Beste Tine,
Het lijkt vanzelfsprekend. Het
lijkt evident. ’s Morgens zetten wij de
vuilniszak aan de straatkant. Op de
juiste dag de gele zakken. Op de juiste
dag de blauwe zakken. Op de juiste dag
glas en papier. Elke keer als wij ’s
avonds terugkeren van het werk zijn die zakken weg. Wij stellen ons hierbij geen vragen. Omdat het, zoals ik al zei, de evidentie
zelve is. Buiten zetten en ophalen,
beide acties koppelen wij automatisch aan elkaar. Wij lijken bijna te vergeten dat mensen
verantwoordelijk zijn voor die automatische koppeling. Dat is zo met automatismen. Vragen worden niet gesteld. Het wordt aanvaard. Zonder meer.
Pas als er getornd wordt aan dat automatisme worden er vragen gesteld. Pas als wij ’s avonds thuiskomen en de zakken
nog aan de straatkant zien staan, wordt het vingertje bovengehaald. Pas op dat moment gaan wij ons realiseren dat
mannen en vrouwen instaan voor het ophalen van onze afvalberg. Wij gaan dat beseffen omdat zij in gebreke
blijven. Omdat zij hun deel van de
afspraak niet nakomen. Wij zetten het
afval buiten, zij halen het afval niet op.
Die aanvankelijke vanzelfsprekendheid brokkelt af. Wij horen verontwaardigd te zijn. Dat menen wij toch. Dat recht hebben wij. Die plicht hebben wij. Wij moeten die dienstweigeraars aan de
schandpaal nagelen. Want hoe durven zij?
Wij voeden de verontwaardiging. Wij
uiten de verontwaardiging. Terug aan het
werk, schreeuwen wij. Eisen wij. Wij wijzen daarom die dienstweigeraars
terecht. Soms diplomatisch. Soms hard en bruut. Maar telkens zonder enige nuance. Telkens zonder enig begrip.
Op hete, kritieke momenten is het altijd goed afstand te nemen. Geen stap vooruit, wel een stap
achteruit. Want enkel vanop afstand
krijgen wij een totaalbeeld. Een totaalbeeld,
dat nodig kan zijn voor een heldere voorstelling van de zaken.
Ook in dit debat is een heldere voorstelling van zaken
noodzakelijk. In de pers werd verteld
dat de hele staking zou draaien om slechts één werknemer, die dreigde ontslagen
te worden. Dat alles zou begonnen zijn bij
één werknemer, die een broodje ging halen.
Maar dat was het niet. Dat was
het helemaal niet. Die ene werknemer was
slechts de spreekwoordelijke druppel.
Die ene druppel, die de emmer deed overlopen. Want het zat diep. Misnoegd waren de werknemers over het al te
rigide systeem van evaluatiegesprekken.
Over het eenrichtingsverkeer van die gesprekken. Want die gesprekken gaan enkel van top naar
bodem. Omgekeerd werkt het niet. Directieleden kunnen door hun ondergeschikten
niet terechtgewezen worden. Niet geëvalueerd
worden. Daarvoor bestaan geen
gesprekken. Over dat onevenwicht in
machtsuitoefening zijn de werknemers terecht misnoegd. Want waar moeten zij heen met hun grieven?
Met hun opmerkingen over de slechte prestaties van managers? Zij kunnen hun
frustraties niet kwijt. Slechts één
middel rest die werknemers. Het
stakingsmiddel. Maar dan nog wordt hun
verhaal niet altijd gehoord. Gemaakte
beloftes door het stadsbestuur na een eendaagse staking in maart van dit jaar bleven
zonder resultaat. Terwijl
evaluatiegesprekken onmiddellijk ingrijpen in het functioneren van de
werknemers, lijkt het wapen van diezelfde werknemers soms ongevaarlijk. Als een bot mes. Als een niet geladen revolver. Ook dat voedt de ergernis en zet arbeiders er
toe aan in die ultieme kans tot het eind te gaan. Tot het gaatje.
Maar meer nog dan die evaluatiegesprekken is het de richting, die
IVAGO inslaat, waarover wij ons, samen met de werknemers, zorgen dienen te
maken. Al te vaak wordt vergeten dat het
ophalen van vuilnis een openbare dienstverlening is. De belangen van de privé-aandeelhouders
lijken de bovenhand te halen op het invullen van die openbare
dienstverlening. Die dienstverlening
wordt opgeofferd aan een hoger winststreven.
Werkdruk wordt opgevoerd.
Dienstverlening wordt afgebouwd.
Een minder of gelijk aantal werknemers voor een steeds groter wordend
takenpakket.
Ik heb een dergelijke ontwikkeling al eerder gezien. Bij het postwezen. De Post.
Postbodes zijn bijna robotten geworden.
Of neen, zij zijn het geworden.
Weg is de sociale functie van de postbode. In het kader van efficiëntie en
winstmaximalisatie is zijn of haar taak enkel beperkt tot het bezorgen van
brieven. Niet meer aanbellen. Enkel bezorgen. In een reglementair opgestelde
brievenbus. Anders mag het niet. De postbode jaagt zich voort. Op het ritme van strenge tijdslimieten,
uitgewerkt door slimme managers. Onze
vuilnismannen lijken eenzelfde richting uit te stappen. Binnenkort verdwijnen ook de vuilnismannen uit
ons gezichtsveld. Net zoals de
postbodes. Om ons vervolgens te verbazen
over de vereenzaming binnen de maatschappij.
Over een afbrokkelende sociale verwevenheid. Maar wij hoeven ons niet te verbazen. Wij hoeven niet verwonderd te zijn. Want wij weten dat onze zorg om een hoger
dividend ons die richting heeft uitgedreven.
Tijdens die tiendaagse staking werd het thema van de volksgezondheid
plots een hot item. Alsof het voorheen
anders was. Vergeten werd dat de
vuilnismannen en –vrouwen elke dag hun bijdrage leveren in die zorg om diezelfde
volksgezondheid. Hun dagelijkse bijdrage
mag en moet dan ook op een juiste wijze gehonoreerd worden. Met het nodige respect. Respect betoond door het management. Respect betoond door de klant. Het nodige respect vertaald in het juiste
gedrag.
Rutger Bregman en Jesse
Frederik schreven onlangs een boek met de meer dan interessante titel ‘Waarom
vuilnismannen meer verdienen dan bankiers’.
Misschien wordt het hoogtijd dat dit debat meer weerklank krijgt. Het zou mooi zijn. Het zou juist zijn.
Met vriendelijke groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten