Beste Benedict,
Ik heb lange tijd getwijfeld.
Ik wist niet tot wie ik mijn brief zou richten. U leek de juiste en logische keuze. U bent immers auteur van het boek. Dan verdient u alle lof. Toch heb ik lang gedacht mijn brief te moeten
richten tot Jules, het hoofdpersonage uit uw boek. In dat geval zou mijn brief ongelezen
blijven. Toch zou ook mijn keuze voor
Jules logisch geweest zijn. Wij zijn per
slot van rekening toch een tijdje elkaars compagnon de route geweest. Wij hebben samen intense tijden beleefd. Ik was bezorgd om Jules. Mijn brief zou bedoeld zijn om hem een hart
onder de riem te steken. Om hem het
allerbeste te wensen. Het zou een mooie
afsluiting geweest zijn van mijn leeservaring.
Door die brief aan Jules zou de cirkel rond zijn. Zo voelde het aan. Toch heb ik het niet gedaan. Omdat ik dan zou afwijken van een jarenlange
gewoonte. Dat kon ik niet maken. Na het lezen van een goed boek, schrijf ik
een brief aan de auteur. Nu ook
dus. Geen afwijkingen.
Ik ken de dood al heel lang, maar nu kent de dood mij ook. Zo begint uw boek. Als eerste zin van een boek komt dit wel
binnen. Nog maar net begonnen aan uw
boek en ik moet al eventjes slikken. Ik
besef meteen dat het lezen van uw boek een intense ervaring zal worden. Het is zo intens dat ik het boek nauwelijks
aan de kant durf te leggen. Omdat het
aanvoelt als verraad. Verraad tegenover
Jules. Ik wil hem niet in de steek
laten. Ik wil hem niet alleen
laten. Ik blijf bij hem. Enkel ’s nachts moet ik hem alleen laten. Dan moet ik slapen. Toch wens ik hem stilletjes een goede
nachtrust. Ik beloof hem de volgende dag
terug te keren. Ik mag zijn vertrouwen
niet beschamen. Jawel, uw boek doet wat
met een mens. Bijna bij elke bladzijde
zou ik kunnen huilen. Heel soms van
vreugde. Veel vaker van pijn. Uw boek laat niet onberoerd. Dat kan niet.
Dat is onmogelijk. De lezer wordt
betrokken partij.
De ouders van Jules komen om bij een auto-ongeluk. Jules is nog jong. Heel jong.
Wij lezen wat een dergelijke gebeurtenis doet met de achtergebleven
gezinsleden. Met Jules. Met zijn broer. Met zijn zus.
Het boek is eigenlijk één grote zoektocht. Eén grote zoektocht om het leven weer op de
sporen te zetten. Het eigen leven lijkt
on hold te staan. Want telkens weer is er dat
verlangen naar een leven met de ouders.
Telkens weer is er die hoop dat de ouders toch maar weer het leven
binnenstappen en dat alles verder gaat zoals het voordien ging.
De dood van de ouders heeft een enorme impact. Plots leiden de kinderen een heel ander
leven. Niets is meer zoals vroeger. Jules moet naar een internaat. Daar wordt hij gescheiden van broer en
zus. Hij is alleen. Helemaal alleen. Elk van de drie kinderen gaat op een heel
eigen manier om met het verlies. Er
groeien wrijvingen tussen hen. Zij
lijken elkaar te verliezen. Alsof er
plots een muur komt te staan tussen hen.
Heel soms kunnen ze over die muur kijken. Op die momenten hebben ze contact. Op die momenten hebben ze steun. Kennen ze het gevoel niet alleen te
staan. Het gevoel samen te vechten. Maar kort na die momenten knallen ze weer vol
tegen die muur. Het herstellen van die
relaties is een continu proces. Een
proces van trial and error. Laat het
toch goedkomen. Laat het toch alstublieft
goedkomen. Dat zit ik continu te denken
bij het lezen. Wat het wordt, hoef ik u
niet te vertellen. Dat weet u. Ik weet het ook. Potentiële lezers wil ik het laten ontdekken. Ik zal dus zwijgen over de uitkomst.
Jules zit met een hele reeks vragen.
Vragen, die de lezer overneemt.
Vragen, waarop zowel Jules als de lezer een antwoord tracht te
zoeken. In hoeverre is het leven het
maken van eigen keuzes of het inlossen van een uitstaande schuld tegenover de
ouders? Wat is het onveranderlijke in iemands persoonlijkheid? Is het leven een
nulsomspel? Worden de tegenslagen in het leven gecounterd door de meevallers in
het leven? Is de mens zelf architect van zijn leven of bepaalt het verleden de
gang van het leven? Wanneer zijn woorden de laatste woorden, een kus de laatste
kus, een omhelzing de laatste omhelzing, …?
Vele vragen worden gesteld in een boek dat handelt over vriendschap. Over liefde en familie. Een boek dat handelt over gemis. Een echt en diep gemis. Een boek dat handelt over ziekte. Over dementie en kanker. Bijna niks wordt uit de weg gegaan. Die bijna allesomvattende thema’s doen mij in
het boek kruipen. Afstand kan ik niet
bewaren. Ik wil waken. Ik wil beschermen. Bovenal wil ik troost bieden. Troost aan Jules. Aan zijn broer en zus.
Ik weet niet of een boek mij ooit zo diep heeft kunnen raken. Of een boek mij ooit zo heeft
meegesleurd. Ik weet het niet. Ik denk het niet. Wat ik wel weet en denk, is dat het boek een
bijna unieke leeservaring schenkt. Een
boek dat ik koester omwille van de schoonheid.
De schoonheid, die, ondanks de hardheid van de thema’s, toch valt te
ontdekken. Die ontdekking van de
schoonheid biedt troost aan de lezer.
Zonder die troost zou het boek te hard vallen. Als schrijver lijkt u de lezer voor die harde
val te behoeden. Als lezer bied ik
troost aan uw personages. Als schrijver
biedt u mij troost. Het lijkt mij een
faire deal.
Beste Benedict. Ik wil u danken
voor dit wondermooie boek. Een boek, dat
ik aan iedereen zou willen aanbevelen.
Omdat het boek dwingt om stil te staan.
Stil te staan bij het leven.
Omdat het boek dwingt om na te denken.
Om over datzelfde leven na te denken.
Voor die boeiende en confronterende uitdaging wil ik u danken.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten