Beste Barry,
Beste Cesar,
Beste George,
Beste Rinus,
Het moet vijfentwintig jaar terug zijn geweest. Dat moet het zeker geweest zijn. Toen zag ik jullie aan het werk. Op een festival. Ergens in West-Vlaanderen. Wij waren fan van The Scene. Zij stonden als headliner op de affiche. Wegblijven was dan geen optie. Wij moesten er bij zijn. Zoals bij elk concert van The Scene. Zoals op elk festival met The Scene. Heel waarschijnlijk moeten wij jullie toen
gehoord hebben. Ik kan het niet met
zekerheid zeggen. Ik vermoed het. Wij kwamen enkel voor The Scene. Al wat vóór The Scene kwam, beschouwden wij
als voorprogramma. Dat voorprogramma kon
gemakkelijk genegeerd worden. Enkel Thé
Lau en de zijnen schonken wij onze aandacht.
Na dat festival heb ik jullie niet meer gezien. Toch niet live. Toch niet op een podium. Heel af en toe liepen wij elkaar wel eens
tegen het lijf. Op een feestje of een
fuifje ging ik vol overgave op de dansvloer staan als de deejay koos voor When
the lady smiles. Op dat moment moest er
gedanst worden. Dat deed ik dan ook. Er waren nog andere momenten dat wij samen
zaten. Heel regelmatig greep ik terug
naar dat ene plaatje Face it. Dat is de
enige plaat, die ik van jullie heb. Maar
het is meteen een goede plaat. Naar dat
schijfje heb ik vele malen geluisterd.
Altijd met eenzelfde enthousiasme.
Altijd met dezelfde overtuiging dat in dat ene schijfje echt vakmanschap
schuilt.
Enkele maanden terug keek ik naar een documentaire. Op de Nederlandse televisie. Ik keek naar Vreemde Kostgangers. Een project van Boudewijn De Groot, Henny
Vrienten en George Kooymans. Ik keek
naar een documentaire én een concert.
Beide werden mij aangeboden door de Nederlandse televisie. Ik nam dankbaar in ontvangst. Want wat ik zag, ontroerde. Ik keek naar George Kooymans. Ik luisterde naar Ik ben op weg. Terwijl ik naar dat ene liedje luisterde,
ging ik denken dat het toch niet kon dat ik Golden Earring nog nooit echt aan
het werk zag. Toch niet met de volle
aandacht. Ik ging beseffen dat ik die
fout snel diende te herstellen. Fouten
maken mag. Fouten herstellen moet. Toch als het enigszins kan.
Jullie boden mij die kans.
Jullie kwamen naar Hasselt. Ik
kocht een kaartje. Omdat het moest. Omdat het juist voelde. Omdat ik één van de langst bestaande
rockbands eindelijk aan het werk wilde zien.
Ik wist niet wat te verwachten.
Uw repertoire is mij vreemd. Ik
ken de klassiekers. Ik ken Radar
love. Ik ken Twilight zone. Ik ken When the lady smiles. Maar dan stopt het. Verder reikt mijn kennis niet. Maar net dat maakte het spannend. Ik wist niet wat ik mocht verwachten. U kon mij enkel verrassen. Die verrassing kon twee kanten uit. Negatief of positief.
U kwam op. U begon. Wat er toen gebeurde, kan ik nu nog moeilijk
omschrijven. Ik ging op de rand van mijn
stoeltje zitten. Mijn excuses, ik had
gekozen voor een zitplaats. Die
bekentenis moet ik u doen. Ik ben geen
broekventje meer. Ik pas voor het slagveld
aan het podium. Daartussen beweeg ik mij
niet meer. Ik kies voor afstand. Maar daarom niet voor minder betrokkenheid. Want heel de avond lang voelde ik mij meer
dan betrokken. Ik was geen passieve
waarnemer. Ik was een actieve
deelnemer. Zelfs vanop mijn
stoeltje. Die zaterdagavond heb ik
stoeltjesdansen tot olympische discipline verheven. Stilzitten kon ik niet. Op dat zitje ging ik wild tekeer. Ik voelde mij zanger. Ik voelde mij gitarist. Ik voelde mij drummer. Ik voelde mij bassist. Al die verschillende rollen verenigde ik in
mijzelf. Vanop mijn stoeltje beleefde ik
een wilde avond. Ik liet mij volledig
gaan. Geen grenzen. Indien er toch grenzen waren, ging ik voorbij
die grenzen. Ver voorbij. Ik liet mij niet intomen. Dat kon niet.
Uw muziek gaf daartoe geen gelegenheid.
Dit was pure rock and roll.
Onversneden rock.
Pas aan het eind van de show liet u toe dat ik achterover leunde. Pas dan mocht ik eindelijk naar adem
happen. Voordien lukte mij dat
niet. Al te zeer onder de indruk van uw
prestatie. Pas aan het eind van de show
lukte het mij alles even terug te spoelen.
Lukte het mij te blijven stilstaan bij alles wat was gepasseerd. Dat was veel.
Heel veel. Ik zag opnieuw de
groep. Ik zag opnieuw Golden
Earring. Een goed geoliede machine. Niet onderhevig aan slijtage. Ik hoorde opnieuw die solo’s. Niemand moest in de schaduw staan. Iedereen mocht schitteren. Elkeen kreeg zijn moment. Opnieuw dacht ik aan dat moment, waarop ik
mij op een concert van Pink Floyd waande.
Ik dacht aan al die kleine dingen.
Die kleine dingen, die noodzakelijk zijn om iets te laten uitgroeien tot
iets groots. Want dat is wat ik
zag. Ik zag een indrukwekkend
concert. Ik zag indrukwekkende muzikanten.
Vroeger werd mij vaak die vraag gesteld. Vaak vroegen zij mij wat ik later wilde
worden. Die vraag stellen zij mij nu
niet meer. Vandaag is het later. Ik ben in het later gearriveerd. Nu stellen zij mij die andere vraag. Wat ik zal doen als ik oud ben. Wat ik zal doen als ik ouder ben. Lange tijd kon ik geen antwoord verzinnen op
die vraag. Nu weet ik het. Ik wil op het podium staan. Ik wil zingen. Ik wil performen. Net zoals jullie deden. Net zoals jullie doen. Want wat jullie doen, is puur amusement. Is zuiver spelplezier. Daarvan wil ik nog kunnen proeven als ik
ouder ben. Een droom? Ik weet het niet. Zaterdagavond liet u mij zien dat het
mogelijk is. U liet mij zien dat op
feesten geen leeftijd staat. Dat stelt
mij gerust.
Beste Barry. Beste Cesar. Beste George.
Beste Rinus. Eindelijk zag ik u
aan het werk. Ik ben een tevreden
mens. Ik zag de langst bestaande
rockband ter wereld en ik zag dat het goed was.
Meer dan goed. Voor dat gezellig
feestje wil ik u danken.
Met vriendelijke groeten.
PS: Misschien moet ik wel naar Zottegem. Want u speelt op Rock Zottegem. Misschien moet ik wel naar Vreemde Kostgangers. Want een nieuwe concertenreeks is voorzien. Het worden drukke tijden. Zoveel is zeker. Maar net zozeer worden het mooie tijden. Ook dat is zeker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten