dinsdag 23 oktober 2018

Mijn reisverhaal Iran. Dag 8: Shiraz.

Shiraz.  De stad van de bloemen en de nachtegalen.  De stad van de dichters en de literatuur.  Zo wordt de stad vaak genoemd.  Recent kreeg de stad nog een ander troetelnaampje.  De stad van de neuscorrecties.  De stad van de haarimplantaten.  De stad van de oogoperaties.  De jongste jaren is plastische chirurgie een booming industrie geworden.  Plastische chirurgie is bij de Iraniërs het nieuwste statussymbool geworden.  Het wordt gezien als een bewijs van rijkdom.  Van welvaart.  Over deze ingrepen wordt niet geheimzinnig gedaan.  Integendeel.  Iraniërs willen het aan iedereen tonen.  Een pleister op de gecorrigeerde neus wordt met fierheid gedragen.  Lange tijd na de ingreep blijft de pleister hangen.  
 
Om de populariteit van de plastische chirurgie te duiden, kan ik misschien een cijfer meegeven.  Per jaar worden niet minder dan tweehonderdduizend Iraanse neuzen kleiner gemaakt en voorzien van een topje dat naar boven wijst.  Het zou een boost geven aan het zelfvertrouwen.  Het zou de aantrekkelijkheid in gunstige zin moeten beïnvloeden.  Over dat laatste heb ik zo mijn twijfels.  Ik heb rondom mij gekeken.  Ik heb naar die gecorrigeerde neuzen gekeken.  Ik heb mijn twijfels.  Een verbetering zou ik het niet durven noemen.  Te kunstmatig, vind ik.  Het lijkt alsof het niet de eigen neus is.  Alsof de neus pas veel later werd toegevoegd.  Telkens moet ik denken aan Michael Jackson, een uit de hand gelopen plastisch experiment.  Met die bedenkingen sta ik niet alleen.  Een kleine actieve groep Iraanse vrouwen gaat in tegen deze onpersoonlijke en uitdrukkingsloze ingreep.  Via sociale media posten zij trots een foto van hun natuurlijke Perzische neus.  Die vrouwen krijgen mijn steun.  
 
Toch wil ik niet op de barricaden gaan staan.  In deze stad wil ik geen pleidooi houden voor de Perzische neus.  Ik ben geen activist.  Ik ben een toerist.  Een toerist trekt rond om dingen te zien.  Dat wil ik doen.  Ik wil dingen zien in Shiraz.  Die drang van de toerist kan soms ernstige complicaties hebben.  Vroeg opstaan is er daar één van.  Dat is niet evident.  Toch niet op vakantie.  Dan wil een mens al eens in bed blijven.  Toch lukt het mij om te weerstaan aan die lokroep van het bed.  Vroeg opstaan lukt mij.  Geen enkel probleem.  Om acht uur ben ik op post.  Om acht uur sta ik aan de poort van de Nasir al-Molkmoskee.  
 
De Nasir al-Molkmoskee of de roze moskee.  Dat is het koosnaampje voor deze moskee.  Aanvankelijk meende ik in dit koosnaampje een steunbetuiging te mogen lezen aan de homoseksuele gemeenschap in Iran.  Dat is het niet.  Ik had het nochtans moeten weten.  In Iran staat de doodstraf op homoseksualiteit.  Toch zou er ook hier heel wat bewegen.  Zo blijkt dat Grinder, de Tinder voor de LGTB gemeenschap, steeds meer wordt gedownload.  Ook zijn er verschillende parken waar LGTB’ers samenkomen.  Het bougeert.  Traag maar zeker.  
 



De roze moskee? Geen enkel verband met de homoseksuele gemeenschap.  De moskee wordt zo genoemd omwille van de roze tinten in het vele tegelwerk.  Soms kan een verklaring best wel eenvoudig zijn.  Dat blijkt nu nog maar eens.  Net zoals een andere verklaring.  We merken dat deze moskee geen minaretten heeft.  Hoe kan dat toch? Dat denken wij.  Een architecturale vergetelheid, dat menen wij.  Toch moeten wij niet met een beschuldigend vingertje wijzen naar de architect.  Zoals ik reeds zei, alweer is de verklaring eenvoudig.  Deze moskee is een privaat gebedshuis.  De gelovigen hoeven niet opgeroepen te worden tot het gebed.  Geen minaret, dus.  Verdomd eenvoudig toch.

Wat een geluk dat wij vroeg in de morgen naar deze moskee gingen.  Het is nog niet druk.  Nog geen ware overrompeling.  Die zijn wij net voor.  Daardoor kunnen wij in alle rust genieten van het spel met de kleuren.  In de gevel van de moskee zijn vele gekleurde glasramen aangebracht die, wanneer de zon erop schijnt, prachtige reflecties op de vloer geven.  Daarvan kunnen wij dus rustig genieten.  Zonder dat het zonnespel gestoord wordt door al te veel toeristen.  Zij kunnen die reflecties vertrappelen.  Dat gebeurt nu niet.  Of nauwelijks niet.  Bijna zijn wij alleen.  Wij nemen dan ook onze tijd.  Haast en spoed is zelden goed.  Zo werd het ons geleerd.  Bepaalde wijze levenslessen nemen wij mee.  Andere vergeten wij snel.  Maar deze niet.  Deze is goud waard.  Geen overhaasting.  Zachtjes aan opnemen in onze hoofden.  Zodat dit hemelse kleurenspel niet verloren gaat.  
 

 
Wij zijn behoorlijk onder de indruk van de schoonheid.  We bewonderen die kleurenpracht terwijl wij denken dat dit toch wel de bedoeling moet geweest zijn van de bouwmeesters.  Zij moeten dit toch uitgedacht hebben.  Dat hebben zij ook.  Maar dat gecreëerde kleurenspel was niet de reden waarom die glasramen werden geplaatst.  Dat was slechts een mooie bijkomstigheid.  Nuttig om later vele toeristen naar deze moskee te lokken.  De gekleurde glazen werden eigenlijk geplaatst om insecten buiten te houden.  Hoe het precies werkt, kan ik niet zeggen.  Ik kan enkel vaststellen dat het werkt.  Binnen zijn geen insecten te vinden.  Die blijven netjes voor de deur.  Aan de ramen.  Soms kan schoonheid nuttig zijn.  Dat denk ik dan maar weer.
 
 
 
Wij zijn geen hoogwaardigheidsbekleders.  Dat zou het vroeger moeilijk gemaakt hebben om de sinaasappeltuin, de Bagh-e Naranjestan, binnen te stappen.  Want dit was hun exclusieve terrein.  Geen gepeupel in deze tuinen.  Op zwoele zomeravonden genoot de plaatselijke high society van de heerlijke zoete geuren van de sinaasappelbomen en rozenstruiken.  Het waterbassin in de 19de-eeuwse tuin zorgde voor koelte.  De tijden zijn veranderd.  Het exclusieve karakter werd opgeheven.  De tuin met paleis werden recentelijk gerestaureerd en maken tegenwoordig deel uit van de kunstfaculteit van de universiteit van Shiraz.  Vandaag mag iedereen binnen.  Wij dus ook.  
 

 
Wij lopen doorheen het rijkelijk versierde paleis.  Wat wij zien, is een bewijs van elegantie en verfijning.  Het zou kunnen neigen naar overdaad.  Toch doet het dat niet.  Het totaalplaatje klopt.  De rust van de binnentuin brengt de bouwkundige exuberantie in evenwicht.  De juiste balans is gevonden.  Dat we niet overdonderd worden door al deze praal en pracht, bewijst mijn oog voor detail.  In de hoeveelheid aan versieringen bewaar ik het overzicht.  De schilderijen op de lage plafonds van het huis zijn geïnspireerd door de Victoriaanse architectuur uit Europa.  Europa is hier aanwezig.  Meer nog, op één van de schilderijen bespeur ik een schaatsend koppeltje.  Ik denk aan Europa.  Ik denk aan Nederland.  Ik denk aan de Elfstedentocht.  Vanuit Iran naar Leeuwarden.  Het kan.  Met een beetje fantasie.
 
 
 
Eén moskee.  Eén paleis.  Tijd voor wat verpozing.  Die verpozing denken we te vinden in de Vakilbazaar.  Winkelen kan rust brengen.  We hoeven geen data meer op te nemen.  We hoeven geen historische weetjes meer te onthouden.  Hier kunnen we het verstand op nul zetten.  Enkel goeiedag zeggen tegen de vele winkeliers, die ons vriendelijk aanspreken.  Enkel beleefd hun aanbod afwijzen even hun winkel binnen te stappen.  Wij slenteren voorbij de vele, oude winkeltjes waar Perzische tapijten, kruiden, koperhandwerken en antiquiteiten worden verkocht.  Al slenterend komen wij uit op een open binnenplaats.  
 



 
Aan die binnenplaats ontmoeten wij een jonge Iraniër.  Hij vraagt naar onze nationaliteit.  Belgisch, zeggen wij.  België, herhalen wij.  Marina, antwoordt hij.  Hij bedoelt niet een Belgisch meisje, dat hij ooit zou ontmoet hebben in Iran of elders.  Wat hij bedoelt, is de film van Stijn Coninx.  Die film zag hij twee maal.  Hij vertelt ons het leven van Rocco Granata, die in Iran een ster zou zijn.  In ruil zingen wij het lied.  Die wereldhit.  Geven en nemen, daarmee komen wij een heel eind.  
 
Op die binnenplaats maken we ook kennis met een ander figuur.  Een vreemder figuur.  Hij zou de conciërge van de bazaar zijn.  Althans dat menen we te begrijpen.  Gebarentaal kan vele interpretaties hebben.  Hij zwaait met de sleutels.  Doet alsof hij de deuren sluit.  Dat doet ons besluiten dat deze man de huisbewaarder is.  Die huisbewaarder nodigt ons uit.  Roept ons binnen in zijn kleine huisje.  Een huisje waarin geen enkele stoel staat.  Waarin geen bed staat.  Wel hangt het kleine huisje vol geweren.  Geweren, waarmee hij fier op de foto gaat.  Als een oude strijder.  Als een overlever van vele gevochten oorlogen.  Wij blijken niet de enigen te zijn die deze vreemde man hebben opgemerkt.  Anderen zijn ons voorgegaan.  Dat moet blijken uit de vele krantenartikelen aan de muur.  Artikelen met deze man in de hoofdrol.  Zelfs een Nederlands tijdschrift heeft hem op zijn voorpagina geplaatst.  Een tijdschrift voor reisfotografie.  Met de meest logische naam voor een dergelijk blad, zijnde Reisfotografie.  Soms kan de keuze voor een naam nogal voor de hand liggen.  Zouden hier slimme marketeers aan te pas gekomen zijn om tot deze wijze naamkeuze te komen? Een antwoord op die vraag zoek ik niet.  Ik wil met deze man hier praten.  Maar dat lukt niet echt.  De taalbarrière.  We komen niet verder dan wat vriendelijk glimlachen heen en weer.  Die glimlach kan soms de waarde van een goed gesprek evenaren.  Die indruk heb ik toch.  Op die plek.  Op dat moment.
 
 
Wij hebben gewinkeld.  Onze hoofden zijn leeg.  Klaar voor nieuwe data.  We gaan naar het Aramgah-e Shah-e Cheraq, een belangrijk pelgrimsoord voor de sjiieten in Iran.  De broer van imam Reza ligt hier begraven en wordt hier vereerd als Shah-e Cheraq, de Koning van het Licht.  Die naam kreeg de broer van de achtste naam niet zomaar.  Aan die naamgeving hangt een legende vast.  Een ayatollah zou hebben beweerd dat hij vanaf een afstand licht zag branden.  Die plek wou hij onderzoeken.  Volgens hem kwam het van een graf op een begraafplaats.  In het graf werd het lichaam aangetroffen van een man in een pantser.  Die man droeg een ring met de inscriptie, ‘Aan God de eer, Achmed zoon van Moesa’.  De zoon van een imam! De broer van een iman! Deze ontdekking kon men niet zo maar laten passeren.  Een juiste reactie diende gegeven te worden.  Die juiste reactie was een mausoleum.  Althans, zo meende men toentertijd.  Het mausoleum voor de Koning van het Licht werd een feit.  Later werd ook de broer van sjah Cheraq hier ten grave gedragen.  Het complex werd uitgebreid met een tweede mausoleum.
 


 
Dat was de geschiedenis.  Dat was wat voorbij is.  Vandaag worden we ontvangen door een juffrouw van International Affairs.  Als vrijwilligster is zij verbonden aan deze site.  Om toeristen rond te leiden.  Om toeristen te informeren over deze belangrijke plek.  Onze gids kan ons niet binnenloodsen in de mausolea.  Die blijven voor ons gesloten.  Enkel op het binnenplein kunnen wij vrij rondwandelen.  Er zijn zo van die regeltjes.  Zelfs als die niet te begrijpen zijn, blijven het regeltjes.  Regeltjes, die moeten opgevolgd worden.  Toch wacht er ons een troostprijs.  Deuren mogen misschien gesloten blijven maar het heilige water is voor iedereen toegankelijk.  Zelfs voor ongelovigen.  Zelfs voor ketters.  Wij laten ons vollopen met het heilige water.  Bijzondere gewaarwordingen blijven uit.  Wij zien niet plots het Licht.  Alles blijft zoals het was.  Enkel onze dorst blijkt gelest te zijn.  Dat is toch iets.
 

 
Nog één ding hebben we te bezoeken vandaag.  Dan hebben we ons lijstje afgewerkt.  We stappen naar Arg-e Karim Khan, een koninklijke burcht in het centrum van Shiraz.  Het zou de vermoeidheid kunnen zijn.  Dat zou als verklaring kunnen aangedragen worden.  Feit is dat wij niet echt onder de indruk zijn van deze site.  Van deze burcht.  Verwaarloosd, dat denk ik terwijl ik door de verschillende ruimtes wandel.  Dringend te renoveren, dat denk ik ook.  Deze plek zou iets kunnen worden.  Daarvan ben ik overtuigd.  Maar dan moeten de handen uit de mouwen gestoken worden.  Dringend.  Het badhuis bewijst dat het kan.  Want deze plek is schitterend.  Wondermooi in zijn eenvoud.  Dit goed bewaarde badhuis op het einde van onze rondgang lijkt een beloning te zijn voor onze volharding.  Een beloning omdat we niet onmiddellijk buiten gestapt zijn.  Dat badhuis doet onze aanvankelijke negativiteit omslaan.  Onze lichte ontgoocheling smelt als sneeuw voor de zon.  Met andere ogen kijken wij nu naar deze burcht.  Plots wordt deze burcht authentiek.  Gevrijwaard van technische moderne ingrepen.  Bewaard zoals het was en is.  Het kan verkeren.  Dat zei een Nederlands dichter ooit.  

 
 

 
 
Eindigen doen we in een cafeetje.  Alcohol is dan wel verboden, cafeetjes zijn er wel in Iran.  Volgens Bobbejaan Schoepen zou er niks zo erg zijn als een café zonder bier maar hier in Iran lijkt men er niet zo zwaar aan te tillen.  Toch niet publiekelijk.  Toch niet openlijk.  Onze zoektocht naar een leuk adresje doet ons halt houden bij Café Arg.  Het lijkt alsof we met de teletijdmachine van professor Barabas teruggeflitst worden naar vroegere tijden.  We stappen een oud herenhuis binnen.  Een huiskamer uit de tijd van de sjahs.  Sjah Mohammad Reza Pahlavi.  De zeventiger jaren van de vorige eeuw.  Wat we hier zien is een andere wereld.  Een wereld die verschilt van die wereld daarbuiten.  Buiten de muren van dit café.  Dat merken wij ten zeerste als ons enkele fotoboeken worden aangereikt.  In die boeken zagen wij hoe het ooit was.  Vóór de revolutie van 1979.  In die boeken zien wij vrijheid.  Wij zien ongesluierde vrouwen.  Vrouwen in badpak.  Wij zien familiefeestjes waarop gedronken wordt.  Champagne.  Wij zien een wereld, die nauwelijks verschilt van onze westerse wereld.  Ooit was het anders.  Maar was het ook beter? Als we enkel naar die foto’s kijken, zouden we denken van wel.  Maar wat als wij verder kijken dan die enkele foto’s.  Verdomme, Iran is een moeilijk land.  Een mooi maar moeilijk land.  Geen eenduidigheid.  Wel veelduidigheid.  
 
 
 
De veelduidigheid van Iran.  Met die gedachte ga ik slapen.  Een mooie dag zit er alweer op.

Mijn reisverhaal Iran.  Dag 9: Shiraz.  Te lezen op dinsdag 30/10/2018.

donderdag 18 oktober 2018

Uitgelezen: Donuteconomie. Brief aan Kate Raworth.

Beste Kate,
 
Ik zou een boek lezen over economie.  Dat was bijna niet mogelijk.  Een groot econoom durf ik mij niet te noemen.  Zelfs niet in het diepst van mijn gedachten.  Ooit had ik mij ingeschreven aan de faculteit Economische Wetenschappen.  Ik zou studeren aan de Universiteit van Gent.  Het werd een fiasco.  Al snel mocht ik ervaren dat het geen spek voor mijn bek was.  Ik zocht andere wegen op.  Kwam uiteindelijk op mijn pootjes terecht.  Zoals steeds.  Ik wou u dit kleine autobiografische meegeven om duidelijk te stellen dat economie en ik geen al te beste vrienden zijn.  U leek dat aan te voelen.  U achtte het daarom noodzakelijk mij bij het begin van uw boek moed in te spreken.  U schrijft dat ik mij gelukkig mag prijzen nooit economische colleges gevolgd te hebben.  Ik hoef mij van minder bagage te ontdoen.  Soms kan een gebrek aan opleiding een intellectueel voordeel zijn.  Een boude uitspraak voorwaar maar ik put hieruit moed.  Ik ga aan de slag.
 
Het zal u misschien vreemd lijken.  De economische wetmatigheden zijn mij volkomen vreemd.  De wet van vraag en aanbod begrijp ik enigszins.  Maar verder geraak ik niet.  Ondanks die veel te beperkte kennis loop ik toch al een tijdje met het idee rond dat de economie moet geherprogrammeerd worden.  Het moet anders.  Dat voel ik.  Dat besef ik.  Alleen ontbreekt mij het vocabularium om een alternatief te formuleren.  Dat alternatief is nochtans noodzakelijk.  Het is al te gemakkelijk om iets af te branden.  Zondermeer.  Dat kan het kleinste kind.  Het uitschrijven van een werkbaar alternatief is al heel wat moeilijker.  Mij lukte het niet.  Daarom zweeg ik.
 
U lukte het wel.  Vanuit uw ervaringen als senior researcher voor Oxfam en als één van de samenstellers van het Human Development Report van de VN kwam u tot eenzelfde besluit.  Het moest anders.  U ging aan het werk.  U schreef een boek.  U werd een economierevolutionair.  In uw boek stelt u de oude ideeën aan de kaak en formuleert u nieuwe ideeën.  Omdat u beseft dat het economische denken en handelen moet geïntegreerd worden in de uitdagingen van deze tijd.  Klimaatverandering, voedselveiligheid, ongelijkheid en armoede, … U weet dat de economie in alle oplossingen een aandeel heeft of zal hebben.  Omdat economie de moedertaal van de politiek is.  Omdat economie de grammatica van het publieke debat is.  Omdat economie het denkkader is dat vorm geeft aan de maatschappij.  U gaat dus op zoek naar de langetermijndoelen van de mensheid en van daaruit gaat u op zoek naar het economische denken dat ons in staat stelt die doelen te verwezenlijken.
 
In dat zoeken komt u uit bij een nieuwe vorm van economie.  Een economie voor de eenentwintigste eeuw.  U noemt het de donuteconomie.  U bent zo overtuigd van die nieuwe vorm dat het de titel wordt van uw boek.  Met die donuteconomie bedoelt u een economisch model dat balanceert tussen de essentiële menselijke behoeften en de planetaire grenzen.  U schrijft een nieuw verhaal waarbij de economie ingebed is in de aarde en de maatschappij.  Om dat nieuwe denken te kunnen realiseren en meer tastbaar te maken geeft u aan de lezer zeven stelregels mee.  Stelregels die uiteindelijk tot uw ideaal moeten leiden.  Ik som deze heel kort op.  Verander de doelstelling.  Kijk naar het grote plaatje.  Stimuleer de menselijke natuur.  Snap het systeem.  Richt je op herverdeling.  Creëer om te regenereren.  Wees agnost als het om groei gaat.  Dat alles kan misschien nogal zweverig lijken.  In grote en ernstige debatten dient zweverigheid vermeden te worden.  Net zoals vaagheid dient vermeden te worden.  Dat lijkt u te beseffen.  U omzeilt die zweverige vaagheid door elke stelregel concreet in te vullen.  Met argumenten.  Met cijfers.  U bewijst.  U ontkracht.  U overtuigt.  Telkens weer.  Zeven keer.  Het plaatje klopt.  U overstijgt het sloganeske.
 
Ik zou elke stelregel nader kunnen verklaren.  Teneinde de potentiële lezer te overtuigen van uw onderlegdheid.  Van uw wijsheid.  Toch doe ik het niet.  Omdat ik meen dat boeken niet opnieuw dienen geschreven te worden.  Boeken moeten gelezen worden.  Dat is hun enige bestaansrecht.  Dat is wat ook moet gebeuren met uw boek.  Uw boek moet gelezen worden.  Vaak en veel.  Want enkel door het lezen van uw boek zal de lezer(es) ontdekken dat heel wat als ‘normaal’ aanvaarde wetmatigheden aan de kant gezet worden.  U deelt niet het blinde geloof in de markt.  U schrijft hoe dat blinde geloof de wereld op de rand brengt van een ecologische, sociale en financiële ondergang.  De dingen reguleren zichzelf niet.  Dat geloof bent u kwijt.  Terecht stel u dat de dingen moeten beheerd worden.  De econoom moet tuinier worden.  De econoom moet de verzorgende taak op zich nemen om via zorg te kunnen groeien.
 
Ongelijkheid lijkt u te beroeren.  U ontkracht de stelling dat groeiende ongelijkheid een noodzakelijke fase is die elk land moet doormaken.  Dat ongelijkheid moet getolereerd worden om grotere welvaart en kansen voor iedereen te verwezenlijken.  Terecht schrijft u dat het geen noodzakelijke fase is maar wel een politieke keuze.  Een politieke keuze, die samenlevingen ernstig kan ondermijnen.  In die politieke keuze wordt de doelstelling van economische groei aangegrepen als excuus om het onderwerp van herverdeling niet aan de orde te stellen.  De vraag of verdere groei wel altijd wenselijk, noodzakelijk of mogelijk is, wordt door deze beleidsmakers als irrelevant beschouwd.
 
U kijkt naar onze wereld en stelt vast hoe de belangen van de aandeelhouders voorop staan in het aandeelhouderskapitalisme.  De primaire taak is het maximaliseren van opbrengsten.  Niks meer.  Niks minder.  In uw boek vraagt u om een verschuiving van prioriteiten.  Weg van het verhogen van winsten naar het leveren van een bijdrage aan een gezonde en bloeiende wereld.  Utopisch? Ik denk het niet.  U reikt voorbeelden aan hoe het anders kan.  Om die switch te bewerkstelligen moeten we het monopolie van het financiële meten doorbreken.  Gekeken moet worden naar alternatieve boekhoudvormen, die als basis kunnen dienen voor lagere belastingen en voorrang bij overheidsaankopen.  
 
Wij moeten eindelijk beseffen dat het economische systeem dé oorzaak is van de ecologische crisis en dat de financiële sector dat economische systeem aanstuurt.  Er moet geageerd worden.  Gereageerd.  U hebt dat gedaan.  U schreef een boek.  Een boek dat niet enkel moet gelezen worden door u en mij.  Het boek moet gelezen worden door politici.  Door wereldleiders.  Zodat zij eindelijk opnieuw gaan beseffen dat zij de bedrijfsleiders en multinationals bij de hand moeten nemen en zeggen waarheen zij moeten.  Niet omgekeerd.  Zoals het nu is waarbij politici tam en dwaas achter CEO’s aanhuppelen.  U beseft het al.  Nu nog de rest.
 
Beste Kate.  Ik wil u danken.  Lange tijd besefte ik dat het anders moest.  Maar ik zweeg omdat ik de juiste woorden niet vond.  Omdat ik het economische vocabularium niet machtig was.  Dat is niet langer meer zo.  Want ik las uw boek.  Een verhelderend boek.  Een noodzakelijk boek.  Een hoopvol boek.  Voortaan zwijg ik niet meer.  Ik spreek.  Luidop.  Met overtuiging.  Aan zij die nog twijfelen, zal ik zeggen uw boek te lezen.  Aan de anderen zal ik hetzelfde zeggen.  Want zoals ik reeds twee maal schreef in mijn brief, uw boek moet gelezen worden.  Maar alle goede dingen bestaan uit drie.  Uw boek is een goed ding.  Daarom schrijf ik het een derde maal.
 
Met vriendelijke groeten.