dinsdag 11 december 2018

Mijn reisverhaal Iran. Nabeschouwing.

We keren terug.  Huiswaarts.  Vanuit Teheran.  Via Istanbul.  Naar Brussel.  Hoog in de lucht denk ik terug.  Kijk ik terug.  Naar de voorbije veertien dagen.  Ik wil mijn gevoelens verwoorden.  Mijn gevoelens tegenover het land.  Tegenover de bewoners.  Blijheid, dat is het eerste waaraan ik denk.  Ik ben blij naar dit land gekomen te zijn.  Ik heb al veel gereisd.  Toch heb ik nooit een dergelijke blijheid ervaren.  Deze vorm van blijheid is uniek.  Dat unieke karakter is moeilijk te verklaren.  Is moeilijk onder woorden te brengen.  Toch doe ik een poging.  Ik ben blij naar het land gekomen te zijn.  Ik ben blij die verbaasde blikken getrotseerd te hebben toen ik zei dat ik naar Iran zou reizen.  Want ik heb een land leren kennen, dat mijlenver afstaat van die eenzijdige en wijdverspreide perceptie.  Ik heb het andere gezicht leren kennen van die internationale ‘paria’.  Het andere, warme gezicht.  Ik blijf kritisch voor de Iraanse, politieke leiders.  Voor de Iraanse politiek.  Maar in mijn kritiek sluipt een zekere nuance.  Een nuance, die voordien ontbrak.  Ik durf vragen te stellen bij een beeldvorming, die Iran internationaal isoleert.  In die beeldvorming mis ik consequentie.  De lijn, die men tegenover Iran aanhoudt, wordt niet doorgetrokken.  Want wat met het regime in Saoedi-Arabië? Tegenover dat regime kunnen dezelfde opmerkingen worden gemaakt.  Toch wordt dat land niet geïsoleerd.  Integendeel.  Wereldleiders blijven beste maatjes met het regime.  De lijnen openhouden, zo heet dat in het wereldje van de diplomatie.  Wat met Rusland? Wat met Turkije? Neen, ik ontwar verschillende maten.  Verschillende gewichten.  De bezorgdheid om internationale rechtsregels lijkt gekleurd.  Fel gekleurd.  In die kleuring spelen valse voorwendsels.

Hoog in de lucht denk ik niet enkel aan valse voorwendsels.  Ik moet ook denken aan een interview met Kader Abdolah, dat ik las in Knack.  Daarin heeft hij het ondermeer over de richting, dat het met Iran zal uitgaan.  Veranderingen verwacht hij niet van verkiezingen.  Noch van revoluties.  De tijd zal verandering brengen.  Dat zegt hij.  Ooit komt er democratie.  Dat zegt hij ook.  Hij zegt het niet alleen, hij is ervan overtuigd.  Iraniërs hebben geduld.  Hebben een groot incasseringsvermogen.  Maar bovenal zijn Iraniërs optimisten.  Ondanks alles verstaan zij de kunst te blijven genieten van het leven.  Ik reisde veertien dagen doorheen Iran.  Ik ontmoette Iraniërs.  In die gesprekken hoorde ik echo’s van dat interview.  Niet enkel de Iraniërs zijn hoopvol.  Ik zelf ben ook hoopvol.  Ooit komt er verandering.  Niet onmiddellijk.  Zoals Kader Abdolah zei, het zal tijd vergen.  Twintig jaar? Vijftig jaar? In de steden zal het sneller gaan.  Het platteland zal volgen.  Maar slechts heel traagjes.  

Niet enkel zijn Iraniërs geduldig.  Niet enkel kunnen zij behoorlijk wat incasseren.  Niet enkel zijn Iraniërs optimistisch.  Bovenal zijn Iraniërs warm.  Sympathiek.  Tot die slotsom kom ik als ik terugdenk aan al die aangename gesprekken.  Die wonderlijke ontmoetingen.  Ik denk terug aan één welbepaalde ontmoeting.  In een schrijnwerkerij.  Aanvankelijk mochten we niet binnen.  Omwille van veiligheidsredenen.  Zaagmachines kunnen best gevaarlijk zijn voor schrijnwerkende leken.  Maar in ons groepje was er één schrijnwerker.  Een schrijnwerker op rust.  Hij neemt het voortouw.  Stelt zichzelf voor.  Zegt dat hij ooit schrijnwerker was.  Dat verandert alles.  Veiligheid is van geen tel meer.  We worden uitgenodigd dichterbij te komen.  Vragen gaan over en weer.  Bijna wordt het een masterclass.  Een masterclass in schrijnwerkerij.  Ik neem niet deel aan het gesprek.  Ik blijf aan de zijkant.  Een waarnemer, dat ben ik.  In de ogen van beide partijen zie ik een vuur branden.  In de woorden van beide partijen hoor ik een enthousiasme.  Dit is mooi.  Ontroerend mooi.  

Ik denk terug aan die bakker, die ons een brood toegooide.  Een cadeautje, er hoefde niet betaald te worden.  Ik denk terug aan dat jonge meisje, dat als jurylid zetelde in een filmfestival.  Ik denk terug aan die oude man, die schuine moppen vertelde.  Ik denk terug aan die jonge man, die drie jobs combineerde en uit Iran weg wou.  Ik denk terug aan onze gids, die midden in de woestijn een lied aanhief.  Ik denk terug.  Ik denk terug.  Vele gezichten komen mij opnieuw voor de geest.  Hoog in de lucht zie ik die vele gezichten terug.  Een warme gloed overvalt mij.  Ik loop vol van sympathie voor de Iraniërs.  Zij hebben mij weten te raken.  Het land heeft mij weten te raken.  Zij zullen het niet beseffen maar hoog ik in de lucht wens ik hen het allerbeste.  Eén voor één wens ik hen het allerbeste.

Wij reizen om te leren.  Dat wordt wel eens gezegd.  Beter is het als wij niet enkel reizen om te leren.  Beter wordt het als wij ook reizen om ontroerd te worden.  In Iran is dat gebeurd.  In Iran heb ik nieuwe kennis kunnen koppelen aan warme emoties.  Vele vrienden, die reeds in Iran geweest waren, zeiden mij vóór vertrek dat Iran niet zou tegenvallen.  Niet kon tegenvallen.  Nu ik terug in Brussel ben, weet ik dat zij geen woord hebben gelogen.  Zij spraken de waarheid.  Dat weet ik nu.  

Ik ben er geweest.  In Iran.  Het land laat mij niet meer los.  Het zit in mij.  Diep in mij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten