Beste Yusuf,
Soms kan het doorgronden van een boek een hele opgave zijn. Soms laat een boek zich niet zomaar
begrijpen. Dat mocht ik ondervinden met
uw boek. Aan uw boek had ik een zware
kluif. Een behoorlijk zware kluif. Uw boek was voorwaar een hele uitdaging.
Nochtans reikt u in uw boek alle elementen aan die tot begrip hadden
kunnen komen. Alle dingen en personages
worden voorgesteld. De één al
uitgebreider dan de ander. Het
stadje. Het hotel. Zebercet, hoteluitbater en eigenlijke hoofdpersoon. De werkster.
De man die officier buiten dienst zegt te zijn. De vrouw die met de vertraagde trein uit
Ankara kwam. De kat. De twee handdoeken. Via die voorstellingen maakt u een schets van
de tijdsgeest. Van de familie. Van het dagelijks leven. Van het stadje. Jawel, u reikt de lezer (en dus ook mij)
voldoende tools aan om tot een volledig begrip te kunnen komen. Maar, maar, maar, …
Niet enkel ken ik de omstandigheden.
Niet enkel ken ik de personages.
Bij het lezen van het boek ben ik er ook achter gekomen wat het thema
van uw boek is. U schrijft over de
liefde. Of neen, u gaat nog een stapje
verder. U schrijft over obsessie, de
gevaarlijke kant van de liefde. De
zelfvernietigende kant van de liefde. Zebercet
vat een obsessie op voor een dame. Een
dame, die hij slechts één maal zag. In
zijn hotel. Als gaste. Zij beloofde hem misschien nog een keer terug
te keren. Zebercet wacht af. In die afwachtende tijd groeit zijn obsessie
voor die dame. Het leven van Zebercet
verengt tot die ene dame. Die afwezige
dame bepaalt zijn doen en laten. Zijn
dagelijkse handelingen, die hij minutieus afwerkte, vallen één voor één
weg. Tot enkel die dame overblijft. Tot enkel die ene lege belofte
overblijft. Hij wekt de poetsvrouw niet
meer. Hij zegt de krant op. Dat lijkt allemaal nog niet zo erg. Erger wordt het als hij ook gasten begint te
weigeren. Hij wijst potentiële gasten de
deur met het leugenachtige excuus dat het hotel volzet is. Hij begint het hotel te verlaten. Zwerft doorheen de stad. Gaat naar een hanengevecht. Naar de cinema. Naar de rechtbank. Ik lees hoe obsessie tot verwaarlozing
leidt. Verwaarlozing van de eigen
persoon. Ik lees, zie en voel een
pijnlijke verwaarlozing.
Tijdens het lezen van uw boek zou ik sympathie kunnen opvatten voor
Zebercet. Of ik zou antipathie kunnen
tonen voor Zebercet. Toch doe ik geen
van beide. Ik blijf aan de kant staan. Op geen enkele manier word ik betrokken
partij. Aan de zijlijn, daar blijf ik
staan. Gedurende het hele boek. Dat vind ik vreemd. Vaak neemt de auteur mij bij de hand. Leidt de auteur mij doorheen zijn
verhaal. U weigert uw hand uit te
steken. U laat mij verweesd achter. U laat mij spartelen. Vanuit uw kamp ontvang ik geen enkele
uitnodiging. Dat maakt mij onzeker als
lezer. Ik meen bepaalde dingen niet
opgevangen te hebben. Ik meen bepaalde
hints gemist te hebben. Ik voel mij
mislukt als lezer. Ik blijf achter met
een knagend gevoel. Een gevoel, dat maar
niet verdwijnt. Want ik meen uw boek
niet begrepen te hebben. Dat onbegrip
maakt het mij onmogelijk uw boek definitief af te sluiten.
Maar dan kom ik bij het nawoord.
Geschreven door Hanneke van der Heijden, uw vertaalster. In dat nawoord gebruikt zij die ene term:
antiroman. Nu valt alles op zijn
plaats. Plots gaat het licht
schijnen. Gaat het licht opnieuw
schijnen. Ik meen het boek begrepen te
hebben. Opzettelijk koos u voor een
vertelstructuur, die de lezer op afstand houdt.
Met de vaak chaotische zinsconstructies weigert u de lezer toegang tot
het boek. Uw hele boek lang trachtte ik
te ontcijferen. Trachtte ik lijn te
krijgen in wat u schreef. Het lezen van
uw boek was hard labeur. Dat zwoegen en
zweten hield mij op een afstand. Terwijl
een roman de lezer het boek wil intrekken, doet u het omgekeerde.
Nu weet ik dat u die afstand als auteur bewust nastreefde. Met de interessante kennis uit het nawoord
kijk ik met andere ogen naar uw boek. Ik
kijk terug en begrijp wat u wilde bewerkstelligen. U wou de lezer elke houvast ontzeggen. Zodat de lezer op niks kon terugvallen. Zodat de lezer verweesd achterbleef. Met lege handen. Ik voel mij verloren. Weet niet meer waar ik ben. Ik lijk niet meer te functioneren. Ik lijk te verstarren. Te bevriezen.
Dat lijk ik dan gemeen te hebben met Zebercet. Ook hij functioneert niet meer in de steeds
enger wordende wereld. Ook hij lijkt
zoekende. Via een listige literaire ingreep
vallen Zebercet en ik samen. Wij maken
hetzelfde door. Op een ander
niveau. Uw gekozen vertelstructuur
creëert tegelijkertijd afstand en nabijheid.
Het drijft uiteen. Het doet
versmelten.
Boeken moeten steeds weer tot en met de laatste letter gelezen
worden. Met inbegrip van het
nawoord. Dat heb ik gedaan. Ik prijs mij gelukkig. Het nawoord doet mij achterom kijken. Dwingt mij mijn leeservaring te
herinterpreteren. Die herinterpretatie
leidt tot begrip. Maakt dat ik uw boek
eindelijk kan afsluiten. Dat ik uw boek
eindelijk ten volle kan waarderen. Ik
ben thuisgekomen in uw wereld. In uw
vreemde wereld.
Beste Yusuf. U schreef een boek
over liefde. Over een obsessie. U deed mij bijna lichamelijk voelen wat die
obsessie met een mens kan doen. Het was
een intense ervaring. Een intense,
verrijkende ervaring. Het was een
zoektocht. Een zoektocht die mij voorbij
twijfel naar bewonderenswaardig begrip bracht.
Daarvoor wil ik u danken.
Met vriendelijke groeten.
Info:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten