vrijdag 19 juni 2015

Mooie liedjes: Bittereinder. Met dank aan Soundtrack.

Het lijkt wel alsof het televisieseizoen voorbij is.  So You Think You Can Dance? Voorbij.  Spitsboers? Voorbij.  The Missing? Voorbij.  Heylen en de herkomst? Voorbij.  Tom & Harry? Voorbij.  Neen, het lijkt windstil.  De herhalingen doen hun intrede.  Met de zomer in het vooruitzicht lijken de mooie televisieavonden voorbij.  Dat zouden wij kunnen denken.  Met die gedachte in het hoofd zou het kunnen gebeuren dat wij het nalaten de televisie aan te zetten.  Dat wij ons installeren in de tuin.  Of op een terrasje.  Om zo te genieten van dat zonnetje.  Een zonnetje, dat heel af en toe durft te schijnen.  Van die zonneschijn zouden wij dan kunnen genieten.
 
Dat alles zouden wij kunnen doen.  Maar dan lopen wij het risico een prachtige reeks te mislopen.  Enkele weken terug begon op Canvas de tweede reeks van Soundtrack.  Ik heb nog niet gekeken.  Toch ben ik fan.  Omdat ik de eerste reeks zag.  In die eerste reeks trokken vier muzikanten (Johannes Verschaeve, Dijf Sanders, Eva De Roovere en Jason Dousselaere) doorheen Israel en de Palestijnse Gebieden.  Op een heel andere manier werd dit deeltje van de wereld in beeld gebracht.  Op een andere manier dan wij normaal gewend zijn.  Geen journalistieke zoektocht naar mogelijke oplossingen voor dit conflict.  Dat werd het niet.  Wel werd het een zoektocht naar de rol van muziek in dat deeltje van de wereld.  Die zoektocht leverde een heel boeiende reeks op.  Heel eenvoudig in uitwerking maar in die eenvoud schitterde schoonheid.  Schoonheid en ontroering.  
 
Twee weken terug begon de tweede reeks.  Isolde Lasoen, Flip Kowlier, Jef Neve en Tijs Delbeke trekken deze keer naar Zuid-Afrika.  Met eenzelfde opdracht.  Wat het deze keer geworden is? Ik weet het niet.  Het antwoord moet ik schuldig blijven.  De voorbije afleveringen staan wel op mijn digicorder.  Want één ding staat vast, ik wil die reeks zien.  Zeker na het lezen van een recensie in De Standaard.  Die was lovend.  Bijzonder lovend.  Ik moet dus kijken.  Heel binnenkort zal ik dat doen.  Heel binnenkort zal ik in het busje stappen met Isolde, Flip, Jef en Tijs.  Dat is wat ik zeker zal doen.
 
Nog geen enkele aflevering heb ik gezien van de nieuwe reeks.  Toch heb ik via Soundtrack een mooie ontdekking gedaan.  Een muzikale ontdekking.  Naar aanleiding van het nieuwe programma las ik in De Standaard (jawel, ik heb een abonnement) een interview met Flip Kowlier.  Over zijn ervaringen met het programma.  Met het land.  In dat interview vertelt hij over Bittereinder.  Hij heeft het dan niet over Afrikaners die na de Britse verovering van Pretoria en Bloemfontein in de Tweede Boerenoorlog (1899-1901) de strijd nog niet wilden opgeven.  Die Afrikaners werden Bittereinders genoemd.  Over hen had hij het niet.  Wel had hij het over een Zuid-Afrikaanse muzikant.  Een rapgroep uit Pretoria.  Zuid-Afrikaans rappen? Het was mij onbekend.  Ik ben even gaan kijken op Youtube.  Ik heb gezocht en gevonden.  Wat ik gevonden heb? Een heerlijke groep.  Een fantastische groep.  Ik wil het u niet onthouden.  Luister en geniet.

Soundtrack, elke woensdag op Canvas om 21.35 uur.

Clip:
Bittereinder – Klankanatomie.
Bittereinder – Skerm.



woensdag 17 juni 2015

Een vernieuwend energiebeleid? Het zou mooi zijn. Brief aan Marie-Christine Marghem.

Beste Marie-Christine,
 
Deze morgen had ik het moeilijk een luide lach te onderdrukken.  Dat gebeurde bij het lezen van de krant.  Ik weet het, het lezen van de krant is een ernstige zaak.  Daarvan ben ik mij volledig bewust.  Al te vaak kies ik dan ook voor een zelfopgelegde afzondering.  In die afzondering kan ik in alle rust het wereldnieuws tot mij laten doordringen.  Toch gebeurt het dat ik om een nieuwsbericht inwendig moet lachen.  Heel soms zelfs luidop.  Zoals deze morgen dus.  Deze morgen lachte ik luidop.
 
U zal het misschien niet beseffen maar u was de aanleiding voor dat luide lachen.  In uw streven om deze winter een black-out te vermijden zoekt u naar aanvullende pistes.  Uw diensten hebben in die zoektocht aangeklopt bij bedrijven die gespecialiseerd zijn in het oplossen van tijdelijke energieproblemen.  Noodgeneratoren zouden een aanvullende piste zijn.  Die generatoren worden nu vaak gebruikt in landen als Kenia, Oeganda of Ivoorkust.  Een andere mogelijke piste zijn drijvende stroomboten.  Die boten werden reeds gebruikt in Libië en Libanon.
 
Om een dergelijk nieuwsbericht moet ik nu lachen.  Vreemd eigenlijk.  Ik zou niet moeten lachen.  Ik zou moeten huilen.  Huilen om dergelijk improviseren.  Huilen om de huidige stand van het Belgische energiebeleid.  Want die noodgeneratoren en stroomboten zijn een vertaling van die huidige, trieste en behoudende stand.
 
Het Belgische energiebeleid leest als een pingpongspel.  Het sluiten van de kerncentrales wordt steeds vooropgesteld.  Door elke nieuwe regering.  Een mogelijke sluitingsdatum wordt hieraan gekoppeld.  Maar telkens wanneer die datum dichterbij komt wordt het debat over het langer openhouden van de kerncentrales gestart en geraakt het sluiten van diezelfde centrales op de achtergrond.  Dat pingpongen verhindert vernieuwende denksporen.  Dat pingpongen blijft kernenergie centraal stellen in het debat.  In dat debat over het langer openhouden van de centrales gaat u zelfs nog een stapje verder.  U beweert dat wij niet zonder kernenergie kunnen.  U noemt iedereen, die het tegenovergestelde zou beweren, een leugenaar.  In uw streven naar een gegarandeerde energiebevoorrading overweegt u zelfs de bouw van een nieuwe kerncentrale.
 
Kernenergie zou levensnoodzakelijk zijn.  Volgens u althans.  Maar dan lijkt u een aantal studies niet gelezen te hebben.  In 2010 rekenden Amerikaanse professoren in het wetenschappelijke tijdschrift Energy Policy voor dat een 100 procent duurzaam energiesysteem, zonder kernenergie en fossiele brandstoffen, technologisch gezien perfect mogelijk is tegen 2050.  Zelfs op wereldvlak.  In datzelfde jaar publiceert Greenpeace het Energy (R)Evolution Report.  Hierin wordt een 100 procent groene energietoekomst voor Europa uitgestippeld.  Als voordelen van een dergelijke toekomst worden de besparing op snel stijgende brandstoffacturen, de creatie van nieuwe jobs en de lagere CO2-uitstoot aangehaald.  Omdat alle goede dingen uit drie bestaan, wil ik u nog een derde studie voorleggen.  In 2012 bevestigt het Internationaal Klimaatpanel van de VN dat het ons niet aan technologische alternatieven ontbreekt voor kernenergie of fossiele brandstoffen.
 
Het zou kunnen dat deze buitenlandse wetenschappers samenzweerderige leugenaars zijn.  Dat zij samenspannen in een internationaal complot tegen kernenergie.  Dat zou kunnen.  Daarom wil ik ook nog eens verwijzen naar een rapport van het Planbureau.  Geschreven in 2013 in opdracht van de vier energieministers van ons land.  Zij hebben uitgerekend dat België tegen 2050 volledig kan overschakelen van kernenergie en fossiele brandstoffen op hernieuwbare energie.  Alweer een scenario dus zonder kernenergie.  U ziet, het kan.
 
U buit de angst voor een mogelijke black-out bij het publiek uit.  Aan dat publiek zegt u dat kernenergie de enige, mogelijke weg is.  Dat ons land niet zonder kan.  Het blijven hameren op die ene spijker zou de overtuigingskracht van dat ene argument naar ongekende hoogten moeten voeren.  Tegelijk impliceert uw pleidooi dat het zoeken naar alternatieve energiebronnen een te groot avontuur is.  Een avontuur waarin een hoge kans op mislukken vervat zit.  Als bevoegd minister wil u ons land niet in een dergelijk avontuur storten.
 
Maar is het investeren in groene energie een avontuur? Geenszins.  Eerder zou ik het een opportuniteit noemen.  Zopas liet Kris Peeters weten dat ons land slecht scoort inzake investeringen in onderzoek en ontwikkelingen.  Slechts 2,3% van het bbp.  In vergelijking met de buurlanden zou ons land op dat vlak beter kunnen en moeten presteren.  De sector van de groene energie lijkt mij een vakgebied waarin vernieuwend denken grote kansen biedt.  Bovendien zou een transitie naar hernieuwbare energie ons land twintigduizend tot zestigduizend nieuwe banen opleveren.  Alweer volgens het Planbureau.  Dat moet u toch als muziek in de oren klinken.
 
Een nieuw energiebeleid, waarbij de klemtoon komt te liggen op hernieuwbare energie in combinatie met structurele energiebesparingsmaatregelen, zou getuigen van politieke moed.  Want het is niet de angst bij het publiek omtrent een mogelijke black-out dat het politieke debat immobiliseert.  Het is de angst bij de politieke leiders en bewindvoerders dat het debat gijzelt.  Dat u zich door die angst laat leiden is bijna onvergeeflijk.
 
Ondanks alle voortekenen wens ik u toch veel inspiratie in het uitdenken van een echt vernieuwend beleid.  Het zou mooi zijn.
 
Met vriendelijke groeten.

zondag 14 juni 2015

vrijdag 12 juni 2015

Uitgelezen: Gorski. Brief aan Vesna Goldsworthy.

Beste Vesna,
 
Het had best kunnen zijn.  Het had best kunnen zijn dat onze wegen nooit zouden samenkomen.  Dat onze levenswegen parallel zouden lopen maar elkaar nooit zouden kruisen.  Dat had best gekund.  Heel misschien omdat onze levens al te zeer van elkaar verschillen.  U woont en werkt in Londen.  Een wereldstad.  Ik woon en werk in Gent.  Een mooie stad maar de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat Gent de nodige wereldse allure voorlopig nog mist.  Maar ondanks die verschillende levenslopen hebben wij elkaar toch ontmoet.  Via de literatuur.  Ik ben een lezer.  U bent een schrijver.  In die relatie leerden wij elkaar kennen.  Ik las uw nieuwste boek: Gorski.
 
Gorski was niet uw proefstuk.  Voordien schreef u reeds uw memoires.  Over uw jeugd in Joegoslavië.  U deed zelfs meer dan dat.  U schreef een gedichtenbundel.  Een bundel, waarvoor J.M. Coetzee u grote lof toezwaaide.  Maar zoals ik al zei, u was mij onbekend.  Ik kende uw voorgeschiedenis niet.  Gorski werd mijn eerste kennismaking met u.
 
Wat kan ik vertellen over uw boek? Hoe hieraan te beginnen? Ik zat met de handen in het haar.  Hoe kon ik u helder en klaar vertellen wat ik van uw boek vond? Ik wist het niet.  Tot mij plots te binnenviel dat heel binnenkort de Ronde van Frankrijk start.  Dat leek mij een meer dan geschikt aanknopingspunt.  Ik wil uw boek vergelijken met een rit uit die Ronde.  Geen vlakke rit.  Dat is te weinig spektakel.  Dat is te saai.  Een dergelijke vergelijking zou uw boek tekort doen.  Neen, uw boek wil ik vergelijken met een bergrit.  Een rit over de Tourmalet.  Over de Col d’Aspin.  Over de Col de la Croix de Fer.  Over de Galibier.  Met één van die bergritten wil ik uw boek vergelijken.  Anders gezegd, met één van die bergritten wil ik het lezen van uw boek vergelijken.
 
Alle begin is moeilijk, dat wordt wel eens gezegd.  Het begin van uw boek vormt hierop geen uitzondering.  Die eerste hoofdstukken leek het lezen meer op zwoegen.  Op werken.  Op zweten.  Maar dat is dan weer eigen aan een bergrit.  Bergop rijden is niet simpel.  Dat is hard labeur.  Misschien niet voor die legendarische, wielrennende berggeiten.  Maar dat ben ik niet.  Ik zweet dus.  Ik zucht en ik kreun.  Maar ik hou vol.  Ik wil naar die top.  Omdat ik weet dat het voorbij die top makkelijker wordt.  Aangenamer.
 
U hoeft niks te vrezen.  U hoeft zich geen zorgen te maken over uw schrijverschap.  Schrijven, dat kan u.  Laat daarover geen misverstand bestaan.  Blijkbaar heb ik moeilijkheden met het wereldje waarin u mij brengt.  Het wereldje van de jetset.  Van de high society.  Van miljonairs en miljardairs.  Te arrogant.  Te zelfvoldaan.  Als simpel jongetje uit Gent kan ik niet aarden in dat wereldje.  Geen enkele houvast heb ik.  Geen enkel personage vind ik.  Een personage dat mij bij de hand neemt.  Dat mij geruststelt.  Dat mij zachtjes in de oren fluistert dat alles goed komt.  In dat wereldje van het grote geld spartel ik.  Net zoals ik mij doorheen die eerste hoofdstukken spartel.
 
Ik had het boek kunnen dichtklappen.  Ik had kunnen opgeven.  Maar dat doe ik niet.  Ik hou vol.  Net zoals die vele wielrenners die zich naar die top van die ene col toe wroeten.  Ook zij houden vol.  Wie ben ik dan om af te haken? Ik spiegel mij aan hun zweet, ik bijt mij vast in hun wiel en ik blijf lezen.  Bladzijde na bladzijde werk ik mij naar dat kantelmoment.  Naar dat moment waarop ik de top bereik.  Dat moment waarop ik besef dat het nu enkel nog maar bergafwaarts gaat.  Bergafwaarts in de letterlijke, heerlijke betekenis.  Dat moment waarop ik mij realiseer dat fietsen/lezen vanaf nu enkel nog plezier zal geven.
 
Plots voel ik mij thuis in het boek.  Om een onverklaarbare reden.  Of neen, toch niet.  De liefde doet mij thuiskomen.  Op het moment dat het verhaal zich ontwikkelt tot een liefdesverhaal ben ik alert.  Terwijl de wereld van het grote geld mij totaal onbekend is, is de wereld van de grote liefde mij welbekend.  De liefde weet mij nog dagelijks te ontroeren.  Weet mij nog dagelijks te verrassen.  Weg valt alle voorbehoud.  Weg valt alle zin voor kritiek.  Ik kijk niet meer toe vanop afstand.  U flitst mij naar Londen.  Vanaf nu geen barrières meer.  Ik stap in het verhaal.  Laat mij op sleeptouw nemen.  Door uw verhalende kunsten.  Door uw beeldrijke taal.
 
In de finale van het boek maakt u nog dat ene gekke sprongetje.  Dat ene sprongetje dat mij nog sneller doet voortrazen doorheen het boek.  Love Kills, dat zong Queen.  U zingt niet.  U schrijft.  Maar ook bij u is liefde dodelijk.  In de finale wordt uw boek zo veel meer.  Niet enkel een liefdesroman.  Niet enkel een stadsroman.  Aan het eind wordt het boek nog een detectiveroman.  Een whodunit.  Nu hebt u mijn volle aandacht.  Want ik wil het weten.  Die ontknoping, dat einde.  Ik wil het weten.
 
Ik ben aan het eind van het boek.  Aan het eind van de bergrit.  Ik kijk achterom.  De pijn van het klimmen ben ik vergeten.  Ik kan mij die eerste moeilijke hoofdstukken bijna niet meer herinneren.  Ik kijk achterom en wat overblijft, is dat plezier van het afdalen.  Wat overblijft zijn die aangrijpende, ontroerende hoofdstukken.  Die hoofdstukken waarin ik hoop dat de liefde zal overwinnen.  Dat de liefde het zal halen.  Ik kijk achterom en het enige wat ik nu nog zie, is een mooi boek.  Een prachtig boek.
 
Oh ja, The Great Gatsby, daarmee wordt uw boek vergeleken.  Die klassieker heb ik nooit gelezen.  Dat moet ik tot mijn scha en schande erkennen.  Ik kan het dus niet beamen.  Maar ik zag de film.  Soms laat ik mij verleiden tot een zekere literaire luiheid.  Bij het lezen van het boek flitsten heel regelmatig scènes uit die film door mijn hoofd.  Gelijkenissen met het boek van F. Scott Fitzgerald? Ik weet het niet.  Gelijkenissen met de film van Baz Luhrmann? Jawel, dat kan ik niet ontkennen.
 
Beste Vesna, ik hoop dat onze ontmoeting niet enkel beperkt blijft tot dat ene boek.  Want die eerste ontmoeting smaakt naar meer.  Naar meer boeken.  Boeken van uw hand.  Boeken van u.  Ik kijk er naar uit.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 9 juni 2015

Respect voor de werknemers van Ivago. Even stilstaan bij de staking. Brief aan Tine Heyse.

Beste Tine,
 
Het lijkt vanzelfsprekend.  Het lijkt evident.  ’s Morgens zetten wij de vuilniszak aan de straatkant.  Op de juiste dag de gele zakken.  Op de juiste dag de blauwe zakken.  Op de juiste dag glas en papier.  Elke keer als wij ’s avonds terugkeren van het werk zijn die zakken weg.  Wij stellen ons hierbij geen vragen.  Omdat het, zoals ik al zei, de evidentie zelve is.  Buiten zetten en ophalen, beide acties koppelen wij automatisch aan elkaar.  Wij lijken bijna te vergeten dat mensen verantwoordelijk zijn voor die automatische koppeling.  Dat is zo met automatismen.  Vragen worden niet gesteld.  Het wordt aanvaard.  Zonder meer.
 
Pas als er getornd wordt aan dat automatisme worden er vragen gesteld.  Pas als wij ’s avonds thuiskomen en de zakken nog aan de straatkant zien staan, wordt het vingertje bovengehaald.  Pas op dat moment gaan wij ons realiseren dat mannen en vrouwen instaan voor het ophalen van onze afvalberg.  Wij gaan dat beseffen omdat zij in gebreke blijven.  Omdat zij hun deel van de afspraak niet nakomen.  Wij zetten het afval buiten, zij halen het afval niet op.  Die aanvankelijke vanzelfsprekendheid brokkelt af.  Wij horen verontwaardigd te zijn.  Dat menen wij toch.  Dat recht hebben wij.  Die plicht hebben wij.  Wij moeten die dienstweigeraars aan de schandpaal nagelen.  Want hoe durven zij? Wij voeden de verontwaardiging.  Wij uiten de verontwaardiging.  Terug aan het werk, schreeuwen wij.  Eisen wij.  Wij wijzen daarom die dienstweigeraars terecht.  Soms diplomatisch.  Soms hard en bruut.  Maar telkens zonder enige nuance.  Telkens zonder enig begrip.
 
Op hete, kritieke momenten is het altijd goed afstand te nemen.  Geen stap vooruit, wel een stap achteruit.  Want enkel vanop afstand krijgen wij een totaalbeeld.  Een totaalbeeld, dat nodig kan zijn voor een heldere voorstelling van de zaken.
 
Ook in dit debat is een heldere voorstelling van zaken noodzakelijk.  In de pers werd verteld dat de hele staking zou draaien om slechts één werknemer, die dreigde ontslagen te worden.  Dat alles zou begonnen zijn bij één werknemer, die een broodje ging halen.  Maar dat was het niet.  Dat was het helemaal niet.  Die ene werknemer was slechts de spreekwoordelijke druppel.  Die ene druppel, die de emmer deed overlopen.  Want het zat diep.  Misnoegd waren de werknemers over het al te rigide systeem van evaluatiegesprekken.  Over het eenrichtingsverkeer van die gesprekken.  Want die gesprekken gaan enkel van top naar bodem.  Omgekeerd werkt het niet.  Directieleden kunnen door hun ondergeschikten niet terechtgewezen worden.  Niet geëvalueerd worden.  Daarvoor bestaan geen gesprekken.  Over dat onevenwicht in machtsuitoefening zijn de werknemers terecht misnoegd.  Want waar moeten zij heen met hun grieven? Met hun opmerkingen over de slechte prestaties van managers? Zij kunnen hun frustraties niet kwijt.  Slechts één middel rest die werknemers.  Het stakingsmiddel.  Maar dan nog wordt hun verhaal niet altijd gehoord.  Gemaakte beloftes door het stadsbestuur na een eendaagse staking in maart van dit jaar bleven zonder resultaat.  Terwijl evaluatiegesprekken onmiddellijk ingrijpen in het functioneren van de werknemers, lijkt het wapen van diezelfde werknemers soms ongevaarlijk.  Als een bot mes.  Als een niet geladen revolver.  Ook dat voedt de ergernis en zet arbeiders er toe aan in die ultieme kans tot het eind te gaan.  Tot het gaatje.
 
Maar meer nog dan die evaluatiegesprekken is het de richting, die IVAGO inslaat, waarover wij ons, samen met de werknemers, zorgen dienen te maken.  Al te vaak wordt vergeten dat het ophalen van vuilnis een openbare dienstverlening is.  De belangen van de privé-aandeelhouders lijken de bovenhand te halen op het invullen van die openbare dienstverlening.  Die dienstverlening wordt opgeofferd aan een hoger winststreven.  Werkdruk wordt opgevoerd.  Dienstverlening wordt afgebouwd.  Een minder of gelijk aantal werknemers voor een steeds groter wordend takenpakket.
 
Ik heb een dergelijke ontwikkeling al eerder gezien.  Bij het postwezen.  De Post.  Postbodes zijn bijna robotten geworden.  Of neen, zij zijn het geworden.  Weg is de sociale functie van de postbode.  In het kader van efficiëntie en winstmaximalisatie is zijn of haar taak enkel beperkt tot het bezorgen van brieven.  Niet meer aanbellen.  Enkel bezorgen.  In een reglementair opgestelde brievenbus.  Anders mag het niet.  De postbode jaagt zich voort.  Op het ritme van strenge tijdslimieten, uitgewerkt door slimme managers.  Onze vuilnismannen lijken eenzelfde richting uit te stappen.  Binnenkort verdwijnen ook de vuilnismannen uit ons gezichtsveld.  Net zoals de postbodes.  Om ons vervolgens te verbazen over de vereenzaming binnen de maatschappij.  Over een afbrokkelende sociale verwevenheid.  Maar wij hoeven ons niet te verbazen.  Wij hoeven niet verwonderd te zijn.  Want wij weten dat onze zorg om een hoger dividend ons die richting heeft uitgedreven.
 
Tijdens die tiendaagse staking werd het thema van de volksgezondheid plots een hot item.  Alsof het voorheen anders was.  Vergeten werd dat de vuilnismannen en –vrouwen elke dag hun bijdrage leveren in die zorg om diezelfde volksgezondheid.  Hun dagelijkse bijdrage mag en moet dan ook op een juiste wijze gehonoreerd worden.  Met het nodige respect.  Respect betoond door het management.  Respect betoond door de klant.  Het nodige respect vertaald in het juiste gedrag.
 
Rutger Bregman en Jesse Frederik schreven onlangs een boek met de meer dan interessante titel ‘Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers’.  Misschien wordt het hoogtijd dat dit debat meer weerklank krijgt.  Het zou mooi zijn.  Het zou juist zijn.
 
Met vriendelijke groeten.

vrijdag 5 juni 2015

Uitgelezen: La superba. Brief aan Ilja Leonard Pfeijffer.

Beste Ilja,
 
Ik had het boek van Jeroen Theunissen gelezen.  De omwegen.  Dat boek was genomineerd voor de Libris Literatuurprijs.  Verder dan een nominatie was het boek niet gekomen.  Het boek kaapte de hoofdprijs niet weg.  Dat deed uw boek wel.  Op uw boek La superba staat dat subtiele klevertje ‘Winnaar Libris Literatuurprijs 2014’.  Dat maakte mij meer dan nieuwsgierig.  Het boek van uw collega-schrijver vond ik magistraal.  Vond ik meer dan schitterend.  Toch won het boek niet.  Waarom uw boek dan wel? Dat wou ik weten.  Dat wou ik achterhalen.  Om dat te kunnen, moest ik uw boek lezen.  Daarvoor moest ik niet naar de boekhandel.  Daarvoor moest ik niet naar de bib.  Uw boek stond in mijn boekenkast.  Klaar om gelezen te worden.  Die tijd was nu gekomen.  De tijd was rijp.  Ik nam uw boek uit de kast.
 
Ik las uw boek.  Een boek over een stad.  Een Italiaanse stad.  Een boek over Genua.  Ik ben er geweest.  Als dagjestoerist.  Slechts één dag voor een dergelijke stad, het is te weinig.  Te weinig om een stad ten gronde te leren kennen.  Ik bleef aan de oppervlakte.  Snuffelde haastig.  Proefde snel.  Ondanks die weinige tijd wist Genua mij toch te overtuigen.  Terwijl ik doorheen de steegjes slenterde, voelde ik Genua onder mijn huid kruipen.  Ik ben geen roker, inhaleren deed ik nooit.  Toch is dat wat Genua met mij deed.  Ik inhaleerde de stad.  Jawel, Genua is geen typisch Italiaanse stad.  Zoals Firenze.  Zoals Milaan.  Zoals Turijn.  Genua is vuil.  Genua is donker.  Genua heeft vele gezichten.  Oprechte gezichten.  Valse gezichten.  Niet altijd is wat je ziet ook wat je krijgt.  Toch bepaalt dat alles de charme van Genua.  In dat geheimzinnige schuilt de charmante verleiding.  
 
U bent geen dagjestoerist.  U woont in Genua.  U werkt in Genua.  Dat is een verschil.  Een hemelsbreed verschil.  Dat blijkt uit uw boek.  U blijft niet aan de oppervlakte.  U leeft de stad.  U beleeft de stad.  Niet enkel overdag.  Ook ’s nachts.  Pas in de nachten leert de mens een stad echt kennen.  Omdat een stad dan pas echt openbloeit.  In die nachtelijke uitstappen neemt u de lezer mee.  Heel voorzichtig volgen wij uw sporen.  Met u gaan wij langsheen en bij travestieten.  Langsheen en bij prostituees.  Langsheen en bij illegale vluchtelingen.  Langsheen en bij enkele extravagante bewoners.  U toont ons meer dan die toeristische bezienswaardigheden.  Die dingen, tot wat een dagjestoerist zich noodgedwongen beperkt.  U doet ons kennismaken met zijn inwoners.  Niet alleen de bewoners van luxueuze huizen in het felle licht van de stad.  U toont ons ook de bewoners van krochten in de lagere, donkere delen van de stad.  Delen waar niet de zon maar de schaduw regeert.  U schenkt ons een totaalbeeld.
 
U zou kunnen denken dat ik in uw boek enkel een toeristische gids vermoed.  Dat doe ik niet.  Dat wil ik niet.  Zoals ik al zei, ik las uw boek.  In dat boek las ik, naast een lofzang op Genua, ook een verhaal over de liefde.  Over een verliefdheid.  Ik las uw bange toenaderingspogingen tot het mooiste meisje van Genua.  Ik las hoe uw verliefdheid liefde wordt.  Heel kort.  Heel even.  Om elkaar dan weer te verliezen.  
In uw ontdekkingstocht doorheen Genua verweeft u een verhaal van een alles verbrandende verliefdheid.  Van een verliefdheid, die u degradeert tot een puber.  Een verliefde puber.  Een puber, die alle truukjes uit de kast haalt om in de buurt van zijn geliefde te kunnen vertoeven.  Die angstig dat ene moment afwacht om zijn geliefde te kunnen aanspreken.  Hopend op die ene date.  Die ene date, die alles anders moet maken.  Warmer.  Intenser.  Die ene date, die verliefdheid zal omturnen tot liefde.  Echte liefde.  Pure liefde.
 
Een politiek pamflet.  Ook dat lees ik in uw boek.  U laat Djiby aan het woord.  U laat Rashid aan het woord.  In hun woorden lees ik het verhaal van de vluchteling.  De vluchteling, die naar Europa komt.  Hopend op een beter leven.  Hopend op een rijker leven.  Hopend om in Europa het geluk te vinden.  Ik lees hoe de verwachtingen botsen met de realiteit.  Ik lees het verhaal en denk aan het actuele debat omtrent de bootvluchtelingen.  Ik lees het verhaal en voel woede opwellen.  Woede tegenover de Europese politiek.  Ik lees het verhaal en zie het falende Europese asielbeleid bevestigd worden.  U doet mij niet enkel wentelen in dat warme gevoel van de liefde.  Neen, u doet mij ook wentelen in de onmacht van een Europees burger, die maar niet kan begrijpen waarom Europa steeds maar hogere muren rondom zich optrekt.
 
Ik klap het boek dicht.  Het boek is uit.  Ik wil weg.  Ik wil naar Genua.  Ik wil een negroni drinken in de Bar met de Spiegels.  Ik wil het schoonste meisje van Genua ontmoeten.  Ik wil aan het graf staan van professor Don.  Ik wil dat kleinste theater bezoeken.  Ik sta op het punt mijn koffers te pakken.  Maar net op dat moment ga ik twijfelen.  Zou het niet allemaal fantasie kunnen zijn? Ik twijfel.  Ik denk aan het boek.  Besef dan plots wat het boek bovenal is.  Uw boek is een ode aan de fantasie.  Niks meer, niks minder.  Een ode aan de fantasie, geschreven in een prachtige, poëtische taal.  Wat is echt? Wat is verbeeld, ingebeeld? Ik zal het niet weten.  Ik zal het nooit weten.  
 
Wat ik wel weet, is dat uw boek mij ontroerd heeft.  Genua heeft mij ontroerd.  Zijn inwoners hebben mij ontroerd.  Uw liefde heeft mij ontroerd.  Dat alles is wat ik met zekerheid weet.  Dat is geen verbeelding.  Geen fantasie.  Via De Omwegen van Jan Theunissen ben ik tot La Superba gekomen.  Het was een mooie, literaire tocht.
 
Beste Ilja, ik wil u danken.  Danken voor een heerlijk, superbe boek.
 
Met vriendelijke groeten.
 

maandag 1 juni 2015

Mooie liedjes: Ghostpoet.

Ghospoet.  Ik herhaal, Ghospoet.  Die naam doet geen belletje rinkelen bij u? Geen paniek.  Tot enkele jaren terug had ik ook nog nooit gehoord van die man.  Tot enkele jaren terug was die man mij totaal onbekend.  Dat kan gebeuren.  Dat hoeft geen schande te zijn.  U hoeft zichzelf niet in vraag te stellen.  Ga niet twijfelen aan u zelf.  Het gaat snel in de muziekwereld.  Te veel namen komen op ons af.  Al die namen vechten om onze aandacht.  In dat constante gevecht zijn er winnaars en verliezers.  Winnaars komen terecht op de internationale podia.  Verliezers belanden in de marge.  In de vergeetput.  Dat is het spelletje.
 
Ghostpoet, ik kende de man dus niet.  Het muziekmagazine RiFRaf bracht hem onder mijn aandacht.  In dat magazine las ik een recensie van zijn debuutalbum.  Dat debuutalbum kocht ik.  Dat is nu vier jaar terug.  Sindsdien volg ik de man.  Zopas bracht hij zijn derde album, Shedding Skin, uit.  Alweer een voltreffer.  Mag ik dat zeggen? Of klink ik vooringenomen? Want ik moet erkennen, ik ben fan.  Dat kan mijn blik op de realiteit een beetje vertroebelen.  Verstoren.  Het zou kunnen.  Neen, neen, neen, Ghostpoet is goed.  Steengoed.  Zondermeer.  Niks van vertroebeling.  Niks van verstoring.  Het is gewoon zo.  Het is een vaststaand feit.  U kan misschien twijfelen.  Ik niet.  Geenszins.

Website:
Ghostpoet.

Clips:
Ghostpoet – Off peak dreams.
Ghostpoet – X marks the spot (Live on Later … with Jools Holland).