Beste Joost,
Nicolas en David. Twee handen
op één buik. Nicolas is de vader. David is de zoon. De liefde tussen vader en zoon staat centraal
in het boek. Zijn vader moedigt de zoon
aan. Doet hem dromen. Doet hem fantaseren. De vader waarschuwt de zoon niet vast te
roesten in het dorpje, waar de ouders een kledingzaak hebben. De vader gruwt van het dorpsleven. Een dorpsleven, waarin niks gebeurt. Waarin alles maar zijn doodgewone, saaie gang
gaat. Een dergelijk leventje wenst de
vader zijn zoon niet toe. Daarom moedigt
hij hem aan. Geeft hij herhaalde en
wijze raadgevingen. Reizen, lezen en
leven. Dat is wat de zoon moet doen. Een variante op die ene leefregel is een
andere drievuldigheid: we moeten durven, we moeten wagen, we moeten moedig
zijn. Die raadgevingen neemt de zoon ter
harte. Maakt hij zich eigen. Het lijkt wel alsof de zoon de niet ingevulde
ambities van de vader moet inlossen. Maar
dat gebeurt niet onder dwang. In een
liefdevolle relatie brengt de vader zijn zoon tot die verrijkende inzichten. De vader blijft zijn zoon aanmoedigen zijn
eigen weg te zoeken en te vinden. Want
enkel dan kan de zoon een grote toekomst tegemoet gaan.
Vader is de held. Liefde is het
sleutelwoord. De held en zijn beschermeling
trekken elke maand naar Amsterdam. Zo
vertellen zij het aan moeder. In feite
gaan zij naar Brussel. Dat is hun
geheimpje. Vele dingen moeten geheim
gehouden worden voor moeder. Want zij is
wisselvalling. Kan plots vervallen in woede-uitbarstingen. Dat moet vermeden worden. Zwijgen kan dan best wel eens handig
zijn. De zoon lijkt hierin te willen
meegaan. Hij zwijgt dus ook. In de moeilijke relatie tussen vader en
moeder lijkt de zoon partij te kiezen voor vader. Althans, de medeplichtigheid in de plannen
van vader lijken dat te bevestigen.
Elke maand gaan vader en zoon naar het museum. Naar het Koninklijk Belgisch Instituut voor
Natuurwetenschappen in Brussel.
Aanvankelijk samen met vader.
Later zonder vader. Wel in gezelschap
van Sarah. Een oppas, waarvoor de vader
heeft gezorgd. In dat museum raakt David
gefascineerd door dinosauriërs. Die
dieren uit een ver verleden voeden zijn fantasie. Een bijna niet in te tomen fantasie.
Alles loopt wonderwel. Maar
geleidelijk komen er barstjes in de relatie tussen vader en zoon. De held wankelt op zijn voetstuk. Vele avonturen en voorvallen in het Brusselse
hebben hier de hand in. De zoon gaat
twijfelen. Op het moment dat vader uit
beeld verdwijnt, verliest alles zijn glans.
Alles wordt matter. Doffer. David lijkt niet meer te weten wat waarheid
is. Hij vraagt zich af in hoeverre zijn
wereld een schijnwereld is. In hoeverre
zijn vader hem meegetrokken heeft in die schijnwereld.
Dan is er plots die breuk. De
vader blijft weg. Komt niet meer opdagen
aan het museum. David moet alleen naar
huis. Zonder vader. Thuisgekomen wordt hij gedwongen alles op te
biechten. Het hele verhaal. Hun geheime uitstapjes. Het leven krijgt een geheel andere
wending. David lijkt veroordeeld tot een
levenslang verblijf in het provinciestadje.
Een verblijf tussen de idioten.
Tussen een vreselijk volkje met kleingeestige wensen. Zo had zijn vader de bewoners van het
provinciestadje omschreven. Tussen die
mensen moet David nu leven. Het museum
in Brussel wordt niet bezocht. Of
toch. Heel zelden gaat hij met moeder
naar Brussel. Samen met zijn moeder
bezoeken zij de dinosauriërs. Maar
moeder deelt de passie niet. Deelt de zin
voor fantasie niet. Daarvoor is zij te
nuchter. Het gewone leven, waaruit elke
fantasie wordt weg gefilterd, lijkt David ongelukkig te maken.
Vader is afwezig. Dat kan niet
ontkend worden. Plots is hij uit het
leven van David gestapt. In de plaats
kwam moeder. Zij moest de heldenrol van
vader overnemen. Dat lukte niet. Moeder was wel aanwezig maar in die
aanwezigheid was zij in grote mate afwezig.
David moet tot actie overgaan.
Hij moet iets doen. Om zijn leven
opnieuw in handen te krijgen. David kan
maar één ding doen. Hij besluit te
vluchten. Hij zal zijn eigen weg
gaan. Op weg naar die grote toekomst.
Die vlucht is een heuse tour de force.
Een krachttoer, waarin de fantasie van David een groot aandeel
heeft. Het lijkt onmogelijk. Het lijkt bijna niet te kunnen. Maar toch, het lijkt de enige en juiste
uitweg te zijn. Enkel de fantasie kan
voor David een schuiloord zijn. In die
fantasie vlucht hij weg. Weg van
vader. Weg van moeder. Zijn favoriete museum reikt hem de oplossing
aan. Een oplossing, die David graag
aanvaardt. Omdat hij beseft dat daar het
geluk kan gevonden worden. Een geluk,
dat hij dan toch niet vond bij vader.
Een geluk, dat hij niet had bij moeder.
In die aangereikte oplossing zal zijn eenzaamheid verdampen en zal hij
omringd worden door nieuwe vrienden.
Nieuwe vrienden, die hem steeds hebben gefascineerd. Die hem nooit teleurstelden.
U schreef een vreemd boekje. Let
op, ik bedoel dat niet denigrerend. Uw
boekje begint heel eenvoudig. Van elke
pagina spat het geluk. Het echte geluk?
Het valse geluk? Maar dan komt die barst.
Die barst doet uw boekje kantelen.
Het eenvoudige wordt plots iets buitengewoons. Uw verhaal neemt een plotse wending. De eenvoud is weg. In de plaats komt verwarring. Verwarring, die de lezer in zijn macht
krijgt. Als lezer deelde ook ik die
verwarring. Ik wist niet wat ik moest
denken. Ik bleef verweesd achter. Maar dan, na een tijdje, leek ik te beseffen
dat het einde niet anders kon. Dat u het
juiste einde schreef. Een einde als ode
aan de fantasie.
Beste Joost. In het vreemde van
uw boek schuilt de grote kracht. U
schreef een niet alledaags verhaal. Met
plezier liep ik samen met David mee.
Samen met David ondernam ik die wonderlijke tocht. Voor die verrassende reis wil ik u
danken. U hebt mij doen dromen. U hebt mij heel even weggetrokken uit deze
reële wereld. U hebt mij naar een andere
wereld gebracht. Een heerlijke
ervaring. Daarvoor wil ik u danken.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten