Onze laatste dag in Iran. Wij
reizen nu al veertien dagen rond in Iran en we hebben nog altijd niks gezien
van de sjah. Wel al veel gehoord. Maar nog niks gezien. We beginnen ons de vraag te stellen of deze
echt wel geleefd heeft in Iran. Bijna
beginnen we te geloven dat de man een stripfiguur is. Een romanfiguur. Bijna beginnen we te geloven dat de man nooit
bestaan heeft. Dat hij slechts een
verzinsel is. Het wordt dus hoogtijd dat
we tastbare bewijzen zien van zijn bestaan.
De Ongelovige Thomas moet kunnen zien.
Moet kunnen voelen. Pas dan zal
hij geloven.
In Teheran zelf zijn er voldoende bewijzen te vinden. Vandaag trekken wij naar één overtuigend
bewijs, de zomerresidentie van de vroegere sjahs. Bij zomerresidentie zou je kunnen denken aan
één optrekje. Weliswaar een ruim
optrekje maar toch slechts één. De
familie Pahlavi lijkt dat ene woord toch enigszins anders in te vullen. Hun zomerresidentie blijkt een paleizencomplex
te zijn. In een uitgestrekt park van 110
hectare liggen achttien paleizen.
Terwijl de zomerresidentie vroeger buiten de stadsgrenzen lag, is het
nu opgeslokt door de stad. Dat kan
moeilijk anders. Teheran telt ongeveer
dertien miljoen inwoners. Bijna één op
zes Iraniërs woont in Teheran. Dat op
zich is al heel wat. Maar de hoofdstad
trekt ook arbeiders en bedienden aan. Op
werkdagen stromen nog eens anderhalf tot twee miljoen werkmensen de stad
binnen. Het spreekt voor zich dat de
oude stadsgrenzen steeds maar verder uitdijden.
Een stad is continu in beweging.
Stilstaan is achteruitgaan, moet een mens dan maar denken.
Een bezoek aan het immense paleizencomplex veronderstelt het maken van
keuzes. Op één dag alle paleizen
bezichtigen, lijkt een onmogelijke opdracht.
We moeten kiezen. Dat doen we
ook. Wij zullen ons beperken tot het
Paleis der Natie en het Groene Paleis.
Het Paleis der Natie of het Witte Paleis was de laatste zomerresidentie
van de sjah. Ik zou u kunnen vermaken
met lange uitweidingen over de grote luxe in beide paleizen. Want die is aanwezig. In overvloed.
Toch doe ik het niet. Liever wil
ik het hebben over één enkele verzuchting van de gids. Terwijl wij aan de slaapkamer staan van Farah
Diba, de weduwe van de laatste sjah, oppert hij stilletjes dat de jongeren
terugverlangen naar de tijden van de sjah.
Zij willen de monarchie terug. De
godsdienstige leiders moeten aan de kant geschoven worden. De jeugd snakt naar economisch meer
rooskleurige tijden. Zoals ten tijde van
de sjah. Toen was het goed. Maar wat dan met die exuberante rijkdom? Was
die ongelijkheid niet aanstootgevend? Jawel maar toch is er nauwelijks verschil
met die vroegere tijden. Wat betreft die
rijkdom is er niet zoveel veranderd.
Terwijl de sjah graag uitpakte met zijn rijkdom, verschuilt men zich
vandaag achter een sobere façade terwijl de rijkdom zich achter de gevel
opstapelt. Onzichtbaar voor het oog van
de burger. Wat niet weet, wat niet
deert. Dat denken de huidige
machthebbers.
Wij moeten voort. Verder. Naar het Golestanpaleizencomplex. Alweer een bewijs van weelde en
overdaad. Ook in dit complex moeten
keuzes gemaakt worden. Twaalf musea
kunnen bezocht worden. Dat doen wij
niet. Wij kiezen er voor slechts één
paleis binnen te gaan. Het
Ontvangstpaleis met de Spiegelzaal. Die
Spiegelzaal lijkt wel een suikertaart.
Een bruidstaart. Blauw met
wit. De overdadige, weelderige kitsch
springt in het oog. Er kan niet naast
gekeken worden. Het slaat je recht in
het gezicht. Terwijl ik in deze zaal
rondloop, moet ik terugdenken aan het mausoleum van Khomeini. Ik kijk nu met andere ogen naar dat
mausoleum. Ik meen het begrepen te
hebben. Die hang naar decorum blijkt een
Iraans gegeven te zijn. Elke machthebber
wil zijn visitekaartje voorleggen. Elke
machthebber wil dan toch weer de grootste hebben.
Nog één ding hebben we te zien.
Nog één ding moeten we zien. Het
Nationaal Museum. Vele dingen mogen we
hier aanschouwen. Netjes
uitgestald. Dingen uit verschillende
historische periodes. Mijn oog blijft
niet hangen bij die enkele eyecatchers.
Daaraan ga ik voorbij. Of blijf
ik niet te lang stilstaan. Een
cultuurbarbaar? Dat verwijt zou u mij kunnen maken. Toch is het dat niet. Ik pleit verzachtende omstandigheden. Ik heb Persepolis gezien. Daaraan kan niks tippen. In de collectie van het Nationaal Museum zijn
het eerder twee potjes, die mijn aandacht trekken. Twee kleine potjes.
Er is dat ene potje met daarop een tekening. Een geit of een gazelle. Als we dat potje laten draaien, lijkt het
alsof het diertje springt. Dit moet het
eerste animatiefilmpje zijn uit de geschiedenis. Die verdomde Iraniërs. Polo hebben zij uitgevonden. Badhuizen hebben zij uitgevonden. Nu blijken zij ook de animatiefilm uitgevonden
te hebben. Walt Disney blijkt dan toch
maar gewoon wat na te apen.
Een ander potje kan ook op mijn sympathie rekenen. Omwille van dat verhaal, dat eraan gekoppeld
is. Het potje zou bedoeld zijn om de
tranen van de vrouw op te vangen, die huilde als haar man weg was. Weg om oorlog te voeren. Weg om zaken te doen. Om haar liefde te bewijzen, kon zij bij
terugkomst van haar man het volgehuilde potje tonen. Zo kon de man zien hoe hard hij gemist
werd. Of niet gemist werd. Plots krijgt die uitdrukking ‘een potje
janken’ een heel andere invulling.
Gisteren stonden we aan de muren.
Vandaag kunnen wij binnengaan. De
Amerikaanse ambassade in Teheran. Als
een hond van Pavlov denk ik onmiddellijk aan het gijzelingsdrama. Ik was elf jaar toen. Toch herinner ik mij die beelden nog. Toen begreep ik het niet echt. De Verenigde Staten waren toch de vriend van
iedereen. Ik leek niet te begrijpen
waarom ook maar iemand boos kon zijn op Amerika. Nu ben ik wat groter. Wat ouder.
Begrip sijpelt binnen.
In Iran heerste er heel wat ongenoegen over de Amerikaanse invloed in
Iran. In 1953 had de Amerikaanse CIA via
een militaire coup de democratisch gekozen premier Mohammad Mossadeq
afgezet. Aan de kant geschoven. De Amerikanen hadden sjah Mohammad Reza Pahlavi
aan de macht gebracht. Met de Iraanse
Revolutie vreesden velen dat de Amerikanen opnieuw zouden interveniëren om
ayatollah Khomeini opzij te zetten en hun ‘mannetje’ opnieuw in positie te
brengen. Bovendien was de sjah naar de
Verenigde Staten gevlucht om zich daar te laten behandelen voor kanker. De Iraanse vraag tot uitlevering van de sjah
om hem in Iran te laten terechtstaan voor misdaden begaan tijdens zijn bewind
werd niet gehonoreerd. Dit alles zette
kwaad bloed bij de Iraniërs.
Enkele studenten meenden actie te moeten ondernemen. Actie die de Iraanse vraag tot uitlevering
moest ondersteunen. De gijzeling begon
op 4 november 1979 en zou uiteindelijk 444 dagen duren. Dat was niet de oorspronkelijke
bedoeling. Aanvankelijk wou men de ambassade
slechts een korte tijd gegijzeld houden.
Maar van dat plan werd afgestapt toen de gijzelnemers vaststelden op
welke ruime steun zij konden rekenen.
Die ruime steun werd zichtbaar op de straten en aan de poorten van de
ambassade. Bovendien steunde Khomeini,
die niet op de hoogte was van de plannen en de voorbereidingen, de actie. Dit alles sterkte de studenten in hun
overtuiging de gijzeling toch wat ‘langer’ vol te houden.
Uiteindelijk zou de oorlog met Irak de Iraniërs naar de
onderhandelingstafel dwingen. Met de
Akkoorden van Algiers in 1981 kwam een einde aan de gijzeling. De dag na die Akkoorden en enkele minuten
nadat Ronald Reagan de eed had gezworen als president van de Verenigde Staten
werden de gegijzelden vrijgelaten.
Vandaag staan wij aan de ambassade.
Klaar voor een rondleiding. Want
de ambassade werd een museum. Wij
krijgen een gids. Een Iraniër. Ik verwacht een gekleurde versie van de
feiten te krijgen. Dat lijkt echter mee
te vallen. Er wordt lang stilgestaan bij
de beweegredenen voor de gijzeling. Die
gijzelingsactie was politiek geïnspireerd.
De vrees voor Amerikaanse inmenging in de Iraanse revolutie bleek niet helemaal
onterecht. De gijzelnemers lukt het om
de versnipperde documenten toch weer samen te stellen en daaruit moeten de
Amerikaanse plannen duidelijk blijken. Plannen
tot een coup zouden er geweest zijn. Net
zoals in 1953. Dat alles wordt breed
uitgesmeerd. Over die andere, mindere
kanten van de actie wordt in alle talen gezwegen. Niks over geveinsde executies bij de
gegijzelden. De behandeling van de
gegijzelden was geen voorkeursbehandeling.
De gegijzelden waren helemaal geen gasten, zoals men ons wil doen
geloven. Elke verhalenverteller heeft
zijn waarheid. Elke luisteraar bepaalt
in welke mate hij in het verhaal meegaat.
In welke mate hij tegenwerk wil bieden.
Zoals altijd zal ook hier de waarheid in het midden liggen. De moeilijkheid is evenwel dat midden te
vinden. De één zal dichter bij het midden
zitten en dus minder moeten opschuiven.
De ander zal dan weer een heel eindje moeten stappen om bij dat midden
te komen.
Mij lijkt het alsof de Verenigde Staten en Iran nooit goede vrienden
zullen worden. Het wringt tussen beide
regeringen. Dat wordt ons duidelijk
gemaakt bij het buitengaan van de ambassade.
Een hele reeks spotprenten illustreren die gespannen verhoudingen. Wij zien Amerika als aanstoker van
oorlogen. Wij zien een Amerika, dat
gestuurd wordt door een Joodse lobby.
Voor enige nuance is er geen ruimte.
Het gezochte midden ligt hier heel ver weg. Maar dat is dan weer de taak van
cartoons. Het moet de ene waarheid
overbelichten om de andere waarheid in vraag te kunnen stellen. In vraag te durven stellen. Dat is wat ik ook doe. Ik stap buiten met een hele reeks
vragen. Niet alle vragen werden
beantwoord.
Buiten de ambassade houden we nog even halt. Voor een foto. We staan tegen een muur met daarop een nogal
schreeuwerige slogan. Down with the
USA. Het is eens iets anders dan Make
America Great Again. Ik vind het best grappig. Terwijl wij gewillig poseren passeert een
Iraniër. Stilletjes fluistert hij mij
toe dat wij vrienden zijn. We’re
friends, zegt hij. Terwijl hij dat zegt,
steekt hij ook nog eens zijn duim op. Ik
lach. Ik lach en denk dat er nog hoop
is.
Het einde van de dag komt dichterbij.
Het einde van onze reis nadert.
We dienen de dag daarom op een passende wijze af te sluiten. We gaan op zoek naar een cafeetje. Het dreigt een lange zoektocht te
worden. Om een juist cafeetje te
vinden. Een juist cafeetje dat kan
dienen om afscheid te nemen van Teheran.
Van Iran. Toch lukt het ons. Uiteindelijk.
Met de hulp van een sympathieke Iraniër.
Hij brengt ons naar het juiste adres.
Een leuke, hippe tent. Een
moderne koffiebar wordt onze eindbestemming in Teheran. Een bar, waar de hoofddoeken wel nog sluieren
maar vaag. Heel vaag. De hoofddoek ligt meer in de nek dan over het
hoofd. De hoofddoek lijkt weg te
glijden. Een statement? Het zou
kunnen. Ik drink mijn thee en proef
hoop.
De laatste dag afsluiten met hoop.
Kan het nog beter? Kan het nog mooier? Ik denk het niet. Blij en weltevreden val ik in slaap. Klaar om mijn reis nog eens te
herbeleven. In mijn hoofd. Slaap zacht, wens ik mijzelf toe. Droom zoet, wens ik mijzelf toe.
Mijn reisverhaal Iran. Nabeschouwing. Te lezen op dinsdag 11/12/2018.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten