Beste Jeroen,
Ik weet niet meer hoe ik tot uw boek kwam. Ik weet niet meer waarom ik uw boek
kocht. Misschien was het de God van de
Literatuur, die hierin de hand had.
Misschien was die God mijn gids in de zoektocht naar een goed boek. Een zoektocht, die mij halt deed houden bij
De Omwegen. Welke hogere macht het ook
moge geweest zijn, ik kocht uw boek.
Onlangs las ik uw boek. Kopen, dan
pas lezen. Zo gaat het altijd. Andersom kan niet. Dat bestaat niet. Boter bij de vis, zo gaat het in deze wereld. Zelfs literatuur maakt geen uitzondering op
deze economische wetmatigheden.
De Omwegen. Het valt mij
moeilijk uw boek te omschrijven. Uw boek
in te delen in één welbepaalde categorie.
Is het een avonturenroman? Het kan.
Is het een liefdesroman? Het kan.
Is het een filosofisch traktaat? Het kan. Is het een politiek essay? Het kan. Is het een ontwikkelingsroman? Het kan. Is het een familieroman? Het kan. Uw boek kan vele gedaanten aannemen. Uw familiesaga doet meer dan enkel de
lotgevallen van de pater familias en zijn drie zonen schetsen. U trekt het open. Maakt het ruimer. In uw verhaal doet u verslag van een
dolgedraaide wereld. Op vele pagina’s
schijnen uw ergernissen door. Maar
alvorens uw ongezouten meningen op de lezer los te laten, dompelt u deze onder
in een komisch sausje. Dat moet het voor
de lezer beter verteerbaar maken. Toch ontzenuwt
die milderende, komische inslag uw boodschap niet. Die blijft overeind. Hard en krachtig.
U houdt de lezer een spiegel voor.
Uw boek blijft gevaarlijk herkenbaar.
Staand voor de door u aangereikte spiegel, stel ik mij de vraag of ik
ook maar iets van de drieling in mij herberg.
Ben ik Johan? Misschien. Ben ik
Jonas? Misschien. Ben ik Joris?
Misschien. In geen van de drie karakters
kan ik mij ten volle herkennen. Het
lijkt een troost. Maar de constante
vraag of ik bepaalde aspecten deel met uw hoofdpersonages blijft
nazinderen. Al te bevreesd ben ik dat ik
op die constant sluimerende vraag bevestigend zou moeten antwoorden. Al te grote herkenning zou ontnuchterend
werken. Zou hard binnenkomen bij
mij. Want tussen mij en de drie
egoïstische ettertjes wil ik toch een zo groot mogelijke afstand bewaren. Bij het lezen moeten ervaren dat die afstand
soms overbrugbaar lijkt, kan ik omschrijven als confronterend. Behoorlijk confronterend.
Uw wereld wordt bedreigd. Niet
door monsters. Niet door buitenaardse
wezens. Wel door crisissen. Van allerlei slag. Bankcrisis.
Systeemcrisis.
Geloofscrisis.
Klimaatcrisis. Politieke crisis. Identiteitscrisis. Nationaliteitscrisis. In die crisissfeer plaatst u uw
personages. In die crisissfeer laat u uw
personages naar oplossingen zoeken. Naar
uitwegen. In die reacties kunnen wij
parallellen trekken met de echte wereld.
Met politici en opiniemakers uit die echte wereld. Op die wijze dringt die echte wereld uw boek
binnen en lijkt uw boek een politieke kroniek van de voorbije decennia. U dwingt ons als het ware achterom te
kijken. Die terugblik maakt mij niet
vrolijk. Stemt mij niet gelukkig. Neen, grote vraagtekens kunnen geplaatst
worden bij datgene wat in het verleden ligt.
Ik weet niet of ik uw boek als een pessimistisch boek kan
omschrijven. Ik heb de neiging het toch
te doen. De uitgezette verhaallijnen
neigen naar het zwartgallige. Alle kleur
lijkt uit uw boek verbannen te zijn.
Vrolijkheid verbind ik niet onmiddellijk met de gebeurtenissen in het
boek. De zoektocht van uw personages
lijkt dood te lopen. Geen heilzame
redding. Voor niemand. Iedereen lijkt gedoemd. Gedoemd om met zijn hoofd zwaar tegen de muur
te knallen. Ondanks mijn neiging uw boek
pessimistisch te noemen, is er toch nog die twijfel. Aan het eind van uw boek lijkt toch nog enig
licht te schijnen. Licht lijkt doorheen
de donkere wolken te breken. Redding
lijkt dan toch mogelijk. Een oplossing
ligt dan toch in het verschiet. De
zoektocht lijkt dan toch uit te monden in een verlichtend antwoord. Het leven, dat door uw personages als (te) zwaar
wordt beschouwd, lijkt dan toch de mogelijkheid in zich te hebben te baden in
lichtheid. Alle hoop mag dan toch niet
opgegeven worden.
Ik heb uw boek gelezen. Uw
aanklacht. Ik ben u gevolgd in uw
queeste. Uw odyssee. Ik heb mij geamuseerd in die ogenblikken dat
ik in uw boek vertoefde. Ik heb
gelachen. Meermaals. Niet luidop.
Dat is verdacht. Ik lachte
binnensmonds. Stilletjes. Want ondanks de zware thema’s kan, mag en
moet er gelachen worden. Daartoe bood u
mij voldoende gelegenheid.
Het boek is uit. Definitief
dichtgeslagen. Pas nu begrijp ik waarom
de God van de Literatuur mij tot uw boek bracht. Omdat uw boek een meesterwerk is. Een klein meesterwerk. In het licht van de eeuwigheid moeten wij
bescheiden blijven. Vandaar die lichte
correctie. Om het gevaar van
overdrijving tijdig af te wenden. Daarom
dus: een klein meesterwerk.
Tot slot wil ik nog dat ene doen.
Dat ene ding, dat een lezer kan doen na het dichtslaan van een
uitmuntend boek. Ik wil u danken. Voor dit prachtige boek. Voor de heerlijke leesmomenten.
Met vriendelijke groeten.
Website:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten