Beste Martin,
Nog nooit heb ik u een brief geschreven. Nochtans had ik gekunnen. Vele films heb ik gezien. Films, die u regisseerde. Ik zag The Colour of Money. Goodfellas. Cape Fear.
Ik zag Gangs of New York. The
Aviator. The Departed. Ik zag Shutter Island. Ik zag The Wolf of Wall Street. Ik zag en hoorde Shine a Light. Ik weet en besef het. In mijn lijstje ontbreekt Taxi Driver. Ontbreekt Raging Bull. Dat kan u mij ten kwade duiden. Het zou kunnen volstaan mij niet ernstig te
nemen. Ter verschoning kan ik slechts
één ding aanhalen. Ik ben niet
volmaakt. Volmaaktheid schrikt mij
af. Graag draag ik enkele
constructiefoutjes met mij mee.
Schoonheidsfoutjes. Het maakt mij
als mens vollediger. Voller. Hoe vreemd die gedachtegang u ook mag
lijken. Zo voel ik het. Zo ervaar ik het.
U ziet, vele redenen had ik u een brief te schrijven. Nooit heb ik het gedaan. Tot nu.
Tot vandaag. Vandaag schrijf ik u
een brief. Deze brief. Ik schrijf u deze brief naar aanleiding van
uw nieuwste film, Silence. Ik doe het
niet uit vrije wil. Of neen, ik
formuleer het te hard. Laat het mij
daarom anders zeggen. Ik schrijf in
opdracht. Ik schrijf omdat mijn moeder
het vroeg. Mijn moeder kan ik niks
weigeren. Een moederskindje? Zo beschouw
ik het niet. Dat zou ik niet
denken. Ik ging op haar vraag in omdat
haar vraag terecht was. Omdat haar vraag
oprecht was. Omdat ik in die vraag emotie voelde. Daarom doe ik het.
Nu verwacht u heel waarschijnlijk een recensie. U verwacht nu te lezen wat ik van uw film
denk. Wat mijn moeder van uw film
denkt. Dat is het niet. Andere redenen brengen mij tot deze brief. Wij hebben een link. Deze bekentenis had u helemaal niet
verwacht. U had niet verwacht dat iemand
uit Gent een link kan hebben met iemand uit Hollywood. Ik ben gek van mijn stad. Fier op mijn stad. Eerlijkheid gebiedt mij evenwel te zeggen dat
Gent slechts een boerengat is in vergelijking met het mondaine Hollywood. Toch richt ik mij als Gents boertje tot u, wereldburger. Omdat wij, zoals ik reeds zei, die ene link
hebben. Dat ene, dat ons verbindt.
U baseerde uw nieuwste film op een boek van de Japanse auteur Shusaku
Endo. In dat boek schuilt het
gemeenschappelijke. Om dat duidelijk te
maken, moet ik misschien vooraf een omweg maken. Om duidelijk te maken dat het niet zomaar een
toevalstreffer is. In mijn familie wordt
geschreven. Of eerlijker nog, in mijn
familie werd geschreven. Niet zoals ik
doe. Ik stuntel maar wat. Mijn nonkels deden het anders. Grootser en beter. Zij publiceerden. Zij schreven boeken. Boeken, die uitgegeven werden. Boeken, die gelezen werden.
Nu ga ik nog een stapje verder.
Alles wordt wat gecompliceerder. Eén van die nonkels was een speciaal
geval. In deze dagen zal hij toch
aanzien worden als een speciaal geval.
In vroegere dagen was het anders.
In vroegere dagen was het heel gewoon.
Eén van mijn nonkels was missionaris.
In Japan. Nog nooit heb ik het
tegen iemand durven zeggen maar voor die nonkel had ik een heimelijke
bewondering. Als kleine jongen was hij
mijn held. Hij was lid van de
elitetroepen van de katholieke kerk. Hij
was een stormtrooper. Dat dacht ik
toen. Zo zag ik het toen. Kleine jongens kunnen soms vreemde dingen
denken.
Nu zal u best begrijpen dat mijn nonkel in die hoedanigheid bijzonder
gefascineerd was door dat ene land. Door
Japan. Die fascinatie stak hij niet
onder stoelen of banken. Die uitte
hij. Luidop en veelvuldig. Die fascinatie ging hij combineren met het
schrijverschap. Diezelfde fascinatie
bracht hem ertoe Japanse, literaire meesterwerken te vertalen naar het
Nederlands. Om die meesterwerken ook in
het Nederlandse taalgebied onder de aandacht te brengen.
Nu kom ik tot dat ene gemeenschappelijke. Tot datgene waarom ik u deze brief
schrijf. Eindelijk, hoor ik u
denken. Ik weet het, bondigheid is niet
mijn sterkste punt. Maar heel soms is
het noodzakelijk uit te weiden. Is het
nodig die bondigheid te omzeilen. Om het
grotere geheel te schetsen. Want enkel
dat grotere geheel kan tot begrip leiden.
Mijn nonkel koos voor dat ene boek van Shusaku Endo. Hij vertaalde dat ene meesterwerk. Hij vertaalde Chimmoku naar Stilte. In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd
het boek uitgegeven bij uitgeverij Emmaüs.
In die jaren lag het boek in de winkel.
Ik moet bekennen, het boek is nauwelijks nog te vinden. Het is een rariteit geworden. Bedolven onder nieuwere uitgaven. Onder recentere uitgaven. Maar ik heb het boek.
Nooit had ik gedacht ooit een link te hebben met Hollywood. U gaf mij die link. Dat boek van mijn nonkel-pater-missionaris geeft
mij die link. Geeft mij die sleutel tot
Hollywood. Nu moet ik nog dat ene ding
doen. Dat ene ding om die link te
vervolledigen. Ik moet het boek
lezen. Want dat heb ik nog niet
gedaan. U hebt mij gewezen op mijn
familiale plicht. U hebt mij gewezen op
die ene fout. Die fout ga ik nu
rechtzetten.
Beste Martin, ik ga het boek lezen.
Met grote zekerheid zal ik tot die ene vaststelling komen. Dat het boek beter is dan de film. Zo is het altijd geweest. Zo zal het altijd zijn. Zeker nu.
Jawel, u mag mij beschuldigen van enige vooringenomenheid. Ik pleit schuldig. Maar ik meen te mogen denken dat u mij dat
zal vergeven. Voor die ene keer.
Met vriendelijke groeten.
Wim Backx - Uyttendaele
Wim Backx - Uyttendaele
Geen opmerkingen:
Een reactie posten