maandag 7 december 2015

Uitgelezen: Woesten. Brief aan Kris Van Steenberge.

Beste Kris,
 
Reizen, het is mijn favoriete tijdsbesteding.  Maar soms kan een reis nogal ongelegen komen.  Zoals onlangs.  Ik was begonnen in uw boek.  Elk vrij moment nam ik te baat om in uw boek te duiken.  Ik raasde doorheen uw boek.  Op weg naar de finale.  De grand finale.  Maar dan kwam die reis.  Ik moest halt houden.  Noodgedwongen.  Ik moest het boek dichtklappen.  Ik moest het boek achterlaten.  Tegen mijn zin.  Het boek meenemen op reis was geen optie.  Als ik op reis ben, wil ik mij volledig onderdompelen.  In dat nieuwe leven.  Dan duld ik geen afleiding.  Ik wil mij focussen.  Op mijn gekozen reisbestemming.  Ik moest Elisabeth achterlaten.  En Guillaume.  En Valentijn.  En Nameloos.  Al de personages uit uw boek moesten voor enkele weken de wachtkamer in.  Wachten op mijn terugkeer.
 
Dit weekend was ik terug.  De koffers gingen aan de kant.  Werden niet uitgepakt.  Bleven onaangeroerd.  Ik had andere dingen te doen.  Meer dringende dingen.  Ik haastte mij naar uw boek.  Sloeg het open.  Begon daar waar ik voor mijn reis gebleven was.  Wat ik vreesde, werd geen bewaarheid.  Er was geen inrijperiode nodig.  Ik zat onmiddellijk in het verhaal.  Geen aanpassing.  Ik stapte van het vliegtuig en reisde onmiddellijk door naar Woesten.  Vanuit het heden reisde ik naar een andere tijd.  Een tijd in het verre verleden.  De Groote Oorlog.  Mijn hoofd zat vol schoonheid.  Mooie indrukken van de voorbije reis.  Maar die werden opzij gedrukt.  In Woesten was geen schoonheid te vinden.  Enkel verwoesting.  Huizen in puin.  Levens in puin.  Van heldere schoonheid zakte ik af naar donkere afgrijselijkheid.
 
Dit weekend las ik uw boek.  Volledig.  Tot de laatste bladzijde.  Tot het laatste woord.  Ik werd stil.  Ik was stil.  Het leek wel alsof ook binnen in mij bommen tot ontploffing waren gekomen.  Zo geraakt was ik.  Door uw verhaal.  Uw schrijnende verhaal.  Een verhaal, waarin kleine mensen vermalen worden door grote gebeurtenissen.  Zij worden meegesleurd.  Kunnen niet even aan de kant gaan staan.  Zij lijken nauwelijks enige grip te hebben op hun eigen leventje.  Iedereen kijkt mee.  Iedereen luistert mee.  Iedereen oordeelt mee.  
 
Woesten.  Het is geen vrolijk boek.  Het grijpt u vast.  Laat u niet meer los.  Ik lees en krijg het koud.  Mijn hart krimpt ineen.  Bijna moet ik huilen.  Omwille van de eenzaamheid.  De hardheid.  Het onbegrip.  Omwille van de stilte.  De harteloze stilte tussen mensen.  Tussen man en vrouw.  Tussen vader en zoon.  Tussen zoon en moeder.  Leegte overheerst.  Een grote, diepte leegte.  In die leegte ploeteren mensen.  Trachten mensen overeind te blijven.  
 
Uw boek zindert na.  Blijft hangen in mijn hoofd.  Blijft kleven aan mijn lijf.  Ik vraag mij af of dat ene lichtpuntje aan het eind van uw verhaal enige compensatie kan bieden.  Compensatie voor het geleden leed.  Ik weet het niet.  Ik twijfel.  Ik kan enkel hopen.  
 
Ik zet het boek terug.  Begin met het uitpakken van de koffers.  Heel geleidelijk keer ik terug naar het heden.  Vanuit donkere, zwarte tijden.  Zachtjes glijden uw woorden van mij af.  Verlaten uw personages mijn hoofd.  Terwijl ik mijn vakantiekleren was, worden ook mijn gedachten helder.  Helder en mooi.
 
Die heldere gedachten vertellen mij dat ik zonet een wonderbaarlijk mooi boek las.  Wonderbaarlijk mooi en hartverscheurend.  Beide kunnen tegelijk bestaan.  Dat bewijst uw boek.
 
Beste Kris, u schreef een mooi boek.  U schonk mij een mooi boek.  Daarvoor wil ik u danken.  Van harte danken.
 
Met vriendelijke groeten.

1 opmerking:

  1. Volledig mee eens: prachtig boek, een parel! Ik heb het boek wel meegenomen op reis ... ��

    BeantwoordenVerwijderen