Beste Aeham,
Met uw boek hebt u een bedoeling.
U vertelt niet zomaar een verhaaltje.
Dat zegt u reeds vrij vroeg in het boek.
In die eerste pagina’s zegt u waarop het staat. U wil onjuiste aannames ontkrachten. U wil versimpeling tegengaan en beelden
corrigeren die niet kloppen. U weet dat u
als één van die grijze gestalten wordt beschouwd die altijd in ellende moeten
geleefd hebben en die naar Europa komen om daar een stukje van de enorme
rijkdom te bemachtigen. U weet dat mensen
u zo zien. U weet dat zij niet begrijpen
wie u bent en waar u vandaan komt. U
weet dat mensen bang voor u zijn. Om al
die redenen wil u uw levensverhaal vertellen.
Om dat te bewerkstelligen moet u terug. U moet terug naar Syrië. Naar Yarmouk, een buitenwijk van
Damascus. Aanvankelijk was Yarmouk een vluchtelingenkamp. Het tijdelijke karakter van het kamp kreeg
een permanent karakter. Yarmouk groeide
uit tot een winkelwijk. Naar die wijk
moet u terug. U moet terugkeren naar dat
ene appartementsblok. In zes flats woont
u samen met uw tantes en nonkels. U hebt
uw familie dicht bij u. U moet
terugkeren naar uw broer. Naar uw vader en
moeder. U moet terugkeren naar uw
jeugd. Naar uw jeugdjaren. Die jaren zijn onbezorgd. U woont in een warm en veilig nest. Bashar al-Assad is aanwezig. Toch staat hij ver weg van u. Er wordt wel gefluisterd. Er zijn die verhalen. Maar de grote leider komt niet direct tussen
in uw leven. Uw ouders zijn brave
burgers, die enkel het beste wensen voor hun kinderen. Zijn blijven weg van de politiek. Doen geen boude uitspraken. Dat is een houding, die zij delen met vele
Palestijnen in Syrië. Zij moeien zich
niet. Staan aan de zijkant van het
politieke spel. Net als u. Om uw verhaal te vertellen keert u terug naar
uw wijk. Uw wijk met zijn markten en
fonteinen. Uw wijk met zijn geuren en
kleuren.
U vertelt over uw schooljaren.
U vertelt hoe u spijbelt. De
kwaliteit van de staatsscholen is slecht.
Op school is er drugs en geweld.
U ontvlucht dat. U weet
waarheen. In plaats van naar school te
gaan, vlucht u naar de muziekwinkel. Die
winkel hebt u samen met uw vader opgericht en uitgebouwd tot een succes. Aan die piano in de winkel vindt u rust. Daar ontdekt u uw talent als componist. Die piano vormt de rode draad doorheen uw
leven. U vertelt over de
muziekschool. Over uw opleiding tot
muziekdocent aan de universiteit van Homs.
Tussendoor componeert u muziek.
Eerst heel voorzichtig. Dan
borrelen de liedjes zomaar in u op. Uw
grote inspiratie valt evenwel samen met het begin van de oorlog. Die oorlog sijpelt heel zachtjes binnen in uw
verhaal. U trekt die oorlog in uw
verhaal met kleine verwijzingen. Met
vriendschappen die breken. Heel zachtjes
dringt de oorlog binnen in het dagelijkse leven. Eerst veraf.
Vervolgens aan de rand. Om er dan
middenin te zitten. U wordt gedwongen
zich aan te passen aan de situatie. De
kleurrijke helderheid van uw jeugdjaren deemstert weg. Donkere grauwheid treedt in de plaats. Yarmouk is oorlogsgebied.
Ondanks die oorlogssituatie zijn er toch nog lichtpunten in uw
leven. U trouwt. U krijgt een eerste kind. Een tweede kind. Maar daarbuiten wordt de situatie
schrijnend. Yarmouk wordt
afgesloten. Niets komt er nog
binnen. De situatie is zo erg dat u
zichzelf omschrijft als holbewoner. Een
hongermartelaar, dat is een andere omschrijving. Want de hongersnood dreigt. Yarmouk wordt een dodenstad. Ligt er volledig verlaten bij.
In die verlatenheid start u een revolutie. Een persoonlijke revolutie. Een muzikale revolutie. U wenst de muziek naar iedereen te brengen. Mozart is voor iedereen, schrijft u. Niet enkel voor de rijken. U wenst aan de bewoners van Yarmouk een
sprankeltje hoop te geven. U wenst het
leven van de bewoners draaglijk te maken.
Of toch een beetje. Aanvankelijk
doet u dat enkel op school. Jawel, het
onderwijs gaat door tijdens de oorlog.
Via privé-initiatieven, gesponsord vanuit het buitenland. U verlaat de school. U trekt naar buiten. Aanvankelijk met een mannenkoor. Later met een kinderkoor. U en uw vrienden zetten eigen teksten op
muziek. Over het leven in Yarmouk. U vertaalt de wanhoop naar muziek. U beseft dat diezelfde muziek uw taal van het
protest wordt. U beseft dat uw keuze
heel beperkt is. U kan zich aansluiten
bij één van de strijdende partijen of u kan wachten op de dood. U besluit te wachten op de dood. In het gezelschap van uw muziek.
U dacht dat u het ergste had gehad.
Maar dan komt IS. De situatie
verandert. Iedereen wantrouwt
elkaar. Deze omstandigheden maken alles
nog gevaarlijker voor u. U maakt
muziek. Voor Islamitische Staat is dat
verboden. Dat is haram. In hun ogen bent u een zondaar. Een afvallige. Bovendien loopt u als jongeman het gevaar bij
één van de checkpoints gearresteerd te worden.
Of erger nog, als jongeman kan u gedwongen worden zich aan te sluiten
bij één van de strijdende partijen. Dat
scenario wenst u te vermijden. U bent
geen strijder. U bent een
componist. U besluit te vluchten.
U vlucht. Tijdens die vlucht
doet u een beroep op mensensmokkelaars. Doet
u een beroep op milities. Omdat het niet
anders kan. Zij kennen de weg. Zij kennen de juiste mensen. U vlucht naar Turkije. U vlucht naar Griekenland over zee. U vlucht naar Duitsland via de
Balkanroute. U arriveert in Wiesbaden. Uiteindelijk.
U zou kunnen werken aan uw geluk.
Want u bent veilig. Toch is het
moeilijker dan dat. Er zijn dagen dat u
zich eindeloos triest voelt. Dat u
vreselijk kwaad bent. Maar heel soms
zijn er dagen dat u gelukkig bent. U
hebt heimwee. Naar uw land. Naar uw vader. Naar uw moeder. Hen hebt u achtergelaten. Het schuldgevoel knaagt. Maar ondanks dat knagen tracht u een leven op
te bouwen in Wiesbaden. Samen met uw
vrouw en twee kinderen.
Bovenstaande vertelt slechts een deel van het verhaal. Ik zwijg over de noodrantsoenen. Ik zwijg over uw verdwenen broer. Ik zwijg over de vele doden aan de
checkpoints. De vele doden aan de
bedeling van voedselpakketten. Ik zwijg
over uw verblijf in de gevangenis. Ik zwijg
over de angst. Over de sluimerende dood
in Yarmouk. Ik zwijg over het zoeken
naar alternatieven om toch maar die honger te verjagen. Ik zwijg over dat ene dode meisje. Ik zwijg over dat gezonken bootje, op weg naar Griekenland. Dat alles vertel ik niet. Omdat ik niet het recht heb. Dat recht hebt enkel u.
U hoefde mij niet te overtuigen.
Ik meende vrij te zijn van onjuiste aannames. Toch hebt u alles scherper gesteld. U hebt alles duidelijker gemaakt. Ik weet dat uw verhaal het verhaal van velen
is. Ik besef dat uw verhaal moet gelezen
worden. Honderden keren. Duizenden keren. Miljoenen keren. Ik weet dat uw verhaal moet verteld
worden. Moet naverteld worden.
Beste Aeham. Ik wil u danken
voor uw getuigenis. Ik wil u danken voor
uw boek. Ik wil u danken voor uw
muziek. Want ook die heb ik
ontdekt. Maar bovenal wil ik u welkom
heten. Bovenal wil ik u in mijn armen
drukken. In die omhelzing wil ik u stilletjes
alle geluk toewensen. Voor u en uw familie. In Duitsland.
In Syrië.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten