dinsdag 6 maart 2018

Marx van Het Zuidelijk Toneel en De Verwondering, gezien in NTGent. Brief aan Johan Heldenbergh.

Beste Johan,
 
U was Karl Marx.  Die woensdagavond stond Karl Marx op het podium.  U was teruggekeerd.  Naar België.  Naar Gent.  Ooit was u in België.  In Brussel.  U keerde dus terug naar gekend terrein.  U was teruggekeerd vanuit Londen.  U had uw graftombe, waar u verbleef samen met uw vrouw Jenny, achtergelaten.  U vond het nodig opnieuw rechtop te staan.  U vond het hoognodig.  U zag hoe uw ideeëngoed werd gereduceerd tot enkele regeltjes.  Andere denkers werden geconfronteerd met hetzelfde fenomeen.  Zo werd Il Principe van Machiavelli teruggebracht tot dat ene zinnetje, het doel heiligt de middelen.  U wou nu de puntjes op de i zetten.  U zag wat er gebeurde met uw ideeën.  Met uw theorie.  Door verkeerde mannen en vrouwen was het op een verkeerde manier gebruikt.  Door verkeerde mannen en vrouwen was het op een verkeerde manier geïnterpreteerd.  Uw theorie was een monster geworden.  Die monsterachtigheid was een reden geworden om het aan de kant te zetten.  Om het te verguizen als een gevaar.  Dat wilde u even rechtzetten.  U wou alles opnieuw in het juiste kader plaatsen.  Want net nu in deze tijden was er juist nood aan uw ideeën.  Net nu moest de revolutie gepredikt worden.
 
In uw monoloog verwijst u naar Augustinus.  U citeert hem.  U zegt met de woorden van deze theoloog/filosoof dat hoop twee zusters heeft, woede en moed.  In uw monoloog zal u voornamelijk de woede voeden.  Want die woedt diep in u.  Vanuit uw Londense graftombe bent u blijven observeren.  Bent u blijven analyseren.  Wat u zag, stemde u niet vrolijk.  U zag een toenemende ongelijkheid.  U zag de graaicultuur.  U zag het onvermogen de klimaatopwarming aan te pakken.  U zag de migratiecrisis en het creëren van angst tegenover migranten.  Bovenal zag u een politieke macht die ten dienste staat van de economische macht.  Hun belangen worden gediend.  Hun noden worden gelenigd.  Waar staat de burger in dit spel? Nergens.  Hij wordt verwaarloosd.  Onderwijs? Gezondheid? Huisvesting? Veiligheid? Dat alles doet niets ter zake.  CEO’s schuiven aan tafel bij regeringsleiders.  Enkel naar hen wordt geluisterd.  Jobs, jobs, jobs, u weet het wel.  Die mantra wordt eindeloos herhaald.  In functie van die mantra moet al het andere wijken.  Dat is nu van geen tel.  TINA, zeggen zij dan.  Er zou geen alternatief zijn.  Snoeien om te groeien, daar komt het eigenlijk op neer.  Grof en kort geformuleerd.
 
Het kapitalisme doet en ziet niet om.  Kapitalisme is het enige en juiste pad.  Kritische bemerkingen over het functioneren van dit systeem worden weggezet als naïef.  Als onverkoopbare en niet te realiseren dromen.  Toch ziet u verzet.  U ziet bewegingen uit de grond gestampt worden.  U ziet partijen ontstaan.  Bewegingen en partijen, die de juiste vragen stellen.  Jawel, zij zijn een minderheid.  Voorlopig nog.  We moeten nog even wachten.  Nog even geduld oefenen.  We moeten beseffen dat kapitalisten onze grootste bondgenoot zijn.  Want u beseft dat het kapitalisme zijn eigen graf graaft.  Bij die woorden moet ik denken aan Paul De Grauwe.  Hij maakte in een recent verleden eenzelfde analyse.  Hem kunnen we niet meteen verdenken van communistische sympathieën.  We leven in hoop.
 
Om die hoop levend te houden, pookt u bij het publiek het vuur van de verontwaardiging op.  U voedt onze woede.  U hebt de honger bij velen vastgesteld.  Die honger stilt u met uw analyse.  Met uw visie op het huidige bestel.  Op de huidige gang van zaken.  In uw betoog, waarin u uw visie helder uiteenzet, laat u ons vooral kennismaken met die ene zuster van de hoop, de woede.  In de hoop dat wijzelf zullen kennismaken met die andere zuster.  Die tweede zuster, de moed.  Want bovenal hebben wij moed nodig om rechtop te staan.  Om luidop te zeggen: hasta la victoria siempre.  
 
U zou kunnen denken dat ik enkel aandacht had voor het politieke.  Dat ik slechts één zijde van uw verhaal belicht.  Dat is niet zo.  Uw persoonlijke verhaal had net zozeer mijn aandacht.  Ik moet bekennen, ik had mij nog niet verdiept in uw persoon.  U was mij bekend als historisch figuur.  Ik weet dat u het Communistisch Manifest schreef.  Dat u Het Kapitaal schreef.  Tot zover ging mijn kennis.  Bitter weinig, ik moet bekennen.  Woensdagavond hebt u mijn gebrekkige kennis over uw persoon bijgewerkt.  U vertelde over uw omzwervingen.  Door Frankrijk.  Door Duitsland.  Door België.  Door Engeland.  U vertelde over uw familie.  Over de geweigerde kans uw vader op te volgen als advocaat.  U vertelde over uw huwelijk met Jenny, een vrouw van adel.  U vertelde over de armoede, die u persoonlijk hebt gekend.  Over de dood van uw kinderen.  U vertelde over de spanningen in uw huwelijk.  Over uw engagement.  U vertelde over uw vriendschap met Friedrich Engels.  Over uw laatste dagen.
 
In deze voorstelling gaf u mij het totaalpakket.  Niet de ene Marx.  Niet de andere Marx.  U gaf mij de volledige Marx.  U toonde mij een man, overtuigd van zijn ideeën.  U toonde mij een man, blijvend geëngageerd om die ideeën uit te dragen.  U toonde mij een man, die de intellectuele munitie aanreikte voor de revolutie.  Want die zou er komen.  Ooit.  Op het juiste moment.  Vooral op het juiste moment.  Maar niet enkel schonk u mij die man.  U gaf mij ook de man, die offers moest brengen voor dat engagement.  Persoonlijke offers.  U toonde mij een man die twijfelde.  Een man, die lief had.  Een man, die fouten maakte.  Een man, die angst had.  Marx was een volwaardig mens.  Zich ten volle bewust van zijn sociale en kritische rol als filosoof.  Zich ten volle bewust van zijn rol als echtgenoot.  Als vader.  Als vriend.
 
U bent de aangewezen persoon om Marx te vertolken.  Niemand anders kan het.  In u woedt hetzelfde vuur.  Dezelfde verontwaardiging.  Dezelfde woede.  Zo voelt het.  Zo lijkt het.  Als u wild tekeer gaat tegen onrecht, meent u dat.  U meent dat werkelijk.  Het lijkt niet gespeeld.  Als u tranen in de ogen krijgt bij herinneringen aan Jenny en de kinderen, meent u dat.  Geen krokodillentranen.  Wel echte tranen.  U mist die baard.  U mist die dikke, witte baard.  Maar dat doet u ons vergeten.  Uw gedrevenheid en vakmanschap doet ons geloven naar Karl Marx te luisteren.  Doet ons geloven naar Karl Marx te kijken.
 
Tot slot toch nog even dit.  U kreeg een prachtig cadeau.  Stefaan Van Brabandt gaf u de tekst.  Gaf u de woorden.  Die tekst was een juiste combinatie.  Een juiste mix.  Een mix van verleden, heden en toekomst.  Een mix van uw private en publieke rol.  Een mix van ernst en humor.  Een mix van engagement en emotie.  Een juiste mix, dat had ik al gezegd.  Maar bovenal een juiste dosering.  Een tekst moet juist gedoseerd zijn.  Juist gekruid.  Niet te veel.  Niet te weinig.  Net gepast.  Stefaan Van Brabandt kent de formule.  Beheerst die formule.  Die kennis deed hem een wondermooie tekst schrijven.  Een tekst, die u doet schitteren.
 
Beste Johan.  Ik kan enkel maar blij zijn u opnieuw op het podium te mogen ontmoeten.  Het was een blij weerzien.  U schonk mij een fantastische avond.  U schonk mij een avond vol vragen.  Vragen, waarop ik nog niet alle antwoorden weet.  Voor deze begeesterende avond wil ik u danken.
 
Met vriendelijke groeten.
 
PS: Na de voorstelling had ik verwacht dat het publiek de straat zou opgaan.  Ik meende dat die avond de revolutie zou beginnen.  U had ons opgepookt.  U had ons wakker geschud.  Die avond ging het gebeuren.  Zo voelde het.  Met die intentie verliet ik de zaal.  Niemand zou mij tegenhouden.  Die avond zou het gebeuren.  Helaas.  Helaas.  Drie maal helaas.  Het verliep anders.  Vrienden trokken mij naar de bar.  Vroegen mij wat te drinken.  De drank doofde het revolutionaire vuur.  Ik dronk.  Bracht nog een toast uit op Marx.  Het zal voor een volgende keer zijn, dat dacht ik.  Terwijl ik dronk, dacht ik aan uw woorden.  De mens laat zich verleiden.  Laat zich inpakken.  Laat zich in slaap wiegen.  Ik bleek geen uitzondering te zijn.  De woede heb ik al.  De moed lijkt mij te ontbreken.
 
PS: Ik kan enkel maar hopen dat deze theatertekst ook in boekvorm wordt uitgegeven.  Als dat gebeurt, zal ik niet twijfelen.  Dat boek zal ik kopen.  Ik zal die prachtige tekst lezen.  Ik zal hierbij denken aan deze theatervoorstelling.  Deze voorstelling, waarin spel en woord op een sublieme wijze samenkomen.
 
Speellijst:
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten