Neen, ik heb geen driekleur.
Geen vlag of wimpel aan de voordeur of voor het raam. Zelfs niet op of in mijn wagen. Neen, Ik heb geen rood voetbalshirt. Geen shirt met op de rug de naam van Kompany
of Mertens. Neen, ik heb geen Fellaini
pruik. Ik heb geen gedriekleurde strepen
op mijn wangen geschilderd. Neen, ik ben
geen Belgische indiaan. Ik heb mij niet
stilistisch in de Belgische driekleur gekleed.
Het combineren van onze kleuren in eten of cocktails heb ik
vermeden. Ik laat al die gekte aan mij
voorbijgaan. Ik heb er begrip voor. Ik zou het wel willen doen. Enkel bijgeloof houdt mij weg van dat uitbundige
enthousiasme. In vroegere tijden durfde
ik al eens mee te gaan in die gekte. Telkenmale
gingen onze Rode Duivels ten onder.
Sindsdien geen al te dwaze voetbalgekte meer voor mij. Ik wil de Belgische kansen al niet bij
voorbaat verknallen.
Gisterenavond was het dan zover.
De eerste wedstrijd van onze Rode Duivels op het WK in Brazilië. Eventjes voor zes uur zat ik voor mijn
televisie. De voorbeschouwingen laat ik
aan mij voorbijgaan. Ik moet mij
afzonderen. Stress maakt mij doof voor
al die beschouwingen. Ik wil voetbal
zien. Ik wil winst zien. Meer hoeft niet voor mij.
Mijn pronostiek? Eén voor België, nul voor Algerije. Ik ben voorzichtig. Sommigen kunnen mij een pessimist
noemen. Sommigen kunnen mij gebrek aan
durf aanwrijven. Ikzelf zou mij
omschrijven als een pessimistische optimist.
In dat optimisme bouw ik de mogelijke kans op teleurstelling reeds
in. Uit zelfbehoud. Uit lijfsbehoud. Bij mogelijke tegenslag zal ik niet te diep
vallen. Bij verwachte winst kan ik toch
op overtuigende wijze meevieren. Jawel,
de Belgische kunst van het compromis zit in mij ingebakken.
Het Belgisch volkslied laat ik stilletjes aan mij voorbijgaan. Wij hebben visite. Ik ben een sociaal wezen. Ik doe mijn babbeltje. Met mijn blik halvelings gericht op het scherm. Op dergelijke momenten blijkt een man dan
toch twee dingen te kunnen combineren.
Dergelijke momenten brengt het beste naar boven in een man. Voetbal kan verenigen.
De bal wordt op de stip gelegd.
De belangrijkste bijzaak kan van start gaan. Het aan de gang zijnde gesprek wordt beleefd
en vakkundig afgerond. Voetbal is nu het
enige wat telt. Ik sluit mij af. De wereld rondom mij verdwijnt. Enkel het televisiescherm en ik lijken de
enige overlevenden op een voor de rest opgeslokte wereld.
Wat ik vreesde, wordt bewaarheid.
Algerije scoort als eerste. Vanop
de penaltystip. Een worst case scenario
rolt zich uit. Ik vloek. Luidop en krachtig. God ziet mij.
Dat denk ik. Meer nog, ik durf zelfs
te betwijfelen of God mij ziet. Op
dergelijke momenten wordt het bestaan van een God bijzonder twijfelachtig. Dus ik vloek.
Zonder te denken aan hel en verdoemenis.
Zonder te denken aan mogelijke, goddelijke sancties. Ik kruip eventjes diep weg in mijn
zetel. Dat Algerijnse doelpunt komt
zwaar binnen. Moeilijk of bijna niet te
verteren.
Ondanks het rampzalige verloop blijf ik hopen. Ik ben een fan. Een echte fan. Ik val mijn ploeg niet af. Ik blijf trouw. Ik blijf mijn ploeg vooruitschreeuwen. U kan betwijfelen of mijn geroep gehoord
wordt in Belo Horizonte. Ik doe dat
niet. Ik word gehoord. Daarvan ben ik zeker. Daarvan ben ik overtuigd. Mijn vibraties trillen door tot op dat
Braziliaanse voetbalplein. Voorlopig
blijken die geluidsgolven evenwel geen grip te krijgen op het spelverloop. Het blijft wat flauwtjes. Mijn statuut als fan filtert mijn zin voor
kritiek niet weg. Een kritische fan, het
bestaat.
De tweede helft moest beter.
Moest anders. Het enige wat
bleef, was mijn nagelbijten. Nauwelijks
had ik nog nagels over. Toch bleef ik
dat ene kleine resterende nagelstukje vinden.
Het nagelbijten ging door. De
spanning hield aan. Al dat hield geen
verschil in met de eerste helft. Een
ander fenomeen deed in de tweede helft zijn intrede. Vanuit mijn zetel begon ik mee te
voetballen. Ik was de twaalfde man. Niet enkel figuurlijk, ook letterlijk. Mijn voeten begonnen los van mij te
bewegen. Alsof ik met die trappen de bal
in de juiste richting wilde stuwen.
Alles wou ik proberen om mijn ploeg toch nog naar die overwinning te
voeren.
In de wereldpolitiek wordt soms getwijfeld aan gerechtigheid. Recente gebeurtenissen over de hele wereld
doen ons heel regelmatig vraagtekens plaatsen bij die gerechtigheid. In de voetbal bestaat het wel. In voetbal kan gerechtigheid nog geschieden. De voetbalgoden, klein beetje geholpen door
Marc Wilmots, moeten tijdens de rust een spoedzitting hebben gehouden. In die spoedzitting moeten zij beslist hebben
dat de Rode Duivels toch die zege moesten binnenhalen. Verlies zou een te grote vernedering
betekenen voor deze ploeg van sterren en vedetten. Een te grote blamage voor het voetbal.
De voetbalgoden hadden gewikt en gewogen. Op het veld kozen zij Fellaini en Mertens uit
als uitvoerders van hun wilsbeschikking.
Op tien minuten tijd moest de Algerijnse doelman de bal twee maal uit
zijn netten vissen. Twee maal sprong ik
uit mijn zetel. De eerste maal hield ik
mij nog lichtjes in. Een gelijkspel was
goed maar ik had op winst ingezet. De
tweede maal vielen alle remmingen weg.
Ik danste. De salsa, de polka, de
twist, de tango, hiphop, alle stijlen werden gemixt in een aparte, eigen
gechoreografeerde vreugdedans. Kreten
verlieten mijn mond, waarvan een vertaling niet echt lukte. Ik sprong.
Ik juichte. Ik vierde. Wild en uitbundig.
België had gewonnen. Het was
moeilijk gegaan. Maar moeilijk gaat
ook. Zo bleek gisteren. Achteraf bekeken, mogen wij misschien nog
juichen om die Algerijnse goal. Het
schudde onze ploeg wakker. Het maakte
onze ploeg dat tikkeltje agressiever.
Toch zeker in de tweede helft.
Maar ook met het zicht op de volgende wedstrijden kan deze wedstrijd
positieve gevolgen hebben. Onze ploeg
blijkt vanuit een verloren positie te kunnen terugvechten. Zij raken niet ontmoedigd. Zij blijven voetballen. Zij blijven zoeken. Dat stemt hoopvol.
Gisterenavond was het zwoegen en zweten. Niet enkel op het veld in Belo Horizonte. Ook in mijn zetel in Gent. Maar wij hebben gewonnen. Ook dat stemt hoopvol. Dat creëert verwachtingen. Maar ik blijf nuchter. Met beide voetjes op de grond. Zoals ik al zei, ik ben een pessimistische
optimist. Voorzichtigheid is geboden.
Topartikel, Wim! Bedankt.
BeantwoordenVerwijderen