donderdag 9 augustus 2018

Uitgelezen: Al onze gisterens. Brief aan Natalia Ginzburg.

Beste Natalia,
 
Het zal u misschien een beetje vreemd lijken maar bij uw boek dacht ik aan Villa Kakelbont.  Ik moest denken aan Pippi Langkous.  Dat kan u misschien een vreemde vergelijking lijken.  Het zijn de omstandigheden die mij tot die vergelijking brengen.  In uw boek is de moeder gestorven.  Nog voor het eigenlijke verhaal begint, staan de kinderen met de vader aan het graf van de moeder.  Niet veel later sterft de vader.  De kinderen blijven alleen achter.  Weeskinderen in een groot huis.  Dan moet ik denken aan Villa Kakelbont.  Maar dan maak ik mij de bedenking dat de vader van Pippi niet echt dood is.  Hij is piratenhoofdman en koning van het eiland Taka-Tukaland.  Neen, de vergelijking gaat niet op.  Maar toch, de gedachte was er heel eventjes.
 
Zonder hun ouders worden de kinderen gedwongen richting te geven aan hun leven.  In gewone tijden is dat niet evident.  In buitengewone tijden is dat nog minder evident.  In uw verhaal zijn de tijden buitengewoon.  Uitzonderlijk.  Door velen wordt het einde van de aarde gevreesd.  Italië onder Mussolini is in afwachting van de Tweede Wereldoorlog.  Die oorlog lijkt niet meer af te wenden.  Er wordt gepraat over de positie van Italië.  De onzekerheid over welke kant Italië uiteindelijk zal kiezen is groot.  Voorbereidingen worden getroffen.  Door de meesten.  Kelders worden klaargemaakt.  Gasmaskers worden aangeschaft.  Voorraden worden aangelegd.  
 
In die tijden trachten de kinderen overeind te blijven.  De grote broer tracht het hoge woord te voeren.  Tracht leiding te geven.  Tracht iedereen aan te sturen.  Maar dat lukt niet.  Niemand luistert.  Iedereen doet zijn zin.  In den beginne lijkt het alsof de oorlog buiten de deuren kan gehouden worden.  Jawel, er wordt gepraat.  Er wordt stelling genomen.  Posities worden bepaald.  Het fascisme moet niet ernstig genomen worden.  Het zou slechts een kleine terugval zijn.  Van voorbijgaande aard.  Van de oorlog wordt verwacht dat hij van korte duur zal zijn.  Zeker als de Russen in het strijdperk treden.  Dan zal alles snel voor bij zijn.
 
Maar dat alles blijkt valse hoop te zijn.  Italië trekt de oorlog in.  De oorlog kan niet langer genegeerd worden.  Die wringt zich binnen in de Italiaanse families.  Jongeren worden opgeroepen.  Jongeren strijden in Griekenland.  In Rusland.  Velen stappen mee.  Gewild of niet.  Sommigen zoeken een uitweg.  Trachten via omkoping aan de plicht te verzuimen.  Nog anderen zoeken een uitweg in zelfdoding.  Het vrijblijvende is weg.  Er moet gekozen worden.  Geen tijd meer voor dromen en mooie idealen.  Overleven, dat is wat nu telt.
 
Die oorlog verscheurt ook de familie uit uw boek.  De broers en zussen blijven niet onaangeroerd door de oorlog.  Die oorlog treft hen hard.  Wat eens een hechte familie is, wordt uiteengeslagen.  Wordt weggevaagd.  Iedereen blijkt enkel op zijn eigen aangewezen te zijn.  Iedereen moet zichzelf beredderen.  De luxe om zich afzijdig te houden en af te wachten bestaat niet meer.  Voor niemand.  Er moet gehandeld worden.  Daden moeten gesteld worden.  Keuzes moeten gemaakt worden.  Keuzes, die de familie uiteendrijft.
 
Er heerst angst en onzekerheid.  Mensen zijn ongerust.  Niet enkel over degenen, die aan het front zitten.  Ook over degenen, die elders zijn.  Die gevlucht zijn.  Maar toch laten die vluchtelingen zich niet wegdrummen.  De angst verlamt hen niet.  Soms kan angst aanzetten tot daden.  Tot heldendaden.  Dat gebeurt in uw boek.  Aan het eind.  De donkere kleuren worden plots minder donker.  Licht schemert door.  Eén daad wordt gesteld.  Eén daad, die vele levens redt.  Nog één keer wordt de familie uit uw boek zwaar getroffen.  Eén iemand slachtoffert zichzelf.  Omdat het moet.  Zo lijkt hij te denken.  Zo lijkt hij het aan te voelen.  Het doet pijn.  Het licht lijkt opnieuw te doven.  Maar dan, aan het eind van uw boek, laat u alle kleuren schitteren.  In slechts enkele woorden geeft u de lezer hoop.  Hoop dat alles uiteindelijk goed zal komen.  In die enkele woorden lees ik de mooiste lofzang op de vriendschap.  In pure eenvoud.  Zonder grote woorden.  Ik sla het boek dicht en ik kan lachen.  Glimlachen.  Want ik weet dat het goed zal komen.  Dat het uiteindelijk goed zal komen.  Omdat vrienden elkaar hebben.  Elkaar hebben om achteruit te kijken en te verwerken.  Elkaar hebben om vooruit te kijken en te hopen.  Ondanks alles.
 
U schreef een mooi boek.  Ondanks het zware thema.  U schreef over oorlog.  U schreef over liefde.  U laat zien hoe mensen in die uitzonderlijke omstandigheden overeind trachten te blijven.  U doet dat in een gewone taal.  Een sobere taal.  U smukt niet op.  Geen tierlantijntjes.  Net in die soberheid schuilt de kracht van het boek.  Het stelt alles scherper.  Het maakt die donkere tijden nog tastbaarder.  
 
Beste Natalia.  Ik wil u danken voor dit intense boek.  Hopelijk kan u mij die vergelijking met Pippi Langkous, die ik bij het begin van mijn brief maakte, vergeven.  Want deze is niet op zijn plaats.  Meesterwerken verdienen eerbied.  Eerbied heb ik voor uw boek.  Voor u.  Oorlogen mogen niet gevochten worden.  Dat weet ik nu.  Het vernietigt levens.  Levens, die eigenlijk ten volle moeten geleefd worden.  Zonder remmingen.  Zonder zich te moeten intomen.  Na het lezen van uw boek besef ik dat andermaal.  Te grote, onnodige offers moeten gebracht worden.  Voor dat besef wil ik u danken.  Voor dat boek wil ik u danken.  
 
Met vriendelijke groeten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten