donderdag 12 april 2018

Uitgelezen: Hotel Moederland. Brief aan Yusuf Atilgan.

Beste Yusuf,
 
Soms kan het doorgronden van een boek een hele opgave zijn.  Soms laat een boek zich niet zomaar begrijpen.  Dat mocht ik ondervinden met uw boek.  Aan uw boek had ik een zware kluif.  Een behoorlijk zware kluif.  Uw boek was voorwaar een hele uitdaging.
 
Nochtans reikt u in uw boek alle elementen aan die tot begrip hadden kunnen komen.  Alle dingen en personages worden voorgesteld.  De één al uitgebreider dan de ander.  Het stadje.  Het hotel.  Zebercet, hoteluitbater en eigenlijke hoofdpersoon.  De werkster.  De man die officier buiten dienst zegt te zijn.  De vrouw die met de vertraagde trein uit Ankara kwam.  De kat.  De twee handdoeken.  Via die voorstellingen maakt u een schets van de tijdsgeest.  Van de familie.  Van het dagelijks leven.  Van het stadje.  Jawel, u reikt de lezer (en dus ook mij) voldoende tools aan om tot een volledig begrip te kunnen komen.  Maar, maar, maar, …
 
Niet enkel ken ik de omstandigheden.  Niet enkel ken ik de personages.  Bij het lezen van het boek ben ik er ook achter gekomen wat het thema van uw boek is.  U schrijft over de liefde.  Of neen, u gaat nog een stapje verder.  U schrijft over obsessie, de gevaarlijke kant van de liefde.  De zelfvernietigende kant van de liefde.  Zebercet vat een obsessie op voor een dame.  Een dame, die hij slechts één maal zag.  In zijn hotel.  Als gaste.  Zij beloofde hem misschien nog een keer terug te keren.  Zebercet wacht af.  In die afwachtende tijd groeit zijn obsessie voor die dame.  Het leven van Zebercet verengt tot die ene dame.  Die afwezige dame bepaalt zijn doen en laten.  Zijn dagelijkse handelingen, die hij minutieus afwerkte, vallen één voor één weg.  Tot enkel die dame overblijft.  Tot enkel die ene lege belofte overblijft.  Hij wekt de poetsvrouw niet meer.  Hij zegt de krant op.  Dat lijkt allemaal nog niet zo erg.  Erger wordt het als hij ook gasten begint te weigeren.  Hij wijst potentiële gasten de deur met het leugenachtige excuus dat het hotel volzet is.  Hij begint het hotel te verlaten.  Zwerft doorheen de stad.  Gaat naar een hanengevecht.  Naar de cinema.  Naar de rechtbank.  Ik lees hoe obsessie tot verwaarlozing leidt.  Verwaarlozing van de eigen persoon.  Ik lees, zie en voel een pijnlijke verwaarlozing.
 
Tijdens het lezen van uw boek zou ik sympathie kunnen opvatten voor Zebercet.  Of ik zou antipathie kunnen tonen voor Zebercet.  Toch doe ik geen van beide.  Ik blijf aan de kant staan.  Op geen enkele manier word ik betrokken partij.  Aan de zijlijn, daar blijf ik staan.  Gedurende het hele boek.  Dat vind ik vreemd.  Vaak neemt de auteur mij bij de hand.  Leidt de auteur mij doorheen zijn verhaal.  U weigert uw hand uit te steken.  U laat mij verweesd achter.  U laat mij spartelen.  Vanuit uw kamp ontvang ik geen enkele uitnodiging.  Dat maakt mij onzeker als lezer.  Ik meen bepaalde dingen niet opgevangen te hebben.  Ik meen bepaalde hints gemist te hebben.  Ik voel mij mislukt als lezer.  Ik blijf achter met een knagend gevoel.  Een gevoel, dat maar niet verdwijnt.  Want ik meen uw boek niet begrepen te hebben.  Dat onbegrip maakt het mij onmogelijk uw boek definitief af te sluiten.
 
Maar dan kom ik bij het nawoord.  Geschreven door Hanneke van der Heijden, uw vertaalster.  In dat nawoord gebruikt zij die ene term: antiroman.  Nu valt alles op zijn plaats.  Plots gaat het licht schijnen.  Gaat het licht opnieuw schijnen.  Ik meen het boek begrepen te hebben.  Opzettelijk koos u voor een vertelstructuur, die de lezer op afstand houdt.  Met de vaak chaotische zinsconstructies weigert u de lezer toegang tot het boek.  Uw hele boek lang trachtte ik te ontcijferen.  Trachtte ik lijn te krijgen in wat u schreef.  Het lezen van uw boek was hard labeur.  Dat zwoegen en zweten hield mij op een afstand.  Terwijl een roman de lezer het boek wil intrekken, doet u het omgekeerde.
 
Nu weet ik dat u die afstand als auteur bewust nastreefde.  Met de interessante kennis uit het nawoord kijk ik met andere ogen naar uw boek.  Ik kijk terug en begrijp wat u wilde bewerkstelligen.  U wou de lezer elke houvast ontzeggen.  Zodat de lezer op niks kon terugvallen.  Zodat de lezer verweesd achterbleef.  Met lege handen.  Ik voel mij verloren.  Weet niet meer waar ik ben.  Ik lijk niet meer te functioneren.  Ik lijk te verstarren.  Te bevriezen.  Dat lijk ik dan gemeen te hebben met Zebercet.  Ook hij functioneert niet meer in de steeds enger wordende wereld.  Ook hij lijkt zoekende.  Via een listige literaire ingreep vallen Zebercet en ik samen.  Wij maken hetzelfde door.  Op een ander niveau.  Uw gekozen vertelstructuur creëert tegelijkertijd afstand en nabijheid.  Het drijft uiteen.  Het doet versmelten.
 
Boeken moeten steeds weer tot en met de laatste letter gelezen worden.  Met inbegrip van het nawoord.  Dat heb ik gedaan.  Ik prijs mij gelukkig.  Het nawoord doet mij achterom kijken.  Dwingt mij mijn leeservaring te herinterpreteren.  Die herinterpretatie leidt tot begrip.  Maakt dat ik uw boek eindelijk kan afsluiten.  Dat ik uw boek eindelijk ten volle kan waarderen.  Ik ben thuisgekomen in uw wereld.  In uw vreemde wereld.
 
Beste Yusuf.  U schreef een boek over liefde.  Over een obsessie.  U deed mij bijna lichamelijk voelen wat die obsessie met een mens kan doen.  Het was een intense ervaring.  Een intense, verrijkende ervaring.  Het was een zoektocht.  Een zoektocht die mij voorbij twijfel naar bewonderenswaardig begrip bracht.  Daarvoor wil ik u danken.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Info:

Geen opmerkingen:

Een reactie posten