vrijdag 4 april 2014

Mooie liedjes: The Scene - Thé Lau.

Voor Paulus is het gemakkelijk te achterhalen.  Wij hoeven daarvoor simpelweg de Handelingen van de Apostelen na te lezen.  Daarin staat het klaar en duidelijk.  Zwart op wit.  In die Handelingen kunnen wij lezen dat Paulus op weg naar Damascus het Licht zag.  Dat was zijn moment.
 
Moeilijker wordt het wanneer ik voor mijzelf tracht te bepalen wanneer ik het Licht zag.  Hierover vallen geen geschriften te raadplegen.  Ik moet op zoek diep in mij.  Het zou een moeilijke zoektocht kunnen worden.  Maar dat wordt het niet.  Want ik weet het.  Het Heilig Vormsel, dat zou u kunnen denken.  Ik ben een vrome jongen.  Die vroomheid kent evenwel zijn grenzen.  Dus neen, niet het Heilig Vormsel.
 
Ik weet wanneer ik het Licht zag.  Dat moment kan ik zo bepalen.  Dat weet ik heel precies.  Windorock in Oosterzele, dat was mijn moment.  Op die rockweide zag ik het Licht.  Welke jaargang het was, dat weet ik niet meer.  Mijn geheugen laat mij heel soms in de steek.  Wel kan ik zeggen wie het was.  Wie het was die mij het Licht deed zien.  Dat was The Scene.  Op dat moment wist ik dat die band mijn groep zou worden.  Dat werd het ook.  Dat is het ook.  Nog steeds.  Tot op de dag vandaag.
 
The Scene werd de soundtrack bij mijn jeugd.  Ontelbare feesten, altijd weer die muziek.  Niet te tellen concerten, altijd weer die band.  Met het verdwijnen van de jeugd (jawel, zelfs ik word ouder) blijft die muziek overeind.  Want aan die muziek wordt dat ene element toegevoegd, herinneringen.  Die muziek voert mij terug.  Naar heerlijke tijden.  Naar wonderlijke tijden.  Naar tijden, waarin dromen nog niet werden ingeperkt door die nuchtere en al te vervelende zin voor realiteit.  Dat soort muziek is de mooiste muziek.  Zonder enige concurrentie.
 
Gisteren kreeg ik een harde schok te verwerken.  Mijn zus zond mij een persbericht door.  Het bericht waarin werd gemeld dat Thé Lau nog maximaal negen maanden te leven had.  Geveld door kanker.  Uitzaaiingen tot in de longen.  Niet meer te behandelen.  Ik was van de kaart.  Totaal van de kaart.  Ik kon wel nog functioneren.  Dat ging nog.  Maar in mijn hoofd was het behoorlijk bewolkt.  Doorheen die wolken zweefde dat akelige woord ‘afscheid’.  
 
Deze morgen luisterde ik naar ‘Open’, het beste album van The Scene.  Het beste? Laat mij mijzelf corrigeren.  Het beste van de vele beste.  Ik ben een fan.  U moet het mij vergeven.  Voor mij bestaat er dus geen minder goede.  Elk album op zich is de beste.  Maar in die reeks van albums heb ik toch mijn voorkeur.  Die voorkeur dreef mij vanmorgen naar ‘Open’.
 
Deze morgen stond ik opnieuw op die weide.  De rockweide van Oosterzele.  Ik stond te springen.  De vuist gebald in de lucht.  Ik stond mee te brullen.  Luidop.  Iedereen mocht het horen.  Dit is mijn muziek.  Jawel, dat dacht ik.  Dit is mijn groep.  Jawel, ook dat dacht ik.  Voor eeuwig en altijd.
 
De muziek ging uit.  Het is vrijdag.  Het is werkendag.  Ik ging op weg naar het werk.  Het kippenvel nog op mijn armen.  Het weinige haar nog rechtop.

Websites:
The Scene.
Thé Lau.


donderdag 3 april 2014

Hebzucht. Gezien in NTG.

Ik durf al eens in discussie te gaan.  Over van alles en nog wat.  Meestal lukt het mij rustig te blijven.  Op een kalme manier kan ik mijn argumentatie opbouwen.  Ik luister naar de tegenpartij en bied weerwerk.  Ik wil niet noodzakelijk het debat winnen.  Ik probeer slechts de andere kant van het verhaal te tonen.  Want dat heeft een verhaal altijs weer, twee zijden.  Ik hou van dat gevecht.  Omdat het mij alert houdt.  Omdat ook ik vaak andere invalshoeken van één verhaal ontdek.  Dat is boeiend.
 
Op één domein lukt het mij niet die kalmte te bewaren.  Als het debat de richting uitgaat van de bankencrisis begin ik te steigeren.  In mijn argumentatie wordt al eens een stevige vloek ingelast.  Mijn stemvolume schakelt enkele tandjes hoger.  Het rustig laten uitspreken van de tegenpartij is dan niet langer meer van tel.  Ik weet het, dit is niet echt hoffelijk.  Maar toch doe ik het.  Waarom? Verontwaardiging.  Oprechte verontwaardiging.  Om hetgeen gebeurd is.  Om hetgeen niet gebeurd is.  De overheid moet de falende bankensector bijspringen.  Moet die sector redden.  Met bijna niet te vatten kapitaalinjecties.  Omdat het nodig is.  Omdat het noodzakelijk is.  Dat vertellen zij het domme klootjesvolk.  Die banken zijn ‘too big to fail’.  Als de banken instorten, stort het hele systeem in.  Aan de kant blijven staan is dan helemaal geen optie.  Dat verhaal wordt ons verteld.  Wij moeten braafjes slikken.  En bovenal zwijgen.
 
Maar hoe is het zover kunnen komen? Dat verhaal kreeg ik te horen en te zien in Hebzucht, een toneelvoorstelling van Braakland/Zhebilding.  Klaar en duidelijk wordt de op- en neergang geschetst van een financiële instelling.  Fortis flitst door mijn hoofd.  ABN-Amro echoot door mijn hoofd.  
 
In het gebrachte verhaal zien wij de redenen waarom het misgelopen is.  Ongebreideld winstbejag.  Zonder enig besef van en/of totaal negeren van mogelijke risico’s.  Risico’s worden ingedekt door nog grotere risico’s.  Alles moet groter.  Alles moet sneller.  Eten of gegeten worden, dat is de lijfspreuk van de CEO van de bankinstelling.  Een al te sterke focus op de zeer korte termijn en het onmiddellijke incasseren leidt uiteindelijk tot de val.
 
Met de val begint de jacht op de verantwoordelijken.  Het spelletje vingerwijzen kan beginnen.  Iedereen wijst naar iedereen waardoor uiteindelijk niemand verantwoordelijk wordt gesteld.  De aanstokers, ooit binnengehaald als financiële genieën, verdwijnen langs de achterpoort.  Geruisloos.  Om dan weer binnen te treden langs de grote poort.  Even verdwijnen zij in de schaduw om dan te zetelen als raadgevers van presidenten of regeringen.  Om plaats te nemen in adviesraden, bevoegd voor het hertekenen van het bankenlandschap.
 
Ik kijk.  Ik luister.  Ik begin te wriemelen in mijn comfortabel zeteltje.  Verontwaardiging begint op te borrelen.  Ergernis ook.  Ergernis omwille van mijn buurvrouw in de zaal.  Terwijl aan het publiek alles haarfijn wordt uitgelegd, zucht mijn buurvrouw diep.  Meerdere malen.  Ongegeneerd en duidelijk hoorbaar.  Zuchten uit verveling.  Zij is niet geboeid.  Zij wordt niet geraakt.  De aanklacht, geformuleerd doorheen de voorstelling, gaat langs haar heen.  Herhaaldelijk kijkt zij op haar uurwerk.  Voor haar heeft het lang genoeg geduurd.  Het mag stoppen.  Zij geeuwt.  Zij zucht.  Bijna dommelt zij in.  De voorstelling is bedoeld als wake-up call.  Voor velen is het echter een wiegeliedje.
 
Inslapen.  Dat is ook wat wij doen.  Niet in de voorstelling.  Wel in het echte leven.  Wij laten alles op zijn beloop.  Gewillig gaan wij aan de kant staan.  Om het spel opnieuw te laten spelen door dezelfde spelers.  De spelers, die ons al in de stront hebben geduwd.  Meer nog dan de arrogantie van de banken stoor ik mij aan die gelatenheid.  Aan dat gebrek aan protest.  Aan het totaal gebrek aan noodzakelijke veranderingen.  Slechts enkelen staan op.  Weinige proteststemmen klinken.  Al te zeer is het gerommel in de marge.  Het systeem wordt niet gereset.
 
Wij verlaten de zaal.  De Bastille wordt niet bestormd.  Geen mars op Brussel.  Wij gaan slapen.  Het klootjesvolk moet de volgende dag vroeg op.  Werken voor de centjes.  Godverdomme, miljaarde.  Sorry, het moest mij even van het hart.
 
Oh, ja.  Bijna vergeten voor het afsluiten.  Wat met het toneelstuk? Verhelderend, prachtig vertolkt.  Heerlijke tekst.  Oef, toch nog net op de valreep meegegeven.
 
Speellijst:

woensdag 2 april 2014

The Broken Circle Breakdown Bluegrass Band, gezien in NTG. Brief aan Johan Heldenbergh.

Beste Johan,
 
Laat mij deze brief maar onmiddellijk beginnen met een bekentenis.  Dan hebben wij dat toch al gehad.  Bovendien, eerlijk duurt het langst, dat zei mijn moeder altijd.  Naar haar moet ik luisteren.  Nu nog steeds.  Moederlijke bezorgdheid, dat mogen wij niet afwimpelen.  Dat moeten wij gespeeld verveeld aanvaarden.  
 
Mijn bekentenis? Jawel, dus.  The Broken Circle Breakdown zit in mij.  Diep in mij.  Ik kan het niet van mij afschudden.  Ik kan het niet van mij afspoelen.  Het kleeft aan mij.  Op mij.  Bijna is het als een tweede huid.  Onmogelijk af te pellen of af te schrapen.  Twee maal zag ik de voorstelling.  Dat had ik nog nooit eerder gedaan.  Voor uw voorstelling maakte ik graag die uitzondering.  Ontroerende schoonheid, het verveelt niet.  Nooit.  De film zag ik ook.  Dat moest.  Het kon niet anders.  Nu nog steeds zijn er hevige discussies of de film beter of slechter was dan de voorstelling.  Elk medium heeft zijn voorstanders.  Elk heeft zijn tegenstanders.  Mijn positie? Ik weiger een standpunt in te nemen.  Niet of nauwelijks te vergelijken, dat vertel ik meestal.  Daarmee hou ik die discussie af.  Want ik wil die discussie niet.  Beiden brengen zij het verhaal op hun eigen manier.  Die manier, eigen aan het medium.  Beter of slechter? Neen, beiden zijn net zo goed.
 
Tot zover mijn bekentenis.  Beschouw het als een inleiding.  Zomaar met de deur in huis vallen, het lijkt mij te bruut.  Te onbeleefd.  Heel misschien bent u gewonnen voor de directe beknoptheid.  De onomzwachtelde benadering.  Maar dat ben ik niet.  Dat is niet mijn stijl.  Ik wil mijn brief een beetje inkleden.  Om zachtjes te komen tot de eigenlijke kern van de zaak.  Die kern van de zaak komt er aan.  Met een kleine tussenstop in Limburg.
 
Vorig weekend was ik in Limburg.  Bij en met vrienden.  Dan vertellen wij al eens over onze plannen.  Dat is zo.  Dat is eigen aan social talk.  Ik vertelde dat ik naar The Broken Circle Breakdown Bluegrass Band zou gaan.  Eén iemand knipperde met de ogen.  Jawel, de film was hem welbekend.  Bij de muziek kon hij zich evenwel niks voorstellen.  Wij gingen op internet.  Op Youtube.  Wij vonden ‘If I needed you’.  Meteen het mooiste liedje.  Overtuigen lukt enkel met klasse.  Lukt enkel met stijl.  Daarom maar meteen het beste van het beste.  Hij luisterde.  Ik luisterde.  Hij knikte goedkeurend.  Instemmend.  Ik zweeg.  Genieten doet men zwijgend.
 
Gisteren was ik op het Gentse Sint-Baafsplein.  In het NTG.  Voor The Broken Circle Breakdown Bluegrass Band.  Afwezig blijven was geen optie.  Ik moest hier zijn.  Al meer dan één jaar had ik mijn ticket.  Onmiddellijk had ik mijn kaartje gekocht toen ik vernam dat het NTG uw groep had geprogrammeerd.  Een snelle reactie was noodzakelijk want dit concert zou snel uitverkocht zijn.  Mijn vermoeden werd realiteit.  Het concert was uitverkocht.  Maar ik had mijn kaartje.
 
Het concert dan.  Want hiertoe wou ik komen.  Dat was de eigenlijke reden voor mijn brief.  Vooraf had ik mij een zekere connectie met de film voorgesteld.  Ik had projecties van beelden verwacht.  Op de achtergrond, als aanvulling.  Ik had de kostumering uit de film verwacht.  Heel stiekem had ik gehoopt op de blote getatoeëerde rug van Veerle.  Maar niks van dat alles was er.  Enkel de groep.  Enkel de muzikanten.  Dat was het.  Meer niet.  Dat zou moeten volstaan.  De muziek moest voor zichzelf spreken.  Zonder filmische versterking.
 
Wat gebeurde op toneel, gebeurde ook nu.  Pure magie.  Wat gebeurde op het doek, gebeurde ook nu.  Zuivere emotie.  De muziek heeft de film helemaal niet nodig.  Die muziek werkt ook op zichzelf.  Dat hoeft helemaal niet te verwonderen.  Want op het podium staan topmuzikanten.  Muzikanten, die hun sporen hebben verdiend in de Belgische muziekscene.  Toch zijn het niet enkel die muzikanten.  Het zijn ook de stemmen.  U en Veerle Baetens horen samen.  De stemmen, bedoel ik dan.  Laat mij hier niet betrappen op Storyaanse insinuaties.  De vakpers maakt vergelijkingen met Emmylou Harris en Gram Parsons.  Die zijn mij onvoldoende bekend.  Ik hou het eerder op Mark Lanegan en Isobel Campbell.  In die stemmen hoor ik een zelfde tegenstelling.  Dat aangrijpend breekbare tegenover dat emotioneel dieprauwe.  
 
Er was niet alleen uw stem.  Er was niet alleen de stem van Veerle.  Er waren meerdere stemmen.  Dat hoorden wij toen de band zich rond die ene microfoon schaarde.  Heerlijke samenzang.  Prachtige muzikale momenten.  Geen enkele afleiding.  Stralende eenvoud.  Ik begin te hakkelen.  Volzinnen maken lijkt mij niet te lukken.  Maar dat komt omdat ik die avond herbeleef.  Omdat het kippenvel bij dat terugblikken mij het tokkelen op het klavier zo moeilijk maakt.  
 
Een lach en een traan, dat is wat wij kregen.  Een traan, opgewekt door beklijvende songs.  Songs, die mij van op het podium beslopen en mij zachtjes naar de keel grepen.  Een lach, opgewekt door uw relativerende bindteksten.  Door uw gewoon aanwezig zijn.  U speelde thuis.  U was in uw hometown.  Uw Gents mondje bracht animo in de zaal.  U bespeelde het publiek.  Als een geboren entertainer.  Als een rasechte performer.
 
Ik heb gisteren het concert gezien.  Het concert gehoord.  The Broken Circle Breakdown heeft zich nog dieper in mij genesteld.  Nog vaster.  Een warm gevoel.  Een mooi gevoel.  Een heerlijk gevoel.  Ik kan u enkel danken.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Setlist:
Will The Circle Be Unbroken / Black Mountain Rag / Country in My Genes / The Boy Who Wouldn’t Hoe Corn / Wayfaring Stranger / Where The Soul of Man Never Dies / Sin City / Blackberry Blossom / Don’t Think Twice, It’s All Right / Gloryland / Tumbling Tumbleweeds / Do I Ever Cross Your Mind / Little Maggie / Rueben’s train / The Way It Goes / The One I Love Is Gone / Cowboyman / Sand Mountain / Ain’t Nobody Gonna Miss Me // If I Needed You / Sister Rosetta Goes Before Us / Salty Dog Blues / Go To Sleep My Little Baby // Angelband.
 
Speellijst:

dinsdag 1 april 2014

Een vernieuwend detentiebeleid? Graag en dringend.

Luk Alloo heeft een mening.  Die mening kon hij ventileren in zijn reportagereeks over de Belgische gevangenissen.  Die mening sloop binnen in zijn vraagstelling.  Die mening schemerde door in zijn onbegrip.  Die mening waarde als een schim doorheen de hele reeks.  Zijn mening was evenwel ondergeschikt.  Hij moest de beelden laten spreken.  Hij moest het woord laten aan zijn getuigen.  Zij moesten het beeld bepalen.  Als televisiemaker kon Alloo enkel de richting bepalen.  Hij kon enkel bijsturen.  Hij kon enkel verduidelijken.
 
‘Alloo in de vrouwengevangenis’ is voorbij.  Hij lijkt vrijer te kunnen spreken.  Niet meer gehinderd door remmingen.  In de weekendkrant van De Standaard publiceerde hij in eigen naam een opiniestuk.  Over de toestand van het Belgische gevangeniswezen.  Over ons detentiebeleid.  In dat opiniestuk verwijst Alloo naar Fjodor Dostojevski.  Deze Russische romanschrijver en publicist stelde dat men een samenleving moet beoordelen op haar gevangenissen.  Met die gedachte in mijn hoofd kijk ik terug naar de beide reportagereeksen van Alloo.  Met die gedachte in mijn hoofd herlees ik het opiniestuk van Alloo.  Met al die informatie kan ik slechts tot één besluit komen.  Om dat besluit kort en bondig samen te vatten, had ik graag Shakespeare willen parafraseren: something is rotten in the state of Belgium.
 
Detentie is een vrijheidsberovende straf die een persoon dient te ondergaan in een gevangenis.  Die vrijheidsberoving is de straf op zich.  Dit houdt in dat alle mogelijke, bijkomende negatieve implicaties tot een minimum dienen beperkt te worden.  In een ideale wereld zou het leven binnen en buiten de gevangenis nauwelijks van elkaar mogen verschillen.  Zoals ik al zei, het grootste verschil ligt in het ontberen van de vrijheid.  Net hier wringt dat schoentje.
 
Wat ik gezien heb, is soms schrijnend.  Er is nauwelijks medische begeleiding binnen de gevangenismuren.  Voor behandeling van drugsverslaving worden geen middelen voorzien.  Er is nauwelijks communicatie tussen directie en gedetineerde.  Voorbereiding op toekomstige vrijlating is er nauwelijks.  Al te vaak wordt de ex-gedetineerde aan zijn lot overgelaten.  Alles wordt op een hoopje gesmeten.  Geïnterneerden, drugsverslaafden en zware criminelen zitten bij elkaar.  Van een gespecialiseerde aanpak is helemaal geen sprake.  
 
Detentie moet voorbeiden op een zo vlot mogelijke re-integratie in de maatschappij.  Met als gunstig effect een zo laag mogelijke recidive.  Dat is de theorie.  Maar de Belgische praktijk verschilt al te zeer van de theorie.  Omdat het Belgische detentiebeleid enkel gefocust is op het gevangen houden.  Het Belgische gevangeniswezen is al te gericht op straf, orde en discipline.  Al te starre ooglappen houden de beleidsverantwoordelijken weg van mogelijke alternatieven.  Wij blijven volharden in het bouwen van grote gevangenissen.  Zonder oog voor mogelijke vernieuwing.
 
Kan het anders? In zijn opiniestuk verwijst Alloo naar het Deense Ringe.  De Denen geven de voorkeur aan kleinschalige projecten met een meer persoonlijke benadering en begeleiding.  Maar wij hoeven het niet zo ver te zoeken.  Ook dicht bij ons broedt er wat.  Zo streeft VZW De Huizen naar een alternatief voor het huidige detentiebeleid.  Een alternatief, waarin de nadruk komt te liggen op kleinschalige, gedifferentieerde detentievormen die beter verankerd zijn in het maatschappelijk weefsel.  De detentiehuizen verschillen van elkaar op vlak van beveiliging, detentie-invulling en begeleiding.  Op die manier wordt een gedifferentieerde aanpak mogelijk en drijven wij weg van die verfoeide gestandaardiseerde aanpak.
 
In zijn besluit klinkt Alloo al te pessimistisch.  Hij gelooft niet dat er ooit een Minister van Justitie zal opstaan die het hele beleid zal omgooien.  Hij gelooft niet dat er ooit een Minister van Justitie zal opstaan die het pad van de vernieuwing zal bewandelen.  Ik daarentegen blijf hopen.  Die hoop wordt gevoed door een voorstel van resolutie, ingediend door volksvertgenwoordiger Sarah Smeyers, waarin de uitgangspunten van VZW De Huizen worden vertaald en waarin gevraagd wordt een proefproject van gedifferentieerde strafuitvoering uit te bouwen.
 
Woorden zijn er dus.  Net zoals de vernieuwende voorstellen.  Nu nog de daden.  Laat die daden nu eindelijk op de woorden volgen.  Want het moet anders.
 
Interessante lectuur:

maandag 31 maart 2014

Uitgelezen: Vader. Brief aan Karl Ove Knausgard.

Beste Karl Ove,
 
Ik heb het niet zo begrepen op hypes rond boeken.  Meestal wandel ik in een grote boog om die boeken heen.  Om toch maar niet in de verleiding te komen toe te geven aan de massahysterie.  Ooit heb ik het gedaan.  Telkenmale was het een teleurstelling.  ‘De verborgen geschiedenis’ en ‘De eenzaamheid van de priemgetallen’.  In beide gevallen kocht ik het boek.  In beide gevallen schudde ik na het lezen met mijn hoofd.  Dit was niet wat mij werd voorgespiegeld.  Wat ik had verwacht, een goed boek, werd geen realiteit.  Beide boeken kwamen niet tegemoet aan de al te hoog gespannen verwachtingen.  Wat dan volgt bij de lezer, kan heel eenvoudig omschreven worden als een teleurstelling.
 
Die lessen uit het verleden deden mij van uw boek wegkijken.  Want ook uw boek werd behoorlijk gehypet.  Ondanks alle loftuitingen in pers en media kwam ik toch tot uw boek.  Andere elementen hadden hierin een belangrijk aandeel.  Ik heb vrienden.  Ik heb zelfs vrienden die al eens een boek lezen.  Onder die lezende vrienden heb ik een aantal, die behoorlijk gek zijn van uw boeken.  Telkens wij in gesprekken uitkwamen bij literatuur, konden zij het niet laten een lofzang te beginnen over uw kwaliteiten als auteur.  Bijna werd die lofzang een smeekbede.  Een smeekbede om mij te overhalen uw boek dan toch te lezen.  Vrienden die bijna smeken, dat kan ik niet toelaten.  Dat zou onze vriendschap besmetten.  Ik liet mij overhalen.  Omwille van de vriendschap.
 
Doorheen het lezen van het boek voelde ik dat het goed ging komen.  Wij hadden een aantal dingen gemeenschappelijk.  Wij deelden een aantal dingen.  Dat schept een band.  Beiden werden wij geboren in 1968.  Uw leefwereld is mij niet helemaal vreemd.  In uw muzikale voorkeuren kan ik mij vinden.  U noemt Echo and The Bunnymen.  U noemt Supergrass.  Andere namen worden ook doorheen het boek genoemd maar deze ontsnappen mij nu even.  Die groepen ken ik.  Die groepen acht ik hoog.  Net als u werd ik door mijn grote broer tot die muziek gebracht.  Hij trok mij mee op zijn muzikale ontdekkingstochten.  Hij leidde mij weg van de al te grote, overbekende paden.  Hij trok mij die donkere steegjes in.  Steegjes, die doorheen het muzikale landschap kronkelden en ons tot vernieuwende, verrassende en inspirerende bands brachten.  Nu nog ben ik mijn grote broer hiervoor enorm dankbaar.  Uw boek bracht die broederlijke verdienste terug in mijn herinneringen.
 
Ons geboortejaar en muziek, dat delen wij.  Meer niet.  Ik heb een gelukkige jeugd gehad.  Blij en welgemoed kan ik zeggen dat ik een zondagskind ben.  Tot op heden durf ik al eens te bekennen dat ik een ongeschonden jeugd heb gehad.  Met dank aan mijn ouders.  Het lezen van uw boek meent mij te doen besluiten dat u dat warme nest hebt moeten ontberen.  U hebt geen evidente jeugd gehad.  Een zondagskind durf ik u niet te noemen.
 
In uw boek gaat u de confrontatie aan met uw jeugd.  Met uw verleden.  Zwartgallig durf ik uw boek niet te noemen.  Maar speelse vrolijkheid is nu ook niet meteen een omschrijving, passend bij uw boek.  Het is zwaar.  Behoorlijk zwaar.  Ondanks die zwaarte word ik toch meegesleurd door uw verhaal.  Ik herken mij niet in uw emoties.  Zoals ik al zei, ik ben een zondagskind.  Maar uw verhaal dwingt mij als lezer eveneens terug te blikken.  Dat achterom kijken voert mij terug naar mijn geboorteplaats.  Naar de schoolbanken.  Naar die eerste studentenfuiven.  Naar die eerste liefde.  Naar mijn ouderlijke huis.  Kortom, in één woord, naar mijn jeugd.  Dat terugkeren maakte mij blij.  Maakte mij welgezind.  Maar tegelijk kwamen mijn emoties in botsing met de uwe.  Bijna constant werd ik heen en weer geslingerd tussen het besef van een bijna constant geluk en het besef van een bijna voortdurende zoektocht naar datzelfde geluk.  In alles of toch bijna alles waren wij elkaars tegenpool.  Die botsing maakte het boek zo boeiend.  Zo interessant.  Telkens ik het boek dichtsloeg, ging er een warme gloed door mij heen.  Een warme gloed omwille van de vele herinneringen, die het boek mij aanreikte.  Maar met die warmte is er ook die behoefte te troosten.  Ik wil u toespreken.  Bemoedigend toespreken.  Ik wil u die spreekwoordelijke schouderklop geven.  Bijna wil ik u omhelzen.  Maar dat laatste zou misschien net dat ietsje te ver gaan.
 
U ontziet niks.  U ontziet niemand.  Zelfs bij het overlijden van uw vader geeft u blijk van een ontluisterende eerlijkheid.  Uw vader had er een puinhoop van gemaakt.  Een vieze, vuile puinhoop.  Het zou u sieren die waarheid een beetje te verdraaien.  Om de harde feiten toch een beetje te verzachten.  Maar dat doet u niet.  Begrijpelijk.  De aanloop van het boek geeft voldoende redenen voor uw keuze.  Uw niets verhullende eerlijkheid geeft de lezer een slag in het gezicht.  Maar tegelijk ontroert die eerlijkheid.  Die dagen samen met uw broer in het huis van uw grootouders, het lijkt één groot reinigingsritueel.  Het lijkt een afrekening.  Het afsluiten van een hoofdstuk.  Het voelt als een noodzakelijke stap om verder te gaan.
 
Ik heb uw boek gelezen.  Een goed boek.  Een uitstekend boek.  Een boek, dat de lezer niet onberoerd laat.  Heel regelmatig denk ik nog aan u.  Aan uw verhalen.  Uw verhalen, die bijna bekentenissen zijn.  Heel regelmatig denk ik aan u en hoop ik dat het goed gaat met u.  Want dat wens ik u van ganser harte.
 
Met vriendelijke groeten.
 
PS: Telkens was het bijzonder fijn uw naam te mogen zeggen als vrienden mij vroegen welk boek ik aan het lezen was.  Karl Ove Knausgard.  Met plezier sprak ik die namen uit.  Omwille van dat heerlijke klankspel.  Omwille van die zekerheid dat na mijn antwoord die vraag om bevestiging zou komen: sorry, maar wie leest u? Want ik moet bekennen, uw naam klinkt anders dan Tom Lanoye.  Zelfs anders dan Gabriel Garcia Marquez.  In uw naam klinkt die geheimzinnigheid.  Die drang om te ontdekken.  In uw naam klinkt dat Scandinavië.  Jawel, uw naam en boeken doen bij mij het verlangen groeien de koffers te pakken en er op uit te trekken.  Naar Noorwegen.  Naar Zweden.

Interview:
Karl Ove Knausgard – Vader.

 

vrijdag 28 maart 2014

Marsman. Brief aan Mathias Sercu en medespelers.

Beste Mathias,
Beste medespelers,
 
Ik moest kijken.  Ik kon niet anders.  In de media werd uw nieuwe reeks ‘Marsman’ bedolven onder de kritiek.  Goede kritiek, laat daarover geen misverstand bestaan.  De eerste aflevering was nog niet op televisie uitgezonden maar toch kon ik in kranten al lezen dat uw reeks aanspraak kon maken op die felbegeerde titel van beste reeks in dit nauwelijks begonnen jaar.  Zoals ik al zei, ik moest kijken.  U zou kunnen opwerpen dat ik de vrije keuze heb.  Niks moet, alles mag.  Ik ben inderdaad een vrij mens maar mijn vrijheid wordt vaak aangevreten door een te hoge mate aan nieuwsgierigheid.
 
Het hoofdpersonage krijgt het zwaar te verduren in die eerste aflevering.  Bijzonder zwaar.  Enkele weken terug is zijn moeder gestorven.  Hij verliest zijn job.  Dezelfde dag nog verlaat zijn vrouw hem.  Alle goede dingen bestaan uit drie.  Dat wordt wel eens gezegd.  Maar slechte dingen lijken uit vier te bestaan.  Want ondanks alle kommer en kwel besluit hij zelf op te stappen en zijn bandje ‘De Mannen van Mars’ te verlaten.  Al die tegenslag is te veel voor één mens.  Al die tegenslag zou kunnen volstaan om die televisie uit te schakelen.  De wereld is klote.  Dat lezen wij in de krant.  Dat zien wij op Het Journaal.  Bij ontspanning nog eens met de neus in een portie miserie geduwd worden, het kan al eens te veel van het goede zijn.  Wegzappen zou dus een logische reactie kunnen zijn.  Omwille van lijfsbehoud.  Of zielsbehoud.  Of om het behoud van beide want lijf en ziel zijn toch onlosmakelijk en onafscheidelijk, niet?
 
Een eerste aflevering mag geen waardemeter zijn.  Vaak is het bedoeld als een eerste kennismaking.  Een kennismaking waarin de verschillende personages aan de kijker worden voorgesteld.  Alles blijft een beetje oppervlakkig in die eerste aflevering.  Voorzichtig worden de contouren van het grote verhaal geschetst.  Die inleiding is noodzakelijk om de kijker op sleeptouw te nemen en te verleiden tot het trouw volgen van de verdere afleveringen.  Een reeks verdient dus een tweede aflevering om beoordeeld te worden.
 
Die tweede aflevering heb ik niet nodig.  Ik kruip nu al in de pen.  Om u nu al te feliciteren.  Dat kan voorbarig zijn.  Want heel misschien zakt uw reeks bij de volgende afleveringen als een pudding ineen.  Ik wens het u niet toe.  Bovendien durf ik te vermoeden dat het ook niet zal gebeuren.  Uw reeks is te warm.  Te gezellig.  Kommer en kwel verbinden met warmte en gezelligheid.  Lijkt dit geen contradictio in terminis? Neen, helemaal niet.  Toch niet in deze serie.  Alles wordt in de balans gelegd.  Er wordt gewikt en gewogen.  Het hoofdpersonage stuntelt en incasseert.  Maar hij heeft voldoende vluchtheuvels om te schuilen.  Hij heeft zijn dochter.  Zijn broer.  Hij heeft zijn vrienden.  Jawel, hij heeft zelfs zijn dode moeder.  Afstandelijk en streng lijkt zij maar wat hij in het dagelijkse leven niet kan, lijkt hij wel te kunnen tegen zijn moeder: praten.  Op al die vluchtheuvels schittert die warme gezelligheid.  Op al die vluchtheuvels breekt die noodzakelijke lichtheid door.  Dus, jawel, er kan en mag al eens gelachen worden.
 
In tegenstelling tot alle kranten heb ik het in al het voorgaande nog niet gehad over de broer van het hoofdpersonage, Rudy.  Ik heb het nog niet gehad over de autistische broer.  Maar dat doe ik bewust.  Zoals u doet in de serie, wil ook ik niet louter focussen op dat ene.  De broer is één van de personages en toevallig heeft die broer autisme.  Hij maakt een natuurlijk deel uit van de reeks.  In niets lijkt hij een curiositeit.  Hij schittert naast en tussen de andere personages.  Hij wordt er niet uitgelicht.  Neen, zijn verhaal wordt verteld samen met het verhaal van de anderen.  Eén geheel, één verhaal.
 
Ik heb gekeken.  Met veel plezier.  Nu al weet ik dat wij voor enkele weken een vaste afspraak hebben.  Een afspraak voor het televisiescherm.  Want ik wil weten hoe het verder gaat.  Meer nog wil ik weten hoe ‘De Mannen van Mars’ klinken.  Jawel, ik ben nieuwsgierig.  Voor enkele weken zullen de sociale babbels na de conditietraining op dinsdagavond bewust ingekort worden.  Want ik wil naar huis.  Naar dat televisiescherm.  Naar Nico.  Naar Rudy.  Ik wil zien en kijken.  Ik wil voelen.  Tot volgende dinsdag, dus.
 
Met vriendelijke groeten.
 
 
Een gouden tip:
U hebt de eerste aflevering gemist.  Omdat u dacht dat deze reeks helemaal niks voor u was.  Maar na het lezen van bovenstaande denkt u iets gemist te hebben.  U vreest een niet meer te herstellen, sociale handicap opgelopen te hebben.  Omdat u niet kan meepraten.  Omdat u niet weet wie Nico is.  Wie Rudy is.  Wie De Mannen van Mars zijn.  U zit in zak en as.  U slaat u voor het hoofd.  U maakt uzelf verwijten.  Omwille van die verdomde vooringenomenheid.  Dat alles zou kunnen.  Ik kan u begrijpen.  Omwille van dat begrip wil ik u die oplossing meegeven.  Op maandag 31 maart om 22.35 uur zendt Eén de eerste aflevering heruit.  U krijgt een herkansing.  Grijp die kans.  Aarzel niet.  Het zal uw sociale leven ten goede komen.

woensdag 26 maart 2014

Het rapport van Vlaamse parlementsleden. Kan het ook anders?

Politici? Zij hebben het niet makkelijk.  Het zijn zakkenvullers.  Leeggangers.  Niksnutten.  Dat zijn dan nog de eerder mildere, zachtere vormen van verwijten.  Vaak kan het nog krachtiger.  Heel vaak kan het nog vuiler.  Ik ben een beschaafde jongen.  Ik hou het graag netjes.  Dergelijke verwijten zal ik dan ook niet in de mond nemen.  Omdat het niet hoort.  Iemand uitschelden voor rotte vis, het ligt niet in mijn aard.
 
Politici, het zijn zakkenvullers.  Vaak is dat het uitgangspunt van debat.  Vaak is dat het besluit van discussie.  In dat populistische gewauwel ontbreken heel vaak of meestal onderbouwde argumenten.  Een verstandelijke argumentatie is helemaal niet nodig.  Het buikgevoel spreekt.  Dat gevoel vraagt geen grondige analyses.  Kennis of enige vertrouwdheid met de materie is niet nodig.  Dat maakt alles te gecompliceerd.  Laten wij het daarom eenvoudig houden, denken velen.  Laten wij daarom dat buikgevoel maar vertrouwen.  Voorwaar een spijtige zaak.
 
Ik wil een helder debat.  Ik wil een eerlijk debat.  Ik wil weg van dat buikgevoel.  Elk element, dat bijdraagt tot een open en eerlijk debat, vind ik daarom een verrijking.  Een verademing.  Deze morgen bij het lezen van de De Standaard bladerde ik dan ook heel snel door naar het Rapport van het Vlaamse Parlement.  Dat rapport zou mij een idee geven van de waarde van onze parlementsleden.  In dat rapport zouden zij gewikt en gewogen worden.  Op basis van dat rapport zouden wij een waardeoordeel kunnen uitspreken.  Een onderbouwd oordeel.  Een dergelijk initiatief kon ik enkel toejuichen.
 
Al snel doofde mijn aanvankelijke enthousiasme.  Bij het lezen van de inleiding fronste ik met de wenkbrauwen.  Dat fronsen veruitwendigt mijn zin voor kritiek.  Ik fronste diep.  In die inleiding kon ik lezen op welke basis het rapport was opgesteld.  Hier gingen mijn tenen krullen.  De voltallige Wetstraatredactie van De Standaard was op basis van een aantal zelfgekozen criteria tot een puntensysteem gekomen.  Die criteria waren: werkkracht, dossierkennis, impact, uitstraling en communicatie.  Dit alles werd aangevuld met gesprekken, die de journalisten hadden met meerdere parlementsleden.  Op welke manier al deze criteria cijfermatig konden vertaald worden, leek mij een raadsel.  Dit leek mij al te zeer op nattevingerwerk.  Objectiviteit leek in deze van geen tel.  Eerder leek het alsof de journalisten ook hun buikgevoel aanspraken.  Dat buikgevoel, dat ik zo verfoei.  De aangehaalde gesprekken met de parlementsleden waren geen balsem op de wonde.  Geenszins.  Want in hoeverre schemerden in deze gesprekken persoonlijke afrekeningen, partijvetes en afkeer voor deze of gene partij door.
 
Bovendien blijkt het waardeoordeel meer bepaald te worden door de tekortkomingen en gebreken in de werking van het Vlaamse parlement en minder door de eigen, persoonlijke werking van de individuele parlementsleden.  De Vlaamse parlementsleden moeten roeien met de riemen, die zij hebben.  Op die riemen moeten zij beoordeeld worden.  Niet op de beste maar niet voorradige riemen.  Binnen dat huidige maar gebrekkige systeem moeten zij beoordeeld worden.  Niet binnen het ideale maar niet of nog niet gerealiseerde systeem.
 
Voorstellen van decreten.  Interpellaties.  Schriftelijke vragen.  Amendementen.  Al het voorgaande lijkt mij een voldoende waardemeter voor de werkkracht.  Uit de ingediende voorstellen, vragen en amendementen kan een voldoende kennis van betreffende dossiers blijken.  Toch worden al die beschouwingen niet meegenomen in het eindoordeel.  Een spijtig besluit.  Een fout besluit.  De journalisten lijken voor God te spelen.  Een bijzonder arrogante houding.
 
Net als de stemtest lijkt mij dit eerder een gimmick.  Een leuk speeltje met nauwelijks enige informatieve waarde.  Bedoeld als randanimatie.  Zeker niet bedoeld als journalistieke bijdrage in het debat, dat bij de kiezer moet leiden tot een heldere en weloverwogen stem.
 
Het rapport belandde al snel in de vuilbak.  Nauwelijks gelezen.  Met dit rapport kan ik mijn pap niet koelen.  Met meer plezier surf ik naar die website, waarover ik in De Morgen las.  Op die site worden onze Vlaamse parlementsleden eveneens gewikt en gewogen.  Maar dan op basis van het geleverde parlementaire werk.  Enkel de naakte cijfers worden gegeven.  De interpretatie wordt overgelaten aan de lezer.  Op basis van het geleverde cijfermateriaal kan die lezer tot een oordeel komen.  Deze website bewijst dat het anders kan.  Gelukkig maar.
 
Tot slot.  De Standaard belooft ons heel binnenkort een cijfermatige doorlichting van alle partijprogramma’s.  Nieuwsgierig en geïnteresseerd kijk ik uit naar deze studie.  Ik hoop dit keer op meer dan enkel een gimmick.  Op meer dan enkel een te doorzichtig verkoopstrucje.  Een verkoopstrucje, bedoeld als lokmiddel tot aankoop van de krant.  Want ik had het al gezegd, dat lijken dit oppervlakkige rapport en de onvolledige stemtest mij al te zeer.  Een te doorzichtig verkoopstrucje en daardoor een monster zonder waarde.

Website:
Ze werken voor jou.
Het federale regeerakkoord.