uitpakte met zijn rijkdom, verschuilt men zich vandaag achter een sobere façade terwijl de rijkdom zich achter de gevel opstapelt.  Onzichtbaar voor het oog van de burger.  Wat niet weet, wat niet deert.  Dat denken de huidige machthebbers.
 
 
Wij moeten voort.  Verder.  Naar het Golestanpaleizencomplex.  Alweer een bewijs van weelde en overdaad.  Ook in dit complex moeten keuzes gemaakt worden.  Twaalf musea kunnen bezocht worden.  Dat doen wij niet.  Wij kiezen er voor slechts één paleis binnen te gaan.  Het Ontvangstpaleis met de Spiegelzaal.  Die Spiegelzaal lijkt wel een suikertaart.  Een bruidstaart.  Blauw met wit.  De overdadige, weelderige kitsch springt in het oog.  Er kan niet naast gekeken worden.  Het slaat je recht in het gezicht.  Terwijl ik in deze zaal rondloop, moet ik terugdenken aan het mausoleum van Khomeini.  Ik kijk nu met andere ogen naar dat mausoleum.  Ik meen het begrepen te hebben.  Die hang naar decorum blijkt een Iraans gegeven te zijn.  Elke machthebber wil zijn visitekaartje voorleggen.  Elke machthebber wil dan toch weer de grootste hebben.  
 
 

 



 

 
Nog één ding hebben we te zien.  Nog één ding moeten we zien.  Het Nationaal Museum.  Vele dingen mogen we hier aanschouwen.  Netjes uitgestald.  Dingen uit verschillende historische periodes.  Mijn oog blijft niet hangen bij die enkele eyecatchers.  Daaraan ga ik voorbij.  Of blijf ik niet te lang stilstaan.  Een cultuurbarbaar? Dat verwijt zou u mij kunnen maken.  Toch is het dat niet.  Ik pleit verzachtende omstandigheden.  Ik heb Persepolis gezien.  Daaraan kan niks tippen.  In de collectie van het Nationaal Museum zijn het eerder twee potjes, die mijn aandacht trekken.  Twee kleine potjes. 
 
Er is dat ene potje met daarop een tekening.  Een geit of een gazelle.  Als we dat potje laten draaien, lijkt het alsof het diertje springt.  Dit moet het eerste animatiefilmpje zijn uit de geschiedenis.  Die verdomde Iraniërs.  Polo hebben zij uitgevonden.  Badhuizen hebben zij uitgevonden.  Nu blijken zij ook de animatiefilm uitgevonden te hebben.  Walt Disney blijkt dan toch maar gewoon wat na te apen.
 
Een ander potje kan ook op mijn sympathie rekenen.  Omwille van dat verhaal, dat eraan gekoppeld is.  Het potje zou bedoeld zijn om de tranen van de vrouw op te vangen, die huilde als haar man weg was.  Weg om oorlog te voeren.  Weg om zaken te doen.  Om haar liefde te bewijzen, kon zij bij terugkomst van haar man het volgehuilde potje tonen.  Zo kon de man zien hoe hard hij gemist werd.  Of niet gemist werd.  Plots krijgt die uitdrukking ‘een potje janken’ een heel andere invulling.
 
 
Gisteren stonden we aan de muren.  Vandaag kunnen wij binnengaan.  De Amerikaanse ambassade in Teheran.  Als een hond van Pavlov denk ik onmiddellijk aan het gijzelingsdrama.  Ik was elf jaar toen.  Toch herinner ik mij die beelden nog.  Toen begreep ik het niet echt.  De Verenigde Staten waren toch de vriend van iedereen.  Ik leek niet te begrijpen waarom ook maar iemand boos kon zijn op Amerika.  Nu ben ik wat groter.  Wat ouder.  Begrip sijpelt binnen.  
 
 
In Iran heerste er heel wat ongenoegen over de Amerikaanse invloed in Iran.  In 1953 had de Amerikaanse CIA via een militaire coup de democratisch gekozen premier Mohammad Mossadeq afgezet.  Aan de kant geschoven.  De Amerikanen hadden sjah Mohammad Reza Pahlavi aan de macht gebracht.  Met de Iraanse Revolutie vreesden velen dat de Amerikanen opnieuw zouden interveniëren om ayatollah Khomeini opzij te zetten en hun ‘mannetje’ opnieuw in positie te brengen.  Bovendien was de sjah naar de Verenigde Staten gevlucht om zich daar te laten behandelen voor kanker.  De Iraanse vraag tot uitlevering van de sjah om hem in Iran te laten terechtstaan voor misdaden begaan tijdens zijn bewind werd niet gehonoreerd.  Dit alles zette kwaad bloed bij de Iraniërs.
 
Enkele studenten meenden actie te moeten ondernemen.  Actie die de Iraanse vraag tot uitlevering moest ondersteunen.  De gijzeling begon op 4 november 1979 en zou uiteindelijk 444 dagen duren.  Dat was niet de oorspronkelijke bedoeling.  Aanvankelijk wou men de ambassade slechts een korte tijd gegijzeld houden.  Maar van dat plan werd afgestapt toen de gijzelnemers vaststelden op welke ruime steun zij konden rekenen.  Die ruime steun werd zichtbaar op de straten en aan de poorten van de ambassade.  Bovendien steunde Khomeini, die niet op de hoogte was van de plannen en de voorbereidingen, de actie.  Dit alles sterkte de studenten in hun overtuiging de gijzeling toch wat ‘langer’ vol te houden.
 
Uiteindelijk zou de oorlog met Irak de Iraniërs naar de onderhandelingstafel dwingen.  Met de Akkoorden van Algiers in 1981 kwam een einde aan de gijzeling.  De dag na die Akkoorden en enkele minuten nadat Ronald Reagan de eed had gezworen als president van de Verenigde Staten werden de gegijzelden vrijgelaten.  
 
Vandaag staan wij aan de ambassade.  Klaar voor een rondleiding.  Want de ambassade werd een museum.  Wij krijgen een gids.  Een Iraniër.  Ik verwacht een gekleurde versie van de feiten te krijgen.  Dat lijkt echter mee te vallen.  Er wordt lang stilgestaan bij de beweegredenen voor de gijzeling.  Die gijzelingsactie was politiek geïnspireerd.  De vrees voor Amerikaanse inmenging in de Iraanse revolutie bleek niet helemaal onterecht.  De gijzelnemers lukt het om de versnipperde documenten toch weer samen te stellen en daaruit moeten de Amerikaanse plannen duidelijk blijken.  Plannen tot een coup zouden er geweest zijn.  Net zoals in 1953.  Dat alles wordt breed uitgesmeerd.  Over die andere, mindere kanten van de actie wordt in alle talen gezwegen.  Niks over geveinsde executies bij de gegijzelden.  De behandeling van de gegijzelden was geen voorkeursbehandeling.  De gegijzelden waren helemaal geen gasten, zoals men ons wil doen geloven.  Elke verhalenverteller heeft zijn waarheid.  Elke luisteraar bepaalt in welke mate hij in het verhaal meegaat.  In welke mate hij tegenwerk wil bieden.  Zoals altijd zal ook hier de waarheid in het midden liggen.  De moeilijkheid is evenwel dat midden te vinden.  De één zal dichter bij het midden zitten en dus minder moeten opschuiven.  De ander zal dan weer een heel eindje moeten stappen om bij dat midden te komen.
 
 

 
 
Mij lijkt het alsof de Verenigde Staten en Iran nooit goede vrienden zullen worden.  Het wringt tussen beide regeringen.  Dat wordt ons duidelijk gemaakt bij het buitengaan van de ambassade.  Een hele reeks spotprenten illustreren die gespannen verhoudingen.  Wij zien Amerika als aanstoker van oorlogen.  Wij zien een Amerika, dat gestuurd wordt door een Joodse lobby.  Voor enige nuance is er geen ruimte.  Het gezochte midden ligt hier heel ver weg.  Maar dat is dan weer de taak van cartoons.  Het moet de ene waarheid overbelichten om de andere waarheid in vraag te kunnen stellen.  In vraag te durven stellen.  Dat is wat ik ook doe.  Ik stap buiten met een hele reeks vragen.  Niet alle vragen werden beantwoord.  
 

 
Buiten de ambassade houden we nog even halt.  Voor een foto.  We staan tegen een muur met daarop een nogal schreeuwerige slogan.  Down with the USA.  Het is eens iets anders dan Make America Great Again.  Ik vind het best grappig.  Terwijl wij gewillig poseren passeert een Iraniër.  Stilletjes fluistert hij mij toe dat wij vrienden zijn.  We’re friends, zegt hij.  Terwijl hij dat zegt, steekt hij ook nog eens zijn duim op.  Ik lach.  Ik lach en denk dat er nog hoop is.
 
 
Het einde van de dag komt dichterbij.  Het einde van onze reis nadert.  We dienen de dag daarom op een passende wijze af te sluiten.  We gaan op zoek naar een cafeetje.  Het dreigt een lange zoektocht te worden.  Om een juist cafeetje te vinden.  Een juist cafeetje dat kan dienen om afscheid te nemen van Teheran.  Van Iran.  Toch lukt het ons.  Uiteindelijk.  Met de hulp van een sympathieke Iraniër.  Hij brengt ons naar het juiste adres.  Een leuke, hippe tent.  Een moderne koffiebar wordt onze eindbestemming in Teheran.  Een bar, waar de hoofddoeken wel nog sluieren maar vaag.  Heel vaag.  De hoofddoek ligt meer in de nek dan over het hoofd.  De hoofddoek lijkt weg te glijden.  Een statement? Het zou kunnen.  Ik drink mijn thee en proef hoop.
 
De laatste dag afsluiten met hoop.  Kan het nog beter? Kan het nog mooier? Ik denk het niet.  Blij en weltevreden val ik in slaap.  Klaar om mijn reis nog eens te herbeleven.  In mijn hoofd.  Slaap zacht, wens ik mijzelf toe.  Droom zoet, wens ik mijzelf toe.
 
Mijn reisverhaal Iran.  Nabeschouwing.  Te lezen op dinsdag 11/12/2018.
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten