Beste Ali,
U schreef een boek. Een dun
boekje. Net iets meer dan honderd
bladzijden. Dat boekje zou ik eventjes
snel lezen. Dat dacht ik. Met die gedachte durfde ik niet aan te
kloppen bij mijn moeder. Mijn moeder is
mijn klankbord als het over boeken gaat.
Zij zou mij terechtwijzen bij die onzuivere gedachte. Zij zou iets zeggen van kwaliteit en
kwantiteit. Dat het een boven het ander
te verkiezen is. U bent een schrijver, u
weet wel wat bovenaan dient te staan. Ik
zweeg dus. Ik begon met lezen.
Al snel diende ik vast te stellen dat ook u mij berispte. In uw boek las ik uw terechtwijzing. Nog maar net begonnen, stelde ik vast dat in
uw boek vele weerhaken schuilen.
Weerhaken, waaraan gedachten blijven hangen. Waaraan de lezer blijft haperen. Weerhaken, waarlangs niet zomaar voorbij
gewandeld kan worden. Zij dwingen tot
een stellingname. Zij confronteren de
lezer. Met zijn eigen gedachten. Gedachten, die de lezer aan een
gewetensonderzoek moet onderwerpen. Het
boekje wordt een boek. Het aantal
bladzijden blijft hetzelfde. Dat verandert
niet. Maar de gedachten vermenigvuldigen
zich bij het lezen. Die stroom aan
gedachten en stellingen stopt niet.
U dwingt de lezer na te denken over vluchtelingen. Het vluchtelingendebat is
alomtegenwoordig. Wir schaffen das, dat
zegt het ene kamp. Het andere kamp zegt
dan weer dat wij niet alle leed van de wereld op ons kunnen nemen. Het ene kamp pleit voor open grenzen terwijl
het andere kamp de grenzen wil sluiten.
U plaatst uw hoofdpersonage, Nabiel, middenin die discussie. Hij is geen oorlogsvluchteling. Hij komt uit Irak. Dat land heet gepacificeerd te zijn. In dat land woedt geen oorlog meer. Dat denkt Europa. Dat zegt Europa. Heeft hij dan nog reden om zijn land te
ontvluchten? Nabiel is muzikant. Via
zijn muziek wil hij het leven van andere mensen beroeren. Op een positieve manier beïnvloeden. Hij wil hun geest bevrijden. Maar dat kan niet in Irak. Volgens het geloof is muziek zondig. Muzikanten zijn zondaars. Nabiel lijkt geen bestaansrecht te hebben in
Irak. Daarom vlucht hij.
In Irak heeft Nabiel geen recht van bestaan. Maar heeft hij dat wel in een ander land? Hij
is geen oorlogsvluchteling. Wat is hij dan
wel? Een economische vluchteling? Of is hij wat sommigen in de politieke arena
een gelukzoeker noemen? Angst verengt ons vermogen tot begrip. Ons vermogen zich in te leven in andermans
situatie. Niet enkel oorlog verhindert
een mens te zijn wie hij is. Andere
omstandigheden kunnen datzelfde effect hebben.
In Europa lijken wij dat niet te begrijpen. Dat mag ik afleiden uit het huidige, Europese
beleid. De muren aan de buitengrenzen
van Europa worden hoger en hoger. De
speelruimte om mensen tot Europa toe te laten worden daarentegen smaller en
smaller. Uw keuze voor Nabiel stelt deze
discussie scherp. Het dwingt de lezer
tot een eerste stellingname. Wie mag
Europa binnen? Wie niet?
Nabiel vlucht. Met de hulp van
een mensensmokkelaar. In een
vrachtwagen. Voor Nabiel lijkt dat een
logische stap. Een stap, die hij moet
zetten om een grote kans op slagen te hebben.
Mensensmokkelaars kennen de weg.
Weten hoe het werkt. Voor
vluchtelingen lijkt die keuze bijna een evidentie. Ook voor Nabiel. Hij hoeft geen opties tegen elkaar af te
wegen. Hoeft niet te kiezen tussen
verschillende mogelijkheden. De
smokkelroute, dat zal het worden.
In de westerse media worden die smokkelaars verketterd. Veroordeeld.
Mensensmokkel moet hard aangepakt worden. Zij lijken niet te begrijpen dat het Europese
(wan)beleid inzake vluchtelingen net bestaansrecht geeft aan die
smokkelaars. Europa drijft vluchtelingen
in de handen van die smokkelaars. Hoe
hoger de muren aan de Europese buitengrenzen, hoe groter de winsten voor
smokkelaars. Europa spijst de rekeningen
van smokkelaars.
Over de vluchtweg van Nabiel bent u heel karig. U lijkt weinig ophef te maken. U brengt een nuchter verslag. Jawel, Nabiel reist in een vrachtwagen. In een grote houten kist. Nooit wordt hij gelucht. Zijn behoefte doet hij in plastic
zakjes. Dat zijn de details. De weinige details. Nauwelijks verontwaardiging. Die emotie lijkt de grote afwezige in uw
relaas. Maar in die afwezigheid lees ik
een parallel met de media. Een bewuste
parallel, door u getrokken. Want ook in
die media ontbreekt elke verontwaardiging.
Geen grote verhalen. Geen grote
pleidooien voor enige humaniteit. Vluchtelingen
halen de voorpagina's niet. Of toch. Enkel als er doden vallen. Dan kan het.
Voor heel eventjes. Die houding
van journalisten tegenover de vluchtelingenproblematiek lijkt u te kopiëren.
Ik lees uw boek. Ik lach als
Nabiel in Brussel arriveert. Nabiel
twijfelt. Dit kan Brussel niet
zijn. Hij merkt te veel gelijkenissen
met Bagdad, zijn thuisstad.
Nabiel vlucht om opnieuw thuis te komen. Zo lijkt het wel. Oorlogsgebied. Verval. Ruïnes.
Dat is wat Nabiel registreert. Ik
kan het niet helpen. Ik moet lachen bij
die aarzelende kennismaking met onze hoofdstad.
Ik denk aan Gwendolyn Rutten, voorzitster van Open VLD. Ik denk aan haar recente uitspraak. Aan haar overtuiging dat onze manier van
leven superieur is aan alle andere. Ik
vraag mij af hoe selectief haar met veel bombarie aangekondigde Ronde van Vlaanderen
wel moet zijn. Via die Ronde wil zij in
elke Vlaamse gemeente de polsslag van de samenleving gevoeld hebben. Aan dat alles denk ik. Om dat alles lach ik. Ik lach om zoveel arrogantie. Misplaatste arrogantie.
Vele weerhaken heb ik ontdekt in uw boek. Maar dan is er nog die ene grote. Nabiel heeft een droom. Hij droomt van de ideale stad. Een ideale stad heeft harmonie nodig. Net zoals muziek. Muziek kent Nabiel. Dat is zijn leefwereld. Muziek wordt gevormd door verschil tussen
geluiden. Maar verschil vraagt
harmonie. Een maatschappij is net als
een orkest. Is net als muziek. Ook een maatschappij heeft nood aan
harmonie. Die droom had hij gehaald bij
de filosoof al-Farabi. In het werk van
die filosoof vond hij inspiratie voor zijn droom. In Brussel toetst hij de realiteit af aan
zijn droom. Die komen met elkaar in
botsing. Hij hoort, ziet en voelt dissonante geluiden in de gewenste harmonie. Nabiel gaat twijfelen. Die twijfel doet vreemde dingen met
Nabiel. Doet hem uitkomen bij vreemde,
politieke stellingnames. Doet hem twijfelen aan de mogelijkheid tot samenleven.
Die laatste weerhaak speelt nu nog altijd in mijn hoofd. De droom van de ideale stad laat mij niet
los. Die botsing tussen droom en
realiteit wil ik kunnen begrijpen. Wil
ik kunnen oplossen. In periodes, waarin
ik tijdens de dag heel eventjes durf te dagdromen, kom ik altijd weer uit bij
uw boek. Het houdt mij bezig. Dat kleine boekje houdt mij nog altijd
bezig. Ik kan het niet loslaten. Ik zoek.
Zoek. Zoek. Ik blijf zoeken.
Beste Ali. Ik las uw boek. Ik zal uw boek aanprijzen bij mijn
moeder. Ik zal niet zeggen dat het een
dun boekje is. Of toch wel. Ik zal zeggen dat het een dun boekje is. Maar meteen zal ik er aan toevoegen dat
kwaliteit boven kwantiteit gaat. Dat uw
boek hiervan een perfecte illustratie is.
Dat zal ik haar zeggen. Zij zal
glimlachen. Omdat ik het eindelijk
begrepen heb. Omdat u mij dit opnieuw
hebt doen inzien. Daarvoor wil ik u
danken. Voor die hernieuwde kennis en
dat prachtige boek.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten