Het was genoeg geweest. Ça
suffit. Dat waren de woorden van onze
premier. Hij was kwaad. Behoorlijk kwaad. In een vlammende speech zei hij dat het moest
gedaan zijn met die desinformatie.
Daarmee haalde hij uit naar de vakbonden. Die bonden vertelden fabeltjes. Vertelden onzin. Dat moest gedaan zijn. Stakingen moesten stoppen. Iedereen moest opnieuw in het gelid. Iedereen moest opnieuw zwijgen. Wij moesten ons opnieuw verenigen rond dat
mantra van de regering: jobs, jobs, jobs.
Die mantra moesten we luidop meezingen.
Zonder tegen te stribbelen. Onze
premier zou geen stoorzenders meer dulden.
Ça suffit.
Ça suffit? Ik denk het niet. Het
is nog altijd niet genoeg. Dat denk ik
telkens als ik een regeringslid hoor verwijzen naar de sociale correcties in
een poging om het sociale gelaat van deze regeringen te bewijzen. Zij lijken niet te beseffen dat zij met die
ene term net het asociale karakter van deze regeringen onderstrepen. Indien een beleid sociaal is, hoeft er
helemaal niet gecorrigeerd te worden. Nochtans
grijpen zij steeds naar die sociale correcties als zij aangevallen worden op
hun sociale flank. Zonder verdere
invulling. Enkel en alleen die algemene
term. Maar in hoeverre bestaan die
correcties? In hoeverre zijn die correcties sociaal? Om daarop een antwoord te
vinden, kan het best nuttig zijn te verwijzen naar een studie van
Decenniumdoelen 2017. In die studie
wordt het effect van de besparingen op de laagste inkomens becijferd. Reeds genomen federale en Vlaamse maatregelen
(o.a. Turteltaks, verhoging BTW op elektriciteit, verhoging bijdrage
zorgverzekering, …) worden in deze berekeningen opgenomen. Andere maatregelen (o.a. duurder openbaar
vervoer, verhoging inschrijvingsgeld volwassenenonderwijs, duurdere cultuurdeelname,
hogere ledenbijdrage verenigingen, …) worden niet meegenomen in deze
berekeningen omdat zij vermijdbaar en/of moeilijk te berekenen zijn. Het resultaat van al dit rekenwerk is dat de
maatregelen nog steeds 44 euro per maand kosten aan de gezinnen op de laagste
20% van de inkomensladder.
Decenniumdoelen 2017 geeft in diezelfde studie nog mee dat in
september 2015 bijna 1,7 miljoen Belgen in armoede leven. De kinderarmoede stijgt nog steeds. Het huidige, gevoerde beleid verhoogt de kans
dat de armoede nog zal toenemen. Het is
dan ook jammer vast te stellen dat een beleid mensen in armoede nog verder de
put induwt. Van een regering, die
beweert sociaal te zijn, hadden wij toch het tegendeel mogen verwachten.
Armoede? U zou denken het beleid hiervan een prioriteit zou
maken. Maar wat blijkt? Bij de eerste
kans slaan ze de bal al mis. De
hervorming van de kinderbijslag is een flop.
Zestig procent van de gezinnen met twee kinderen en meer dan zeventig
procent van de grotere gezinnen gaat er bij deze hervorming op achteruit. Meer nog, de twintig procent rijkste gezinnen
gaan er op vooruit. Omdat die rijkste
gezinnen vaak slechts één kind hebben.
Dat alles blijkt uit een studie van het Centrum voor Sociaal Beleid.
Met het bovenstaande in gedachten doet het bijzonder veel pijn als
iemand uit de federale regering komt vertellen dat wij toch boven onze stand
leven. Een voorzitter van een federale
regeringspartij lijkt bovenstaande cijfers niet te kennen als zij beweert dat
er helemaal niks mis is met ongelijkheid.
Hoe wereldvreemd kunnen beleidsverantwoordelijken zijn. Het hoeft toch niet te verwonderen dat een
dergelijke arrogantie mensen tegen de borst stoot. Dat zij op straat komen om hun woede te
uiten.
Ça suffit.
Ça suffit? Ik denk het niet.
Het is nog altijd niet genoeg.
Dat denk ik telkens als ik de verschillende regeringspartijen hoor
pleiten voor een vermogensbelasting en ik vaststel dat diezelfde partijen in
hun pleidooi geen eensgezindheid vinden.
Alsof die georkestreerde chaos bewust in stand wordt gehouden om een
vermogensbelasting voor zich uit te duwen en/of definitief af te serveren. Bovendien durven sommige politici beweren dat
inkomsten uit vermogen al zwaar genoeg belast worden in België. Dat lijkt mij een stelling te zijn die al te
ver weg staat van de realiteit. In een
artikel in DeWereldMorgen schrijft Guido Deckers, communicatiemedewerker bij
het ACV en lid van het Financieel Actie Netwerk (FAN), dat de gemiddelde
belastingdruk op vermogen 0,80% bedraagt.
Dat betekent dat de overheid op een totaalvermogen van 2.134,34 miljard
euro (netto vermogen Belgische gezinnen, eind 2014) slechts 17 miljard euro
incasseert. Waar zijn die sterkste
schouders, waarvan verwacht wordt dat zij de zwaarste lasten dragen?
Een vermogensbelasting lijkt niet realiseerbaar. Het zou al te zeer de middenklasse
treffen. Dat wordt gezegd. Een recente studie Van Ive Marx en Sarah Kuypers toont nochtans aan dat de 10% rijkste Belgen 85% van de aandelen en 86%
van de obligaties in bezit hebben.
Diezelfde Belgen bezitten ook 65% van het vastgoed naast de eigen
woning. Zij bezitten ook 44% van het
totaal netto vermogen. Tot slot nog één
cijfer. Om bij de 10% meest vermogenden
te behoren, moet een gezin beschikken over een nettovermogen van meer dan 700.000
euro. Er zijn dus mogelijkheden om een
vermogensbelasting uit te werken zonder de middenklasse te treffen. Enkel de daadkracht ontbreekt.
Een andere reden waarom men vraagtekens plaatst bij een
vermogensbelasting is de mogelijke schrik voor de kapitaalvlucht. Die reden lijkt te suggereren dat die
kapitaalvlucht momenteel niet zou gebeuren.
Ik hoef maar te verwijzen naar Lux Leaks, Swiss Leaks en de Panama
Papers om het tegendeel te bewijzen.
Bovendien lijkt men te vergeten dat het internationale bankgeheim dood
en begraven is. Onder druk van OESO en
G20 is er de automatische uitwisseling van bankgegevens. Deze uitwisseling zorgt voor transparantie en
maakt die zo gevreesde kapitaalvlucht bijna onmogelijk. Een vermogensbelasting kan dus maar alweer
ontbreekt die daadkracht.
Het Financieel Actie Netwerk meende een bijdrage te moeten leveren aan
dit debat. Het werkte een voorstel
uit. Dit Netwerk kwam tot een
vermogensbelasting met drie tarieven: 1 procent op het vermogen boven de 1
miljoen euro, 2 procent boven de 2 miljoen euro en 3 procent boven de 3 miljoen
euro. Zij voorzien in dit voorstel een
vrijstelling van 500.000 euro voor de enige en eigen woning. Ik vraag mij af in welke mate de middenklasse
bij het realiseren van dit voorstel zou getroffen worden. Mij lijkt de vrees ongegrond.
Dit voorstel zou realiteit kunnen worden. Maar dan hebben we een vermogenskadaster
nodig. Dat zou dan weer niet te
realiseren zijn. Althans, dat beweren de
politici. Zij lijken dan te vergeten dat
wij eigenlijk over alle noodzakelijke gegevens beschikken om een dergelijk
kadaster uit te werken. Het kadaster is
een database waarin al het onroerend goed in ons land verzameld wordt. Het Centraal Aanspreekpunt bij de Nationale
Bank bezit de gegevens van alle zicht-, spaar- en termijnrekeningen. Een vermogenskadaster kan dus wel echt.
Het uitblijven van een grotere rechtvaardigheid in de fiscaliteit
maakt mij boos. Maakt andere mensen
boos. Dat is zo met
onrechtvaardigheid. Die
onrechtvaardigheid doet de mensen op straat komen.
Ça suffit.
Ça suffit? Ik denk het niet.
Het is nog altijd niet genoeg.
Dat denk ik als ik lees dat de wettelijke pensioenleeftijd wordt opgetrokken
tot zevenenzestig jaar terwijl één groep die dans ontspringt. Dat is niet de groep van de zware
beroepen. Die discussie moet nog
uitgeklaard worden. Neen, die ene groep
zijn de politici. Zij mogen met pensioen
op vijfenvijftig jaar. Op voorwaarde dat
zij verkozen zijn vóór 2014. Wie na 2014
gekozen wordt, moet met pensioen op tweeënzestig. Nog altijd een verschil. Waarom? Niemand die het begrijpt.
U zou kunnen denken dat er zou gezocht worden naar mogelijkheden om
een loopbaan tot zevenenzestig jaar te faciliteren. Dat gebeurt niet. Integendeel.
Tijdskrediet wordt ingeperkt.
Toegang tot landingsbanen wordt moeilijker gemaakt. Om die verontwaardiging te temperen wordt op
zoek gegaan naar werkbaar werk. Die
zoektocht moet de oppositie tegen de pensioenplannen doen verstommen. Maar dat gebeurt niet. Omdat het werkbaar werk niet op het lijf
geschreven is van de werknemers. Dat
hele concept van werkbaar werk werd geschreven door en voor de werkgever. Alweer blijft de werknemer in de kou staan
terwijl politici beweren dat dit de ultieme tegemoetkoming is aan de op straat
geuite verzuchtingen.
Er wordt niet gefocust op het welzijn van de werknemer. Nergens ook maar één woord hierover in de Wet
op Werkbaar Wendbaar Werk. Eén ding
staat centraal. Productie, omzet en
winstmarge moeten omhoog. De kosten
moeten omlaag. De bevoegde minister laat
over deze doelstellingen geen onduidelijkheid bestaan. Hij communiceert deze zelf naar de pers
toe.
De minister komt aandraven met het annualiseren van de
arbeidsduur. De werknemer verliest de
regie over zijn werkprestaties. Voortaan
wordt de werkgever de regisseur. Hij
wikt. Hij beschikt. Indien zou blijken dat de gepresteerde
overuren later toch niet kunnen gecompenseerd worden wegens aanhoudende drukte,
kunnen deze gewoon uitbetaald worden.
Waarmee definitief afscheid genomen wordt van de 38-urenweek. In deze maatregel kan ik ook maar nergens een
spoor vinden van werkbaarheid.
Integendeel.
Langs vele kanten wordt geknaagd aan het sociale leven van de
werknemer. Want wat moeten we denken van
die andere maatregel. Voor mensen die
deeltijds werken met een flexibel uurrooster zou het uurrooster slechts 24 uur
op voorhand moeten meegedeeld worden.
Werkbaar werk? Verder is er nog die denkpiste om van interimwerk een
contract van onbepaalde duur te maken.
Dat zou een aantal nare gevolgen hebben.
De uitzendkracht kan geen opdracht weigeren want dat zou contractbreuk
betekenen. Daarmee zou hij/zij het recht
op werkloosheidsvergoeding verliezen.
Diezelfde kracht zou geen recht hebben op economische werkloosheid als
er minder werk is. Werkbaar werk?
Terwijl in bedrijven en andere landen wordt gezocht naar mogelijkheden
om een kortere werkweek te realiseren, gaan we in België de andere kant
uit. Het lijkt ons niet te dagen dat
meer en harder werken zijn effecten zal hebben over het eigen welbevinden. Stress zal toenemen. Burn-out zal een hogere vlucht nemen. Waarom kijken wij toch die andere richting
niet uit?
Ça suffit.
Neen. Neen. Neen.
Neen. Het is niet genoeg. Bovenstaande mag het onbegrip
illustreren. Het ongenoegen. Wij moeten de straat op. Het is nog niet voorbij.
Aan het eind van mijn betoog wil ik aan die ene nog één ding
zeggen. Die ene aan het hoofd van een
ondernemersorganisatie. Stakers zijn
geen terroristen. Zij komen op voor hun
rechten. Rechten, die dreigen vermalen
te worden. Door een op winst beluste
elite. Zij komen op voor hun eisen. Eisen, die zij gerealiseerd willen zien. Omwille van een sociale
rechtvaardigheid. Daarom komen zij op
straat. Daarom steun ik hen. Voluit.
Van dit alles moeten wij ons bewust zijn. Want heel binnenkort begint de regering aan
de begrotingsopmaak. Moet zij op zoek
naar geld. Op basis van haar trackrecord
vrees ik voor het ergste.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten