Wij gingen naar Japan. Dat kwam
niet zomaar uit de lucht gevallen.
Hierover hadden we nagedacht. Dat
moet ook. Over reisbestemmingen moet
nagedacht worden. Lukraak een bestemming
kiezen, zo werkt het niet. Toch niet bij
ons. Wij doen het anders. Weloverwogen.
Weldoordacht. Wij gingen naar
Japan.
Japan was geen onbekende. Dat
land had op vele momenten in mijn leven op de deur geklopt. Op vele manieren. Soms hard.
Soms lichtjes. Aan al die
momenten denk ik nu. Al die momenten flitsen
door mijn hoofd bij de overweging naar Japan te reizen.
Ik denk aan Shogun. Als
broekventje keek ik naar dat programma.
Elke week zat ik trouw voor de televisie. Ik wou de avonturen van de Engelse stuurman
Blackthorne zien. Ik keek en zag vreemde
dingen. Ik zag die soldaten. Die strijders. Samoerai, zo heetten die kerels. Het waren niet zomaar soldaten. Het was een aparte klasse. Zij leefden volgens een erecode. Die code beheerste hun handelen. Als kleine jongen droomde ik er van ooit samoerai
te worden. Ik wou geen cowboy zijn. Ik wou geen indiaan zijn. Dat leek mij te gewoontjes. Ik wou iets exclusiever. Samoerai leek tegemoet te komen aan mijn
uitzonderlijke wensen. Het was niet
onmogelijk. Dat bewees het verhaal van
Blackthorne. Hij werd opgeleid tot die
Japanse elitesoldaat. Ik zou
volgen. Dat wenste ik. Dat wilde ik.
Ik denk aan Oshin. Een Japans
feuilleton. Ik was wat ouder nu. Ik was de korte broek ontgroeid. Deze keer zag ik geen heldhaftige
verhalen. Geen oorlogen. Geen zwaardgevechten. Wel een eenvoudig verhaal over een Japans
meisje. Samen met dat meisje wandelde ik
elke dag doorheen een land, dat in alles verschilde van mijn eigen land. Ik zag andere gewoontes. Andere gebruiken. Ik hoorde een andere taal. Een mij totaal onbekende taal. Alles was anders. Niet beter.
Niet slechter. Gewoon
anders. Ik keek naar een complexe
wereld. Die grote wereld bleek niet
uniform te zijn. Neen, de wereld was
divers. Dat wist ik toen nog niet. Omgaan met die diversiteit is een
uitdaging. Om met die uitdaging te
kunnen omgaan, moet kennis worden vergaard.
Reizen kan hierbij een hulpmiddel zijn.
Een middel om de horizon te verruimen.
Dat wist ik toen ook nog niet.
Dat weet ik nu.
Ik denk aan mijn rijbewijs. Japan
en een rijbewijs, dat lijkt een nogal vreemde hersenkronkel. Toch lijkt het voor mij logisch. Ik kan het verklaren. Ik leerde auto rijden in de wagen van mijn
tante. Zij had een Toyota. My Toyota is fantastic. Dat was niet zomaar een statement. Die Japanners maakten dat statement
waar. De wagen van mijn tante was net zo
oud als ik. Twintig jaar oud en nog
steeds reed die wagen. Zonder enig
probleem. Ik zat in die wagen en besefte
dat Toyota symbool stond voor Japans vernuft.
Voor Japans vakmanschap. Voor
Japans ondernemerschap. Japan was het
land van de technologie. Daar gebeurde
het. Dat alles besefte ik toen ik
stuntelig probeerde te schakelen. Toen
ik op een juiste wijze de wagen trachtte te parkeren.
Ik denk aan Haruki Murakami. Aan
Norwegian Wood. Op het moment dat ik die
boeken las, was ik ouder. In het land
van de literatuur had ik een hobbelig parcours afgelegd. Begonnen met Agatha Christie. Verder met Herman Brusselmans. Om pas later die grote wereldbibliotheek te
ontdekken. Ik kwam tot die grote,
internationale schrijvers. Zoals
Murakami. Hij schreef anders. Hij schreef breekbaar. Fragiel.
Net zoals de wereld, waarover hij schreef. Dat gevoel, dat ik ervaarde bij het lezen van
zijn boeken, had ik nog nooit eerder gehad.
Dat gevoel was uniek. Alweer
kreeg ik de indruk dat Japan van een heel andere categorie was. Een bijna niet wereldse categorie. In niks te vergelijken. Enig in zijn bestaan.
Ik denk aan Arsenal. Aan de
filmvoorstelling Dance, Dance, Dance.
Een film durf ik het niet echt te noemen. Eerder een trip. Een film waarin heden en verleden
samenkomen. Waarin realiteit en fantasie
elkaar ontmoeten. Waarin stad en
platteland met elkaar botsen. Hard
botsen. Frontaal. Een film over ontsnappen. Over het zoeken naar de juiste weg. Ik keek naar die film en alweer nestelde die
ene opvatting zich in mijn hoofd. Alweer
kwam ik tot dat ene besluit. Japan was
uniek. Japan is uniek.
Al die momenten samen zouden mij tot die ene beslissing kunnen
brengen. Op basis van al die momenten
zou ik mijn koffers kunnen pakken. Zou
ik kunnen vertrekken naar Japan. Om ter
plaatse mijn opgedane indrukken te gaan aftoetsen met de realiteit. Om na te gaan in hoeverre mijn indrukken
overeind blijven. Ter plaatse zou ik
kunnen vaststellen in hoeverre ik mijn opinies over het land diende bij te
stellen.
Toch stormde ik niet meteen naar boven om mijn koffers te pakken. Als motivatie voor die verre reis bleken zij
onvoldoende. Slechts één moment kon mij
werkelijk overhalen die reis eindelijk te ondernemen.
Die ene reden met de grootste overtuigingskracht was mijn nonkel. Hij was missionaris geweest in Japan. Jarenlang.
Wanneer hij op vakantie was in België, logeerde hij vaak bij ons. Dan vertelde hij over dat verre land. Hij vertelde over zijn werk. Over de mensen. Zijn mensen.
In al die verhalen weerklonk een groot enthousiasme. Dat grote enthousiasme kon hij niet onder
stoelen of banken steken. Zijn
commentaren waren unaniem lovend. De
afwezigheid van enige zin voor kritiek vonden wij verdacht. Daarom gaven wij tegengas. Omdat wij die lof voor Japan interpreteerden
als kritiek op ons landje. Dat vertelden
wij hem. In vaak hevige discussies.
Enkele jaren terug overleed mijn nonkel. Ik dacht terug aan die avonden. Dat hij aan tafel zijn verhalen zat te
vertellen. Ik zag mijzelf opnieuw
zitten. Ik zweeg. Ik was een kleine jongen. Kleine jongens zwijgen. Dat was zo vroeger. Ik luisterde.
Liet de grote mensen praten. Liet
hen discussiëren. Ik nam geen enkel
initiatief. Stelde geen vragen. Ook later niet. Als ik groter was. Als ik mocht praten, bleef ik zwijgen. Over dat stilzwijgen had ik nu spijt. Ik had nooit enige inspanning gedaan mijn
nonkel te begrijpen. Ik had nooit
gepeild naar de bron van zijn enthousiasme.
Nu kon het niet meer. Nu was het
te laat. Mijn nonkel zou niet meer
praten.
Mijn nonkel zou niet meer praten.
Dat was zo. Daaraan kon ik niets
veranderen. Maar misschien kon ik toch nog
een manier vinden om zijn enthousiasme te begrijpen. Dat zou kunnen als ik zelf naar Japan trok. Als ik zelf in dat land zou gaan
rondkijken. Als ik zelf zou luisteren,
zien, voelen en proeven. Dan zou ik het
heel misschien begrijpen. Dan zou ik
heel misschien mijn nonkel begrijpen.
Dat leek mij een juiste reden.
Om die reden kon ik naar Japan reizen.
Ik had beslist. Op basis van
emotionele argumenten. Dat mag nochtans
niet. Beslissingen mogen niet genomen
worden op basis van emoties. Het
rationele moet heer en meester zijn over ons beslissingsproces. Dit leek mij evenwel die ene
uitzondering. Die ene uitzondering op de
regel. Ik zou naar Japan reizen. Dat leek mij juist. Dat voelde juist.
Ik kon mijn koffers pakken. Ik
kon vertrekken. Naar Japan. En een heel klein beetje naar mijn nonkel.
Mijn reisverhaal Japan. Dag 1: Brussel – Londen – Tokyo. Te lezen op dinsdag 29/11/2016.
IK KIJK AL UIT NAAR HET VERVOLG
BeantwoordenVerwijderen