woensdag 11 maart 2015

Mijn reisverhaal Peru en Bolivia. Dag 22: Cuzco - Lima.

Bij het boeken van de Incatrail hadden wij de keuze.  Wij konden kiezen uit een tweedaagse of een vierdaagse trektocht.  Wij verblijven vijf dagen in Cuzco.  De vierdaagse trektocht zou betekenen dat wij slechts één dag hebben om deze stad te bezoeken.  Cuzco is de meest bezochte stad in Peru.  Sinds 1983 staat de stad op de Werelderfgoedlijst van Unesco.  Slechts één dag lijkt mij dan bijzonder nipt voor een stadsbezoek.  Wij kozen daarom voor de tweedaagse Incatrail.  Om zo voldoende tijd te hebben in Cuzco.  Wat een geluk dat wij die keuze maakten.  De voorbije dagen focusten wij ons in het bijzonder op de omliggende sites.  Vandaag zullen wij ons meer op het centrum richten.  Want dat centrum vraagt om nog een diepgaand onderzoek.  Jawel, wij zagen reeds de kathedraal.  Wij zagen reeds Santa Catalina.  Wij zagen reeds Santo Domingo.  Maar er is nog meer te zien.  Veel meer.  Dat willen wij vandaag ontdekken.  Op onze laatste dag in Cuzco.
 
Waar te beginnen? Dat is altijd de moeilijkste vraag bij een stadsbezoek.  Eens de start is vastgesteld, lijkt het vervolg van de wandeling bijna logisch.  De wandeling lijkt zich dan bijna automatisch uit te stippelen.  Alsof de hand van God ons begeleidt.  Diezelfde hand, die ook Maradonna hielp bij zijn doelpuntje tegen Engeland op het WK van 1986.  
 
Een grondige studie vooraf doet ons besluiten te beginnen in de wijk San Blas.  Er wordt ons verteld dat dit een aangename wijk zou zijn.  Schilderachtig, zo wordt in vele reisgidsen deze wijk met zijn smalle straatjes en koloniale huizen genoemd.  Het blijkt geen leugen te zijn.  Het is heerlijk wandelen langs de talrijke werkplaatsen van al even talrijke ambachtslieden.  Montmartre, aan die Parijse plaats moet ik denken.  Een Franse wind lijkt door deze wijk te waaien.
 


San Blas
 
Vanuit deze wijk moeten wij naar de Calle Hatunrumiyoc.  Moeten? Jawel, moeten.  Zoals een bezoek aan Parijs niet kan zonder de Eifeltoren gezien te hebben.  Of zoals een bezoek aan New York niet kan zonder het Vrijheidsbeeld gezien te hebben.  Of zoals een bezoek aan Londen niet kan zonder Big Ben gezien te hebben.  Elke stad heeft zo zijn obligate plekjes.  Plekjes waaraan een toerist niet kan ontsnappen.  Want zonder dat obligate bezoek zou het wel lijken of hij nooit in die ene stad geweest is.  Die verplichte stop in Cuzco is de twaalfhoekige steen in de eerder genoemde Calle.  U kan er niet naast kijken.  Niet enkel omwille van de omvang.  Ook omwille van de massa toeristen aan die steen.  Iedereen wil wel op de foto met de meest gekende steen van Peru.  De steen werd ooit gebruikt bij de bouw van het paleis van Inca Roca, de zesde Incakeizer.  Dat paleis is niet meer.  Bestaat niet meer.  U weet wel, de Spanjaarden zijn hier gepasseerd.  Het paleis werd vernield, de stenen werden herbruikt.  De twaalfhoekige steen kreeg een tweede leven als onderdeel van het paleis van de aartsbisschop.  Aan dat paleis kijken wij naar die unieke steen.  Zoals ik al zei, wij staan daar niet alleen.  Wel in het gezelschap van vele toeristen.  Dat is zo met die verplichte plekjes.  Eenzame afzondering bestaat niet op die plekjes.  Zich heel eventjes isoleren van de massa is niet mogelijk.  Die plekjes moeten gedeeld worden.  Met velen.  Het toeristische groepsgevoel, de last van het massatoerisme.
 
Wij laten de twaalfhoekige steen achter ons.  Wij hebben onze foto.  Uiteraard.  Als akte van bewijs.  Onze opdracht is volbracht.  Wij kunnen door.  Op naar het volgende.  Naar Plaza Nazarenas.  Op dat plein vinden wij het Museo de Arte Precolombino.  Wij twijfelen naar binnen te gaan.  Snel wordt een kosten-batenanalyse gemaakt.  Pro’s en contra’s worden op een rijtje gezet.  Aan het eind van deze denkoefening besluiten wij toch niet binnen te gaan.  Wij willen het eventjes rustig houden in onze hoofden.  Voorlopig geen input van allerlei historische data.  Het lijkt alsof onze hoofden vol zitten.  Nog meer data opnemen lukt niet meer.  Daarom blijven wij buiten de poorten van het museum.  U kan ons cultuurbarbaren noemen.  Dat zou terecht kunnen zijn.  Maar omwille van het lijfsbehoud blijven wij buiten.
 
Fallen Angel, het café naast het museum, kan ons dan wel verleiden.  Die poorten houden ons niet buiten.  Wij hoeven zelfs niet na te denken.  Hier geen kosten-batenanalyse.  Wij gaan gewoon binnen.  Onmiddellijk.  Dit is een café buiten categorie.  In mijn lange carrière van caféganger en tooghanger heb ik een dergelijk iets nog niet meegemaakt.  Dit café is uniek.  Dat unieke karakter heeft het café met hoofdzaak te danken aan de toch wel aparte inrichting.  Over smaken en kleuren mag niet gediscussieerd worden.  Dat wisten de Romeinen al.  Ik zal het dan ook niet doen.  Sommigen noemen het wanstaltige kitsch.  Ik ben geen van hen.  In het kamp van de tegenstanders zal u mij niet vinden.  Ik ben fan van deze plek.  Of beter nog, ik word fan van deze plek.  Meteen.  Van bij de eerste aanblik.  Hier hangt een heerlijke, aparte gekte.  Gekte kan ik altijd smaken.  Een beetje gekte moeten wij toelaten in ons leven.  Niet te veel.  Juist gedoseerd.  Gekte kruidt het leven.  Maakt datzelfde leven boeiend en interessant.  Met plezier laat ik mij dan ook onderdompelen in deze warme waanzin.
 

 
Fallen Angel
 
Markten in Cuzco? Jawel, er is een ruime keuze.  Je kan kiezen voor El Molino, de grootste zwarte markt van Cuzco.  El Baratillo, de vlooienmarkt, is een andere mogelijkheid.  Wij gaan voor geen van beiden.  Wij kiezen voor San Pedro.  Want als twee honden vechten om een been, loopt de derde er mee heen.  Op deze markt vinden de toerist en de lokale bevolking elkaar.  Het is een meer dan gezellige smeltkroes.  Alles kan je hier vinden.  Niet enkel souvenirs.  Daarvoor komen de ‘locals’ niet.  Op deze markt doen zij hun inkopen.  Brood, vlees, eieren, kaas, groenten, fruit, … Het aanbod is meer dan divers.  Daarop valt niks aan te merken.  Enig punt van kritiek zou misschien de netheid kunnen zijn.  De hygiëne.  Of is dat een bemerking vanwege de verwaande toerist? De toerist, die in eigen land gaat winkelen in de netjes verzorgde buurtwinkels of grootwarenhuizen.  Ondanks dat ene puntje van misschien al te gemakkelijke kritiek is het hier heerlijk rondwandelen.
 

Cuzco
 
De hongerige spijzen, het is een werk van barmhartigheid.  Die taak nemen zij op of in San Pedro ter harte.  Vele eetstalletjes.  Vele eetkraampjes.  En alweer is de keuze meer dan uitgebreid.  Eten doen wij niet.  Toch niet hier.  Omwille van een te gevoelige maag.  De lokale keuken kan een aanslag zijn op dat tere maagje.  Dat willen wij vermijden.  Om het half uur een sanitaire stop inlassen, voor dat scenario passen wij.  Geen middagmaal dus.  Onze smaakzin wordt niet geprikkeld.  Toch niet hier.  Toch niet op deze markt.  Wel geven wij onze ogen en oren de kost.  Vooral op de sectie van de beenhouwers.  De slagers.  Wat wij hier zien tart bijna elke verbeelding.  Alles wat van een dier kan verkocht worden, ligt hier uitgestald.  Als ik schrijf ‘alles’, dan bedoel ik ook ‘alles’.  Denk aan of verlang naar één iets en u zal het hier vinden.  Zonder enige twijfel.  Wat niet kan verkocht worden, het zogenaamde slachtafval, ligt gestapeld.  Op de toonbank.  Jawel, niks wordt u onthouden.  Alles wordt getoond.  Koppen, poten, staarten, ogen, oren, snuiten, balzakken, teelballen, … Bijna op automatische piloot wandelen wij doorheen deze gangen.  Als het te erg wordt, kijken wij weg.  Jawel, wij zijn gevoelige kijkers.  Niet alles hoeven wij te zien.  Toch niet in detail.
 

San Pedro
 
San Pedro gingen wij binnen aan de voorzijde.  Aan de Plaza de San Francisco.  Verlaten doen wij de markt langs de achterzijde.  Langs het achterpoortje.  Via die poort lijken wij beland te zijn in een ander Cuzco.  Dit is niet het hippe Cuzco.  Niet het toeristische Cuzco.  Dit is het echte Cuzco.  Het leven zoals het is.  Niet het leven zoals wij denken dat het is.  Of zoals wij denken dat het zou moeten zijn.  Chaotische gekte, dat is wat wij hier zien.  Wat wij hier ervaren.  Tot gisteren dachten wij dat Cuzco netjes gestructureerd was.  Dat de inwoners de nodige discipline hadden.  Dat beeld wordt hier eventjes bijgesteld.  Voetpaden zijn hier geen verplichting voor de voetgangers.  Wel een mogelijkheid.  Verkeerslichten kunnen genegeerd worden.  Rood kan hier soms groen betekenen.  Alles wat wij als ‘normaal’ beschouwen, wordt hier op zijn kop gezet.  Heerlijk! Wonderbaarlijk dit te kunnen meemaken.
 

San Pedro
 
Via die achterafstraatjes bereiken wij ons hotel.  Wij moeten onze koffers pakken.  Vanavond moeten wij onze vlucht halen.  Wij keren terug naar Lima.  De cirkel is rond.
 
Volgende aflevering (dag 23) op maandag 16/03.

maandag 9 maart 2015

Mijn reisverhaal Peru en Bolivia. Dag 21: Cuzco.

Wij worden wakker in een andere wereld.  Een wereld na Machu Picchu.  Vanaf vandaag is alles anders.  Wij zijn er geweest.  Wij hebben op Machu Picchu gestaan.  Dat maakt van ons een ander mens.  Een mens, dat met andere ogen tegen de dingen aankijkt.  Wij hebben de ultieme schoonheid gezien.  Niks zal ons nog kunnen verbazen.  Niks zal ons nog kunnen verwonderen.  Het toppunt van deze reis ligt achter ons.  Beter kan het niet meer worden.  Alles wat wij nu nog zullen zien, zal vergeleken worden met die ene site.  Met Machu Picchu.  In die vergelijking weten wij dat er maar één winnaar is.  Dat beseffen wij.  Wat valt er nu nog te ontdekken in Peru? In Cuzco? Waarom niet meteen onze koffers pakken en huiswaarts keren? Waarom deze vakantie nog nodeloos rekken? Al die vragen spoken doorheen mijn hoofd.  Al die vragen maken het mij moeilijk uit bed op te staan.  In bed blijven, dat zou ik willen doen.  Lekker lui zijn na de krachtinspanningen van de voorbije dagen, het is een verleidelijke gedachte.  Toch kan ik weerstaan aan de verleiding.  Ik verman mij.  Ik wijs het idee lui te zijn kordaat af.  Het kan niet dat dit het einde is.  Het kan niet dat er na Machu Picchu niks meer zou zijn.  Ik moet naar buiten.  Ik wil naar buiten.
 
Vandaag trekken wij naar de Valle Sagrado.  Deze Heilige Vallei moet ons overtuigen.  Moet ons doen beseffen dat Peru nog meerdere pareltjes herbergt.  Minder gekend en minder omvangrijk maar daarom niet minder mooi.
 
Wij beginnen in Chinchero.  Dit zou de geboorteplaats van de regenboog zijn.  Waarom de stad aanspraak mag maken op deze toch wel bijzondere titel, weet ik niet.  Verdere uitleg volgt niet.  Wij gaan door.  Alweer staan wij naar ruïnes te staren.  Alweer krijgen wij enige uitleg over het historische belang van dit plaatsje.  Ik hoor de gids vertellen dat de soldaten van Manco Inca Yupanqui op hun terugtocht de stad in brand staken.  Om zo de aanvoerroutes van de achtervolgende Spanjaarden af te snijden.  Ik hoor de gids.  Ik registreer haar woorden.  Toch bemerk ik bij mijzelf dat ik haar niet de volle aandacht schenk.  Al te vaak nog dwalen mijn gedachten af.  Naar Machu Picchu.  Telkenmale moet ik mij terughalen.  Moet ik mijzelf terechtwijzen.  Machu Picchu was het hoogtepunt.  Daarover was iedereen het eens.  Toch mag ik niet blind zijn.  Toch mag ik niet doof zijn.  Ik moet bij de les blijven.
 


Chinchero
 
Het dorpje Chinchero kan ons toch nog verrassen.  Net buiten het dorp, aan de landbouwterrassen en op het plein, waren wij nog een beetje afwezig.  Maar dat verandert als wij in het eigenlijke dorpje de zeventiende-eeuwse kerk binnenstappen.  Die katholieke kerk werd, zoals steeds, gebouwd op de fundamenten van een Incatempel of paleis.  De Spanjaarden waren hierin wel bijzonder consistent.  Tempels voor het foute (bij)geloof afbreken, kerken voor het juiste geloof opbouwen.  Op steeds dezelfde manier ging de Spaanse veroveraar te werk.  Maar het geloof huist niet in tempels.  Het geloof zit in het hoofd.  Dat is niet uit te roeien.  Dat blijft.  Zoals nu nog steeds.  Zelfs vandaag nog brengen de Peruanen offers aan Pachamama, Moeder Aarde.  In dat opzicht hebben de Spanjaarden gefaald.  Ondanks de aanwezigheid van ontelbare kerken en kapelletjes.
 
De kerk in Chinchero bevat schitterende, enigszins vervallen, koloniale fresco’s, muurschilderingen en schilderijen.  Dit is een pareltje, denk ik terwijl ik besef dat ook in verval schoonheid kan schuilen.  De kerk heeft ons wakker geschud.  Heeft ons duidelijk gemaakt dat wij onze ogen open moeten houden.  Dat Peru zo veel meer is dan enkel maar Machu Picchu.  Ik ben klaarwakker.  Ik zal niet meer indommelen.  Ik wil verder ontdekken.
 
Wij reizen door.  Naar het volgende stadje.  Dat is Ollantaytambo.  Ooit een versterkte stad, bedoeld als voorpost om de Incahoofdstad te beschermen.  Van die versterkte stad is nog weinig te merken.  De muren zijn verdwenen.  Enkel de oude hoofdpoort staat nog overeind.  Wat deze stad bijzonder aantrekkelijk maakt, is dat een deel van de huidige bevolking nog steeds in de oorspronkelijke huizen woont.  Voor de eerste bewoners moeten wij teruggaan naar de dertiende eeuw.  Dat die oorspronkelijke huizen nu nog overeind staan en kunnen bewoond worden, is alweer een staaltje van die architecturale inventiviteit van het Incavolk. 
 

Ollantaytambo
 
In Ollantaytambo bezoeken wij het fort.  Wij wandelen doorheen het fort.  Krijgen bij de tempel van de zon, de koninklijke zaal, de baden van de prinses en de zonnewijzer de nodige en deskundige uitleg.  Ondanks die boeiende geschiedenis, dwalen mijn gedachten alweer af.  Ik moet denken aan de Hobbits.  Ik kan het niet helpen.  Het gebeurt.  Zomaar.  Het zijn die Incahuizen.  Zij doen mij denken aan dat Hobbitdorp in de Gouw.  In mijn fantasie zie ik Bilbo, Frodo en Sam door deze straten wandelen.  Ik zie hen dollen en grollen.  Ik hoor hen praten in dat vreemde taaltje.  Snel kijk ik even of ik die magische ring niet aan hun vingers zie.  Die ring, dat het begin zal betekenen van hun heftige avonturentocht.  Maar mijn kleine inspectietocht wordt onderbroken door de stem van onze gids.  Onze gids brengt mij terug uit mijn fantasiewereld.  Ik sta terug met mijn beide voeten op aarde.  In Ollantaytambo.  Net op tijd om het verhaal te horen van dat bijzondere beeld van Wiraccochan.  
 

Ollantaytambo
 
Wiraccochan? Hij zou de mythische boodschapper zijn van Viracocha, de oppergod bij de Inca’s.  Oppergod en/of scheppingsgod.  Hij bezielde het heelal door iedereen leven in te blazen.  Aan zo iemand mag dank verschuldigd zijn.  Aan zo iemand mag geofferd worden.  Dat deden de Inca’s.  Maar bij dat eerbetoon vergaten zij niet die mindere goden.  Die meelopertjes.  Ook aan die kleine, hemelse ‘bedienden’ werd gedacht.  Zoals hier in Ollantaytambo.  Hoog boven het stadje werd in de rotsen een enorm, vrij nors gezicht uitgehouwen.  Dat zou het gezicht zijn van Wiracochan.  Het beeld is niet meer intact.  Onderhevig aan de spelingen van de natuur.  Maar toch kunnen wij nog vanuit het fort dat beeld zien.  Met het blote oog.  Een verrekijker hoeft niet.  Wel enige aanwijzing.  Dat doet onze gids.  Zij wijst aan.  Wij kijken.  En zien.
 
Cuzco zou de vorm hebben van een poema.  In de omtrekken van die stad zouden wij een poema moeten kunnen onderscheiden.  Dat is ook het geval met Ollantaytambo.  Deze keer is het geen poema.  Wel een moederlama met haar jong.  Dat beeld zouden wij moeten zien als wij vanaf de rots van Wiraccochan neerkijken op het fort.  Dat beeld zouden wij moeten zien.  Wij hebben die beklimming niet gedaan.  Onze nieuwsgierigheid is niet in die mate groot dat wij die berg opstormen.  Wij blijven beneden.  Wel geloven wij dat verhaal.  Wij zijn nu bijna drie weken in Peru en Bolivia.  Wij weten intussen dat die Inca’s rare mannetjes zijn of waren.  Rare mannetjes die vreemde dingen deden en konden.  Moederlama met jong? Geen enkel probleem, toch.
 
In Chinchero hadden wij die prachtige kerk.  In Ollantaytambo hadden wij dat kolossale beeld.  Telkens wist elk dorpje dat extraatje te leveren.  Dat extraatje op het eerder gewone.  Dat extraatje, dat maakte dat herhaling toch uitbleef.  Dat mogen wij ook ervaren in Pisac, onze volgende halte.
 
Pisac.  Wij blijven niet in het centrum.  Daar moet een toerist zijn op dinsdag, donderdag of zondag.  Dan is er kunstmarkt in de stad.  Vandaag zijn wij vrijdag.  Geen markt voor ons.  Wij kunnen dat betreuren.  Maar dat doen wij niet.  Wij trekken de bergen in.  Wij rijden Cerro Kuntur op.  Op die berg liggen de ruïnes van een Incastad met burchten, heiligdommen, huizen en graven.  Burchten hadden wij al gezien.  Heiligdommen en huizen ook.  Maar die graven waren dan toch weer iets apart.  Die graven waren dan weer dat extraatje, dat een bezoek aan deze stad rechtvaardigde.  Zij verschilden van de graven, die wij zagen in Nazca.  De graven in Pisac dienden wij niet in de grond te zoeken.  Voor deze graven dienden wij hogerop te kijken.  In de bergen.  In de rotsen.  In die rotsen werden de graven uitgehouwen.
 


Pisac
 
Drie sites.  Elke keer toch weer een nieuwe ontdekking.  Elke keer toch weer iets dat net dat tikkeltje anders is.  Anders dan datgene wat wij reeds gezien hadden in de voorbije dagen.  Wij moeten bij de pinken blijven.  Peru heeft heel wat te bieden.  Wij moeten gewoon rondkijken.  Dankbaar aanvaarden.  Macchu Picchu was een hoogtepunt.  Maar het blijft slechts een deeltje van de Incabeschaving.  Die beschaving is zo veel meer.  Dat hebben wij vandaag opnieuw mogen vaststellen.
 
Wij kunnen opnieuw het busje in.  Terug naar Cuzco.  Morgen nog een laatste dag in deze prachtige stad.  De reis loopt naar haar einde.  Nog slechts enkele dagen.  Maar ook die dagen zullen wij ten volle benutten.  Daarvan zijn wij overtuigd.  Maar eerst nog een beetje slapen.  Vannacht.

Volgende aflevering (dag 22) op woensdag 11/03.

donderdag 5 maart 2015

De ongelooflijke veranderingen van meneer Afzal. Gezien in de Minard. Brief aan Pieter De Buysser.

Beste Pieter,
 
Ik had in het verleden verschillende mogelijkheden u te treffen.  Er was het tijdschrift waarin Het verhaal van de ongelooflijke verandering van Meneer Afzal werd gepubliceerd.  Er was de dagelijkse vertelling op Klara.  Ik had naar een intieme voorleesvoorstelling in één van de Gentse woonkamers kunnen gaan.  Geen enkele kans heb ik gegrepen.  Dat is nochtans wat men moet doen met kansen.  Kansen moet men grijpen.  Ik heb het niet gedaan.  U bleef mij onbekend.
 
Maar dan kwam er plots die ultieme kans.  Die allerlaatste kans.  U kwam naar de Gentse Minard.  Dit liet ik niet uit mijn handen glippen.  Ik kocht een kaartje.  Ik wou u zien.  Ik wou u horen.  Vanwaar die drang? Vanwaar die noodzaak? U bent een verhalenverteller.  Dat las ik.  Nu moet u weten, ik heb een zwak voor verhalenvertellers.  Ik moet steeds weer terugdenken aan die KSA-kampen.  Uit een intussen ver verleden.  Elke avond kwam toen de proost naar onze slaapzaal.  Vóór het slapengaan vertelde hij een verhaal.  Elke avond stopte hij zijn verhaal bij een cliffhanger.  Zodat hij de volgende avond onze volle aandacht had.  Dat eenvoudige truukje, waarvoor toen nog geen naam was bedacht, werkte wonderwel.  Elke keer weer.  Zo vertelde hij het verhaal van De Hobbits.  Een trilogie samengevat op tien avonden.  Erik of Het Klein Insectenboek leerde ik in die dagen ook kennen.  Jawel, het waren heerlijke tijden toen.
 
Gisteren kwam ik naar u luisteren.  Ik moet bekennen, mijn verwachtingen waren hooggespannen.  Ten gevolge van die erfenis uit het verleden.  U had een zware concurrent aan de KSA-proost.  Hem evenaren of zelfs overtroeven zou moeilijk worden.  Hierin schuilde een grote uitdaging voor u.  Een uitdaging, waarvan u zich niet bewust was.
 
Nu wacht u op het verdict.  Op mijn oordeel.  Ik kan u geruststellen.  U slaagde.  Met glans.  Meer nog, u plaatste uzelf op hetzelfde niveau.  Of neen, u klom nog een trapje hoger.  Want u deed meer dan enkel vertellen.  U sprong.  U draaide.  U liep.  U bleef niet staan aan die lezenaar.  U was mobiel.  Van hier naar daar.  Van daar naar hier.  U besloeg het hele podium.  Of toch een deel van dat podium.  U stond niet vastgespijkerd op die ene plaats.  Het was alsof u mee optrok met meneer Afzal.  Op zijn grote ontdekkingstocht.
 
Maar het was meer dan enkel die mobiele vertelstijl.  Die mobiliteit alleen zou niet volstaan voor de hoge punten.  Voor de vele sterren.  Het eigenlijke verhaal, dat was de belangrijkste hoofdrolspeler van de avond.  Dat bizarre verhaal.  Dat surrealistische verhaal.  Dat verhaal, zo veel meer dan een gewoon verhaal.  Een verhaal, bevolkt door vreemde wezens.  Een huilend monster.  Onder de luchthaven van Brussel.  Een sprekende kassei, de hoeksteen van de samenleving.  Een wegrottend meisje.  Leo, de pauw.  Gezeten in een op maat gemaakt elektrisch karretje.  Een regerende octopus.  Met ruziënde tentakels.  Een chagrijnige rivierpaling.  Totaal van de pot gerukte personages regeerden dit verhaal.  Zij waren de heersers.  De meesters.  Zij maakten dit verhaal sprankelend.  Boeiend.
 
Ik stelde geen vragen.  Ik volgde u.  Zonder enig voorbehoud.  Aan uw hand ging ik mee in dat verhaal.  Ik hing aan uw lippen.  Ik laafde mij aan die poëtische, flitsende woordenstroom.  Afhaken was geen optie.  Met veel plezier ging ik mee in die heerlijk, fantastische trip.  Weg van de gewone wereld.  Die gewone wereld bestond voor anderhalf uur niet.  Meneer Afzal en zijn vrienden, dat was voor heel eventjes de kern van mijn bestaan.
 
Vragen had ik niet.  Dat schreef ik nog zonet.  Geen vragen.  Toch niet op het moment dat u vertelde.  Op dat moment wou ik enkel luisteren.  Pas als u stopte, leek het alsof mijn mogelijkheid tot denken opnieuw werd aangeschakeld.  Toen kwamen die vragen.  Was dit een simpel verhaal? Louter bedoeld als entertainment.  Als verstrooiing.  Of was het meer dan enkel dat? Was het een politiek statement? Een filosofisch traktaat? Was het een allesomvattende kritiek op deze steeds moeilijker te begrijpen wereld? Vele vragen borrelden op.  Op weg naar huis.  Antwoorden heb ik nog niet.  Die zoek ik.  Nu nog steeds.
 
U bezorgde mij een fijne avond.  Voor één avond was ik weer die KSA-jongen.  Dat leeuwtje.  Goed ondergestopt in bed.  In die grote slaapzaal.  Het was een warm gevoel.  Bedankt om mij nog even terug te flitsen.  Die teletijdmachine van professor Barabas bestaat dan toch.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Link:

woensdag 4 maart 2015

Juich! Juich! Mark Lanegan Band op Lokerse Feesten.

Lokerse Feesten gaf de eerste namen vrij.  Het begon rustig.  Clouseau en Marco Borsato kregen als eerste een plaats op het Lokerse podium.  Ik werd niet meteen wild van dit nieuws.  Mijn enthousiasme bereikte geen hoge pieken bij deze aankondiging.  Groter werd dat enthousiasme toen de organisatie liet weten dat ook Deus aan de affiche werd toegevoegd.  Toch was er nog twijfel.  Die twijfel bleef toen ik las dat ook Belle and Sebastian op dezelfde dag van Deus zou optreden.  Ik kocht nog geen kaartje.  Ik wou afwachten.  Kijken wie er nog allemaal naar Lokeren zou komen.  Eerst een totaaloverzicht om dan te beslissen.  
 
Ik wou afwachten.  Ik wou mijn tijd nemen.  Maar dan kwam er dat grote nieuws.  Dan kwam er die knaller.  Via de nieuwsbrief liet de organisatie weten dat zij Mark Lanegan Band hadden gestrikt.  Afwachten was plots geen optie meer.  Een kaartje moest gekocht worden.  Onmiddellijk.  Zonder enige reserve.  Geen voorbehoud bij deze man.  Een muziekliefhebber moet op deze afspraak zijn.  Afwezig blijven is geen optie.  Deze man draagt in zich een lange muziekgeschiedenis.  Denk aan Screaming Trees, Queens of The Stone Age, The Gutter Twins en Soulsavers.  Denk aan samenwerkingen met Duke Garwood, The Twilight Singers, Melissa Auf der Maur, …
 
Ik had Mark Lanegan al live aan het werk gezien.  Enkele jaren terug.  In de Gentse Vooruit.  Met Isobel Campbell.  Het was een prachtige avond.  Belle en het Beest op het podium.  Isobel Campbell zal er deze zomer niet bij zijn.  Deze keer brengt Mark Lanegan zijn band mee.  Met onder de arm zijn nieuwste werkstuk ‘Phantom Radio’.  
 
De affiche voor die dag (05/08/2015) wordt aangevuld met Kaiser Chiefs en The Jesus and Mary Chain.  Twee heerlijke aanvullingen.  Aanvulling, geen opvulling.  Een band met een bijzonder sterke livereputatie en een band, die zijn meesterwerk ‘Psychocandy’ integraal zal brengen.  Het belooft een hete avond te worden in Lokeren.  Het belooft een hoogstaande, muzikale avond te worden.  Voor die hete, hoogstaande en muzikale avond heb ik een kaartje.  Nu u nog?
 
Websites:

 

maandag 2 maart 2015

Mijn reisverhaal Peru en Bolivia. Dag 20: Aguas Calientes - Machu Picchu - Cuzco.

Het wordt een korte nacht.  Ik lijd niet aan mogelijke slaapstoornissen.  Dat is het niet.  Ik ben een gezonde kerel.  Enkel de Machu Picchu noopt ons vroeg op te staan.  Daarvoor bestaat een goede reden.  Meerdere goede redenen zelfs.  Wij zijn niet de enigen die naar Machu Picchu willen.  Anderen willen evenzeer omhoog.  Naar die historische site.  Het aantal toeristen, dat dagelijks wordt toegelaten tot Machu Picchu, wordt momenteel beperkt tot tweeduizend vijfhonderd.  Dat is een hele hoop.  Wij willen die massa voorblijven.  Daarom graag zo vroeg mogelijk naar boven.  Bovendien willen wij boven genieten van de zonsopgang.  Dat kan niet in de namiddag.  Dat moet vroeg.  Heel vroeg.  Daarom staan wij dus om vijf uur in de morgen aan het busstation.  De eerste bus vertrekt om half zes.  Die willen wij hebben.  Aan het busstation moeten wij vaststellen dat wij niet de enigen zijn die zo denken.  Een lange rij staat reeds te wachten.  Wij schuiven aan.  In de file.
 
Via de Hiram Bingham Highway brengt een bus ons tot aan de ingang van Machu Picchu.  Wij arriveren kort voor het openingsuur.  Alweer moeten wij in lijn gaan staan.  Wachten om binnen te kunnen.  Wij laten ons meeslepen.  Stapvoets schuiven wij op.  In de kudde.  In de massa.  Binnengekomen maken wij ons los uit die bende.  Onze gids brengt ons naar een plek met een prachtig uitzicht op de site.  Naar een plek waar wij in alle rust kunnen kijken.  Waar wij in alle rust de beelden in ons kunnen opnemen.  Want dat is wat deze plek vraagt: rust.  Verwondering en bewondering vragen stilte.  Afleiding dient vermeden te worden.  Dat hoort niet.  Dat mag niet.  Zachtjes aan gewoon worden aan de gedachte op deze plek te staan.  Dat vraagt tijd.  Weg van de massa kunnen wij ons laten vollopen met verrukking.  Die eerste minuten komen wij niet verder dan ontelbare oooh’s en aaah’s.  Al te zeer onder de indruk lijken wij tijdelijk onmachtig ook maar enig woord uit te brengen.  De monden gesnoerd, dat is wat gebeurt in confrontatie met Machu Picchu.


 
Wij zouden kunnen blijven staan.  Gewoon staan en kijken.  Dat zou kunnen.  Maar dan zouden wij vele dingen missen.  Vanuit het totaaloverzicht moeten wij omschakelen naar detailstudie.  Voor die detailstudie moeten wij rondkijken.  Rondlopen op de site.  Dat doen wij.  In het gezelschap van een gids.  Een gids met kennis van zaken.  Die gids brengt ons naar de vele tempels.  De tempel van de zon.  De tempel van de drie vensters.  De tempel van de condor.  Hij brengt ons naar andere plaatsen.  Andere maar even belangrijke plaatsen.  Even intrigerende plaatsen.  Samen met hem gaan wij naar Intihuatana.  Naar de heilige plaats.  Naar de heilige steen.  Naar de fonteinen.  Het totaalbeeld van Machu Picchu valt uiteen in onderdelen.  Het grote verhaal valt uiteen in tal van kleinere verhalen.  Die verhalen vertelt de gids.  Die verhalen nemen wij op.  Met veel plezier.  Want terwijl wij luisteren, beseffen wij des te meer dat deze site een unieke plek is.  Deze unieke stad op deze unieke plek, de Inca’s moeten rare mannetjes geweest zijn.  Moeten mannetjes geweest zijn met behoorlijk wat inventiviteit en een zwaar doorzettingsvermogen.  Want hoe begin je hieraan? Hoe kan je ook maar denken dat een leuk ideetje van een stad in de bergen ook echt te realiseren is? Ik heb het totaaloverzicht gezien.  Ik heb de details gezien.  Ik heb de verhalen gehoord.  Toch begrijp ik het nog altijd niet.  Respect, dat is wat ik voel op deze plek.  Respect voor dat Incavolk.  Wat zij hier hebben gepresteerd, is niet te verwoorden.  Is niet te vatten.  Dit is groots.


 
Machu Picchu een toeristische trekpleister noemen, is een understatement.  Dit is een goudmijn voor de Peruaanse overheid.  De overheid ontvangt per jaar tussen zes en acht miljoen dollar aan entreegelden.  Daarbij zijn nog niet de inkomsten gerekend van de Incatrail, die toch ook al snel enkele miljoenen dollars opleveren.  De Peruaanse overheid is zich dan ook terdege bewust van het economische belang van deze site.  Toch leggen het grote toeristische succes en het economische belang een hypotheek op Machu Picchu.
 
Herhaaldelijk werd Peru gewaarschuwd voor de kwalijke gevolgen van het massatoerisme.  In 2001 toonde een studie van Japanse wetenschappers aan dat een gedeelte van Machu Picchu zou wegzakken onder druk van de massa’s toeristen.  Dat wegzakken lijkt nogal mee te vallen.  Eén centimeter per maand, dat zou het tempo zijn.  U zou het kunnen weglachen.  Wetenschappers lachen minder om deze vaststellingen en zijn vrij ernstig in hun besluit.  Zij vrezen voor het einde van Machu Picchu indien geen maatregelen zouden genomen worden.  Een verdere inperking van het aantal bezoekers per dag zou een denkpiste kunnen zijn.  Unesco opperde al luidop te denken aan duizend zevenhonderd bezoekers per dag.


 
De meest gekke ideeën lijken te suggereren dat de Peruaanse overheid doof lijkt voor deze duidelijke waarschuwingen.  Zo was er het voorstel een lift te bouwen, die de toeristen vijfhonderd meter omhoog zouden brengen tot op het plein van Machu Picchu.  Dit ‘oneerbare’ voorstel werd nooit realiteit.  Een ander voorstel, dat heel wat controverse uitlokte, was het bouwen van een kabelbaan naar Machu Picchu.  Dit voorstel raakte niet verder dan de tekentafel van de architect.  Het botste op te veel weerstand van de lokale bevolking.  Zij beschouwden het als een aanslag op hun culturele en religieuze erfgoed.  Beide voorstellen doen mij vermoeden dat het economische belang primeert op de historische waarde.  Beide voorstellen lijken bedoeld om nog meer mensen naar boven te brengen.  Meer mensen doen immers de kassa’s rinkelen.  Meer geld in het laatje voor de Peruaanse overheid.  Dat lijkt het voorlopig te halen.  Andere bezorgdheden lijkt die overheid niet te hebben.
 
Veel volk? Dat lijkt een understatement.  Ik heb mij teruggetrokken aan de hut van de toezichthouder.  Om eventjes te bekomen.  Even wil ik weg van alle drukte.  Gaan schuilen.  Al te gekke capriolen zie ik menig toerist uithalen.  Om toch maar die ene gekke foto te hebben.  In hun plaats sta ik doodsangsten uit.  Hun angstzweet staat in mijn handen.  Dat wil ik niet.  Daarom ga ik even bewust aan de kant staan.  De hut van de toezichthouder is daarvoor een ideale plek.  Nauwelijks word ik gestoord.  Intussen kijk ik naar die vele toeristen.  Die vele toeristen, die aan mij voorbijgaan.  Alle maten en gewichten.  Alle kleuren.  Alle gewezen en toekomstige modestijlen.  De wereld toont zich aan mij.  Zonder enige gêne kijk ik toe.  Dit is één van mijn meest aangename tijdverdrijven.  Mensen bekijken.  Aankijken.  Begapen.  Op Machu Picchu wordt mij een unieke collectie gepresenteerd.  Met veel plezier blader ik doorheen die collectie.


 
Terwijl ik rondom mij kijk, denk ik aan die ene man.  Die ene man, die dit hele circus in gang heeft gestoken.  Ik denk aan Hiram Bingham.  Hij is de ontdekker van deze site.  In 1911 stond hij een eerste keer op deze plek.  Een tweede keer was hij terug in 1912.  Hiram Bingham noemde zichzelf de ontdekker van deze plek.  Maar daarover bestaat enige discussie.  Echt ontdekken was het immers niet.  Een boer, die wist van ruïnes op de berg, bracht Bingham er heen.  Tegen een vergoeding van één sol.  Slechts één sol kreeg de boer voor zijn gidswerk.  Behoorlijk onderbetaald.  Met die vergoeding kocht Bingham zijn begeerde titel van ontdekker.  
 
Machu Picchu hoefde niet ontdekt te worden.  Jawel, het was eeuwenlang overgroeid en daardoor bijna onzichtbaar.  Maar deze plek heeft steeds bestaan.  In zijn hoogdagen was deze plek prominent aanwezig.  Een hoofdrolspeler in de grote geschiedenis van de Inca.  In de nadagen leidde het slechts een sluimerend bestaan.  Een bestaan, waarvan slechts een handvol boeren nog weet hadden.  Die boeren gebruikten deze plek.  Zij gebruikten die terrassen.  Op die terrassen teelden zij gewassen.  Machu Picchu heeft dus steeds bestaan.  Is nooit weggeweest.  Deze plek moest opnieuw onder de aandacht gebracht worden.  Moest uit de vergetelheid gehaald worden.  Deze plek moest opnieuw zijn glorieuze grootsheid tonen.  In het volle licht.  In volle helderheid.  Dat is de verdienste van Hiram Bingham.  Hij schonk Machu Picchu aan de wereld.  Misschien niet helemaal zijn bedoeling maar hij schonk deze site aan het massatoerisme.


 
In deze discussie kies ik geen kant.  Ik kies noch voor het ene, noch voor het andere kamp.  Ik blijf ver weg van dit woordenspel.  Want dat is het eigenlijk.  Van één ding ben ik evenwel zeker.  Of Hiram Bingham nu wel of niet de ontdekker is, ik ben hem dankbaar.  Zijn niet te stoppen ijver in het onthullen van de vele Incasites heeft hem uiteindelijk naar Machu Picchu gebracht.  Heeft mij uiteindelijk naar Machu Picchu gebracht.  Ik trad in zijn voetsporen.  Jawel, de omstandigheden zijn anders.  Nu gaat het wat makkelijker.  Veel makkelijker.  Toch voelt het alsof ik een heel klein beetje Bingham ben.  Want voor mij is deze dag een ontdekking.  Vandaag ontdek ik deze site.  Vandaag maak ik kennis met deze site.  
 
Ik heb Machu Picchu gezien.  Maar wat is Machu Picchu nu eigenlijk? Daarover bestaan verschillende theorieën.  Was het de eerste stad van de Inca’s? Of was het juist de laatste stad? Was het een astronomisch centrum? Was het een opleidingscentrum voor priesteressen? Was het een militair bolwerk? Lange tijd had elk van deze theorieën zijn voor- en tegenstanders.  Nu eens werd meer geloof gehecht aan die ene stelling.  Dan weer aan die andere.  Het bleek een pingpongspelletje.  Toch lijken wij nu meer en meer geloof te hechten aan die ene verklaring.  Die ene verklaring die zegt dat Machu Picchu een verblijfplaats was voor de koningen.  Voor de Incaheersers.  Een verblijfplaats met een heilige, religieuze betekenis.  Dat lijkt nu algemeen aanvaard te worden als de enige en de juiste.  Bewijsstukken worden hiervoor aangedragen.  Want zonder bewijs geen theorie.  De woningen waren te luxueus voor boeren of soldaten.  De stad was te klein en te slecht bereikbaar voor permanente bewoning.  Direct na de instorting van het Incarijk, raakte Machu Picchu onbewoond.  Er waren immers geen koningen meer.  Geen koningen meer, die behoefte hadden aan vakantie.  Machu Picchu werd verlaten.  Raakte in verval.  Werd vergeten.  Tot in 1911.  Toen kwam Hiram Bingham.

 
Bijna één volledige dag hebben wij rondgelopen op Machu Picchu.  Te lang? Helemaal niet.  Ik kan er niet genoeg van krijgen.  Maar ik moet de bus halen.  En de trein.  Want vandaag nog keren wij terug naar Cuzco.  Wij keren terug met in onze hoofden herinneringen aan een onvergetelijke plek.  Een unieke plek.  Een met niks te vergelijken plek.  Nog maar net weg of ik wil al terug.  Nog maar net terug in de bus op weg naar ons hotel of ik wil uit die bus.  Terugkeren op mijn stappen.  Om te kijken of dit geen droom was.  Om te verifiëren of dit wel echt was.  Ik kijk rondom mij.  Ik vraag het aan mijn reisgezellen.  Ik vraag hen of dit echt was.  Zij knikken.  Zeggen ja.  Zeggen nogmaals ja.  Ik kijk nog eens achterom.  Ja, ja, ja, ja, …
 
Volgende aflevering (dag 21) op maandag 09/03.