donderdag 1 maart 2018

Uitgelezen: De pianist van Yarmouk. Brief aan Aeham Ahmad.

Beste Aeham,
 
Met uw boek hebt u een bedoeling.  U vertelt niet zomaar een verhaaltje.  Dat zegt u reeds vrij vroeg in het boek.  In die eerste pagina’s zegt u waarop het staat.  U wil onjuiste aannames ontkrachten.  U wil versimpeling tegengaan en beelden corrigeren die niet kloppen.  U weet dat u als één van die grijze gestalten wordt beschouwd die altijd in ellende moeten geleefd hebben en die naar Europa komen om daar een stukje van de enorme rijkdom te bemachtigen.  U weet dat mensen u zo zien.  U weet dat zij niet begrijpen wie u bent en waar u vandaan komt.  U weet dat mensen bang voor u zijn.  Om al die redenen wil u uw levensverhaal vertellen.
 
Om dat te bewerkstelligen moet u terug.  U moet terug naar Syrië.  Naar Yarmouk, een buitenwijk van Damascus.  Aanvankelijk was Yarmouk een vluchtelingenkamp.  Het tijdelijke karakter van het kamp kreeg een permanent karakter.  Yarmouk groeide uit tot een winkelwijk.  Naar die wijk moet u terug.  U moet terugkeren naar dat ene appartementsblok.  In zes flats woont u samen met uw tantes en nonkels.  U hebt uw familie dicht bij u.  U moet terugkeren naar uw broer.  Naar uw vader en moeder.  U moet terugkeren naar uw jeugd.  Naar uw jeugdjaren.  Die jaren zijn onbezorgd.  U woont in een warm en veilig nest.  Bashar al-Assad is aanwezig.  Toch staat hij ver weg van u.  Er wordt wel gefluisterd.  Er zijn die verhalen.  Maar de grote leider komt niet direct tussen in uw leven.  Uw ouders zijn brave burgers, die enkel het beste wensen voor hun kinderen.  Zijn blijven weg van de politiek.  Doen geen boude uitspraken.  Dat is een houding, die zij delen met vele Palestijnen in Syrië.  Zij moeien zich niet.  Staan aan de zijkant van het politieke spel.  Net als u.  Om uw verhaal te vertellen keert u terug naar uw wijk.  Uw wijk met zijn markten en fonteinen.  Uw wijk met zijn geuren en kleuren.
 
U vertelt over uw schooljaren.  U vertelt hoe u spijbelt.  De kwaliteit van de staatsscholen is slecht.  Op school is er drugs en geweld.  U ontvlucht dat.  U weet waarheen.  In plaats van naar school te gaan, vlucht u naar de muziekwinkel.  Die winkel hebt u samen met uw vader opgericht en uitgebouwd tot een succes.  Aan die piano in de winkel vindt u rust.  Daar ontdekt u uw talent als componist.  Die piano vormt de rode draad doorheen uw leven.  U vertelt over de muziekschool.  Over uw opleiding tot muziekdocent aan de universiteit van Homs.  Tussendoor componeert u muziek.  Eerst heel voorzichtig.  Dan borrelen de liedjes zomaar in u op.  Uw grote inspiratie valt evenwel samen met het begin van de oorlog.  Die oorlog sijpelt heel zachtjes binnen in uw verhaal.  U trekt die oorlog in uw verhaal met kleine verwijzingen.  Met vriendschappen die breken.  Heel zachtjes dringt de oorlog binnen in het dagelijkse leven.  Eerst veraf.  Vervolgens aan de rand.  Om er dan middenin te zitten.  U wordt gedwongen zich aan te passen aan de situatie.  De kleurrijke helderheid van uw jeugdjaren deemstert weg.  Donkere grauwheid treedt in de plaats.  Yarmouk is oorlogsgebied.
 
Ondanks die oorlogssituatie zijn er toch nog lichtpunten in uw leven.  U trouwt.  U krijgt een eerste kind.  Een tweede kind.  Maar daarbuiten wordt de situatie schrijnend.  Yarmouk wordt afgesloten.  Niets komt er nog binnen.  De situatie is zo erg dat u zichzelf omschrijft als holbewoner.  Een hongermartelaar, dat is een andere omschrijving.  Want de hongersnood dreigt.  Yarmouk wordt een dodenstad.  Ligt er volledig verlaten bij.
 
In die verlatenheid start u een revolutie.  Een persoonlijke revolutie.  Een muzikale revolutie.  U wenst de muziek naar iedereen te brengen.  Mozart is voor iedereen, schrijft u.  Niet enkel voor de rijken.  U wenst aan de bewoners van Yarmouk een sprankeltje hoop te geven.  U wenst het leven van de bewoners draaglijk te maken.  Of toch een beetje.  Aanvankelijk doet u dat enkel op school.  Jawel, het onderwijs gaat door tijdens de oorlog.  Via privé-initiatieven, gesponsord vanuit het buitenland.  U verlaat de school.  U trekt naar buiten.  Aanvankelijk met een mannenkoor.  Later met een kinderkoor.  U en uw vrienden zetten eigen teksten op muziek.  Over het leven in Yarmouk.  U vertaalt de wanhoop naar muziek.  U beseft dat diezelfde muziek uw taal van het protest wordt.  U beseft dat uw keuze heel beperkt is.  U kan zich aansluiten bij één van de strijdende partijen of u kan wachten op de dood.  U besluit te wachten op de dood.  In het gezelschap van uw muziek.
 
U dacht dat u het ergste had gehad.  Maar dan komt IS.  De situatie verandert.  Iedereen wantrouwt elkaar.  Deze omstandigheden maken alles nog gevaarlijker voor u.  U maakt muziek.  Voor Islamitische Staat is dat verboden.  Dat is haram.  In hun ogen bent u een zondaar.  Een afvallige.  Bovendien loopt u als jongeman het gevaar bij één van de checkpoints gearresteerd te worden.  Of erger nog, als jongeman kan u gedwongen worden zich aan te sluiten bij één van de strijdende partijen.  Dat scenario wenst u te vermijden.  U bent geen strijder.  U bent een componist.  U besluit te vluchten.
 
U vlucht.  Tijdens die vlucht doet u een beroep op mensensmokkelaars.  Doet u een beroep op milities.  Omdat het niet anders kan.  Zij kennen de weg.  Zij kennen de juiste mensen.  U vlucht naar Turkije.  U vlucht naar Griekenland over zee.  U vlucht naar Duitsland via de Balkanroute.  U arriveert in Wiesbaden.  Uiteindelijk.  U zou kunnen werken aan uw geluk.  Want u bent veilig.  Toch is het moeilijker dan dat.  Er zijn dagen dat u zich eindeloos triest voelt.  Dat u vreselijk kwaad bent.  Maar heel soms zijn er dagen dat u gelukkig bent.  U hebt heimwee.  Naar uw land.  Naar uw vader.  Naar uw moeder.  Hen hebt u achtergelaten.  Het schuldgevoel knaagt.  Maar ondanks dat knagen tracht u een leven op te bouwen in Wiesbaden.  Samen met uw vrouw en twee kinderen.
 
Bovenstaande vertelt slechts een deel van het verhaal.  Ik zwijg over de noodrantsoenen.  Ik zwijg over uw verdwenen broer.  Ik zwijg over de vele doden aan de checkpoints.  De vele doden aan de bedeling van voedselpakketten.  Ik zwijg over uw verblijf in de gevangenis.  Ik zwijg over de angst.  Over de sluimerende dood in Yarmouk.  Ik zwijg over het zoeken naar alternatieven om toch maar die honger te verjagen.  Ik zwijg over dat ene dode meisje.  Ik zwijg over dat gezonken bootje, op weg naar Griekenland.  Dat alles vertel ik niet.  Omdat ik niet het recht heb.  Dat recht hebt enkel u.
 
U hoefde mij niet te overtuigen.  Ik meende vrij te zijn van onjuiste aannames.  Toch hebt u alles scherper gesteld.  U hebt alles duidelijker gemaakt.  Ik weet dat uw verhaal het verhaal van velen is.  Ik besef dat uw verhaal moet gelezen worden.  Honderden keren.  Duizenden keren.  Miljoenen keren.  Ik weet dat uw verhaal moet verteld worden.  Moet naverteld worden.
 
Beste Aeham.  Ik wil u danken voor uw getuigenis.  Ik wil u danken voor uw boek.  Ik wil u danken voor uw muziek.  Want ook die heb ik ontdekt.  Maar bovenal wil ik u welkom heten.  Bovenal wil ik u in mijn armen drukken.  In die omhelzing wil ik u stilletjes alle geluk toewensen.  Voor u en uw familie.  In Duitsland.  In Syrië.
 
Met vriendelijke groeten.


dinsdag 27 februari 2018

Invisible van Kabinet K/HetPaleis, gezien in NTGent. Brief aan Louise, Jacob, Kwint, Naïm, Lisse, Titus en Sueli.

Beste Louise,
Beste Jacob,
Beste Kwint,
Beste Naïm,
Beste Lisse,
Beste Titus,
Beste Sueli,
 
Die woensdagmorgen las ik de krant.  Dat is geen rariteit.  Ik doe het elke morgen.  Ik heb die vervelende neiging een geïnformeerd burger te willen zijn.  Een kritische burger.  Daarom de krant dus.  In de hoop op die manier mijn zin voor kritiek scherp te houden.  Een mens heeft zo zijn rituelen.  Ik ben hierop geen uitzondering.  Elke morgen mijn krant.  Elke morgen mijn koffie.  Maar die woensdagmorgen smaakte mijn koffie niet.  Er was de verslaggeving over Syrië.  Een artikel over de bombardementen in Oost-Ghouta.  Bombardementen en koffie, het kan niet samengaan.  Er was die morgen niet enkel dat artikel.  Er was ook die ene foto.  Die ene foto op de voorpagina.  Ik zag dat kind.  Ik zag angst.  Ik voelde eenzaamheid.  Verlatenheid.  Ik zag een kind zonder verleden.  Zonder toekomst.  Ik zag een kind waarvan zelfs het heden was ontnomen.  Platgebombardeerd.
 
Misschien een vreemde inleiding voor een brief.  Misschien een vreemde inleiding om tot uw voorstelling Invisible te komen.  Dat is nochtans waaraan ik dacht bij de eerste momenten van uw dansvoorstelling.  Ik dacht opnieuw aan dat krantenartikel.  Aan die foto.  Op het podium zag ik diezelfde angst.  Diezelfde eenzaamheid.  Ik voelde de kilte.  De koude.  Ik zag hoe die drang om te overleven alles aan de kant schoof.  Overleven wordt de reden van bestaan.  De enige bestaansreden.  Er is geen plaats voor liefde.  Voor relaties.  Voor menselijke warmte.  Ik zag hoe oorlog dat alles wegneemt.  Ik zag hoe oorlog verkilt.  Ik zag hoe oorlog alles doet verstarren.  Ik zag hoe oorlog het licht in de ogen uitdooft.  In die ogen zag ik geen hoop.  Ik zag enkel een onmetelijke diepte.  Een zwarte en lege diepte.
 
Terwijl ik zat te kijken, besefte ik dat niet enkel oorlog die vernietigende kracht in zich draagt.  Die kracht hoeft niet enkel in oorlogsgebied gezocht te worden.  Die kracht kan ook dicht bij ons huizen.  In gezinssituaties kan zich die kracht ook ontwikkelen.  In gezinnen kan die liefde uitdoven.  In gezinnen kan die liefde niet bestaan.  Omstandigheden kunnen mensen daartoe drijven.  Het warme, huiselijke nest kan verworden tot een bedreiging.  Tot een plek, waarvan men wil weglopen.  Waarvan men wil vluchten.  Wat overblijft, is alweer leegte.  Verweesdheid.
 
Bijna moet ik huilen.  Huilen om wat ik op het podium zie.  Wat ik op het podium zie, is een constant falen.  Een falen om zich te hechten.  Om liefde te geven.  Om zich open te stellen.  Daarom moet ik bijna huilen.  Ik wil mijn buur omarmen.  In mijn armen nemen en hem zeggen dat alles goed komt.  Dat alles uiteindelijk goed komt.  Toch doe ik het niet.  Ik wil mijn buur niet afleiden.  Ik blijf op mijn stoeltje en vecht tegen mijn tranen.  Want die tranen wellen om nog een andere reden op.  Ik denk terug aan mijn jeugd.  Aan mijn thuis.  Begrijp mij niet verkeerd.  Ik heb geen liefde moeten ontberen.  Ik werd overladen met liefde.  Ik werd opgevoed in een warm nest.  Door fijne ouders.  Al lachend durf ik wel eens tegen vrienden te zeggen dat ik een ongeschonden jeugd heb gehad.  Dat is zo.  Die herinneringen doen mij beseffen wat het moet betekenen als dat alles ontbreekt voor een kind.  Om die redenen huil ik bijna.  Omdat ik moet denken aan dat onvergetelijke cadeau dat mijn ouders mij hebben gegeven.  Mij nog steeds geven.  Omdat ik moet danken aan wat het moet betekenen als iemand dat cadeau moet ontberen.  Het ene doet mij huilen van puur geluk.  Het andere doet mij huilen omwille van de pure misère.  
 
U lijk te beseffen dat u de toeschouwer niet naar huis kan sturen met een zwaar gemoed.  U lijkt te beseffen dat u de toeschouwer niet de avond kan insturen zonder hoop.  Dat besef doet de voorstelling kantelen.  Heel zachtjes gaat licht doorheen de voorstelling schijnen.  De angst lijkt te verdampen.  De kille starheid lijkt te breken.  Warmte sijpelt binnen.  Er wordt niet meer afgeschermd.  Er wordt niet meer afgeweerd.  Er wordt omarmd.  Er wordt omhelsd.  Eenzaamheid slaat om in verbondenheid.  Alleen wordt samen.  Uitzichtloosheid wordt hoop.  Plots lijkt er opnieuw een toekomst te bestaan.  Er kan vooruit gekeken worden. 
 
Ik voel die omschakeling.  Dat beknellende gevoel verdwijnt.  Ik kan achterover leunen.  Rustig op mijn stoeltje gaan zitten.  Dat was voordien onmogelijk.  Ik zat op het puntje van mijn stoel.  Dat moet nu niet meer.  Rust treedt in.  Tranen drogen op.  Een lach verschijnt.  Wat ik wenste, wordt werkelijkheid.  Het geluk lijkt te overheersen.  Zo kan afgesloten worden.  Zo mag afgesloten worden.  Met een warm gevoel kan ik de koude nacht instappen.  
 
Ik rij naar huis.  Met de wagen.  Op de radio hoor ik Courtney Marie Andrews.  May your kindness remain.  Dat zingt zij.  Die song lijkt het allemaal samen te vatten.  Goedheid.  Genegenheid.  Vriendelijkheid.  Dat is wat mensen samenbrengt.  Samenhoudt.  Op de tonen van dat liedje rij ik naar huis.  De wereld kan hard zijn.  De wereld kan mooi zijn.  Het is een strijd.  Een eeuwige strijd.  Maar die moet gevochten worden.  Om die hardheid buiten te houden.  Af te schudden.
 
Beste Louise.  Beste Jacob.  Beste Kwint.  Beste Naïm.  Beste Lisse.  Beste Titus.  Beste Sueli.  Ik wil u danken voor die avond.  Voor die ontroering.  Voor die hoop.  Voor dat wonderlijke geloof dat het mooie uiteindelijk zegeviert.  U hebt mij geraakt.  Diep en intens.  U hebt mij doen stilstaan.  U hebt mij achterom doen kijken.  U hebt mij doen beseffen hoe bevoorrecht ik ben.  Daarvoor wil ik u danken.
 
Met vriendelijke groeten.

PS: Aan het eind van de brief merk ik geen woord gezegd te hebben over de muziek.  Over de soundtrack.  Dat is een aderlating.  Een grote vergeetachtigheid, dat ik tracht te herstellen in dit postscriptum.  Want de muziek verdient een woord van lof.  Meerdere woorden van lof.  De muziek vertaalt de niet gesproken woorden van de dansers.  De muziek bepaalt de sfeer.  In het begin donker en zwaar.  Naar het eind toe licht en speels.  De muziek versterkt het beklemmende.  Versterkt het hoopgevende.  Ik zou mijn ogen kunnen sluiten.  De muziek zou mij het hele verhaal vertellen.  Maar dan zou ik de dansers missen.  Ik blijf dus kijken.  Maar tegelijk luister ik.  Luister ik intens.
 
Speellijst:
 

donderdag 22 februari 2018

Uitgelezen: Verdwaalde stad, filosoferen langs straten en pleinen. Brief aan Jean Paul Van Bendegem.

Beste Jean Paul,
 
Mensen hoeven elkaar niet noodzakelijk te kennen om iets gemeenschappelijks te hebben.  Zoals wij nu.  U kent mij niet.  Ik ken u niet.  Toch delen wij dat ene.  Dat ene gemeenschappelijke is onze liefde voor Gent.  Onze passie voor Gent.  Vanuit die liefdevolle passie nemen wij vrienden al eens op sleeptouw doorheen onze stad.  De schoonste stad ter wereld, daarover zijn wij het ongetwijfeld eens.  Na ooit de beste burgemeester ter wereld gehad te hebben, moeten wij ook de titel van mooiste wereldstad durven te claimen.  Enig chauvinisme is mij vreemd.  Helaas, ik kan mij niet losmaken van het Gentse chauvinisme.  Dat woekert in mij.  Diep in mij.  Sommigen zullen het als een vloek omschrijven.  Anderen zullen het dan weer als een zegen beschouwen.  Ik zelf weet niet wat het is.  Een vies randje? Een gevaarlijk randje? Ik kan enkel zeggen dat het er is.  Ik kan mij hiervoor tegenover niet-Gentenaars enkel verontschuldigen.  Maar ik dwaal af.  Terug naar de kern van de zaak.  Wij slenteren al eens door de stad, met in onze kielzog vrienden en vriendinnen.  Zoals ik al zei, dat delen wij.  Maar daar houdt het op.  Daar gaan onze wegen uiteen.
 
