dinsdag 22 november 2016

Mijn reisverhaal Japan. Een inleiding.

Wij gingen naar Japan.  Dat kwam niet zomaar uit de lucht gevallen.  Hierover hadden we nagedacht.  Dat moet ook.  Over reisbestemmingen moet nagedacht worden.  Lukraak een bestemming kiezen, zo werkt het niet.  Toch niet bij ons.  Wij doen het anders.  Weloverwogen.  Weldoordacht.  Wij gingen naar Japan.
 
Japan was geen onbekende.  Dat land had op vele momenten in mijn leven op de deur geklopt.  Op vele manieren.  Soms hard.  Soms lichtjes.  Aan al die momenten denk ik nu.  Al die momenten flitsen door mijn hoofd bij de overweging naar Japan te reizen.
 
Ik denk aan Shogun.  Als broekventje keek ik naar dat programma.  Elke week zat ik trouw voor de televisie.  Ik wou de avonturen van de Engelse stuurman Blackthorne zien.  Ik keek en zag vreemde dingen.  Ik zag die soldaten.  Die strijders.  Samoerai, zo heetten die kerels.  Het waren niet zomaar soldaten.  Het was een aparte klasse.  Zij leefden volgens een erecode.  Die code beheerste hun handelen.  Als kleine jongen droomde ik er van ooit samoerai te worden.  Ik wou geen cowboy zijn.  Ik wou geen indiaan zijn.  Dat leek mij te gewoontjes.  Ik wou iets exclusiever.  Samoerai leek tegemoet te komen aan mijn uitzonderlijke wensen.  Het was niet onmogelijk.  Dat bewees het verhaal van Blackthorne.  Hij werd opgeleid tot die Japanse elitesoldaat.  Ik zou volgen.  Dat wenste ik.  Dat wilde ik.
 
Ik denk aan Oshin.  Een Japans feuilleton.  Ik was wat ouder nu.  Ik was de korte broek ontgroeid.  Deze keer zag ik geen heldhaftige verhalen.  Geen oorlogen.  Geen zwaardgevechten.  Wel een eenvoudig verhaal over een Japans meisje.  Samen met dat meisje wandelde ik elke dag doorheen een land, dat in alles verschilde van mijn eigen land.  Ik zag andere gewoontes.  Andere gebruiken.  Ik hoorde een andere taal.  Een mij totaal onbekende taal.  Alles was anders.  Niet beter.  Niet slechter.  Gewoon anders.  Ik keek naar een complexe wereld.  Die grote wereld bleek niet uniform te zijn.  Neen, de wereld was divers.  Dat wist ik toen nog niet.  Omgaan met die diversiteit is een uitdaging.  Om met die uitdaging te kunnen omgaan, moet kennis worden vergaard.  Reizen kan hierbij een hulpmiddel zijn.  Een middel om de horizon te verruimen.  Dat wist ik toen ook nog niet.  Dat weet ik nu.
 
Ik denk aan mijn rijbewijs.  Japan en een rijbewijs, dat lijkt een nogal vreemde hersenkronkel.  Toch lijkt het voor mij logisch.  Ik kan het verklaren.  Ik leerde auto rijden in de wagen van mijn tante.  Zij had een Toyota.  My Toyota is fantastic.  Dat was niet zomaar een statement.  Die Japanners maakten dat statement waar.  De wagen van mijn tante was net zo oud als ik.  Twintig jaar oud en nog steeds reed die wagen.  Zonder enig probleem.  Ik zat in die wagen en besefte dat Toyota symbool stond voor Japans vernuft.  Voor Japans vakmanschap.  Voor Japans ondernemerschap.  Japan was het land van de technologie.  Daar gebeurde het.  Dat alles besefte ik toen ik stuntelig probeerde te schakelen.  Toen ik op een juiste wijze de wagen trachtte te parkeren.
 
Ik denk aan Haruki Murakami.  Aan Norwegian Wood.  Op het moment dat ik die boeken las, was ik ouder.  In het land van de literatuur had ik een hobbelig parcours afgelegd.  Begonnen met Agatha Christie.  Verder met Herman Brusselmans.  Om pas later die grote wereldbibliotheek te ontdekken.  Ik kwam tot die grote, internationale schrijvers.  Zoals Murakami.  Hij schreef anders.  Hij schreef breekbaar.  Fragiel.  Net zoals de wereld, waarover hij schreef.  Dat gevoel, dat ik ervaarde bij het lezen van zijn boeken, had ik nog nooit eerder gehad.  Dat gevoel was uniek.  Alweer kreeg ik de indruk dat Japan van een heel andere categorie was.  Een bijna niet wereldse categorie.  In niks te vergelijken.  Enig in zijn bestaan.
 
Ik denk aan Arsenal.  Aan de filmvoorstelling Dance, Dance, Dance.  Een film durf ik het niet echt te noemen.  Eerder een trip.  Een film waarin heden en verleden samenkomen.  Waarin realiteit en fantasie elkaar ontmoeten.  Waarin stad en platteland met elkaar botsen.  Hard botsen.  Frontaal.  Een film over ontsnappen.  Over het zoeken naar de juiste weg.  Ik keek naar die film en alweer nestelde die ene opvatting zich in mijn hoofd.  Alweer kwam ik tot dat ene besluit.  Japan was uniek.  Japan is uniek.
 
Al die momenten samen zouden mij tot die ene beslissing kunnen brengen.  Op basis van al die momenten zou ik mijn koffers kunnen pakken.  Zou ik kunnen vertrekken naar Japan.  Om ter plaatse mijn opgedane indrukken te gaan aftoetsen met de realiteit.  Om na te gaan in hoeverre mijn indrukken overeind blijven.  Ter plaatse zou ik kunnen vaststellen in hoeverre ik mijn opinies over het land diende bij te stellen.
 
Toch stormde ik niet meteen naar boven om mijn koffers te pakken.  Als motivatie voor die verre reis bleken zij onvoldoende.  Slechts één moment kon mij werkelijk overhalen die reis eindelijk te ondernemen.
 
Die ene reden met de grootste overtuigingskracht was mijn nonkel.  Hij was missionaris geweest in Japan.  Jarenlang.  Wanneer hij op vakantie was in België, logeerde hij vaak bij ons.  Dan vertelde hij over dat verre land.  Hij vertelde over zijn werk.  Over de mensen.  Zijn mensen.  In al die verhalen weerklonk een groot enthousiasme.  Dat grote enthousiasme kon hij niet onder stoelen of banken steken.  Zijn commentaren waren unaniem lovend.  De afwezigheid van enige zin voor kritiek vonden wij verdacht.  Daarom gaven wij tegengas.  Omdat wij die lof voor Japan interpreteerden als kritiek op ons landje.  Dat vertelden wij hem.  In vaak hevige discussies.
 
Enkele jaren terug overleed mijn nonkel.  Ik dacht terug aan die avonden.  Dat hij aan tafel zijn verhalen zat te vertellen.  Ik zag mijzelf opnieuw zitten.  Ik zweeg.  Ik was een kleine jongen.  Kleine jongens zwijgen.  Dat was zo vroeger.  Ik luisterde.  Liet de grote mensen praten.  Liet hen discussiëren.  Ik nam geen enkel initiatief.  Stelde geen vragen.  Ook later niet.  Als ik groter was.  Als ik mocht praten, bleef ik zwijgen.  Over dat stilzwijgen had ik nu spijt.  Ik had nooit enige inspanning gedaan mijn nonkel te begrijpen.  Ik had nooit gepeild naar de bron van zijn enthousiasme.  Nu kon het niet meer.  Nu was het te laat.  Mijn nonkel zou niet meer praten.
 
Mijn nonkel zou niet meer praten.  Dat was zo.  Daaraan kon ik niets veranderen.  Maar misschien kon ik toch nog een manier vinden om zijn enthousiasme te begrijpen.  Dat zou kunnen als ik zelf naar Japan trok.  Als ik zelf in dat land zou gaan rondkijken.  Als ik zelf zou luisteren, zien, voelen en proeven.  Dan zou ik het heel misschien begrijpen.  Dan zou ik heel misschien mijn nonkel begrijpen.
 
Dat leek mij een juiste reden.  Om die reden kon ik naar Japan reizen.  Ik had beslist.  Op basis van emotionele argumenten.  Dat mag nochtans niet.  Beslissingen mogen niet genomen worden op basis van emoties.  Het rationele moet heer en meester zijn over ons beslissingsproces.  Dit leek mij evenwel die ene uitzondering.  Die ene uitzondering op de regel.  Ik zou naar Japan reizen.  Dat leek mij juist.  Dat voelde juist.  
 
Ik kon mijn koffers pakken.  Ik kon vertrekken.  Naar Japan.  En een heel klein beetje naar mijn nonkel.

Mijn reisverhaal Japan.  Dag 1: Brussel – Londen – Tokyo.  Te lezen op dinsdag 29/11/2016.
 
 
 
 

1 opmerking: