dinsdag 19 september 2017

Mijn reisverhaal Rusland. Dag 4: Sint-Petersburg.

Vandaag gaan we naar Peterhof.  Het plaatsje, dertig kilometer buiten Sint-Petersburg, is op vele manieren te bereiken.  Met de draagvleugelboot.  Met de trein.  Wij doen het nog anders.  Wij gaan met de bus.  Een beetje gewoontjes.  Niks revolutionairs.  Gewoon met de bus.  Niks meer.  Niks minder.
 
Sint-Petersburg telt zes miljoen inwoners.  Die moeten allemaal te slapen gelegd worden.  Dat dit onmogelijk lukt enkel in het centrum hadden we al vermoed.  Dat vage vermoeden wordt bevestigd op weg naar Peterhof.  Eénmaal buiten het centrum merken we de woonblokken op.  Slaapblokken, zo kunnen ze ook wel genoemd worden.  De architectuur van deze communistische torens laat zich niet onderscheiden door veel frivoliteit.  De appartementen werden gemaakt voor datgene wat zij moesten doen.  Die huisvestende taak vraagt geen tierlantijntjes.  Eentonige soberheid is troef in deze wijken.  Soberheid, die gevaarlijk dicht aanleunt bij tristesse.  In het communisme moet weinig levensplezier te vinden zijn.  Dat denk ik terwijl wij doorheen deze troosteloze centra rijden.
 
Tristesse mag niet al te lang aanhouden.  Om te vermijden dat men zelf besmet raakt.  Dat lijken de Russen toch begrepen te hebben.  In de buitenste gordel rond de stad proberen ze het anders.  Nog altijd zie ik blokken.  Toch is er dat ene verschil.  De Chinese bouwheren trachten wat meer moderniteit in het ontwerp binnen te brengen.  Variëren in die moderniteit lijkt nog steeds een stap te ver.  Maar de tristesse van voorheen lijkt hier toch enigszins te verdampen.  Internationale prijzen voor stadsvernieuwing zullen evenwel niet gewonnen worden.  Architecturale durf en bravoure moeten hier nog aangemoedigd worden.  Een mens leeft van hoop.  Diezelfde mens kan zich optrekken aan de wetenschap van Bredero.  Het kan verkeren.
 
De woonblokken laten we achter ons.  We passeren een ander bijzonder optrekje.  De zomerresidentie van Poetin.  Dit optrekje zouden we moeten kennen van de journaals.  Hier worden vaak wereldleiders ontvangen.  Diezelfde wereldleiders verblijven hier ook.  Vakantie en diplomatie lijken hand in hand te gaan op de G7-, G8- en G20 ontmoetingen.  Als Rusland aan de beurt is voor het organiseren van die ontmoetingen, gaat het feestje hier door.  Dat heeft zo zijn voordelen.  De residentie is bereikbaar via de Finse Golf.  Over het water.  De leiders hoeven het verkeer dus niet in de war te sturen.  Ze brengen de wereld al in de war.  Dat is meer dan genoeg.  De wereld mag best dol draaien.  Dat lijken we gewoon te zijn.  Daar hebben we ons al bij neergelegd.  Pas als het verkeer uitmondt in chaos, gaan we ons zorgen maken.  Want een stilstaande wagen in het verkeer lijken we niet te aanvaarden.  Een stilstaande wagen lijkt pas echt het einde van de wereld.  Daar kunnen die wereldleiders best niet aan raken.  Over het water dus, beste heren.
 
Sommige grasperkjes hebben net dat ietsje meer.  Ik denk aan het gras van Wimbledon.  Dat gras mocht en mag de grootste tennisspelers en- speelsters ontvangen.  Die spelers en speelsters mochten op dit gras het beste van hun kunnen showen.  Het gras van Poetins zomerresidentie kan best wel een concurrent zijn voor het Wimbledon gras in het streven naar de titel van ‘meest bijzondere meerwaarde’.  Op dit gras heeft Merkel gelopen.  Sarkozy.  Bush sr. en jr.  Obama.  Misschien moet ik aan onze chauffeur toch even vragen hier halt te houden.  Om mijn geschreven pleidooi voor een betere wereld persoonlijk in te dienen.  Een naïeve gedachte, ik weet het.  Maar wie niet waagt enzovoort enzoverder…
In een betere wereld lijkt Poetin nauwelijks geïnteresseerd.  Zo lijkt het wel.  Maar hij staat hierin niet alleen.  Andere wereldleiders blijken een even grote desinteresse te etaleren.  Al te zeer zijn zij in beslag genomen door tactische spelletjes.  Verdeel en heers, dat lijkt voor deze meesterstrategen de grootste betrachting.  Daarvoor moet het idee van een betere wereld even aan de kant.
 
In de Hermitage dachten we al een hoog aantal bezoekers gezien te hebben.  Maar dat lijkt slechts klein bier te zijn vergeleken met het Peterhof.  Hier staan we stil aan de ingang.  Hier schuifelen wij voort.  Traag.  Heel traag.  De processie van Echternach, zo lijkt het wel.  Het grote aantal bezoekers is buitensporig.  Het Russische Versailles lijkt hierop niet voorzien te zijn.  Toen bestonden nog geen cruiseschepen.  Dat is nu wel wat anders.  Vandaag liggen negen cruiseschepen in de haven van Sint-Petersburg voor anker.  Blijkbaar hebben die schepen los van elkaar beslist vandaag hun lading te droppen aan het Zomerpaleis van Peter de Grote.  Wij zijn hier niet alleen.  Geduld, dat zullen we moeten hebben.  Met een slakkengangetje wandelen we doorheen het gerenoveerde paleizencomplex.
 
 
 
Er diende wat gerenoveerd te worden.  De Tweede Wereldoorlog had zijn wrede sporen nagelaten.  Vlak voor de terugtrekking van de Duitse troepen worden vele paleizen opgeblazen.  De wraak van de verliezer, zo kan het misschien genoemd worden.  Strijdende partijen maken geen onderscheid tussen wat cultureel waardevol en minder waardevol is.  Oorlog oordeelt niet.  Oorlog vernietigt.  Doet enkel dat.  Cultureel erfgoed is in oorlogstijd van geen tel.  De vernielingszucht is onpeilbaar.  Onmeetbaar.
 
Onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog, in 1946, werd met de heropbouw gestart.  Als een bewijs van de Russische veerkracht.  De zomerresidentie zal als een feniks uit zijn as herrijzen.  Vele kunstschatten werden vóór de Duitse inval naar andere plaatsen weggevoerd of werden begraven in de tuin.  Bij de heropbouw worden die schatten teruggehaald of opgegraven.  Wat definitief verloren is, wordt nagebouwd.  Wordt nagemaakt.  Volgens de aloude technieken.  Een beroep wordt gedaan op het vakmanschap, dat de Russen in huis hebben.  Het Russische meesterschap kan zich hier botvieren.
 
 
Ik zou liegen als ik zou zeggen dat de zomerresidentie van Peter de Grote mij volledig koud laat.  Dat doet het niet.  Ongevoelig blijven bij een indrukwekkende Troonzaal, Balzaal, Audiëntiezaal of Staatsietrap is bijna onmogelijk.  Daarvoor zijn die zalen te indrukwekkend.  Te imponerend.  Toch vraag ik mij voortdurend af of deze ‘replica’ het oorspronkelijke ontwerp zou overtreffen of dat het toch slechts een magere kopie blijft.  Het blijft gissen.  Een antwoord is bijna onmogelijk.  Want wie kan zich het oorspronkelijke ontwerp nog herinneren.  Wie kan zich dat ontwerp nog voor de geest halen.  Niemand, denk ik.  Ik troost mij dan maar met de gedachte dat de ‘replica’ het origineel evenaart.  Of toch zeker benadert.  Dat is wat ik denk.  Wat ik hoop.
 
Niet enkel de gebouwen werden gerenoveerd.  Ook de tuinen moesten heraangelegd worden.  Want duizenden, eeuwenoude bomen waren tijdens de oorlog omgekapt.  Het ingenieuze hydrotechnische systeem, dat de vele cascades en fonteinen voedde, was vernield.  Dat alles moest aangepakt worden.  Over een tijdspanne van bijna vijftien jaar wordt het volledige complex (paleizen én tuinen) in ere hersteld.  Het complex kan weer schitteren.  Kan opnieuw toeristen ontvangen en hen het bewijs leveren van de Russische grootsheid.  Van één van de hoogtepunten uit de Russische geschiedenis.
 
 
 
Ik wandel doorheen die heraangelegde tuinen.  Ik zie bomen.  Bij elkaar geplaatste bomen die al te graag een bos willen zijn.  Dat zijn zij niet.  Wel hebben ze de ambitie.  Maar het net niet halen van die ambitie maakt deze tuinen bijzonder charmant.  Soms moeten wij niet kijken naar wat wij zien.  Soms moeten wij verder kijken.  Kijken naar wat het zou kunnen zijn.  Wat het zou kunnen worden.  Soms is de intentie of de mogelijkheid veel interessanter dan de realiteit.  Dat besef ik in deze tuinen.  Ik kijk naar bomen.  Ik zie een mogelijk bos.
 
Zonet had ik geschreven dat ik twijfelde of de replica het origineel kan evenaren.  Die twijfel wordt gevoed als ik beneden in de tuin sta.  Aan de fontein van Simson.  Aan het grote kanaal.  Ik kijk op naar het Paleis.  Een prachtig, adembenemend uitzicht.  Maar toch is er een smet op dat uitzicht.  Dat uitzicht wordt aangetast.  Door die bladgouden beelden.  Het zou kunnen dat ik te kritisch ben.  Dat zou kunnen.  Toch wil ik het kwijt.  Die beelden zijn net iets te proper.  Het lijkt onnatuurlijk.  Het zou mooier geweest zijn indien de beelden toch een klein beetje zouden zijn aangetast door de weersomstandigheden.  Indien de weergoden reeds hun stempel hadden gedrukt op deze beelden.  Dan pas zou het echt zijn.  Dan pas zou het authentiek zijn.  Nu lijkt het te nieuw.  Te afgelikt.
 
 
Met die bedenking in mijn hoofd keren wij terug naar Sint-Petersburg.  Om daar tot een verrassende vaststelling te komen.  Wij blijven nog één nacht in Sint-Petersburg.  Deze morgen hadden we reeds onze koffers gepakt.  Wij waren vertrekkensklaar.  Maar dat hoeft niet.  Wij blijven nog.  Opnieuw kunnen we de stad in.  Deze avond kunnen we de dingen ontdekken, die we nog niet hadden gezien.  Misschien toch nog een balletvoorstelling?
 
Wij konden naar Anna Karenina.  Ik had het boek van Leo Tolstoj nooit gelezen.  Te lijvig.  Te dik.  Ik ben een luie lezer.  Of neen, dat oordeel is te hard.  De gedachte dat een te dik boek mij weghoudt van andere te lezen boeken is ondraaglijk.  Dikke boeken houden mij te lang gegijzeld.  Daarom verzaak ik aan te grote formaten.  Nu heb ik evenwel de kans om een samenvatting van het boek te lezen.  Via de bewegingen van ballet.  Dansers en danseressen zullen mij het hele verhaal vertellen.  Helaas.  Kaartjes zijn niet meer beschikbaar.  
 
Wij werken een alternatief plan uit.  Ons ‘plan de campagne’ is snel klaar.  Wij trekken naar de Petrus- en Paulusvesting.  Naar de oorsprong van de stad.  Naar die plek van waaruit Peter de Grote zijn stad uitbouwde.  Wij kunnen met de metro naar die plek.  Toch doen wij het niet.  Wij gaan te voet.  De stad is gemakkelijk ‘bewandelbaar’.  Toch het centrum.  Alles ligt op loopafstand.  Wij gaan de Neva over.  Via de Paleisbrug.  Langs de Rostra zuilen, de oorspronkelijke vuurtorens van de stad.  Lang blijven wij hier niet hangen.  Wij hebben een doel.  Daar moeten wij heen.
 
 
Wij gaan door naar de Petrus- en Paulusvesting.  We komen binnen langs de achterdeur.  Gaan buiten langs de voordeur, de Petruspoort.  De wereld op zijn kop.  Maar op vakantie mag alles wel eens op zijn kop gezet worden.  Afwijken van het gewone normale is dan bijna een must.  We betreden de vesting, die oorspronkelijk werd gebouwd als verdedigingspunt tegen een mogelijke aanval van de Zweedse Marine.  Later werd de vesting omgeturnd tot een gevangenis voor politieke gevangenen.  De eerste die hier werd opgesloten was de zoon van Peter de Grote.  Later zouden hier ook Dostojevski en Gorki ‘gehuisvest’ worden.  In 1924 werd de gevangenis gesloten en werd de vesting ingericht als een museum.

 
De Petrus- en Pauluskathedraal, de eerste stenen kathedraal van de stad, kunnen wij niet binnen.  Er zijn festiviteiten aan de gang.  Dat is jammer.  Bijzonder jammer.  Een laatste groet brengen aan Peter de Grote kunnen we niet doen.  Ook de overige tsaren en tsarina’s na Peter de Grote kunnen we niet groeten.  Het had nochtans gekund want in deze kathedraal liggen ze allemaal begraven.  Zelfs Nicolaas II, de laatste tsaar van Rusland, werd hier begraven samen met zijn familie.  Dat gebeurde evenwel pas in 1998.  Nadat hun overblijfselen werden opgegraven bij Jekaterinenburg en naar deze plek werden overgebracht.
 
 
Aan het graf van Peter de Grote kunnen we niet staan.  Toch kunnen we bij hem op de schoot.  Beeldhouwer Sjemjakin maakte een beeld van deze staatsman.  Het beeld getuigt weinig van dat staatsmanschap.  Weinig flatterend, zo zou ik het omschrijven.  Een te klein hoofd.  Een te groot lichaam.  Te lange vingers.  Het eigenlijke beeld vind ik op zich best wel mooi en grappig.  Maar mag een tsaar als grap gebeeldhouwd worden? Eén ding is zeker, het kunstwerk mag best wel controversieel genoemd worden.  Net als bij elke controverse zijn er voor- en tegenstanders.  Ik ben voorstander.  Omdat ik meen dat het grote staatsmanschap best wel mag gerelativeerd worden.  Tegen de schenen van machthebbers mag al eens geschopt worden.  Moet zelfs geschopt worden.  Het houdt hen alert.  Het doet hen begrijpen voor wie zij het allemaal doen.

 
Controverse trekt aan.  Maakt die nieuwsgierigheid wakker.  Iedereen wil dat beeld nu wel zien.  Wil die controverse aanraken.  Betasten.  Vooral dan die lange vingers.  Dat zou geluk brengen.  Ik stond ook bij dat beeld.  Ik raakte ook die vingers aan.  Om zo een extra portie geluk te tanken.  Een tikkeltje extra kan nooit kwaad.
 
Vóór we de vesting binnengingen, zag ik tegenover de ingang het Artilleriemuseum.  Aan de toegang tot dat museum stonden raketten en allerhande geschut.  Tentoongesteld.  Uitgestald.  Vanop afstand keek ik naar de redenen van die gekke wapenwedloop.  Ik keek naar de redenen waarom het Westen meende zich te moeten bewapenen.  Het Westen moest gelijke tred houden met het Oosten.  Zo werd het ons toch verteld.  Nucleaire dreiging als mogelijke afschrikking van de tegenstander.  Bij de toegangspoort tot de vesting keek ik naar de redenen waarom ik mee stapte in de grote rakettenbetoging.  Vijftien jaar was ik toen.  ‘Godverdomme, weg die bommen’, herhaalde ik toen luidop de slogan van de betoging.  Het maakte niet uit van wie de bommen waren.  Aan welke kant de raketten stonden.  Ik voelde gewoon aan dat kernwapens geen goed idee waren.  Mijn kleine bijdrage heeft niet geholpen.  De raketten werden toch geplaatst.  Kruisraketten kwamen naar Florennes.
 
Na die ene betoging stapte ik nooit meer mee in een protestmars.  Alsof ik het geloof ben verloren in de kracht van betogen.  Ik weet dat het nochtans noodzakelijk is.  Vooral in deze tijden.  Vooral nu.  Ik droom van een betere wereld.  Van een andere wereld.  Ik weet dat het goed staat om tegen globalisering te pleiten.  Ik ben niet tegen globalisering.  Wel ben ik tegen de manier, waarop die globalisering vandaag wordt ingevuld.  Er moet gecorrigeerd worden door een sterke en aanwezige overheid.  Die overheid moet niet weggeduwd en uitgesloten worden, zoals nu al te vaak gebeurt.  Die overheid moet op het voorplan treden om eindelijk opnieuw de rol van dirigent op zich te nemen.  Het verzet van Paul Magnette tegen het CETA-vrijhandelsakkoord werd weggelachen.  Maar hij had gelijk.  Sociale rechten moeten in dat akkoord ingeschreven staan.  Bescherming van het milieu moet een topprioriteit zijn in dat akkoord.  Ik kan doorgaan.  Blijven doorgaan.  Maar we zijn op vakantie.  Rust in mijn hoofd, dat heb ik nodig.
 
 

 
Die rust vind ik in de Petruskerk, een Evangelisch-Lutherse kerk.  Er is net een concert begonnen.  Een orgelrecital.  Wij zetten ons op een bankje.  Laten ons volstromen met muziek terwijl wij de film over Sint-Petersburg even terugspoelen in ons hoofd.  De beelden komen voorbij en brengen die gezochte rust.  Kerken kunnen wonderen doen.  
 
Het had nochtans weinig gescheeld of wij hadden deze kerk nooit gevonden.  Het had weinig gescheeld of deze kerk was vernietigd.  Verdwenen.  U hoeft niet vreemd op te kijken.  Een gepubliceerde lijst uit 1992 van alle cultusgebouwen (huiskerken, kloosterbidhuizen, kerkhofkapellen, …) in Sint-Petersburg vermeldt 56 bewaard gebleven, 331 grotendeels verwoeste en 372 geheel verloren gegane bidhuizen.  Het voortbestaan van deze kerk heeft aan een zijden draadje gehangen.  In het Sovjettijdperk werd de kerk ontheiligd en omgevormd naar een zwembad.  Op de plaats van het altaar kwam een duiktoren.  Pas in 1997 werd de kerk opnieuw ingehuldigd en ingezegend.  In die kerk zitten wij vandaag.  In die kerk komen wij vandaag tot rust.  Opnieuw kunnen wij kijken naar een altaar.  De herinneringen aan een duiktoren zijn weg.  De heerlijke muziek verdrijft de herinneringen aan die wrede geschiedenis.  Bijna dommelen wij in.  
 
Het is onze laatste dag in Sint-Petersburg.  Onze laatste avond.  Nog een laatste keer passeren wij voorbij de synagoge.  Op weg naar ons hotel.  Een laatste keer houden wij halt.  Een laatste keer vragen we of we binnen mogen.  Dat doen we nu de derde keer op rij.  Elke avond passeerden wij.  Elke avond vroegen wij om binnen te mogen.  De man, die aan de ingang waakt, moet ons intussen wel kennen.  Dat blijkt nochtans niet uit zijn kordate weigering.  Geen glimlach.  Enkel een nors hoofdschuddende weigering.  Derde keer, goede keer? Ditmaal niet.  Helaas.
 
Mijn reisverhaal Rusland.  Dag 5: Sint-Petersburg – Novgorod.  Te lezen op donderdag 28/09/2017.
 

donderdag 14 september 2017

Uitgelezen: Landlopersblues. Brief aan Louis van Dievel.

Beste Louis,
 
Iedereen kent hem in Gent.  Zakkenman.  Heel waarschijnlijk is hij de meest gekende dakloze in het Gentse.  Jawel, hij is een landloper.  Een vagebond.  Bijna elke dag kom ik hem wel ergens tegen.  In een winkelstraat.  Op een plein.  Doelloos voor zich uit starend zwerft hij rond.  Met in zijn handen oneindig veel zakken.  Niemand die weet wat er in die zakken zit.  Maar ze maken hem tot hoe hij wordt genoemd.  Zakkenman.  Vaak heb ik de neiging te stoppen als ik hem zie.  Hem aan te spreken.  Om hem die ene Jambersvraag te stellen.  Waarom? Ik vermoed achter die vraag een geschiedenis van verlies.  Een triest verhaal.  Toch vraag ik het hem niet.  Ik fiets gewoon door.  Een volgende keer, denk ik terwijl ik van hem wegfiets.
 
U stelde zich ook die vraag.  Met dat ene verschil.  U ging op zoek naar antwoorden.  Die vond u op het kerkhof in de Kolonie van Merksplas.  Op dat kerkhof liggen duizenden landlopers begraven.  Naamloos.  Enkele van hen laat u aan het woord.  Acht van hen geeft u een stem.  Bij leven vormden zij de vertellersclub.  Aan elkaar vertelden zij hun verhalen.  Hun geschiedenis.  Dat kon.  Dat mocht.  Enkel insiders konden het begrijpen.  Tegenover buitenstaanders werden de lippen op elkaar gehouden.  Tegenover de buitenwereld hielden zij het beeld van de vrijgevochten mannen in stand.  Mannen, die volop en ongeremd genoten van de absolute vrijheid.
 
Die omerta houdt geen stand op het kerkhof.  De overledenen worden uitgedaagd.  Door de kleindochter van één van de landlopers, begraven op het kerkhof.  Zij gaat op zoek naar de geschiedenis van de familie.  Een verborgen geschiedenis.  Een geschiedenis, waarover enkel fluisterend gesproken wordt.  Vezelend.  Het verhaal blijft steken in veroordelende vaagheid.  De kleindochter gaat op zoek naar antwoorden.  Naar het volledige verhaal.  Zodat zij eindelijk zelf kan oordelen.  Zodat zij eindelijk zelf kan begrijpen.
 
Voor het graf van haar grootvader legt zij de gevonden puzzelstukjes voor aan haar grootvader.  Een spel van vraag en antwoord ontspint zich aan het graf.  De overledenen beginnen te vertellen.  Aangestoken door de vragen van de kleindochter.  Door de beschuldigingen van de kleindochter.  Veilig verborgen in hun graf durven zij het eindelijk aan hun verhaal te vertellen.  Aanvankelijk nog voorzichtig.  Maar naarmate de kleindochter blijft komen, valt die voorzichtigheid weg.  Om bij het allerlaatste bezoek uit te monden in een ware biecht.  In die biecht wordt niet meer gezocht naar verschoning.  Naar excuses.  Het is alsof de kleindochter elk van hen een spiegel voorhoudt.  Hen dwingt in die spiegel te kijken.  Hen te zien zoals zij werkelijk zijn.  Geen fabeltjes.  Geen zoethoudertjes.  De naakte waarheid.  De ontnuchtering.  Enkel dat.  Niks meer.  Niks minder.
 
Het klinkt ongeloofwaardig.  Toch wil ik het geloven.  De stilte van een kerkhof kan antwoord bieden.  Op voorwaarde dat er enige luisterbereidheid is.  Dat men zich niet afsluit.  Een kerkhof kan helend werken.  Ik wil het geloven.  In die mate zelfs dat ik mij betrokken partij voelde.  Niet de kleindochter was het aanspreekpunt.  Ik zelf was dat aanspreekpunt.  De landlopers richtten zich tot mij.  Ik stond aan het graf.  De kleindochter was mijn reisgezel.  In mij kwam die verscheidenheid van de personages tot dat ene gemeenschappelijke.  In hun eerste leven onderscheidden zij zich van elkaar.  Zij waren kleiputter, havenarbeider, forain, kermisattractie, boerenknecht, pooier of dief.  In hun tweede leven waren zij allen landloper.  Eén moment in het geleefde leven was bepalend.  Verbande hen naar een wereld van serveuses en hoeren.  Naar een wereld van goedkope hotelletjes en bruine kroegen.  Naar een wereld van orgieën en drinkgelagen.  Aan mij vertellen zij hun verhaal.  In een onguur taaltje.  In een ongekuist taaltje.  
 
Ik lees uw verhaal.  Ik denk aan zakkenman.  In zijn ogen lees ik geen vrijheid meer.  Gevangenschap, dat is wat ik zie.  Ik zie een man, veroordeeld tot een landlopersbestaan.  Tot een leven gekomen, gedwongen door omstandigheden.  Omstandigheden, die hij ondergaat.  Die hij weigert aan te pakken.  Het leven van landloper is geen keuze.  Het is een vlucht.  Het is een opgave.  Het is een excuus.  Een excuus om niet te hoeven leven.  Om verantwoordelijkheden uit de weg te gaan.  Om problemen te ontkennen.  Dat lees ik in de laatste ontboezemingen van Pol Vervoort, één van de acht.  Is het dan lafheid? Kan het zo genoemd worden? Ik weet het niet.  Is het falen? Mag het zo genoemd worden? Ik weet het niet.  
 
Wat ik dan wel weet? Weinig.  Ik weet enkel dat Landlopersblues een prachtig boek is.  Een beklijvend boek.  Een boek dat ons laat kennismaken met landlopers.  Met daklozen.  Met een categorie van mensen, waar wij in het dagelijkse leven in een te wijde bocht om heen lopen.  Het is een boek dat ons dichter bij begrip brengt.
 
Beste Louis.  Ik wil u danken voor dit boek.  Voor deze reis naar een mij onbekende wereld.  U was een formidabele gids.
 
Met vriendelijke groeten.
 
PS: Bij het dichtklappen van het boek valt mij iets te binnen.  Ik had net een ticket gekocht voor de theatertournee ‘Liefde en Devotie’ van Guido Belcanto.  Ik sloeg het boek dicht en wist het meteen.  Landlopersblues en Guido Belcanto moeten samengebracht worden.  De verhalen van de acht landlopers moeten op muziek gezet worden.  Dat is wat moet gebeuren.  Wie zou dat beter kunnen dan Guido Belcanto, de keizer van het levenslied.  Want dat is wat elk van die verhalen is, een levenslied.  Ik bedoel dat niet denigrerend.  Ik zegt het met het volle respect, dat die muziek verdient.  Guido Belcanto en Landlopersblues, het zou mooi zijn.

dinsdag 12 september 2017

Mijn reisverhaal Rusland. Dag 3: Sint-Petersburg.

Vandaag zal het de dag van de kerken worden.  De dag van de kathedralen.  Gisterenavond hebben wij ons lijstje opgesteld.  Vandaag werken we dat lijstje af.  Eén voor één.  Onze doelen voor vandaag zijn gezet.  Wij kunnen aan de slag.
 
Het hotel biedt een pendelbus aan.  Die bus zou ons naar het Sennaya Plein brengen.  Op dat punt komen verschillende metrolijnen samen.  Van daaruit kunnen we dan uitzwermen.  Dat was het plan.  Alleen hadden we de vertrekuren van die pendelbus niet echt nagekeken.  Wij stellen vast dat we een half uurtje te vroeg zijn.  Dat we dus een half uurtje moeten wachten.  Dat zouden we kunnen doen.  Dat hadden we heel waarschijnlijk ook gedaan ware het niet dat … De receptioniste moedigt ons aan te voet te gaan.  Het hele centrum en alle bezienswaardigheden zijn op wandelafstand.  Dat centrum is gemakkelijk af te stappen.  Dat verzekert zij ons.  Wij geloven haar.  Laten ons overtuigen.  Wij gaan te voet.
 
Wij beginnen met een bezoek aan de Isaäkskathedraal.  Het hoeft niet te verbazen dat wij deze kathedraal uitkiezen als vertrekpunt voor onze wandeling.  Zijn gouden koepel is prominent aanwezig in het stadsgezicht van Sint-Petersburg.  Ere wie ere toekomt.  Bovendien zijn wij bijzonder nieuwsgierig naar deze kathedraal.  Deze kathedraal waaraan een indrukwekkend cijferverhaal is verbonden.
 
 
 
Deze kerk bewijst dat de derde keer niet altijd de goede keer is.  Pas bij een vierde poging wordt de kerk eindelijk afgewerkt en blijkt iedereen tevreden met het resultaat.  De kathedraal staat er.  De kathedraal mag er blijven staan.  Dat is ooit anders geweest.  De eerste kerk bleek niet in overeenstemming te zijn met de architectuur van de stad.  Daarom werd een nieuwe gebouwd.  De plek voor deze nieuwe kerk bleek slecht gekozen.  De muren begonnen te barsten ten gevolge van grondverschuivingen.  Een brand tenslotte verwoestte de volledige kerk.  Een nieuwe kerk moest nog maar eens gebouwd worden.  Om onverklaarbare redenen moest de architect de stad verlaten en werd de bouw niet voltooid.  Uiteindelijk werd in 1819 gestart met de bouw van de huidige kerk.  Tussen de eerste en de huidige kerk ligt een tijdspanne van net iets meer dan honderd jaar.  
 
 
 
De bouw van de kerk zelf duurde veertig jaar.  Dat lijkt heel wat.  Toch kan een verklaring gegeven worden voor deze tijdsduur.  Enkel en alleen de funderingswerken duurden vijf jaar.  Het vergulden van de koepels en de kruisen van de kathedraal duurden dan weer acht jaar.  Dat alles samen is al dertien jaar.  Nu zou u kunnen denken dat zevenentwintig jaar voor de eigenlijke bouw toch wel bijzonder lang is.  U zou kunnen gaan twijfelen aan de arbeidsethos van de Russen.  Misschien zou u de Russische arbeiders kunnen verdenken van enige luiheid.  Indien u dat zou denken, wil ik u toch wel tegenspreken.  De Franse architect Montferrand had hoge achting voor de arbeiders.  Hij loofde hen om hun vakmanschap.  Bovendien was hij uitermate gecharmeerd door hun eerlijkheid, moed en geduld.  
 
Die lofzang overtuigt misschien niet.  Al te zeer betrokken bij het project kan de objectiviteit van de architect vertroebeld raken.  Misschien dan maar een ander verhaaltje.  Vierhonderdduizend arbeiders werkten aan de bouw van de kerk.  Dat deden ze van maandag tot en met zaterdag.  Van zonsopgang tot zonsondergang.  Enkel de zondag mocht gerust worden.  De arbeidsomstandigheden waren erbarmelijk.  De huisvesting was triest.  De arbeiders waren ondervoed en slecht gekleed.  Ongevallen op de werf waren schering en inslag.  Ondanks al die kommer en kwel werd het werk niet neergelegd.  De arbeiders stonde op.  Gingen aan het werk.  Elke dag opnieuw.  Het bouwen gingen gewoon voort.  Luie arbeiders? Ik denk het niet.  Uitgebuite arbeiders? Ik denk het wel.  
 
Die uitbuiting van de arbeidende klasse is geen exclusiviteit van de Isaäkskathedraal.  Ik kijk om mij heen.  Ik kijk om mij heen als ik doorheen Sint-Petersburg wandel.  Ik zie paleizen.  Herenhuizen.  Theaters.  Kerken.  Ik zie grootsheid.  Ik zie praal en pracht.  Ik kan niet anders denken dat die gehechtheid aan buitenissige luxe in zich de kiem voor revolutie moet dragen.  Meewerken aan die luxe om dan onderdrukt en uitgebuit te worden, het moet om reactie vragen.  Om een krachtdadige reactie.  Dat is wat ik denk.
 
Met die gedachten in mijn hoofd stap ik door naar de Opstandingskerk.  Dit is een kerk met vele namen.  De officiële benaming luidt de Kerk van de Wederopstanding van Jezus Christus.  Andere namen zijn de Kerk van de Verlosser op het Bloed en de Heiland op het Verspilde Bloed.  Al die namen kunnen al eens voor verwarring zorgen.  Maar wij blijven bij de les.  Laten ons niet om de tuin leiden.  Wij gaan recht op ons doel af.
 

 
 
Hier zijn het niet de arbeidsomstandigheden die om mijn aandacht vragen.  Wel eist een moordaanslag diezelfde aandacht op.  Op deze plek kwam tsaar Alexander II om het leven bij een aanslag.  Deze tsaar was één van de grote hervormers.  Hij verbeterde de rechtspraak.  Verkortte de legerdienst van vijfentwintig naar vijftien jaar.  Voerde hervormingen door in het onderwijs.  Richtte nieuwe universiteiten op.  Verbeterde de opleiding van de clerus.  Verminderde de willekeur van de bureaucratie en de politie.  Schafte het lijfeigenschap af.  Kort samengevat, hij veranderde Rusland van een politiestaat in een rechtsstaat naar Europees model.  Toch bleek dit alles niet goed genoeg.  Onder het Russische volk bleken toch nog misnoegden aanwezig.  De hervormende tsaar werd vermoord door de Wil van het Volk, een extreemlinkse terreurgroep.  
 
Op de plek van de aanslag staat een schrijn met op de bodem van de kist de ronde keien waarop het bloed van de tsaar heeft gevloeid.  Ik heb gekeken.  Ik heb geen bloed gezien.  Ik moet wel bekennen, ik heb slechts vluchtig gekeken.  Heel snel.  Ik werd al te zeer afgeleid door het interieur van de kerk.  Door de drukke decoratie.  Zevenduizend vijfhonderd vierkante meter van de kleurige kerk is bedekt met mozaïek.  Ik kan u zeggen, dat maakt indruk.  Dat leidt af.  Het duurt een behoorlijk tijdje om alles gezien te krijgen.  Ik kijk omhoog.  Ik kijk links.  Ik kijk rechts.  Ik draai om mij heen en ik kijk.  Naar kleurrijke tekeningen.  Tekeningen, die na verwaarlozing in de Sovjettijd, door dertig kunstenaars werden gerenoveerd.  De renovatie duurde vele jaren maar het resultaat is adembenemend.
 
 

 
Buitengekomen draai ik mij nog even om.  Ik waan mij in Euro Disney.  Ik denk aan het Kasteel van Doornroosje.  Het kan oneerbiedig klinken maar de gelijkenissen zijn er.  De grote massa toeristen binnenin de kerk verhogen nog eens dat pretparkgehalte.  Toch staan deze verwarrende indrukken niet in de weg om het bouwwerk op zijn waarde te schatten.  Op zijn juiste waarde.  Een kerk moet enige kleurrijke speelsheid kunnen verdragen.  Door die speelsheid komt de hemelse goddelijkheid dichterbij.  Afstanden worden op die manier verkleind.  De opname in de hemel wordt zo plots een bereikbaar ideaal voor de gelovige.  Laat alle kerken lijken op slagroomtaarten, het volk zal terugkeren naar zijn stal.
 
 
Alle wegen leiden naar Rome.  Dat wordt wel eens gezegd.  Aan die uitdrukking moet ik denken als ik voor de Kazankathedraal sta.  Die kathedraal lijkt verdomd veel op de Sint-Pietersbasiliek in Rome.  Goede ideeën worden gekopieerd.  Dat is altijd al zo geweest.  Ook hier heb ik dat gevoel.  De inrichting van de kerk is dan weer sober.  Ingetogen.  Die sobere ingetogenheid vormt een heuse tegenstelling met de vorige kerken, die wij vandaag bezochten.  Toch heeft de kerk dat ene extraatje.  Dat ene extraatje dat lange wachtrijen veroorzaakt.  Als de inrichting onvoldoende overtuigt, moet gezocht worden naar andere middeltjes om volk aan te trekken.  Dat middeltje is de icoon van Onze Lieve Vrouw van Kazan.  Om dat icoon te mogen bewonderen en te mogen kussen, moet men aanschuiven.  Een tijdje aanschuiven.  Men moet zich enige moeite getroosten om voor die Lieve Vrouw van Kazan te mogen verschijnen.  Ik weet niet of veldmaarschalk Koetoezov zich ook al die moeite moest getroosten.  Ik durf te vermoeden dat hij een voorkeursbehandeling zal gekregen hebben.  Als een echte VIP zal hij naar voren geloodst zijn.  Om daar de hulp af te smeken.  Napoleon was in 1812 Rusland binnengevallen.  Hij had Moskou bezet.  Wat kan een Russische veldmaarschalk dan nog doen? Juist.  Hij kan zich wenden tot de hogere machten.  Hen vragen om de nodige hulp.  Het korte bezoekje moet geholpen hebben.  De smeekbede moet verhoord zijn.  Koetoezov overwon Napoleon en achtervolgde hem tot bij Parijs.
 
 
De icoon van Onze Lieve Vrouw van Kazan had haar waarde bewezen.  De kathedraal kreeg een andere functie.  Het werd een monument van de overwinning.  Voor de kathedraal kreeg veldmaarschalk Koetoezov een standbeeld.  De redder van Rusland had eeuwige roem vergaard.  Dan eindig je op een sokkel.  Op die sokkel wordt de redder ondergekakt.  Door duiven.  Zo gaat het steeds weer.  Helden moeten herinnerd worden in steen.  In steen moeten zij bekakt worden.
 
U zou kunnen denken dat een monument van de overwinning het nodige respect verdient.  Dat een dergelijk monument onaantastbaar is.  Als u dat denkt, denkt u verkeerd.  De status van kerken in Rusland lijkt kritiek te zijn.  Aan die status kan al eens iets veranderd worden.  Zo ook met de Kazankathedraal.  Na de Russische Revolutie werd de kathedraal gesloten.  Pas in 1932 werd de kerk heropend.  Haar oorspronkelijke functie was zij kwijt.  Een nieuwe functie werd haar toebedeeld.  De kerk deed nu dienst als Atheïsme Museum.  Een ergere speling van het lot kan een mens zich nauwelijks indenken.  Van een religieuze plek naar een plek waar diezelfde religiositeit wordt afgezworen.  Het kan snel gaan.  Uiteindelijk werden na de val van de Sovjet-Unie (in 1998) opnieuw erediensten gehouden in de kerk.  In 2002 werd de kerk teruggegeven aan de Russisch-Orthodoxe Kerk.  God blijkt dan toch aan het langste eind te trekken.  Zo lijkt het wel.
 
Wij kunnen twijfels hebben omtrent het bestaan van God.  Omtrent het nut en de waarde van religie.  Dat alles kan.  Net zozeer kunnen we twijfels hebben omtrent reisgidsen.  Omtrent schrijfsels, neergeschreven in reisgidsen.  Omtrent beloftes, gemaakt in diezelfde reisgidsen.  Zo gaan wij op basis van onze reisgids naar Malaja Sadovaja Oelitsa.  Een kleine voetgangerszone.  Een zeldzaamheid in Sint-Petersburg.  Dat deel van het verhaal blijk te kloppen.  Wij worden niet gestoord door enig verkeer.  Rust kunnen we hier ervaren.  Het is dat andere deel van het verhaal, waarmee ik het moeilijker heb.  Deze zone wordt aangeprezen als een aangenaam straatje vol met kunstwerken.  Het aangename karakter heb ik niet gevoeld.  De kunstwerken heb ik niet gezien.  De impact van de tijd kan groot zijn.  Daarom heb ik het even gecontroleerd.  Mijn reisgids werd uitgegeven in 2015.  Op nog geen twee jaar tijd kan geroemde glorie al vergaan.  Dat bewijst deze straat.
 
Ik zou dat ommetje zonde van de tijd kunnen vinden.  Dat doe ik niet.  Want dat ommetje bracht mij naar de levensmiddelenzaak Eliseevski.  Deze zaak is een pareltje.  Je hoeft niet noodzakelijk naar deze zaak om voedingswaren in te kopen.  Deze zaak kan je evenzo aandoen omwille van de architecturale pracht.  Hier kan een mens zich vergapen aan de glas-in-loodramen.  Aan de bronzen lampen.  Aan de spiegels en de luchters.  Hier stap je geen zaak binnen.  Hier stap je een feest binnen.  Een feest in style moderne.
 
 
 
Blijkbaar heb elk nadeel dan toch zijn voordeel.  Want dat ene straatje bracht mij niet enkel naar die fantastisch mooie zaak.  Ik kwam zo ook tot bij het Ostrovskovoplein.  Of park.  Ik kwam niet enkel tot bij het park.  Ik kwam zelfs in het park.  Met centraal in dat park een beeld van Catharina de Grote.  Aan haar voeten enkele minnaars van die historische dame.  Roddelbladen bleken in die tijd nog niet te bestaan.  Roddelbeelden bleek toentertijd in de mode te zijn.  De recentste ‘gossip’ kon toentertijd afgelezen worden van een standbeeld.  Een oplettend voorbijganger kon zo het laatste nieuwtje meepikken naar huis.  Alhoewel, dat laatste nieuwtje moet enigszins gerelativeerd worden.  Het houwen van een beeld doe je niet zo maar op een uurtje.
 
Maar ik zit in het park.  Op een bankje.  Ik besef dat een stad parken nodig heeft.  Niet slechts één park.  Wel meerdere parken.  Groene longen zijn onontbeerlijk.  Om tot rust te komen.  Ik kan u zeggen dat Sint-Petersburg vele parken heeft.  We hebben al enkele gedaan.  Aan de Bronzen Ruiter.  Aan de Opstandingskerk.  Aan het beeld van Catharina de Grote.  In die parken hebben we datgene gedaan wat elke mens het liefste doet.  Niet elke mens zal het openlijk willen toegeven.  Sommigen zullen het liever voor zichzelf houden.  Maar iedereen doet het.  Dat weet ik zeker.  Iedereen kijkt naar de medemens.  Stilletjes kijkt hij of zij naar dat meest vreemde wezen uit de hele schepping.  Dat meest komische wezen uit de hele schepping.  Ik kijk en glimlach.  Ik kijk en prijs mij gelukkig hier te mogen rondwandelen.  Hier, op deze aardkloot.
 
Vanuit het park wandel ik door naar de Rossistraat.  Ik wil er enkel heen omwille van dat ene folietje.  De straat werd ontworpen door architect Carlo Rossi.  Deze Italiaan is geen onbekende in Sint-Petersburg.  In deze stad is hij verantwoordelijk voor vele gebouwen.  Gebouwen zoals het Michailovskikasteel, het Aleksandrinskitheater en het Generale Stafgebouw dragen zijn signatuur.  Aan die architect werd gevraagd de naar hem genoemde straat in te richten.  Hij aanvaardt de uitdaging.  Het resultaat is een architectonisch meesterwerk.  De straat bestaat uit twee bijna identieke gevels.  Tweehonderd tweeëntwintig meter lang.  Tweeëntwintig meter hoog.  Tweeëntwintig meter breed.  In de afmetingen schuilt een frivool spel met de getallen.  Ik ben er doorheen gewandeld.  Het is vreemd.  Het lijkt alsof je in een spiegel kijkt.  Want in die spiegel zie je het evenbeeld.  Ik moet naar de overkant van de straat.  Om te voelen of die gevel echt is.  Om de gedachte aan een spiegel weg te nemen.  De spiegel staat er niet.  De gevel is echt.  Best knap.
 
Is deze straat een omweg waard? Ik weet het niet.  Wij waren in de buurt.  Wij gingen zien.  Zo kwamen wij ook langs de beroemde Vaganova balletacademie.  Aan deze academie kreeg Noerejev zijn opleiding.  Net als Nijinsky.  Dichter bij het hoofdpersonage van Vaslav, één van de boeken van Arthur Japin, kan ik niet komen.  In de stad zijn vele herinneringen aan meesterwerken uit de Russische literatuur.  Zoals het huis van de woekeraarster.  Uit het boek van Fjodor Dostojevski, Misdaad en Straf.  Ondanks de veelheid aan Russische literaire meesterwerken bots ik in deze stad toch op een link naar de Nederlandse literatuur.  Best grappig, toch?
 
We eindigen onze dag in een winkelgalerij, Pont Rouge.  Grootstad en winkelen, het hoort samen.  Zij kunnen niet losgekoppeld worden.  Als een te sterk team zijn zij aan elkaar vastgeklonken.  We kunnen er niet om heen.  Ook wij moeten shoppen.  Wij springen dus heel even binnen in deze galerij.  Niet om te kopen.  Wel om te staren.  Want wij weten al snel, dit is geen spek voor onze bek.  De prijskaartjes doen ons duizelen.  Wij beseffen, dit is luxe.  Buitensporige luxe.  Voor die enkele minuten wentelen wij ons in die luxe.  Wij laten ons niet verleiden.  Zelfs niet door een ‘betaalbaar’ kleinigheidje.  Wij zijn wijs.  Ik kijk rond en stel mij die ene vraag.  Of geld werkelijk gelukkig maakt.  Zouden wij gelukkiger zijn als wij Pont Rouge buitenstappen met zakken vol kledingstukken? Met gemerkte stukken? Met designstukken? Ik denk het niet.  Meer nog, ik weet zeker van niet.  Een mens heeft slechts geld nodig tot een bepaald niveau.  Een niveau dat zijn belangrijkste levensbehoeften dekt.  Alles wat boven dat niveau uitstijgt, maakt ons niet gelukkiger.  Het kan handig zijn.  Dat zal ik niet ontkennen.  Maar een bijdrage tot volmaakter geluk schenkt het niet.  Ik las dit ooit in hét standaardwerk over geluk: Geluk, The World Book of Happiness van Leo Bormans.  Daaruit put ik mijn geruststellende hoop.
 
 
Met diezelfde geruststellende hoop kruip ik ‘s avonds in bed.  Alweer een mooie dag.  Alweer een vermoeiende dag.  Tijd om te dromen.

Mijn reisverhaal Rusland.  Dag 4: Sint-Petersburg.  Te lezen op dinsdag 19/09/2017.