Beste Annelore,
Beste Laila,
Beste Jan,
Beste Joep,
Mij werd de vraag gesteld of ik geen zin had in een zangavond. Die vraag kreeg ik van een vriendin. Een vraag verdient een antwoord. Zo ben ik opgevoed. Ik ben een nette jongen. Bovendien ben ik de zoon van onderwijzende
ouders. Zij weten dat een vraag niet
zonder antwoord kan. Jarenlang was dat
hun reden van bestaan. Zij stelden
vragen. Zij verwachtten antwoorden. Zo ging dat toen.
In mijn zoektocht naar een antwoord gebeurde iets vreemds. Ik ging zoeken naar redenen waarom ik niet
zou gaan. Dat lijkt makkelijker. Een eerste reden was dan snel gevonden. Ik kan niet zingen. Ik kan helemaal niet zingen. Totaal niet. Om dan in een groep te gaan kwelen, het is
niet evident. Bovendien was het donderdagavond. Het einde van de werkweek. Of toch bijna. Dan is een luie, warme televisieavond best
wel een verleidelijk alternatief. Al
snel had ik in mijn hoofd een lijstje met redenen waarom ik het niet zou
doen. De ene reden al overtuigender dan
de andere.
Toch ben ik gegaan. Waarom?
Omwille van dat ene ben ik gegaan.
Nieuwsgierigheid. Dat ene ding
drijft mij vaak vooruit. Dwingt mij vaak
toch naar buiten te gaan. Gelukkig
maar. Anders had ik jullie nooit leren
kennen. Maar ik loop vooruit op de
zaken. Een verhaal vertellen moet stap
per stap gebeuren. Nooit één stap
overslaan. Ik ga dus verder.
Wij gingen naar de Parnassuskerk.
Aan de Oude Houtlei. Wij hadden
ons warm aangekleed. Kerken zijn
koud. Dat weet ik nog. Uit mijn vroegere jaren als kerkganger. Het leven was een hel. De hemel moest verdiend worden. Dat leek wel de gedachtegang. Daarom koude kerken dus. Met die idee waren wij vertrokken. Een extra trui. Een dikke vest. Wij waren gewapend. De koude zou ons niet klein krijgen. Wij gingen om te zingen. Zingen zouden wij doen. En oh ja, binnen de kerk was het gezellig warm. God was niet langer aanwezig. Kou hoefde het niet meer te zijn.
Wij konden beginnen. Maar eerst
enkele afspraken. Duidelijke afspraken
maken de beste vrienden. Zo is het. Zo is het altijd geweest. Wij luisterden. U vroeg ons dichter bij het podium te komen
staan. Om dat groepsgevoel te
versterken. U vroeg ons kennis te maken
met onze buurman. Onze buurvrouw. Alweer voor dat groepsgevoel. Dat alles vroeg u. Dat alles deden wij.
Zingen. Eerst even de stemmen
opwarmen. Een muzikale warm-up. Atleten doen stretching van de spieren. Zangers doen stretching van de
stembanden. Wij gooien die stembanden
even los. Met ooohhh’s an aaahhh’s. Dan al voel ik het. Dan al weet ik het. Dit wordt een fijne avond. Na die noodzakelijke warm-up beginnen wij aan
het echte werk. U gaat ons voor. U leidt ons.
U zingt voor. U toont ons de
moeilijkheden. Op die manier krijgen wij
zicht op de juiste melodie. Op die
manier weten wij hoe die gevaarlijke klippen in een lied te omzeilen. Op die manier kunnen wij echt meezingen. Kunnen wij meer doen dan enkel maar lui
neuriën.
L’été indien van Joe Dassin. What’s the pressure van Laura Tesoro. We are family van Sister Sledge. Chaos van Bazart. Bitter Sweet Symphony van The Verve. Op het dak van de wereld van Dana Winner. They don’t care about us van Michael Jackson. Na elk gezongen lied worden wij sterker. Gaan wij vreemd genoeg geloven dat we toch
kunnen zingen. Niet als een
nachtegaal. Maar toch. De brombeer lijkt verdwenen. Een zanger doet zijn intrede. Ik amuseer mij te pletter. Iedereen amuseert zich te pletter. Dat zie ik om mij heen. Enkel lachende gezichten. Enkel zingende mannen. Enkel zingende vrouwen. Dit is heerlijk. En dan moet het beste nog komen.
Hallelujah van Leonard Cohen.
Mijn muzikale held. Mijn
overleden vriend. Nooit was ik verder gekomen
dan het refrein. Enkel dat kon ik
meezingen. Maar ik deed het ook. Elke keer weer. Elke keer weer zong ik Hallelujah. Uit volle borst. Deze keer was het anders. Ik zong mee.
Met Leonard Cohen. Met honderden
anderen. Van begin tot eind. Geen enkel woord sloeg ik over. Dat ging makkelijk. Ik had een spiekbriefje. U had ons een tekstboek bezorgd. Daarin konden wij volgen.
Wij zongen dus samen met Leonard Cohen. Luid als het moest. Zachtjes als het moest. U leidde ons.
Van luid naar zacht. En
terug. Dit was kippenvel. Ik weet niet of er een hemel bestaat. Indien het zo is, dan zal Leonard Cohen daar
zetelen. Zal hij daar rijstpap met
gouden lepeltjes eten. Maar dat eten zal
hij even onderbroken hebben. Als hij ons
hoorde zingen. Hij zal instemmend
geknikt hebben. Hij zal geglimlacht
hebben. Zoals enkel Leonard Cohen kan
glimlachen. Zelfs hij moet gevoeld
hebben dat dit een prachtig uitzonderlijk moment was.
Allez, chantez! Ik heb het gedaan.
Ik heb mij gesmeten. Ik ging voor
het volle pond. Geen half werk voor mij. Nu al weet ik dat ik zal terugkeren. Met leesbril.
Zodat ik nog beter kan volgen.
Zodat ik nog meer kan zingen. Nog
intenser kan genieten.
Beste Annelore. Beste
Laila. Beste Jan. Beste Joep.
Ik wil jullie danken voor dit prachtige initiatief. Tot een volgende keer.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten