Week 1: The Bony King of Nowhere – Silent days.
Week 2: Neeka – Herfst.
Week 3: Boogie Beasts – Gonna be your man.
Week 4: And They Spoke in Anthems – Leaving you cold.
Week 5: Reena Riot – Good old waltz.
Week 6: CandleBags – Ticket to freedom.
Week 7: Mauger - Come back to the city.
Week 8: Black Leather Jacket - Village people.
Week 9: Sylvie Kreusch - Please to Devon.
Week 10: Augustijn - GVD joat.
Week 11: Falling Man - Candy.
Week 12: Ian Clement - Dance like love.
Week 13: Meltheads - Disco of l'amore.
Week 14: The Calicos - Runaway kid.
Week 15: Sun Gods - Pictures of you.
Week 16: Freedman - Couldn't even swim.
Week 17: Echo Beatty - High on a memory.
Week 18: Millbrooks - Rosenthal effect.
Week 19: Mortier - Valium.
Week 20: Geert Verdickt - Elk einde is een nieuw begin.
Week 21: The Monotrol Kid: Hold on.
Week 22: Budget Trash: Baroness.
Week 23: Usi Es: Billy Weaver.
Week 24: Struggler: Don't care.
Week 25: Wolf Sheriff: Jim.I.Am.
Week 26: Bonfire Lakes: Happiness.
Week 27: Jarvin - Broken gold.
Week 28: Poppel - Listen.
Week 29: The Glücks - Bought and paid for.
Week 30: BEUK: Dynamiet.
Week 31: IKRAAAN: Happy pill.
Week 32: Ian Clement & An Pierlé: Source material.
Week 33: PINGPONGCLUB: Doktor Rudi.
Week 34: Ila: Nude.
Week 35: Matt Watts ft. Guido Belcanto: I don't know where my baby is.
Week 36: Vito: The soul comes.
Week 37: Barely Autumn: Abortion coffee.
Week 38: Low Land Home: No need to run.
Week 39: Mogo: Boyfriend.
Week 40: Tien Ton Vuist: Next in line.
Week 41: Oproer: Get, get, get.
Week 42: Ramkot: Broken thighs.
Week 43: Ventilateur: Djakarta.
Week 44: Stereoseat: Sluthead.
Week 45: Zonen met vaders: Mr. buiten de lijntjes.
Week 46: Crayon Sun: Where are you.
Week 47: Skemer: Call me.
Week 48: Himshe: Constrict.
Week 49: Steven De Bruyn: Aanspraak.
Week 50: Crooked Steps: Sugar.
Week 51: Stay Idle: Weak end.
Week 52: Mintzkov: August eyes.
Week 53: School is Cool: Close.
Week 54: BUN: Around the corner.
Week 55: Geppetto & The Whales: Orion.
Week 56: Martha Da'ro: Fool.
Week 57: Alaska Gold Rush: Camouflage.
Week 58: HEISA: Serenity now.
Week 59: Godanov ft. Peter Slabbynck: I can't live in a living room.
Week 60: EMY: Freestyle.
Week 61: Ansatz der Machine ft. Colin H Van Eeckhout: Invisible.
Week 62: DIRK: Hit.
Week 63: RAMAN: Without whiskey.
Week 64: LECTOR.: Lies.
Week 65: SUMI: Green road.
Week 66: Ellen Schoenaerts: Voor Europa.
Week 67: Flying Horseman: Hotel.
Week 68: The Waltz: Like lovers do.
Week 69: Candlebags: Aeiou.
Week 70: Vincent Starwaver: Where do you go from here.
Week 71: Naima Joris: Bellybutton.
Free your mind. The rest will follow.
Over van alles en nog wat. Over de grote en de kleine dingen. Over verbazing en ontreddering. Over verwondering en bewondering. Over goede en slechte, mooie en lelijke dingen. Kortom, over het leven.
woensdag 13 februari 2019
donderdag 3 januari 2019
Uitgelezen: Marx begrijpen, een actuele inschatting van zijn denken. Brief aan Walter Weyns.
Beste Walter,
Een tijdje terug ging ik naar Marx. De theatermonoloog. Gebracht door Johan Heldenbergh. In die monoloog vertelt Johan hoe Karl Marx terugkeert naar de wereld. Naar de huidige wereld. Marx meent dat het hoognodig is. Hij zag wat er gebeurde met zijn ideeën. Met zijn theorie. Hij zag hoe het door verkeerde mannen en vrouwen op een verkeerde manier werd geïnterpreteerd. Hij zag hoe zijn theorie tot een monster verwerd. Dat wou hij in die theatermonoloog rechtzetten. Eindelijk wou hij de puntjes op de i zetten. Ik was behoorlijk onder de indruk. Niet enkel door het spel van Johan. Ook door de tekst. De inhoud.
Na de voorstelling wou ik onmiddellijk Das Kapital lezen. Eén van de volgende dagen ging ik naar een boekenwinkel. Ik wou en zou dat boek kopen. Maar soms draaien dingen heel anders uit. In de winkel bladerde ik even door het boek. Het schrok mij af. Ik vermoedde een te grote uitdaging. Ik achtte mij niet in staat mij het boek eigen te maken. Ik woog te licht. Mijn bagage was te beperkt. Dat dacht ik. Ik legde het boek terug. Das Kapital zou even moeten wachten. Ik moest nog wijsheid vergaren.
Een tijdje later botste ik op uw boek. Dat leek mij interessant. In dat boek maakt u een actuele inschatting van het denken van Marx. Misschien zou dit wel als een inleiding kunnen dienen. Als een voorbereiding op een latere lezing van zijn magnum opus. Ik ging aan het werk.
Uw boek was geen walk in the park. Ik moest bij de les blijven. Dit boek kon niet gelezen worden tussen de spreekwoordelijke soep en de even zo spreekwoordelijke patatten. Dit boek vroeg rust. Vroeg stilte. Jawel, bijna vroeg dit boek om studie. Ik werd lezer/student. Die hoedanigheid vraagt om een andere manier van lezen. Vaak moet ik teruggrijpen naar datgene wat ik reeds gelezen had. Vaak moet ik dingen twee keer lezen. Soms zelf drie keer. Want er kan maar voortgegaan worden in het boek, als het begrijpen een feit is.
In uw boek leerde ik vooreerst Karl Marx kennen. Om iemands theorie te kunnen begrijpen, is begrip van de auteur noodzakelijk. Een kennismaking met de auteur kan dan best nuttig zijn. Ik volgde Karl Marx doorheen zijn studies. Ik zag hoe hij zich verhield tot zijn ouders. Ik las hoe zijn denken evolueerde. Ik leerde zijn vrienden en vriendinnen kennen. Vriendschappen, die vaak een inspiratiebron waren. Ik volgde Karl Marx op zijn reis. Op zijn ‘vlucht’. Ik las hoe censuur zijn bestemming bepaalde. Ik reisde mee naar Parijs. Naar Brussel. Terug naar Parijs. Terug naar Keulen. Om dan uiteindelijk in Londen te arriveren waar hij dan eindelijk Das Kapital zou schrijven. Het boek, dat hij al zo lang in gedachten had. Het boek, dat al zo lang groeide en evolueerde in zijn hoofd.
Uiteraard beperkt u zich niet tot de levensloop van Karl Marx. U hebt het uitgebreid over Das Kapital. Over de ontstaansgeschiedenis. Over het schrijven. Over de ontvangst van het boek door de literaire en de politieke wereld. Over de impact van het boek. Over het nalatenschap van het boek.
Drie dingen uit uw analyse blijven mij bij. Vooreerst zegt u dat wij Marx niet dienen te lezen om kant-en-klare antwoorden te vinden op actuele maatschappelijke kwesties. Wel kan het gelezen worden om de gedrevenheid te ervaren om blijvend naar inzicht en bevrijding te zoeken. Door het lezen kan de lezer(es) de zieke logica van de maatschappelijke warboel begrijpen.
Tegelijk lees ik in uw analyse een waarschuwing. U schrijft dat Marx bij vele lezers bevrijdende en soms zelf tomeloze krachten opwekt. Daar voegt u als een waarschuwing aan toe dat je even vaak zag hoe de geest van de lezer zich sloot zodra diezelfde lezers volgelingen werden. Het boek werd op manier zowel een bevrijding als een gevangenis.
U waarschuwt niet alleen. U stelt ook gerust. U schrijft dat het interpreteren van Marx bijna onbegonnen werk is. U vergelijkt het oeuvre van Marx met een gereedschapskist waarmee ja van alles kan doen. U noemt het werk van Marx systematisch, dat zich verzet tegen systeeminsluiting. Bij Marx geldt het voortschrijdend inzicht. Het stopt nooit. Het gaat steeds verder. Het boek is dus geen sluitstuk. Het is enkel een aanzet.
In uw boek hoor ik ook echo’s van de huidige tijden. Zo ervaar ik de analyse van het Communistisch Manifest als zeer actueel. In dat Manifest wordt gesteld dat de ellende van de proletariërs het einde inluidt van de bourgeoisie. In de huidige tijden dienen we de hoofdrolspelers misschien anders te benoemen maar in die analyse hoor ik een echo van de gele hesjes. Les gillets jaunes. Eenzelfde vertaling naar de huidige tijden kan ik maken als ik lees dat revolutie niet enkel een politieke aangelegenheid is. Als ik lees dat revolutie enkel kans op slagen heeft als ze door veranderingen in de economische onderbouw wordt gedragen. Ik denk aan de vele boeken, die ik las en waarin geijverd wordt voor een nieuw economisch systeem. Maar bovenal knik ik instemmend als ik lees dat kapitalisme niks meer is dan de accumulatie van geld. Welke waren iemand produceert, koopt of verkoopt doet er niet toe. Waren dienen niet meer om concrete behoeften te bevredigen maar dienen nog slechts één doel: winst maken, meer geld verwerven. Aan deze vaststelling durf ik het pleidooi van Naomi Klein te koppelen, dat zij neerschreef in No Logo. In die woorden lees ik haar visie en kritiek op de supermerken.
Of ik Das Kapital zal lezen? Ik weet het niet. Zelfs na uw boek twijfel ik nog. Maar misschien zal ik het toch doen. Dat denk ik twijfelend als ik lees wat u als het belangrijkste element benoemt van Das Kapital. Bij het lezen van Das Kapital voelt diezelfde lezer iets. Die lezer wilt iets. U zegt dat die lezer het tenhemelschreiende vervloekte onrecht moet proeven. Die woorden lees ik als een opdracht aan mij. Als een aansporing. Heel misschien zal ik mij terugtrekken in mijn bureau. Om mij Das Kapital eigen te maken. Om Das Kapital te begrijpen.
Beste Walter. Ik wil u danken. Door u begrijp ik Marx. Ik leerde zijn werk kennen. Zijn analyses en besluiten. Ik leerde de kritiek op zijn werk kennen. Ik leerde de misinterpretaties kennen door veel van zijn aanhangers. Ik leerde dat Marx niet enkel om zich heen keek maar dat hij ook vooruit blikte. Die ontleding van zijn toekomstbeeld maakte u ook. Jawel, uw boek bevatte vele dingen. Vele dingen, die uw boek tot een interessant werk maakten voor een Marx-leek als ik. Daarvoor wil ik u danken.
Met vriendelijke groeten.
Labels:
Boeken,
Marx,
Marx begrijpen,
Non fictie,
Recensie,
Uitgelezen,
Walter Weyns
donderdag 27 december 2018
Uitgelezen: Allah in Europa, het reisverslag van een ongelovige. Brief aan Jan Leyers.
Beste Jan,
Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen. In alle eerlijkheid. In alle openheid. De schaduw van het kruis? Heb ik gezien. De weg naar Mekka? Heb ik gezien. De weg naar het avondland? Heb ik gezien. Allah in Europa? Euh, euh, euh, … Allah in Europa? Heb ik niet gezien. Ik zou vele redenen kunnen aanhalen waarom ik niet gekeken heb. Sommige redenen zouden oprecht zijn. Andere zouden minder oprecht zijn en als te gemakkelijk excuus dienen. Al die redenen kunnen evenwel de werkelijkheid niet wijzigen. Die werkelijkheid is wat ze is. Allah in Europa ging aan mij voorbij.
Fouten worden niet enkel gemaakt. Fouten kunnen ook hersteld worden. Uw boek bracht redding. Uw documentaireserie zou ik dan toch nog zien. Alleen zou het wat anders zijn. Ik zou de woorden lezen. In mijn hoofd zou ik de documentaire verbeelden. U zou de regisseur van de woorden zijn. Ik zou de regisseur van de beelden zijn. Een faire deal, leek mij.
In uw boek zegt u dat één vraag u de koffers doet pakken. Het zoeken naar een antwoord op die ene vraag doet u vertrekken. U vraagt zich af hoe de vereniging van de islam met het Europese gedachtegoed er zou uitzien. U zou dat antwoord kunnen vinden vanuit uw zetel. U zou boeken kunnen raadplegen. U zou zich kunnen verdiepen in de visie van vele, verlichte geesten. Dat doet u niet. U opteert voor het veldwerk. U trekt de wereld in. Of toch een deel van de wereld. U begint in Bosnië. U gaat naar Hongarije. Naar Oostenrijk en Frankrijk. U gaat naar Engeland. Naar Zweden en Denemarken. U gaat naar Duitsland. Naar Nederland. Om uiteindelijk te eindigen in België. Uw thuisland. Uw vaderland.
In al die landen kijkt u rond. Ontmoet u mensen. Die mensen doen hun verhaal. U luistert. U stelt vragen. Om zo tot een antwoord te komen op die ene vraag. Die ene vraag waarmee dit project begon. U komt tot een eindconclusie. Gezeten op een bankje. Op de Nieuwe Graanmarkt in Brussel vertrouwt u die conclusie toe aan een islamleraar. U bent pessimistisch. U formuleert het anders. U bent realistisch met een donker randje.
Ik maakte diezelfde reis. Samen met u. Ik reisde met u mee. Ik ontmoette dezelfde mensen. Ik hoorde dezelfde verhalen. In uw boek lees ik de negatieve verhalen. Ik herinner mij sjeik Haitham al-Haddad. Zonder veel omhaal beweert hij dat overspelige vrouwen moeten gestenigd worden. Ik herinner mij de Partij van de Bevrijding. Zij ijveren voor het verenigen van alle moslimlanden in een nieuw kalifaat. Ik herinner mij de Deense Imran Shah. Hij legt de schuld voor de cartoonrellen volledig bij de Deense regering en eist in naam van zijn geloof het recht op nooit meer beledigd te worden. Ik herinner mij moefti Mohammed Pandor uit Dewsbury. In alle openheid zegt hij dat geloofsafvalligen de doodstraf verdienen. Ik herinner mij de prediker Pierre Vogel. Hij bekeerde zich en is in zijn ideeën vrij strikt en eerder extreem.
Tegenover die negatieve stemmen plaatst u positieve stemmen. Stemmen, die een ander verhaal vertellen. Ik denk aan Mustafa Ceríc. Hij schreef de verklaring van Europese moslims. Ik denk aan sjeik Adnan Ibrahim. Hij erkent schuld. Als mensen een verkeerd beeld hebben van de islam, dan is dat omdat moslims hen een verkeerd beeld laten zien. Ik denk aan Mustafa Panshiri. Hij tracht migranten wegwijs te maken in de Zweedse spelregels omdat hij beseft dat integreren meer is dan enkel een woning en werk. Ik denk aan het Kamerlid Naser Khader. Hij was medeoprichter van de internationale Muslim Reform Movement. Een organisatie die zich uitespreekt tegen extremisme en geweld. Ik denk aan de radicaal-feministische activiste Zana Ramadani. Zij beseft dat een hervorming van binnenuit moet komen en beseft dat de overheid de hervormingsgezinden moet steunen. Ik denk aan de Gentse imam Khalid Benhaddou. Hij ijvert ervoor om de wijsheid van de Koran te verzoenen met de democratische regels en waarden van het Westen.
Ik merk hoe de verschillende landen een weg zoeken in hun omgang met de islam. Die zoektocht zit geklemd tussen uitersten. Engeland staat aan de ene kant met het meest gunstige beleid voor moslims. Aan de andere kant staat dan Frankrijk met het minst gunstige beleid voor moslims. Toch is het duidelijk dat er in elk scenario wordt geworsteld. Duidelijk is dat het uitstippelen van een beleid een proces is van vallen en opstaan. Ik denk aan de shariaraden in Engeland. Ik denk aan de koepelorganisatie van moslims in Hamburg. Ik denk aan het Avicenna College van Rotterdam. Ik denk aan de Islamwet in Oostenrijk. Die constante zoektocht stemt mij positief. Want als er niet meer zou gezocht worden, vervliegt alle hoop. Dat zou gelijkstaan met opgeven.
Ik heb uw boek gelezen. Eén ding staat mij nu helder voor de geest. Ik realiseer mij dat de echte strijd niet gaat tussen het Westen en de islam. De echte strijd situeert zich binnen de islam tussen de gematigden en de hardliners. Dat is de ware uitdaging. De grote massa zit daartussenin en is passief. Die grote massa moet gemobiliseerd worden. Moet geactiveerd worden. Om aan de juiste kant te gaan staan. Vele stemmen binnen de moslimgemeenschap trachten hiertoe bij te dragen. De overheid kan (of moet) daarin een helpende en versterkende rol vervullen.
Samen met u ontdekte ik een deeltje van de wereld. Ik pakte mijn koffers en reisde met u mee. U stelde de vragen. Ik luisterde. Dat was de afspraak vooraf. Ik zou mij niet moeien. Ik zou enkel observeren. Dat heb ik gedaan. Met resultaat. Ik meen een wijzer mens te zijn geworden. In dit debat hebt u mij positiever gestemd. Nooit was ik angstig. Maar u hebt mij doen inzien dat mijn gebrek aan angst geen gevolg was van mijn naïviteit maar wel zijn basis vindt in de realiteit.
Beste Jan. Allah in Europa heb ik niet gezien. Wel heb ik het boek gelezen. Daar ben ik blij om. U schrijft verhelderend. U schrijft kritisch. Maar in uw zin voor kritiek laat u de lezer vrij. Ik heb die vrijheid genomen. In die vrijheid herdenk ik uw woorden. Het boek is gelezen. Toch wik en weeg ik nog steeds. Uw boek is geen afgesloten hoofdstuk. Nu begint het pas. Want niet enkel de overheid moet zijn rol vervullen. Dat moet ook de burger doen. De lezer. U hebt mij aan het werk gezet. Dat zal ik doen. Met veel zin en goesting. Bedankt voor de reis. Bedankt voor de inzichten. Bedankt voor uw boek.
Met vriendelijke groeten.
Labels:
Allah in Europa,
Boeken,
Islam,
Jan Leyers,
Non fictie,
Recensie,
Uitgelezen
dinsdag 11 december 2018
Van Migratiepact naar regeringscrisis en verder. Brief aan Bart De Wever.
Beste Bart,
Wij zijn mensen van ons woord.
Als wij iets enkele maanden geleden goed vonden, gaan wij daar nu niet
tegen zijn. Dat zijn de woorden van Jan
Jambon. Dat zei hij nadat hij zijn ontslag
had ingediend en hij zich bereid
verklaarde om gedoogsteun te geven aan de minderheidsregering Michel II. Ik lees die woorden en knipper met mijn
ogen. Want wat heeft precies tot de
huidige crisis geleid? Het is daarom goed en juist even terug te blikken.
Op 27 september kondigde de premier de Belgische steun voor het
VN-Migratiepact aan. Hij deed dat voor
de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Die aankondiging kwam niet zomaar uit de
lucht gevallen. Overleg was hiervoor
noodzakelijk. Verschillende momenten van
overleg gingen die aankondiging vooraf.
Op 19 februari werd het Migratiepact besproken op de CoorMulti. Op die CoorMulti bepalen de betrokken
ministers, de vicepremiers en de premier het standpunt over internationale
vraagstukken. De adjunct-kabinetschef
van Theo Francken was hierbij aanwezig en maakte geen voorbehoud. Integendeel.
Er was consensus. Want op 7 maart
noemde minister van Buitenlandse Zaken de starttekst een vrij goed evenwicht
tussen het volle respect voor de mensenrechten, de positieve aspecten van
onregelmatige migratiestromen en de verschillende bezorgdheden van de landen
van oorsprong, transitie en bestemming.
Slechts één vergadering? Neen, meerdere overlegmomenten volgden. Nooit werden fundamentele bezwaren
geopperd. Toen de onderhandelaars in New
York op 13 juli hun werkzaamheden afrondden, volgde op 12 september een nieuwe
CoorMulti. Op dit overleg zou een
eindoordeel geformuleerd worden. Het
kabinet van Francken kreeg een uitnodiging maar liet zich
verontschuldigen. Wel was er voorafgaand
telefonisch contact met de adjunct-kabinetschef van Francken. Die gaf zijn fiat. Er werd beslist om de tekst van het Migratiepact
goed te keuren, te promoten en uit te werken.
De premier had voldoende rugdekking om op de Algemene Vergadering van
27 september die woorden te spreken. België
zou zich op 10 december engageren het Migratiepact in Marrakesh goed te
keuren. Hij vroeg minister van
Ontwikkelingssamenwerking De Croo om België bij die formele plechtigheid te
vertegenwoordigen.
Tot dan was alles peis en vree.
Geen vuiltje aan de lucht. Maar
toen kwamen de gemeenteraadsverkiezingen.
Die verkiezingen bleken niet de verhoopte grote overwinning te
brengen. Uw partij leed verlies aan de
rechterzijde. Een deel van uw electoraat
liep over naar het Vlaams Belang. Vlaams
Belang bleek zijn tweede, derde of vierde adem gevonden te hebben. Met het oog op de parlementsverkiezingen van
2019 kon u dit niet zomaar laten passeren.
Er diende geageerd te worden. Er
diende gehandeld te worden. De verloren
zonen en dochters moesten teruggehaald worden.
Dat was het moment waarop uw partij terugkrabbelde. U verklaarde de oorlog aan het
Migratiepact. Uw gegeven woord bleek
plots geen enkele waarde meer te hebben.
U keerde uw kar en verlangde dat ook de andere regeringspartijen dat
zouden doen. Uw partij begon te
spartelen en trok alle regeringspartijen mee in een weinig aanschouwelijk
politiek spel.
Uw wanhopig maar vruchteloos zoeken naar een gefundeerd verweer (met
een controversiële campagne op sociale media als absoluut dieptepunt) kwam in
de plaats van een te lang aangehouden stilzwijgen. Voor dat stilzwijgen meende Theo Francken nog
een verklaring te moeten aandragen. Hij
erkende dat hij te lang had gezwegen en dat hij in september zijn veto had
moeten stellen. Maar hij wilde de
Belgische campagne voor een zitje in de Veiligheidsraad niet dwarsbomen door
het uiten van te felle kritiek. Helaas,
dat excuus is zonder grond. Op 8 juni
wist België dat het zijn zitje binnen had, op 13 juli was de finale tekst van
het Migratiepact een feit. Eén maand is
kort maar had kunnen volstaan voor mondig weerwerk. Er kon nog bijgestuurd worden. Het bleef evenwel stil. Dat lijkt ook u te beseffen. U erkent dat een stuk van de
verantwoordelijkheid bij u ligt. U zegt
dat uw partij te laat een rode kaart getrokken heeft. Een grotere eerlijkheid zou u doen besluiten
dat de volle verantwoordelijkheid voor de politieke crisis bij uw partij ligt.
Maar die grotere eerlijkheid durft u niet aan. Die politieke moed toont u niet. Omdat u beseft dat de consequenties voor uw
partij te zwaar zouden zijn. Zelf de
stekker uit de regering trekken, weigerde u.
Omdat u de politieke logica kent.
Omdat u beseft dat wie dat doet bij de volgende verkiezingen de rekening
krijgt gepresenteerd. Het zou nochtans
de meest consequente houding geweest zijn.
Wie op zijn mening terugkomt, is van mening veranderd en moet zijn
conclusies trekken en de regering verlaten.
Dan komen er verkiezingen. Maar dan zou u vaarwel moeten zeggen aan die zo lang gekoesterde Calimero-strategie. U zou niet langer meer anderen kunnen
aanwijzen als grote schuldige. De schuld
zou dan enkel bij uw partij dienen gezocht te worden. Voor dat scenario paste u waardoor wij dus
aanbeland zijn bij een ‘regeringspartij’ die vanuit de oppositie steun zal
verlenen aan een regering waar zij werd uitgeduwd.
Denken? Durven? Doen? U hebt weinig of niet gedacht. U hebt weinig of niks gedurfd. Maar bovenal hebt u niks gedaan. Voor die passiviteit weigert u schuld te
erkennen. Misschien zal die strategie u
nog enig voordeel verschaffen bij de volgende verkiezingen. Misschien zullen velen met u zich wentelen in
de slachtofferrol. Maar één ding staat
vast, uw rol als betrouwbare regeringspartner bent u kwijt. Definitief.
Voorgoed. U plant het mes in de
rug van uw regeringspartners en durft dan nog beweren dat de partners zelf het
mes in hun rug duwden.
Beste Bart. De laatste dagen
hebben wij kunnen zien waarvoor de kracht van verandering staat. Die kracht staat voor het slechtste politieke
schouwspel. Van die schertsvertoning was
u de regisseur. U en uw partij.
Met vriendelijke groeten.
Mijn reisverhaal Iran. Nabeschouwing.
We keren terug.
Huiswaarts. Vanuit Teheran. Via Istanbul.
Naar Brussel. Hoog in de lucht
denk ik terug. Kijk ik terug. Naar de voorbije veertien dagen. Ik wil mijn gevoelens verwoorden. Mijn gevoelens tegenover het land. Tegenover de bewoners. Blijheid, dat is het eerste waaraan ik
denk. Ik ben blij naar dit land gekomen
te zijn. Ik heb al veel gereisd. Toch heb ik nooit een dergelijke blijheid
ervaren. Deze vorm van blijheid is
uniek. Dat unieke karakter is moeilijk
te verklaren. Is moeilijk onder woorden
te brengen. Toch doe ik een poging. Ik ben blij naar het land gekomen te
zijn. Ik ben blij die verbaasde blikken
getrotseerd te hebben toen ik zei dat ik naar Iran zou reizen. Want ik heb een land leren kennen, dat
mijlenver afstaat van die eenzijdige en wijdverspreide perceptie. Ik heb het andere gezicht leren kennen van
die internationale ‘paria’. Het andere,
warme gezicht. Ik blijf kritisch voor de
Iraanse, politieke leiders. Voor de
Iraanse politiek. Maar in mijn kritiek
sluipt een zekere nuance. Een nuance,
die voordien ontbrak. Ik durf vragen te
stellen bij een beeldvorming, die Iran internationaal isoleert. In die beeldvorming mis ik consequentie. De lijn, die men tegenover Iran aanhoudt,
wordt niet doorgetrokken. Want wat met
het regime in Saoedi-Arabië? Tegenover dat regime kunnen dezelfde opmerkingen
worden gemaakt. Toch wordt dat land niet
geïsoleerd. Integendeel. Wereldleiders blijven beste maatjes met het
regime. De lijnen openhouden, zo heet
dat in het wereldje van de diplomatie. Wat
met Rusland? Wat met Turkije? Neen, ik ontwar verschillende maten. Verschillende gewichten. De bezorgdheid om internationale rechtsregels
lijkt gekleurd. Fel gekleurd. In die kleuring spelen valse voorwendsels.
Hoog in de lucht denk ik niet enkel aan valse voorwendsels. Ik moet ook denken aan een interview met
Kader Abdolah, dat ik las in Knack.
Daarin heeft hij het ondermeer over de richting, dat het met Iran zal
uitgaan. Veranderingen verwacht hij niet
van verkiezingen. Noch van
revoluties. De tijd zal verandering
brengen. Dat zegt hij. Ooit komt er democratie. Dat zegt hij ook. Hij zegt het niet alleen, hij is ervan overtuigd. Iraniërs hebben geduld. Hebben een groot incasseringsvermogen. Maar bovenal zijn Iraniërs optimisten. Ondanks alles verstaan zij de kunst te
blijven genieten van het leven. Ik
reisde veertien dagen doorheen Iran. Ik
ontmoette Iraniërs. In die gesprekken
hoorde ik echo’s van dat interview. Niet
enkel de Iraniërs zijn hoopvol. Ik zelf
ben ook hoopvol. Ooit komt er
verandering. Niet onmiddellijk. Zoals Kader Abdolah zei, het zal tijd
vergen. Twintig jaar? Vijftig jaar? In
de steden zal het sneller gaan. Het
platteland zal volgen. Maar slechts heel
traagjes.
Niet enkel zijn Iraniërs geduldig.
Niet enkel kunnen zij behoorlijk wat incasseren. Niet enkel zijn Iraniërs optimistisch. Bovenal zijn Iraniërs warm. Sympathiek.
Tot die slotsom kom ik als ik terugdenk aan al die aangename
gesprekken. Die wonderlijke
ontmoetingen. Ik denk terug aan één
welbepaalde ontmoeting. In een
schrijnwerkerij. Aanvankelijk mochten we
niet binnen. Omwille van
veiligheidsredenen. Zaagmachines kunnen
best gevaarlijk zijn voor schrijnwerkende leken. Maar in ons groepje was er één
schrijnwerker. Een schrijnwerker op
rust. Hij neemt het voortouw. Stelt zichzelf voor. Zegt dat hij ooit schrijnwerker was. Dat verandert alles. Veiligheid is van geen tel meer. We worden uitgenodigd dichterbij te komen. Vragen gaan over en weer. Bijna wordt het een masterclass. Een masterclass in schrijnwerkerij. Ik neem niet deel aan het gesprek. Ik blijf aan de zijkant. Een waarnemer, dat ben ik. In de ogen van beide partijen zie ik een vuur
branden. In de woorden van beide
partijen hoor ik een enthousiasme. Dit
is mooi. Ontroerend mooi.
Ik denk terug aan die bakker, die ons een brood toegooide. Een cadeautje, er hoefde niet betaald te
worden. Ik denk terug aan dat jonge
meisje, dat als jurylid zetelde in een filmfestival. Ik denk terug aan die oude man, die schuine
moppen vertelde. Ik denk terug aan die
jonge man, die drie jobs combineerde en uit Iran weg wou. Ik denk terug aan onze gids, die midden in de
woestijn een lied aanhief. Ik denk
terug. Ik denk terug. Vele gezichten komen mij opnieuw voor de
geest. Hoog in de lucht zie ik die vele
gezichten terug. Een warme gloed
overvalt mij. Ik loop vol van sympathie
voor de Iraniërs. Zij hebben mij weten
te raken. Het land heeft mij weten te
raken. Zij zullen het niet beseffen maar
hoog ik in de lucht wens ik hen het allerbeste.
Eén voor één wens ik hen het allerbeste.
Wij reizen om te leren. Dat
wordt wel eens gezegd. Beter is het als
wij niet enkel reizen om te leren. Beter
wordt het als wij ook reizen om ontroerd te worden. In Iran is dat gebeurd. In Iran heb ik nieuwe kennis kunnen koppelen
aan warme emoties. Vele vrienden, die
reeds in Iran geweest waren, zeiden mij vóór vertrek dat Iran niet zou
tegenvallen. Niet kon tegenvallen. Nu ik terug in Brussel ben, weet ik dat zij
geen woord hebben gelogen. Zij spraken
de waarheid. Dat weet ik nu.
Ik ben er geweest. In
Iran. Het land laat mij niet meer los. Het zit in mij. Diep in mij.
donderdag 6 december 2018
Mooie liedjes: Restless van A Slice of Life. Brief aan Dirk, Nelson, Guy, Bart, Wim en Francois-Xavier.
Beste Dirk,
Beste Nelson,
Beste Guy,
Beste Bart,
Beste Wim,
Beste Francois-Xavier,
Wij gaan al eens op café. Dat
gebeurt wel eens. Op café met
vrienden. Dan praten we bij. Vriendschap vraagt een geïnteresseerde en
welgemeende betrokkenheid. Om dat te
kunnen realiseren, moet er bijgepraat worden.
Op café of elders. Dat deden wij
onlangs. Onze babbel ging vlotjes. Dat is zo met vrienden. Nooit een stil moment. Nooit een saai moment. Nooit een moeilijke zoektocht naar
gespreksonderwerpen, die het gesprek gaande kunnen houden. Het gaat als vanzelf. Nu moet ik u bekennen dat wij nogal gek zijn
van muziek. Net zoals veel van onze
vrienden. U kan dus begrijpen dat er ook
wel eens over muziek gepraat wordt. Zo
durf ik al eens te informeren of er nog concerten gepland staan. Die vraag stelde ik ook onlangs. Op die vraag werd positief geantwoord. Onze vrienden gingen naar A Slice of Life. Ik had het niet meteen
begrepen. Ik vroeg nog even te
herhalen. A Slice of Life. Nu had ik het begrepen. Toch deed de naam geen belletje
rinkelen. Mij was die naam onbekend.
Nu zou u kunnen denken dat wij onmiddellijk zouden overschakelen naar
een ander gespreksonderwerp. Omdat ik op
ongekend terrein kwam. Uit angst voor
verder gezichtsverlies zou ik kunnen uitwijken naar meer gekend terrein. Toch deed ik het niet. Integendeel.
Ik ben altijd bereid nieuwe dingen te leren kennen. Zelfs op vijftigjarige leeftijd dooft dat
vuur niet. Ik vroeg dus mij even terug
bij de tijd te brengen. Een Belgische
postpunkband, zei hij. De muziek
omschreef hij als donker. Zwart. Ik moet bekennen, bij die omschrijving kon ik
mij niks voorstellen. Het bleef
vaag. Ik moest op onderzoek.
Bij dat onderzoek kwam ik uit bij uw debuutalbum Restless. Dat album beluisterde ik. Niet één enkele maal. Wel vele meerdere keren. Ik hoorde Sisters of Mercy. Ik hoorde Joy Division. Ik hoorde The Cure. Ik keerde terug naar vroegere tijden. Een zekere nostalgie nestelde zich in
mij. Want die vroegere tijden waren
mooie tijden. Ik haal mij de soundtrack
bij die mooie tijden voor de geest. In
die soundtrack speelden vermelde groepen een prominente rol. Ik luisterde vaak en veel naar die
muziek. Nochtans, ik was een brave
jongen. De vestimentaire codes, passend
bij die muziek, volgde ik niet. Ik
kleurde binnen de lijntjes. Enkel die
muziek liet mij toe mijn rebelsheid enigszins de vrije loop te laten. Opnieuw dat beroep op mijn rebelse karakter
voelen en beleven, dat kan ik enkel als heerlijk omschrijven.
Nu zou u kunnen denken dat ik u weinig respectvol beschouw als slechts
een afkooksel. Indien u dat zou denken,
wil ik u meteen geruststellen. U
beschouwen als een afkooksel wil ik geenszins doen. Omdat u beter verdient. Veel beter.
Het is alleen dat ik bij een eerste luisterbeurt telkens weer die
neiging heb om de muziek te kunnen kaderen.
Dat lukt mij het best als ik teruggrijp naar bands, die sterk aanleunen
bij datgene waarnaar ik luister. U moet
het mij vergeven. Dat is de aard van het
beestje. Nieuwe dingen moeten eerst
geplaatst worden. Gekaderd worden. Eens dat stadium voorbij is, kan ik pas echt
luisteren. Vrij luisteren. Ongestoord luisteren. Ongeremd luisteren.
Dat vrij, ongestoord en ongeremd luisteren naar Restless is telkens
weer een feest. Elke keer weer laat ik
mij wegzinken in die melancholie. Ik
zink weg. Diep. Heel diep.
Dat hoeft niet erg te zijn.
Helemaal niet. Ik zei al, ik ben
een brave jongen. Maar bovenal ben ik
een gelukkige jongen. Dat laat mij toe
ongedeerd weg te zakken in die somberheid.
Zonder mogelijke repercussies. Dat
geluk staat mij toe mij intens te wentelen in die melancholie. In die mate zelfs dat ik telkens weer die
neiging heb te gaan dansen. Het lijkt
contradictorisch. Toch is het dat
niet. Dansbare melancholie bestaat. U bewijst het. Ik dans.
Soms in mijn hoofd. Maar even zo
vele keren niet enkel in mijn hoofd.
Even zo vele keren gaan mijn voeten bewegen. Mijn voeten nodigen ook mijn benen ten dans
uit. Mijn voeten en benen bewegen in die
mate dat die bewegingen kunnen geïnterpreteerd worden als dansen.
A Slice of Life? Lange tijd was u mij onbekend. Uw naamloze demo-EP ging aan mij
voorbij. Bijna was dat ook gebeurd met
uw debuutalbum. Een cafébezoek besliste
anders. Uw debuutalbum werd onder mijn
aandacht gebracht. Ik kan er alleen maar
blij om zijn. Intussen staat uw album op
mijn lijstje van topfavorieten. Een
lijstje waarnaar ik vaak teruggrijp als ik weer eens naar goede muziek wens te
luisteren. Terwijl ik naar uw muziek
luister, denk ik dat ik nog vaker op café moet.
Omdat het tot goede dingen leidt.
Omdat het mij nieuwe ontdekkingen aanreikt.
Beste Dirk. Beste Nelson. Beste Guy.
Beste Bart. Beste Wim. Beste Francois-Xavier. Wij hebben elkaar nog niet ontmoet. Maar heel misschien is dat de volgende
stap. Daar ben ik klaar voor. Uw muziek is mij nu vertrouwd. Ik wil niet meer enkel naar jullie luisteren in
de wagen. Op het werk. Thuis.
Ik wil naar jullie luisteren in een concertzaal. Zoals het eigenlijk hoort. Zoals het eigenlijk moet. Muziek moet gevoeld worden. Muziek moet beleefd worden. Dus, jawel, een concert lijkt de volgende en
logische stap. Ik kom naar u toe.
Nu rest mij enkel nog dat ene.
Ik wens u alle succes toe. Succes
op de podia. Succes in de studio. Het gaat jullie goed.
Met vriendelijke groeten.
dinsdag 4 december 2018
Mijn reisverhaal Iran. Dag 14: Teheran.
Onze laatste dag in Iran. Wij
reizen nu al veertien dagen rond in Iran en we hebben nog altijd niks gezien
van de sjah. Wel al veel gehoord. Maar nog niks gezien. We beginnen ons de vraag te stellen of deze
echt wel geleefd heeft in Iran. Bijna
beginnen we te geloven dat de man een stripfiguur is. Een romanfiguur. Bijna beginnen we te geloven dat de man nooit
bestaan heeft. Dat hij slechts een
verzinsel is. Het wordt dus hoogtijd dat
we tastbare bewijzen zien van zijn bestaan.
De Ongelovige Thomas moet kunnen zien.
Moet kunnen voelen. Pas dan zal
hij geloven.
In Teheran zelf zijn er voldoende bewijzen te vinden. Vandaag trekken wij naar één overtuigend
bewijs, de zomerresidentie van de vroegere sjahs. Bij zomerresidentie zou je kunnen denken aan
één optrekje. Weliswaar een ruim
optrekje maar toch slechts één. De
familie Pahlavi lijkt dat ene woord toch enigszins anders in te vullen. Hun zomerresidentie blijkt een paleizencomplex
te zijn. In een uitgestrekt park van 110
hectare liggen achttien paleizen.
Terwijl de zomerresidentie vroeger buiten de stadsgrenzen lag, is het
nu opgeslokt door de stad. Dat kan
moeilijk anders. Teheran telt ongeveer
dertien miljoen inwoners. Bijna één op
zes Iraniërs woont in Teheran. Dat op
zich is al heel wat. Maar de hoofdstad
trekt ook arbeiders en bedienden aan. Op
werkdagen stromen nog eens anderhalf tot twee miljoen werkmensen de stad
binnen. Het spreekt voor zich dat de
oude stadsgrenzen steeds maar verder uitdijden.
Een stad is continu in beweging.
Stilstaan is achteruitgaan, moet een mens dan maar denken.
Een bezoek aan het immense paleizencomplex veronderstelt het maken van
keuzes. Op één dag alle paleizen
bezichtigen, lijkt een onmogelijke opdracht.
We moeten kiezen. Dat doen we
ook. Wij zullen ons beperken tot het
Paleis der Natie en het Groene Paleis.
Het Paleis der Natie of het Witte Paleis was de laatste zomerresidentie
van de sjah. Ik zou u kunnen vermaken
met lange uitweidingen over de grote luxe in beide paleizen. Want die is aanwezig. In overvloed.
Toch doe ik het niet. Liever wil
ik het hebben over één enkele verzuchting van de gids. Terwijl wij aan de slaapkamer staan van Farah
Diba, de weduwe van de laatste sjah, oppert hij stilletjes dat de jongeren
terugverlangen naar de tijden van de sjah.
Zij willen de monarchie terug. De
godsdienstige leiders moeten aan de kant geschoven worden. De jeugd snakt naar economisch meer
rooskleurige tijden. Zoals ten tijde van
de sjah. Toen was het goed. Maar wat dan met die exuberante rijkdom? Was
die ongelijkheid niet aanstootgevend? Jawel maar toch is er nauwelijks verschil
met die vroegere tijden. Wat betreft die
rijkdom is er niet zoveel veranderd.
Terwijl de sjah graag uitpakte met zijn rijkdom, verschuilt men zich
vandaag achter een sobere façade terwijl de rijkdom zich achter de gevel
opstapelt. Onzichtbaar voor het oog van
de burger. Wat niet weet, wat niet
deert. Dat denken de huidige
machthebbers.
Wij moeten voort. Verder. Naar het Golestanpaleizencomplex. Alweer een bewijs van weelde en
overdaad. Ook in dit complex moeten
keuzes gemaakt worden. Twaalf musea
kunnen bezocht worden. Dat doen wij
niet. Wij kiezen er voor slechts één
paleis binnen te gaan. Het
Ontvangstpaleis met de Spiegelzaal. Die
Spiegelzaal lijkt wel een suikertaart.
Een bruidstaart. Blauw met
wit. De overdadige, weelderige kitsch
springt in het oog. Er kan niet naast
gekeken worden. Het slaat je recht in
het gezicht. Terwijl ik in deze zaal
rondloop, moet ik terugdenken aan het mausoleum van Khomeini. Ik kijk nu met andere ogen naar dat
mausoleum. Ik meen het begrepen te
hebben. Die hang naar decorum blijkt een
Iraans gegeven te zijn. Elke machthebber
wil zijn visitekaartje voorleggen. Elke
machthebber wil dan toch weer de grootste hebben.
Nog één ding hebben we te zien.
Nog één ding moeten we zien. Het
Nationaal Museum. Vele dingen mogen we
hier aanschouwen. Netjes
uitgestald. Dingen uit verschillende
historische periodes. Mijn oog blijft
niet hangen bij die enkele eyecatchers.
Daaraan ga ik voorbij. Of blijf
ik niet te lang stilstaan. Een
cultuurbarbaar? Dat verwijt zou u mij kunnen maken. Toch is het dat niet. Ik pleit verzachtende omstandigheden. Ik heb Persepolis gezien. Daaraan kan niks tippen. In de collectie van het Nationaal Museum zijn
het eerder twee potjes, die mijn aandacht trekken. Twee kleine potjes.
Er is dat ene potje met daarop een tekening. Een geit of een gazelle. Als we dat potje laten draaien, lijkt het
alsof het diertje springt. Dit moet het
eerste animatiefilmpje zijn uit de geschiedenis. Die verdomde Iraniërs. Polo hebben zij uitgevonden. Badhuizen hebben zij uitgevonden. Nu blijken zij ook de animatiefilm uitgevonden
te hebben. Walt Disney blijkt dan toch
maar gewoon wat na te apen.
Een ander potje kan ook op mijn sympathie rekenen. Omwille van dat verhaal, dat eraan gekoppeld
is. Het potje zou bedoeld zijn om de
tranen van de vrouw op te vangen, die huilde als haar man weg was. Weg om oorlog te voeren. Weg om zaken te doen. Om haar liefde te bewijzen, kon zij bij
terugkomst van haar man het volgehuilde potje tonen. Zo kon de man zien hoe hard hij gemist
werd. Of niet gemist werd. Plots krijgt die uitdrukking ‘een potje
janken’ een heel andere invulling.
Gisteren stonden we aan de muren.
Vandaag kunnen wij binnengaan. De
Amerikaanse ambassade in Teheran. Als
een hond van Pavlov denk ik onmiddellijk aan het gijzelingsdrama. Ik was elf jaar toen. Toch herinner ik mij die beelden nog. Toen begreep ik het niet echt. De Verenigde Staten waren toch de vriend van
iedereen. Ik leek niet te begrijpen
waarom ook maar iemand boos kon zijn op Amerika. Nu ben ik wat groter. Wat ouder.
Begrip sijpelt binnen.
In Iran heerste er heel wat ongenoegen over de Amerikaanse invloed in
Iran. In 1953 had de Amerikaanse CIA via
een militaire coup de democratisch gekozen premier Mohammad Mossadeq
afgezet. Aan de kant geschoven. De Amerikanen hadden sjah Mohammad Reza Pahlavi
aan de macht gebracht. Met de Iraanse
Revolutie vreesden velen dat de Amerikanen opnieuw zouden interveniëren om
ayatollah Khomeini opzij te zetten en hun ‘mannetje’ opnieuw in positie te
brengen. Bovendien was de sjah naar de
Verenigde Staten gevlucht om zich daar te laten behandelen voor kanker. De Iraanse vraag tot uitlevering van de sjah
om hem in Iran te laten terechtstaan voor misdaden begaan tijdens zijn bewind
werd niet gehonoreerd. Dit alles zette
kwaad bloed bij de Iraniërs.
Enkele studenten meenden actie te moeten ondernemen. Actie die de Iraanse vraag tot uitlevering
moest ondersteunen. De gijzeling begon
op 4 november 1979 en zou uiteindelijk 444 dagen duren. Dat was niet de oorspronkelijke
bedoeling. Aanvankelijk wou men de ambassade
slechts een korte tijd gegijzeld houden.
Maar van dat plan werd afgestapt toen de gijzelnemers vaststelden op
welke ruime steun zij konden rekenen.
Die ruime steun werd zichtbaar op de straten en aan de poorten van de
ambassade. Bovendien steunde Khomeini,
die niet op de hoogte was van de plannen en de voorbereidingen, de actie. Dit alles sterkte de studenten in hun
overtuiging de gijzeling toch wat ‘langer’ vol te houden.
Uiteindelijk zou de oorlog met Irak de Iraniërs naar de
onderhandelingstafel dwingen. Met de
Akkoorden van Algiers in 1981 kwam een einde aan de gijzeling. De dag na die Akkoorden en enkele minuten
nadat Ronald Reagan de eed had gezworen als president van de Verenigde Staten
werden de gegijzelden vrijgelaten.
Vandaag staan wij aan de ambassade.
Klaar voor een rondleiding. Want
de ambassade werd een museum. Wij
krijgen een gids. Een Iraniër. Ik verwacht een gekleurde versie van de
feiten te krijgen. Dat lijkt echter mee
te vallen. Er wordt lang stilgestaan bij
de beweegredenen voor de gijzeling. Die
gijzelingsactie was politiek geïnspireerd.
De vrees voor Amerikaanse inmenging in de Iraanse revolutie bleek niet helemaal
onterecht. De gijzelnemers lukt het om
de versnipperde documenten toch weer samen te stellen en daaruit moeten de
Amerikaanse plannen duidelijk blijken. Plannen
tot een coup zouden er geweest zijn. Net
zoals in 1953. Dat alles wordt breed
uitgesmeerd. Over die andere, mindere
kanten van de actie wordt in alle talen gezwegen. Niks over geveinsde executies bij de
gegijzelden. De behandeling van de
gegijzelden was geen voorkeursbehandeling.
De gegijzelden waren helemaal geen gasten, zoals men ons wil doen
geloven. Elke verhalenverteller heeft
zijn waarheid. Elke luisteraar bepaalt
in welke mate hij in het verhaal meegaat.
In welke mate hij tegenwerk wil bieden.
Zoals altijd zal ook hier de waarheid in het midden liggen. De moeilijkheid is evenwel dat midden te
vinden. De één zal dichter bij het midden
zitten en dus minder moeten opschuiven.
De ander zal dan weer een heel eindje moeten stappen om bij dat midden
te komen.
Mij lijkt het alsof de Verenigde Staten en Iran nooit goede vrienden
zullen worden. Het wringt tussen beide
regeringen. Dat wordt ons duidelijk
gemaakt bij het buitengaan van de ambassade.
Een hele reeks spotprenten illustreren die gespannen verhoudingen. Wij zien Amerika als aanstoker van
oorlogen. Wij zien een Amerika, dat
gestuurd wordt door een Joodse lobby.
Voor enige nuance is er geen ruimte.
Het gezochte midden ligt hier heel ver weg. Maar dat is dan weer de taak van
cartoons. Het moet de ene waarheid
overbelichten om de andere waarheid in vraag te kunnen stellen. In vraag te durven stellen. Dat is wat ik ook doe. Ik stap buiten met een hele reeks
vragen. Niet alle vragen werden
beantwoord.
Buiten de ambassade houden we nog even halt. Voor een foto. We staan tegen een muur met daarop een nogal
schreeuwerige slogan. Down with the
USA. Het is eens iets anders dan Make
America Great Again. Ik vind het best grappig. Terwijl wij gewillig poseren passeert een
Iraniër. Stilletjes fluistert hij mij
toe dat wij vrienden zijn. We’re
friends, zegt hij. Terwijl hij dat zegt,
steekt hij ook nog eens zijn duim op. Ik
lach. Ik lach en denk dat er nog hoop
is.
Het einde van de dag komt dichterbij.
Het einde van onze reis nadert.
We dienen de dag daarom op een passende wijze af te sluiten. We gaan op zoek naar een cafeetje. Het dreigt een lange zoektocht te
worden. Om een juist cafeetje te
vinden. Een juist cafeetje dat kan
dienen om afscheid te nemen van Teheran.
Van Iran. Toch lukt het ons. Uiteindelijk.
Met de hulp van een sympathieke Iraniër.
Hij brengt ons naar het juiste adres.
Een leuke, hippe tent. Een
moderne koffiebar wordt onze eindbestemming in Teheran. Een bar, waar de hoofddoeken wel nog sluieren
maar vaag. Heel vaag. De hoofddoek ligt meer in de nek dan over het
hoofd. De hoofddoek lijkt weg te
glijden. Een statement? Het zou
kunnen. Ik drink mijn thee en proef
hoop.
De laatste dag afsluiten met hoop.
Kan het nog beter? Kan het nog mooier? Ik denk het niet. Blij en weltevreden val ik in slaap. Klaar om mijn reis nog eens te
herbeleven. In mijn hoofd. Slaap zacht, wens ik mijzelf toe. Droom zoet, wens ik mijzelf toe.
Mijn reisverhaal Iran. Nabeschouwing. Te lezen op dinsdag 11/12/2018.
Abonneren op:
Posts (Atom)