Ik gids mijn gasten langsheen de belangrijkste bezienswaardigheden.  U doet het anders.  U bent directeur van het Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofie.  U bent gastprofessor aan Universiteit Gent.  Dat maakt alles anders.  Titels vragen om dat uitzonderlijke.  Dat exceptionele.  Voor u dus niet zomaar een wandeling.  Dat is te gewoontjes.  Het moet anders.  U kwam tot een filosofische wandeling.  Een filosofische dwaaltocht.  U beseft dat onze directe leefomgeving veel rijker is dan we doorgaans denken of vermoeden.  Die rijkdom grijpt u aan om te mijmeren.  Om te overschouwen.  Om te beschouwen.  Anders gezegd, u grijpt die rijkdom aan om te filosoferen.  Terwijl u langs de Gentse straten en pleinen loopt, laat u uw gedachten de vrije loop.  Zonder die gedachten in te perken.  U laat ze los.  U laat ze galopperen.  
 
Uw nieuwste boek, Verdwaalde stad, is een neerslag van die ervaringen.  U maakt de lezer deelgenoot van die ervaringen.  U nodigt de lezer uit op uw wandeling.  Ik heb uw boek gelezen.  Ik aanvaardde uw uitnodiging.  Ik ging dus met u mee op stap.  Doorheen Gent.  Al snel merk ik dat Gent slechts een excuus is.  Een nuttige kapstok om uw gedachten aan op te hangen.  Gedurende de hele wandeling zal Gent slechts een bijrolletje spelen.  Een bijrolletje in uw gedachtenspel.
 
Die Gentse kapstok heeft vijf ophangpunten.  Die punten zijn monumenten, parken, musea, universiteiten en herinneringen.  Elk van die punten zet u kort of minder kort uiteen.  Om dan te vertrekken.  Freewheelend.  In vrije val.  De ene denkpiste gaat vlot over in een andere.  De ene gedachte geeft aanleiding tot een andere.  Een knetterende kettingreactie.  Een vreugdevolle vermenigvuldigingsdans, om het wat populairder te omschrijven.  In die heerlijke dans loopt u soms verloren.  Dat zou niet mogen.  Dat werd ons in vroegere tijden zo gezegd door bezorgde ouders.  Niet verloren lopen, zeiden zij.  Niet met vreemde mannen meegaan, dat zeiden zij ook.  Maar dat laatste telt niet.  U bent geen vreemde.  Voor de tijdsduur van dit boek zijn wij een bondgenootschap aangegaan.  Een literair bondgenootschap.  Met u ga ik mee.  Met u loop ik verloren.  Omdat u weet dat net in het verloren lopen de mooiste ontdekkingen gebeuren.  In uw boek beleef ik een wondere reis.  Een reis waarin we vaak afdwalen van het rechte pad.  Soms gewild.  Soms ongewild.  Maar altijd komen we terug op het punt waar we moeten zijn.  Altijd komen we tot de pointe.  Tot het punt, dat u wilde maken.
 
Uw gedachten drijven mij ver.  Heel ver.  Soms is het ver van mijn bed.  Soms gaat het mijn petje te boven.  Maar dat alles is niet nefast voor de feestvreugde.  Altijd blijft het leuk.  Zelfs als ik de draad kwijt ben, kan ik enkel maar onder de indruk zijn van uw wijsheid.  Van uw kennis.  Ik zou mij kunnen ergeren aan mijn onwetendheid.  Mijn desinteresse in bepaalde onderwerpen.  Dat doe ik niet.  Mijn bewondering haalt de bovenhand.  Die bewondering doet mij bij de les blijven.  Zorgt er voor dat ik niet afhaak.  Die niet aflatende bewondering is de motor, die mij doorheen uw boek jaagt.  Doorheen uw boek stuwt.
 
Ik heb uw boek gelezen.  Uw boek is uit.  Ik had gedacht dat het daarmee zou gedaan zijn.  Maar dat is het niet.  Ik moet naar de Gentbrugse Meersen.  Naar Windsor Castle.  Ik moet naar Fallingwater in Pittsburgh.  Naar het Citadelpark.  Ik moet naar het Gentse Holocaust monument.  Ik moet het internet op.  Het world wide web.  Ik moet op zoek naar de documentaire The Future is Wild.  Ik moet de film Hoppla! van Rosas zien.  Ik moet De leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience downloaden en lezen.  Vrij beschikbaar via Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.  Ik moet de stripreeks Duistere steden trachten te ontdekken.  Ik moet naar de Nederlandse site van olifantenpaadjes.  Ik moet Tot in der eindigheid op uw persoonlijke webpagina raadplegen.  Ik moet even langs het liberale archief.  Ik moet virtueel rondwandelen op de Wereldtentoonstelling van Gent in 1913.  Ik moet, ik moet, ik moet, … Neen, het is niet van moeten.  Het is van willen.  Omdat ik dat alles wil ontdekken.  Omdat u mij zo enthousiast hebt gemaakt.  Omdat u mij zo nieuwsgierig hebt gemaakt.  Want al die onderwerpen komen aan bod in uw boek.  Over al die onderwerpen wil ik meer weten.  Niet het fijne.  Niet het volledige.  Maar toch iets meer.  Net iets meer.
 
Ik heb uw boek gelezen.  Maar het werk is niet voorbij.  Het werk is niet gedaan.  Ik heb nog huiswerk.  Er wacht mij nog studie.  Veel studie.  Grondige studie.  Het kon ook niet anders.  U bent professor.  U bent veroordeeld tot kennisoverdracht.  Dat hebt u met dit boek gedaan.  Ik ga aan de slag.  Aan uw boek brei ik een vervolg.  Een vervolg, dat u met alle verwijzingen in uw boek lijkt aan te moedigen.  Ik aanvaard dankbaar.
 
Beste Jean Paul.  Ik wil u danken voor uw boek.  Voor uw wandeling.  Voor uw ontdekkingsreis.  Ik was blij met u te mogen dwalen.  Verdwalen.  Ik was niet enkel een lezer.  Ik was zo veel meer.  Ik was een avonturier.  Een wiskundige.  Een ontdekker.  Een vorser.  Een ontcijferaar.  Voor al die hoedanigheden wil ik u danken.  Uitgebreid en welgemeend.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 20 februari 2018

Open grenzen of sociale zekerheid. Brief aan Bart De Wever.

Beste Bart,
 
Tweeënhalfjaar geleden had u het over gelukzoekers.  Syrische vluchtelingen die over de grens met Turkije zijn geraakt, zijn veilig.  Indien zij dan nog besluiten verder te trekken, transformeren deze oorlogsvluchtelingen in economische vluchtelingen.  Zij zijn dan niet langer op zoek naar veiligheid.  Wel naar geluk.  U stelde toen dat een aanpassing van de Conventie van Genève diende overwogen te worden.  De bepaling dat de toegang tot de sociale zekerheid garandeert op het niveau van de eigen onderdanen was u een doorn in het oog.  U sprak.  Een rel was het gevolg.
 
Enkele maanden terug meende u opnieuw te moeten spreken.  De (schaduw)premier eiste zijn podium.  De mensenketting waarmee enkele duizenden actievoerders een politieoperatie in het Brusselse Maximiliaanpark probeerden te voorkomen, was een stap te ver.  U ontwaarde sympathie met de transmigrant.  Met de vluchteling.  U ontwaarde verzet.  Dat moest gecounterd worden.  Opnieuw kwam u met het argument van de sociale zekerheid.  U beweerde dat een opengrenzenbeleid incompatibel was met de sociale zekerheid.  Er diende gekozen te worden.  Open grenzen of de welvaartstaat.  Opnieuw had u gesproken.  Opnieuw was er een rel.
 
Ik schrijf u deze brief omdat ik meen dat er toch heel wat kan gezegd worden over die keuze.  Maar eerst moet mij iets van het hart.  Toen ik uw vrij podium las, kon ik een grijns niet onderdrukken.  Heel even moest ik glimlachen.  Uw rol als verdediger van de sociale zekerheid leek mij ten zeerste ongeloofwaardig.  Uit niks blijkt een bezorgdheid om onze sociale zekerheid.  Niet uit uw woorden.  Zeker niet uit uw daden.  Vele van uw voorstellen lijken deze sociale zekerheid eerder te ondergraven dan te versterken.  U, een pleitbezorger? Ik dacht het niet.
 
Een pleidooi ten gunste van de (oorlogs)vluchtelingen staat volgens u gelijk aan een pleidooi voor open grenzen.  Maar is dat werkelijk zo? Ik denk het niet.  Met open grenzen doet u veronderstellen dat iedereen zomaar binnen mag om zich hier te vestigen.  Iedereen.  Zonder enige uitzondering.  Het zal u niet verbazen als ik stel dat elk land een eigen migratiebeleid voert.  Het is nog even wachten op een uniform Europees beleid.  Voorlopig doet elk land het apart.  Dat beleid moet de toegang, het verblijf en het staatsburgerschap regelen.  Dat beleid werd afgetoetst en in overeenstemming gebracht met internationale verdragen en afspraken.  Dat beleid lijkt te werken.  Neen, ik moet het anders stellen.  Dat beleid werkt.  Negen op tien migranten komen Europa legaal binnen.  Het idee dat de migratie uit de hand loopt is dus onterecht.  We worden niet onder de voet gelopen.  Nochtans is dat het beeld, dat u ingang wil doen vinden.  Met het schrikbeeld van de open grenzen. 
 
Bijna constant wordt in de media gewag gemaakt van een vluchtelingencrisis.  Ook politici bedienen zich hiervan.  Heel waarschijnlijk om het dreigende karakter hiervan te benadrukken en allerlei beperkende maatregelen in te stellen.  Het beeld van een crisis dient dringend bijgesteld te worden.  Vooreerst is het zo dat vluchtelingen slechts een relatief klein deel vertegenwoordigen van alle migranten.  Tussen 1990 en 2010 verminderde het aantal vluchtelingen van 18,5 miljoen naar 16,3 miljoen.  In 2016 steeg het aantal naar 21,3 miljoen.  Dat was voornamelijk het gevolg van de oorlog in Syrië.  Ondanks deze cijfers kunnen we stellen dat vluchtelingen slechts zeven tot acht procent uitmaken van de totale migratiebevolking.  Interessant om mee te geven is dat 86% van alle vluchtelingen in ontwikkelingslanden verblijven.  Slechts 0,4% van de totale EU-bevolking is een vluchteling.  Europa wordt onder de voet gelopen? Ik dacht het niet.
 
Opnieuw keer ik terug naar de keuze tussen open grenzen en de sociale zekerheid.  Ik wens hier even mee te geven dat vluchtelingen tijdens het onderzoek van hun dossier enkel recht hebben op materiële hulp (huisvesting, maaltijden en begeleiding).  Pas als ze officieel het statuut van vluchteling krijgen, krijgen ze een verblijfsrecht in België.  Pas dan ook krijgen ze toegang tot de arbeidsmarkt en hebben ze recht op een leefloon.  Wel dient hierbij opgemerkt te worden dat een vluchteling (op het moment dat hij of zij een verblijfsrecht verkrijgt) geen toegang heeft tot het verzekerings- en bijdragestelsel van de sociale zekerheid (werkloosheid, invaliditeit, ‘normale’ kinderbijslag) aangezien hij of zij nog niet heeft bijgedragen aan de sociale zekerheid.  Het beeld dat de sociale zekerheid zou kraken onder druk van de vluchtelingen is een fabeltje, dat u in stand houdt om electorale redenen.  De pensioenen zitten beneden het Europese gemiddelde.  Het leefloon zit beneden de officiële armoedegrens.  Met die cijfers is het altijd handig een zondebok te zoeken buiten de eigen regeringspartij.  U hebt die zondebok gevonden.  De vluchteling is uw bliksemafleider.
 
Omdat we het nu toch over het financiële plaatje hebben, wil ik heel even stilstaan bij de recente berichten over het Agentschap Integratie en Inburgering.  Veel mensen dienen langer dan één jaar te wachten op lessen inburgering (maatschappelijke oriëntatie).  Cijfers uit januari tonen aan dat 1.500 mensen langer dan één jaar op een cursusaanbod wachten.  Nochtans vormt maatschappelijke oriëntatie de kern van het inburgeringstraject.  Het is aangetoond dat de kosten van migratie pijlsnel naar beneden kunnen als de integratie lukt.  Investeringen in de integratie van nieuwkomers betalen zich zo goed als altijd terug.  Indien elke migrant binnen de tien jaar een gemiddelde scholing kan gegeven worden, vallen de kosten volledig weg en kan de bijdrage zelfs positief worden.  Ik lees dan ook met stijgende verbazing dat het betreffende Agentschap wordt afgebouwd ondanks de wachtlijsten.
 
Tot slot wil ik nog even stilstaan bij de open grenzen.  Uw bewering dat aan de linkse zijde zou gepleit worden voor open grenzen, doet vermoeden dat u staat voor gesloten grenzen.  Nochtans, gesloten grenzen zijn een illusie.  Dat zou u moeten weten.  Het zou kunnen maar dat veronderstelt dat een land zich volledig zou afsluiten.  Een dergelijk beleid zou massale investeringen vragen om mensen zonder papieren op te sporen, bijeen te drijven en te deporteren.  Aan politionele diensten zouden enorme bevoegdheden en middelen gegeven worden voor toezicht.  Dit zou ondermeer willekeurige identiteitscontroles op grote schaal vereisen alsook veelvuldige raids op particuliere huizen waar mensen zonder papieren leven en werken.  Een dergelijk beleid zou niet mogelijk mogen zijn in een open en democratische samenleving.  Omdat alle te nemen en noodzakelijke maatregelen zouden resulteren in een totaal gebrek aan respect voor de mensenrechten.  Dat zal nooit lukken.  Dat zou nooit mogen lukken.  Want terwijl ik dit schrijf, wordt in het parlement hevig gediscussieerd over het wetsontwerp over woonstbetreding.  Zou dit een opstap kunnen zijn naar het geschetste scenario van gesloten grenzen? 
 
U had het over een keuze.  Een keuze tussen open grenzen en sociale zekerheid.  Ik heb lang gezwegen.  Te lang gezwegen.  Tot nu.  Nu wil ik praten.  Nu wil ik duidelijk stellen dat de actie aan het Maximiliaanpark een teken was.  Een politiek signaal, waaruit moet blijken dat vele burgers het huidige debat en beleid met verontwaardiging volgen.  Een verontwaardiging, die uitmondt in een daad van verzet.  Remco Campert schreef ooit dat verzet niet begint met grote woorden.  Verzet begint met kleine daden.  Daden zoals die menselijke ketting aan het Brusselse park.  Daden, waartoe ik ook mijn brief reken.  Omdat zwijgen niet langer meer kan.  Met deze brief sluit ik mij dan ook (helaas rijkelijk te laat) aan bij de mensen in en rond het Maximiliaanpark.  Ik sluit mij aan bij het verzet, dat hopelijk snel groter en massaler zal worden.

Beste Bart.  In het recente verleden schreef ik uw collega-politici reeds een brief.  Een brief, waarin ik vroeg om een ander, humaner migratiebeleid.  Ik meen dat deze brief daarbij aansluit en mijn eerder pleidooi nog versterkt.
 
Met vriendelijke groeten.

donderdag 15 februari 2018

Uitgelezen: Noord. Brief aan Sien Volders.

Beste Sien,
 
Humo? Jarenlang was dit weekblad mijn gids doorheen het culturele landschap.  Boeken.  Films.  Elpees.  Op hun oordeel ging ik voort.  Dat blad bepaalde wat ik moest kopen.  Wat ik kon kopen.  Wat ik absoluut niet mocht kopen.  Jawel, ik was een volgeling.  Bijna was Humo een geloof.  Guy Mortier was de oppergod.  Hij was onfeilbaar.  Dat had zo zijn gevolgen.  Vaak deed ik al eens een verkeerde aankoop.  Een slecht boek.  Een vervelende film.  Een niet te doorgronden elpee.  Voor die foute aankoop kon ik niemand de schuld aanwrijven.  Enkel bij mijzelf diende ik de schuld te zoeken.  De onfeilbaarheid, u weet wel.  Ik was nog niet klaar voor dat ene boek.  Voor die ene film.  Voor die ene elpee.  Te hoog gegrepen voor een gewone plattelandsjongen als ik.  Jammer.  Maar zo was het nu eenmaal.  Sommige dingen vielen buiten mijn bereik.  Het leven kan hard zijn.
 
Op het kaft van uw debuutroman las ik die enkele woorden van Guy Mortier.  Zeldzaam zuivere taal en stijl.  Dat waren zijn lovende woorden over uw boek.  Ik wist wat ik moest doen.  Ik wist wat van mij verwacht werd.  Ik moest aan de slag met uw boek.  Uw boek moest ik lezen.  Enige twijfel bekroop mij.  Faalangst, zo zou ik het gevoel durven te omschrijven.  Toch waren de omstandigheden anders nu.  Ik was ouder nu.  Ik was rijper nu.  Meer levenservaring.  Grotere levenswijsheid.  Dat meende ik toch te mogen veronderstellen.  Het zou wel lukken.
 
Ik stapte dus in bij Sarah, het hoofdpersoon uit uw boek.  In haar olijfgroene Dodge reed ik mee naar Forty Mile, een afgelegen stadje in het noorden van Canada.  Die rit deed mij goed.  Het maakte mij los van Gent.  Van Zwijnaarde.  Met mijn hoofd zat ik in Canada.  Volledig.  Nu zou u kunnen denken dat ik lichtjes overdrijf.  Dat doe ik niet.  Ik hoed mij voor overdrijvingen.  Ik hou mij er ver van weg.  Dus, neen, ik overdrijf niet.  U bracht mij naar Canada.  In mijn hoofd creëerde u die wereld.  Uw taal had een dergelijke scheppende kracht.  Ik zag wat Sarah zag.  Ik zag die schoonheid.  In die mate dat het mij deed verlangen.  In mij kwam het verlangen op mijn koffers te pakken.  De deur te sluiten en te vertrekken.  Ik wou dat ruisvrije denken ervaren.  Ik wou dat verdomde lege landschap in mij opnemen.  
 
Ik wil hier niet focussen op mijn verlangens.  Ik wil hieraan voorbijgaan.  Om mij volledig op uw boek te richten.  Uw boek dient centraal te staan.  Dat verdient uw boek.  Ruimschoots.  Laat mij daarom naar uw boek terugkeren.  Naar Sarah.  Naar Forty Mile.  Naar de verlangens van zijn bewoners en bezoekers.  Naar hun wensen.  Naar hun dromen.  Naar hun vragen.  Naar hun zoektochten.  Want dat alles sluimert doorheen uw boek.  Terwijl u het verhaal van Sarah vertelt.
 
Dat verhaal brengt mij bij de liefde.  De grote liefde.  De nieuwe liefde.  De allesverslindende liefde.  De allesverterende liefde.  De meeslepende liefde.  Die liefde kent Sarah.  Die liefde ontmoet Sarah.  Die liefde confronteert Sarah.  Zij moet vaststellen dat liefde niet altijd werkt.  Dat liefde niet overal werkt.  Soms kan liefde niet verkast worden.  Niet verplant worden.  Omdat het al te zeer gebonden is aan de plaats.  Aan de locatie.  Soms lijkt een liefde niet meer te werken.  Omdat nieuwe ingrediënten de toverformule in de war sturen.  Omdat nieuwe ingrediënten modificaties aanbrengen.  Nauwelijks vast te stellen wijzigingen in persoonlijkheden.  Die liefde toont u.  Schetst u.  Die strijd verwoordt u.  Die pijnlijke strijd.
 
Toch is het niet enkel die strijd die u belicht.  De strijd om vast te houden aan de liefde.  Om te vechten voor de liefde.  In uw boek gaat u in op de vraag wat het betekent artiest te zijn.  Het is die vraag die Sarah naar het noorden drijft.  Jaagt.  Zij moet een keuze maken.  Een keuze, die een impact zal hebben op haar bestaan als artiest.  Op haar functioneren als artiest.  Zij aarzelt een beslissing te nemen.  Omdat zij meent dat die beslissing een funeste impact kan hebben op haar vrijheid als artiest.  Moet zij blijven opereren als zelfstandig zilversmid of toch maar samenwerken met een internationaal juwelenhuis? Die vraag doet haar twijfelen.  Enkel afzondering kan antwoord bieden.  Dat meent zij oprecht.  Daarom vertrekt zij.  Spoorslags.
 
Alle goede dingen bestaan uit drie.  Er moet dus ook een derde strijd zijn, die moet gevoerd worden.  Die derde is de strijd van Forty Mile met zijn bewoners.  Die strijd lijkt afwezig te zijn in de zomer.  Dan is het leven heerlijk.  Dan is het noorden op zijn best.  Die derde strijd wordt pas aangegaan in de winter.  Dan verandert alles.  Dan lijkt het goudzoekersstadje zijn bewoners een spiegel voor te houden.  Wat men dan ziet, is niet altijd fraai.  Het eigen kunnen lijkt dan vaak een illusie te zijn.  Die confrontatie kan naar de drank voeren.  Kan dwingen tot vertrek.  Tot een aftocht.  De zomers verhullen.  Verbergen.  De winters openbaren.  Onthullen.
 
Ik las uw boek.  De woorden van Guy Mortier waren terecht.  Niks tegenin te brengen.  Mijn oppergod had het bij het rechte eind.  Hij had mij naar een pareltje geleid.  Een pareltje, waarin de taal van een unieke schoonheid getuigt.  De taal waarmee u dat wonderbaarlijke landschap tot leven wekt, gebruikt u ook om die diverse gevechten treffend te schetsen.  Uw wondermooie taal ontroert.  Raakt.  Uw taal doet het verhaal zinderen.  Schitteren.  Uw taal maakt het landschap zichtbaar.  De liefde voelbaar.  De twijfel tastbaar.
 
Beste Sien.  Ik wil u danken voor dit boek.  Een brief moest geschreven woorden.  Omdat enkel een dankuwel te bescheiden was voor uw boek.  Uw boek vraagt in het geprezen worden meerdere woorden.  Ik heb getracht de juiste woorden te vinden.  De juiste woorden, die andere lezers tot uw boek kunnen brengen.  Uw taal moet ontdekt worden.  Uw stijl moet geproefd worden.  Want beiden smaken naar meer.  Naar veel meer.  Bedankt.  Bedankt.  Bedankt.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 13 februari 2018

Hoe een ongeval mij tot Take 7 (Klara) bracht. Brief aan Lies Steppe.

Beste Lies,
 
Bus rijdt zes voetgangers aan in Brussel.  Eén persoon in levensgevaar.  Vrijdagavond las ik dit op mijn iPhone.  Via een korte newsflash.  Zaterdagmorgen las ik het in de krant.  Via een uitgebreider artikel.  Onder normale omstandigheden was dit nieuwtje aan mij voorbijgegaan.  Ik ben geen ramptoerist.  Ik blijf niet stilstaan bij ongevallen.  Noch bij natuurrampen.  Ik registreer het wel.  Ik neem het wel op.  Maar verder gaat het niet.  Mijn persoonlijke betrokkenheid bij het dagelijkse nieuws kent zijn grenzen.  Ik doseer.  Uit zelfbehoud.  Maar toch.  Toch kan het verkeren.  Dat wist Bredero reeds vroeg.
 
Vrijdagavond deed één telefoontje mij die korte newsflash opnieuw lezen.  Dat ene telefoontje deed het mij anders lezen.  Plots was er die betrokkenheid.  Over de telefoon kreeg ik via mijn zus te horen dat mijn jongste broer één van de aangereden voetgangers was.  Zij was nu bij hem.  In het hospitaal.  Niks ergs, dat vertelde zij mij meteen.  Ik hoefde niet te panikeren.  Mijn broer had de nodige en juiste onderzoeken gehad.  Dat volstond om hem gezond te verklaren.  Wel was hij behoorlijk onder de voeten.  Onder de indruk.  Mij werd daarom de vraag gesteld of ik hem kon repatriëren.  Van Brussel naar Gent.  Uiteraard, dat kon ik.  Dat spreekt voor zich.  Ik vertrok.
 
U vraagt zich heel waarschijnlijk af waarom ik mij met dit verhaal tot u richt.  Heel waarschijnlijk hebt u de brief al aan de kant gelegd.  Dat zou jammer zijn.  Want net nu zal ik de reden onthullen waarom ik deze brief schrijf.  Waarom ik mij tot u richt.
 
Ik vertrok.  Met de wagen.  Vóór ik de wagen startte, moest nog één ding gebeuren.  Eén belangrijk ding.  Ik diende het juiste radiostation te kiezen.  Dat was geen sinecure.  Dat zou al vlug blijken.  Rust, dat was wat ik nodig had.  Kalme rust.  Rustige vastheid, zo zouden sommige politici het gevoel omschrijven.  Mijn muziekkeuze diende hierbij aan te sluiten.  Mijn zoektocht kon beginnen.  Ik startte bij Studio Brussel.  Wij zijn twee handen op één buik.  Niet altijd.  Wel heel vaak.  Alleen blijkt vrijdagavond geen optie te zijn om af te stemmen op StuBru.  Dan wordt de start van het weekend gevierd.  Dat gaat gepaard met de nodige toeters en bellen.  Ingetogenheid is niet wat deze start vraagt.  Uitbundigheid kan dan enkel.  Ik diende uit te wijken.  Naar Radio 1.  Dat is altijd een goede tweede.  Maar die avond was er voetbal.  Luisteren naar een live verslaggeving was geen goede keuze.  Een echte voetbalfan ben ik niet.  Dan verliest die verslaggeving elke relevantie.  Toch voor mij.  In de meer popgerichte zenders zoals Q Music, MNM, Joe FM of Nostalgie had ik helemaal geen zin.  Het zou een te grote inspanning vragen van mij.  Grote inspanningen diende ik te vermijden.  Zoals ik al zei, ik moest rustig blijven.  Ik wilde rustig blijven.
 
Dan kwam die plotse inval.  Het zou een unicum zijn voor mij.  Maar heel misschien zou het voor deze avond toch de juiste zender zijn.  Klara.  Dat zou het worden.  Mijn broer is een grote fan van de zender.  Hij tracht ons te bekeren.  Helaas, tot op heden kende zijn bekeringsijver weinig succes.  Ik bleef doof voor zijn pleidooien.  Tot die vrijdagavond.  Het leek mij juist te zijn.  Plots leek ik te beseffen dat een andere zender geen optie was.  Mijn broer was slachtoffer.  Een huiselijk gevoel creëren kan dan wonderen doen.  Dat is wat ik dacht.  Ik zocht de juiste radiofrequentie.
Klara weerklonk in mijn wagen.  Groot was mijn verbazing geen klassieke muziek te horen.  Dat had ik verwacht.  Die verwachting werd niet ingelost.  Ik kwam uit bij Take 7.  Ik kwam uit bij u.  Wat als een groot gebaar naar mijn broer was opgevat, werd plots een geschenk voor mijzelf.  Ik leek weg te glijden in de muziek.  Dat kan wel eens gevaarlijk zijn.  Vooral als ik niet enkel luisteraar ben maar ook chauffeur.  De ogen moeten op de weg gehouden worden.  Dat werd mij zo geleerd.  Herhaaldelijk werd mij dat gezegd.  Ik doe het ook.  Steeds en altijd.  Mijn visuele focus lag op de weg.  Veiligheid primeert.  Mijn auditieve focus daarentegen lag bij de radio.  Ik spitste mijn oren.  Dit was fantastisch.  Bijna een openbaring.  Nu moet ik wel zeggen dat de omstandigheden optimaal worden.  Buiten was het donker.  Nauwelijks iemand op de baan.  Alleen op de wereld, zo leek het wel.  In de avond reed ik op de autosnelweg.  Met uw muziek.  Dit kon niet beter.  Ik wou blijven rijden.  Ik moest denken aan dat ene liedje van Hans De Booij, Annabel.  Al reis je door naar het eind van de wereld, ik ga met je mee.  Dat zingt Hans.  Dat wou ik doen.  Met uw muziek door mijn boxen.  Helaas, dat ging niet.  Dat was onmogelijk.  Ik was op missie.  Ik moest om mijn broer.
 
Alain Toussaint.  John Surman.  Bob Brookmeyer.  Curtis Fuller.  Die namen waren mij voorheen onbekend.  Hun muziek was mij voorheen onbekend.  Op weg naar Brussel maakte ik kennis.  Die kennismaking behoefde geen lang voorspel.  Wij zaten onmiddellijk op dezelfde golflengte.  Wij hadden geen woorden nodig.  De muziek sprak voor zich.  Datgene wat ik beoogde met de keuze van de juiste muziek, bereikte ik.  Rust.  Kalmte.  Rampscenario’s, die aanvankelijk door mijn hoofd spookten, verdwenen als sneeuw voor de zon.  Paniek was uitgeschakeld.  Ik was de rust in hoogsteigen persoon.  Maar dat had ik heel waarschijnlijk al gezegd.
 
Ik kwam aan bij het Brusselse hospitaal.  Mijn broer stapte in.  Op kreupele wijze wist hij zich naast mij op de passagiersstoel te installeren.  Wij reden een tijdje.  Na hem eerst uitgehoord te hebben over het eigenlijke ongeval, moest ik het zeggen.  Ik kon niet zwijgen.  Ik vertelde mijn broer dat de radio op Klara stond.  Ik zei het met een zekere fierheid.  Mijn broer leek die fierheid te detecteren.  Hij lachte.  Een beetje.  Het ongeval had dan toch één positief neveneffect.  De grote broer heeft de weg gevonden naar Klara.  Dat leek hij te denken.  Dat meende ik in dat lachje te lezen.
 
Ik zette mijn broer af.  Bij hem thuis.  Ik zelf reed naar huis.  Met de wetenschap dat mijn broer het goed stelde.  Ik kwam thuis aan.  Aan mijn vriendin vertelde ik het hele verhaal.  Om te eindigen met de mededeling dat ik Klara had ontdekt.  Dat ik helemaal weg was van Take 7.  Ongevallen hoefden zich niet meer te herhalen.  Dat moest niet.  Terugkeren naar Take 7, dat zou ik wel doen.  Dat zou ik herhalen.  Elke vrijdagavond.  Als jazzy begin van het weekend.
 
De Brusselse MIVB had van mij een ander mens gemaakt.  Een voller mens.  Een Klara mens.  Elk nadeel heb zijn voordeel.  Dat zei ooit een groot Nederlands voetballer.  Ik kan het enkel beamen.
 
Beste Lies.  Ik wil u danken voor uw muzikale gezelschap tijdens mijn ritje naar en van Brussel.  Het was mij een waar genoegen.  Het was een wonderbaarlijke avond.  Samen met u.  Dank daarvoor.
 
Met vriendelijke groeten.