Beste Kris,
Reizen, het is mijn favoriete tijdsbesteding. Maar soms kan een reis nogal ongelegen
komen. Zoals onlangs. Ik was begonnen in uw boek. Elk vrij moment nam ik te baat om in uw boek
te duiken. Ik raasde doorheen uw boek. Op weg naar de finale. De grand finale. Maar dan kwam die reis. Ik moest halt houden. Noodgedwongen. Ik moest het boek dichtklappen. Ik moest het boek achterlaten. Tegen mijn zin. Het boek meenemen op reis was geen optie. Als ik op reis ben, wil ik mij volledig
onderdompelen. In dat nieuwe leven. Dan duld ik geen afleiding. Ik wil mij focussen. Op mijn gekozen reisbestemming. Ik moest Elisabeth achterlaten. En Guillaume.
En Valentijn. En Nameloos. Al de personages uit uw boek moesten voor
enkele weken de wachtkamer in. Wachten
op mijn terugkeer.
Dit weekend was ik terug. De
koffers gingen aan de kant. Werden niet
uitgepakt. Bleven onaangeroerd. Ik had andere dingen te doen. Meer dringende dingen. Ik haastte mij naar uw boek. Sloeg het open. Begon daar waar ik voor mijn reis gebleven
was. Wat ik vreesde, werd geen
bewaarheid. Er was geen inrijperiode
nodig. Ik zat onmiddellijk in het
verhaal. Geen aanpassing. Ik stapte van het vliegtuig en reisde onmiddellijk
door naar Woesten. Vanuit het heden
reisde ik naar een andere tijd. Een tijd
in het verre verleden. De Groote
Oorlog. Mijn hoofd zat vol
schoonheid. Mooie indrukken van de
voorbije reis. Maar die werden opzij gedrukt. In Woesten was geen schoonheid te
vinden. Enkel verwoesting. Huizen in puin. Levens in puin. Van heldere schoonheid zakte ik af naar
donkere afgrijselijkheid.
Dit weekend las ik uw boek.
Volledig. Tot de laatste
bladzijde. Tot het laatste woord. Ik werd stil.
Ik was stil. Het leek wel alsof
ook binnen in mij bommen tot ontploffing waren gekomen. Zo geraakt was ik. Door uw verhaal. Uw schrijnende verhaal. Een verhaal, waarin kleine mensen vermalen
worden door grote gebeurtenissen. Zij
worden meegesleurd. Kunnen niet even aan
de kant gaan staan. Zij lijken
nauwelijks enige grip te hebben op hun eigen leventje. Iedereen kijkt mee. Iedereen luistert mee. Iedereen oordeelt mee.
Woesten. Het is geen vrolijk
boek. Het grijpt u vast. Laat u niet meer los. Ik lees en krijg het koud. Mijn hart krimpt ineen. Bijna moet ik huilen. Omwille van de eenzaamheid. De hardheid.
Het onbegrip. Omwille van de
stilte. De harteloze stilte tussen
mensen. Tussen man en vrouw. Tussen vader en zoon. Tussen zoon en moeder. Leegte overheerst. Een grote, diepte leegte. In die leegte ploeteren mensen. Trachten mensen overeind te blijven.
Uw boek zindert na. Blijft
hangen in mijn hoofd. Blijft kleven aan
mijn lijf. Ik vraag mij af of dat ene
lichtpuntje aan het eind van uw verhaal enige compensatie kan bieden. Compensatie voor het geleden leed. Ik weet het niet. Ik twijfel.
Ik kan enkel hopen.
Ik zet het boek terug. Begin
met het uitpakken van de koffers. Heel
geleidelijk keer ik terug naar het heden.
Vanuit donkere, zwarte tijden.
Zachtjes glijden uw woorden van mij af.
Verlaten uw personages mijn hoofd.
Terwijl ik mijn vakantiekleren was, worden ook mijn gedachten
helder. Helder en mooi.
Die heldere gedachten vertellen mij dat ik zonet een wonderbaarlijk
mooi boek las. Wonderbaarlijk mooi en
hartverscheurend. Beide kunnen tegelijk
bestaan. Dat bewijst uw boek.
Beste Kris, u schreef een mooi boek.
U schonk mij een mooi boek.
Daarvoor wil ik u danken. Van
harte danken.
Met vriendelijke groeten.
Volledig mee eens: prachtig boek, een parel! Ik heb het boek wel meegenomen op reis ... ��
BeantwoordenVerwijderen