vrijdag 5 juni 2015

Uitgelezen: La superba. Brief aan Ilja Leonard Pfeijffer.

Beste Ilja,
 
Ik had het boek van Jeroen Theunissen gelezen.  De omwegen.  Dat boek was genomineerd voor de Libris Literatuurprijs.  Verder dan een nominatie was het boek niet gekomen.  Het boek kaapte de hoofdprijs niet weg.  Dat deed uw boek wel.  Op uw boek La superba staat dat subtiele klevertje ‘Winnaar Libris Literatuurprijs 2014’.  Dat maakte mij meer dan nieuwsgierig.  Het boek van uw collega-schrijver vond ik magistraal.  Vond ik meer dan schitterend.  Toch won het boek niet.  Waarom uw boek dan wel? Dat wou ik weten.  Dat wou ik achterhalen.  Om dat te kunnen, moest ik uw boek lezen.  Daarvoor moest ik niet naar de boekhandel.  Daarvoor moest ik niet naar de bib.  Uw boek stond in mijn boekenkast.  Klaar om gelezen te worden.  Die tijd was nu gekomen.  De tijd was rijp.  Ik nam uw boek uit de kast.
 
Ik las uw boek.  Een boek over een stad.  Een Italiaanse stad.  Een boek over Genua.  Ik ben er geweest.  Als dagjestoerist.  Slechts één dag voor een dergelijke stad, het is te weinig.  Te weinig om een stad ten gronde te leren kennen.  Ik bleef aan de oppervlakte.  Snuffelde haastig.  Proefde snel.  Ondanks die weinige tijd wist Genua mij toch te overtuigen.  Terwijl ik doorheen de steegjes slenterde, voelde ik Genua onder mijn huid kruipen.  Ik ben geen roker, inhaleren deed ik nooit.  Toch is dat wat Genua met mij deed.  Ik inhaleerde de stad.  Jawel, Genua is geen typisch Italiaanse stad.  Zoals Firenze.  Zoals Milaan.  Zoals Turijn.  Genua is vuil.  Genua is donker.  Genua heeft vele gezichten.  Oprechte gezichten.  Valse gezichten.  Niet altijd is wat je ziet ook wat je krijgt.  Toch bepaalt dat alles de charme van Genua.  In dat geheimzinnige schuilt de charmante verleiding.  
 
U bent geen dagjestoerist.  U woont in Genua.  U werkt in Genua.  Dat is een verschil.  Een hemelsbreed verschil.  Dat blijkt uit uw boek.  U blijft niet aan de oppervlakte.  U leeft de stad.  U beleeft de stad.  Niet enkel overdag.  Ook ’s nachts.  Pas in de nachten leert de mens een stad echt kennen.  Omdat een stad dan pas echt openbloeit.  In die nachtelijke uitstappen neemt u de lezer mee.  Heel voorzichtig volgen wij uw sporen.  Met u gaan wij langsheen en bij travestieten.  Langsheen en bij prostituees.  Langsheen en bij illegale vluchtelingen.  Langsheen en bij enkele extravagante bewoners.  U toont ons meer dan die toeristische bezienswaardigheden.  Die dingen, tot wat een dagjestoerist zich noodgedwongen beperkt.  U doet ons kennismaken met zijn inwoners.  Niet alleen de bewoners van luxueuze huizen in het felle licht van de stad.  U toont ons ook de bewoners van krochten in de lagere, donkere delen van de stad.  Delen waar niet de zon maar de schaduw regeert.  U schenkt ons een totaalbeeld.
 
U zou kunnen denken dat ik in uw boek enkel een toeristische gids vermoed.  Dat doe ik niet.  Dat wil ik niet.  Zoals ik al zei, ik las uw boek.  In dat boek las ik, naast een lofzang op Genua, ook een verhaal over de liefde.  Over een verliefdheid.  Ik las uw bange toenaderingspogingen tot het mooiste meisje van Genua.  Ik las hoe uw verliefdheid liefde wordt.  Heel kort.  Heel even.  Om elkaar dan weer te verliezen.  
In uw ontdekkingstocht doorheen Genua verweeft u een verhaal van een alles verbrandende verliefdheid.  Van een verliefdheid, die u degradeert tot een puber.  Een verliefde puber.  Een puber, die alle truukjes uit de kast haalt om in de buurt van zijn geliefde te kunnen vertoeven.  Die angstig dat ene moment afwacht om zijn geliefde te kunnen aanspreken.  Hopend op die ene date.  Die ene date, die alles anders moet maken.  Warmer.  Intenser.  Die ene date, die verliefdheid zal omturnen tot liefde.  Echte liefde.  Pure liefde.
 
Een politiek pamflet.  Ook dat lees ik in uw boek.  U laat Djiby aan het woord.  U laat Rashid aan het woord.  In hun woorden lees ik het verhaal van de vluchteling.  De vluchteling, die naar Europa komt.  Hopend op een beter leven.  Hopend op een rijker leven.  Hopend om in Europa het geluk te vinden.  Ik lees hoe de verwachtingen botsen met de realiteit.  Ik lees het verhaal en denk aan het actuele debat omtrent de bootvluchtelingen.  Ik lees het verhaal en voel woede opwellen.  Woede tegenover de Europese politiek.  Ik lees het verhaal en zie het falende Europese asielbeleid bevestigd worden.  U doet mij niet enkel wentelen in dat warme gevoel van de liefde.  Neen, u doet mij ook wentelen in de onmacht van een Europees burger, die maar niet kan begrijpen waarom Europa steeds maar hogere muren rondom zich optrekt.
 
Ik klap het boek dicht.  Het boek is uit.  Ik wil weg.  Ik wil naar Genua.  Ik wil een negroni drinken in de Bar met de Spiegels.  Ik wil het schoonste meisje van Genua ontmoeten.  Ik wil aan het graf staan van professor Don.  Ik wil dat kleinste theater bezoeken.  Ik sta op het punt mijn koffers te pakken.  Maar net op dat moment ga ik twijfelen.  Zou het niet allemaal fantasie kunnen zijn? Ik twijfel.  Ik denk aan het boek.  Besef dan plots wat het boek bovenal is.  Uw boek is een ode aan de fantasie.  Niks meer, niks minder.  Een ode aan de fantasie, geschreven in een prachtige, poëtische taal.  Wat is echt? Wat is verbeeld, ingebeeld? Ik zal het niet weten.  Ik zal het nooit weten.  
 
Wat ik wel weet, is dat uw boek mij ontroerd heeft.  Genua heeft mij ontroerd.  Zijn inwoners hebben mij ontroerd.  Uw liefde heeft mij ontroerd.  Dat alles is wat ik met zekerheid weet.  Dat is geen verbeelding.  Geen fantasie.  Via De Omwegen van Jan Theunissen ben ik tot La Superba gekomen.  Het was een mooie, literaire tocht.
 
Beste Ilja, ik wil u danken.  Danken voor een heerlijk, superbe boek.
 
Met vriendelijke groeten.
 

maandag 1 juni 2015

Mooie liedjes: Ghostpoet.

Ghospoet.  Ik herhaal, Ghospoet.  Die naam doet geen belletje rinkelen bij u? Geen paniek.  Tot enkele jaren terug had ik ook nog nooit gehoord van die man.  Tot enkele jaren terug was die man mij totaal onbekend.  Dat kan gebeuren.  Dat hoeft geen schande te zijn.  U hoeft zichzelf niet in vraag te stellen.  Ga niet twijfelen aan u zelf.  Het gaat snel in de muziekwereld.  Te veel namen komen op ons af.  Al die namen vechten om onze aandacht.  In dat constante gevecht zijn er winnaars en verliezers.  Winnaars komen terecht op de internationale podia.  Verliezers belanden in de marge.  In de vergeetput.  Dat is het spelletje.
 
Ghostpoet, ik kende de man dus niet.  Het muziekmagazine RiFRaf bracht hem onder mijn aandacht.  In dat magazine las ik een recensie van zijn debuutalbum.  Dat debuutalbum kocht ik.  Dat is nu vier jaar terug.  Sindsdien volg ik de man.  Zopas bracht hij zijn derde album, Shedding Skin, uit.  Alweer een voltreffer.  Mag ik dat zeggen? Of klink ik vooringenomen? Want ik moet erkennen, ik ben fan.  Dat kan mijn blik op de realiteit een beetje vertroebelen.  Verstoren.  Het zou kunnen.  Neen, neen, neen, Ghostpoet is goed.  Steengoed.  Zondermeer.  Niks van vertroebeling.  Niks van verstoring.  Het is gewoon zo.  Het is een vaststaand feit.  U kan misschien twijfelen.  Ik niet.  Geenszins.

Website:
Ghostpoet.

Clips:
Ghostpoet – Off peak dreams.
Ghostpoet – X marks the spot (Live on Later … with Jools Holland).



vrijdag 22 mei 2015

Revue Ravage, gezien in NTG. Brief aan Josse De Pauw.

Beste Josse,

Revue Ravage.  Reeds van bij de aanvang werd duidelijk welke ravage de politiek aanricht in het leven van de politicus.  Politiek slorpt politici op.  Politiek legt volledig beslag op het leven van diezelfde politici.  Met als eerste slachtoffer de politicus zelf.  In zijn kielzog sleurt de politicus zijn familie mee.  In een neerwaartse spiraal.  Echtgenote en kinderen moeten hun lot aanvaarden.  Moeten zich plooien naar de ambities van de politicus.  Nooit wordt hun mening gevraagd.  Het gebeurt.  Bijna automatisch.  Alsof het een klein, vervelend neveneffectje is van de politiek.  Een klein, te verwaarlozen neveneffect.  Het huwelijksleven verengt zich tot de gsm.  De familiale agenda wordt voortdurend herschikt.  In functie van het politieke leven.  Dat politieke leven wikt en beschikt.  Vragen worden hierbij niet gesteld.  Toch niet door de politicus.

De voorstelling doet ons voortdurend heen en weer slingeren.  Heen en weer tussen de twee gezichten van de politiek.  Tussen revue en ravage.  Want dat is wat politiek is.  Zowel theater als slagveld.  Overtuigingskracht en overlevingsinstinct gaan hand in hand.  Het een kan niet zonder het ander.

Politiek is revue.  Theater.  De politicus wordt gecoacht.  Wordt gemanaged.  Als een acteur wordt hij geregisseerd.  In wat hij zegt.  In wat hij doet.  In hoe hij het doet.  Door partijjongens.  Door marketing boys en girls.  De politieke boodschap geraakt ondergesneeuwd.  De verpakking wordt belangrijker.  De kiezer moet niet meer overtuigd worden.  De kiezer moet behaagd worden.  Daarom mag de taal niet te hard klinken.  Om niet af te schrikken.  Om de potentiële kiezer niet weg te jagen.  Politiek wordt kleurloos.  Wordt bijna uitwisselbaar.  Boodschappen zijn slechts een bijproduct.  De politieke kop wordt het hoofdproduct.  De partij lijkt nauwelijks nog te draaien om ideologie.  Personencultus neemt het over.  In dat circus wordt de politicus gedwongen mee te gaan.  Hij moet meedraaien in die dolle carrousel.  Om te overleven.  Hij moet zijn rolletje spelen.  De rol van politicus.

Politiek is ravage.  Slagveld.  Op het politieke toneel vallen slachtoffers.  Een politicus moet steeds bedacht zijn op dat spreekwoordelijke mes in de rug.  Bondgenootschappen zijn nooit definitief.  Slechts tijdelijk worden zij aangegaan.  In een dergelijk klimaat lijkt vriendschap niet te gedijen.  Vrienden worden niet gemaakt.  Te riskant.  Te gevaarlijk.  Een te groot vertrouwen kan zich tegen de politicus keren.  Hij schermt zich af.  Hij omringt zich door mannen en vrouwen, aangeleverd door het partijapparaat.  Voor die mannen en vrouwen primeert enkel de partij.  Personen zijn inwisselbaar.  Personen leven bij gratie van de peilingen.  Bij tegenvallende peilingen worden de messen geslepen.  Worden andere scenario’s uitgedacht.  Andere scenario’s met andere hoofdrolspelers.  Spelers, waarvan wordt gehoopt dat zij op de golven van succes zullen rijden.

Ondanks deze weinig fraaie schets van het politieke spel weet de politicus in deze voorstelling zich overeind te houden.  Hij kent de spelregels.  Hij kent de zeden en de gewoontes.  Die kennis laat hem toe datgene te doen wat hij wil doen.  Dat is de maatschappij stapje voor stapje in de juiste richting duwen.  Hij beseft dat hervormingen slechts bij mondjesmaat kunnen doorgevoerd worden.  Coalities moeten gesmeed worden.  Compromissen moeten gemaakt worden.  In dat smeden en maken moet veel tijd geïnvesteerd worden.  Dat doet hij.  Zonder morren.  Hij is overtuigd van zijn opdracht.  Van zijn taak.  Die overtuiging drijft hem vooruit.  Doet hem niet twijfelen.

Die traagheid botst vaak met het verwachtingspatroon bij de kiezer.  Die kiezer wenst onmiddellijk resultaat.  Dat kan niet altijd geleverd worden.  Het politieke spel moet gespeeld worden.  Dat is een conditio sine qua non.  In die lange weg naar uiteindelijk resultaat haakt de kiezer vaak af.  Op die weg verliest hij zijn geloof in deze of gene politicus.  Op die hobbelige weg beslist de kiezer zijn wagentje aan iemand anders te haken.  Iemand anders, de nieuwe hype.  Die afwezigheid van loyaliteit bij de kiezer belast evenzeer het werk van de politicus.

Politiek.  Een mijnenveld.  Dat is wat ik denk bij het einde van de voorstelling.  Maar tegelijk denk ik dat wij met de nodige zorg moeten omgaan met onze politici.  Zorg, die onze zin voor kritiek niet mag lamleggen.  Dat mag niet gebeuren.  Nooit.  Diezelfde zorg moet ons toelaten te oordelen, binnen de gegevens van de politieke realiteit.  Dat zou ons milder moeten stemmen.

Aan het eind van deze brief realiseer ik mij plots dat ik nog niks geschreven heb over de eigenlijke voorstelling.  Nergens heb ik nog geschreven wat ik precies vond van de voorstelling.  Ik kan kort zijn.  Goede dingen behoeven geen grote woorden.  Ik wil dan ook niet zoeken naar die grote woorden.  Naar die overtreffende trappen.  De voorstelling is één groot feest.  Een feest met een uitmuntend musicerend balorkest.  Een feest met op akelig hoog niveau spelende acteurs en actrices.

Niet enkel de musici schitteren.  Niet enkel de acteurs en actrices schitteren.  Net zo schitterend is de theatertekst.  Een politiek pamflet.  In de woorden van de spelers lezen wij een zekere maatschappijkritiek.  Lezen wij een visie op het politieke reilen en zeilen.  Met de woorden van Tom Lanoye lijken alle politici op het podium ware redenaars.  De monologen.  De dialogen.  Jawel, ook die zijn een feest.

Revue Ravage op donderdagavond.  Die donderdagavond was ik op een bijzonder feestje.  Ik heb genoten.  Meer dan genoten.

Toen ik op weg naar huis voorbij de Vooruit fietste, zag ik dat het debat tussen Bruno Tobback en John Crombez voorbij was.  Revue Ravage, dat is wat ik dacht als ik aan die twee kemphanen dacht.  Een toneelvoorstelling met een akelig realiteitsgehalte, ook dat dacht ik.

Met vriendelijke groeten.

Trailer:
Revue Ravage – Dood van een politicus.

Speellijst:
Revue Ravage – NTG.


donderdag 21 mei 2015

KAA Gent en de eerste kampioenstitel. Wij duimen. Brief aan Hein Vanhaezebrouck.

Beste Hein,
 
Een fan? Zo durf ik mij niet te noemen.  Ondanks de voetbalgekte, die door onze stad raast, moet ik toch een zekere eerlijkheid betrachten.  Dus, neen, ik ben geen fan.  Nooit geweest.  In vroegere dagen was ik wel een voetbalfan.  Van RSC Anderlecht.  Dat was geen bewuste keuze.  Het ging bijna als vanzelf.  Mijn vader was fan.  Ik volgde mijn vader.  Zo eenvoudig was het.  Na verloop van tijd kwam er sleet op mijn trouw aan die Brusselse ploeg.  Het verwaterde.  Tot op het moment dat er van dat fanschap helemaal niks meer overbleef.  Op dat moment verloor ik bijna alle interesse in het voetbal.  Voetbal bleek niet langer een feest voor mij.  De wekelijkse voetbaluitslagen, dat volgde ik nog.  Dat was het enige.  Verder ging het niet.
 
Ik leek verloren voor het voetbal.  Immuun voor de voetbalmicrobe.  Tot dat ene ding gebeurde.  KAA Gent kwam naar de Groothandelsmarkt.  Daar verrees de Ghelamco Arena.  KAA Gent werd een buur van mij.  Dat veranderde alles.  Een Belgische topploeg in mijn achtertuin.  Hiervoor kon ik niet ongevoelig blijven.  Mijn aversie tegenover voetbal brokkelde af.  Ik voelde mij meer en meer betrokken bij de ploeg.  Goed nabuurschap vraagt engagement.  Vraagt betrokkenheid.  Dus, jawel, KAA Gent kroop onder mijn vel.  Nestelde zich in mijn hart.
 
Toch ben ik nog steeds geen fan.  Nog altijd durf ik mij zo niet te noemen.  Op mijn schouder prijkt geen getatoeëerd indianenhoofd.  Geen buffalo op mijn schouder.  Geen enkele speler van de eerste ploeg ken ik bij naam.  De ploegopstelling is mij volledig vreemd.  De Ghelamco Arena durf ik wel eens te omschrijven als een pareltje maar nog nooit zette ik een voet in die Arena.  Of toch wel, één keer.  Toen de Rode Duivels op het voorbije WK tegen Zuid-Korea speelden.  Dan ging ik naar de Arena.  Maar KAA Gent zag ik nog nooit spelen in die fraaie voetbaltempel.
 
Dit voetbalseizoen voelde ik een lichte verandering in mijn houding tegenover voetbal.  Mijn betrokkenheid groeide.  Van vrijblijvendheid was geen sprake meer.  Ik koos partij.  Voor de ploeg van mijn stad.  Net zoals ik in die vroegere dagen, toen ik nog een korte broek droeg, mijn vader volgde, volgde ik nu anderen.  Vrienden.  Vrienden brachten mij tot KAA Gent.  Nog steeds geen fan.  Enthousiaste volger, dat was het statuut, waaronder ik viel.  Dat was een juiste omschrijving voor mijn toestand.
 
Met de play-offs ging ik nog een stapje verder.  Een monster in mij werd wakker geschud.  Een voetbalmonster.  Plots ging ik vloeken bij verlies.  Heftig gesticulerend voerde ik uit.  In verlies ontwaarde ik een samenzwering.  Een samenzwering tegen ‘mijn’ ploeg.  Bij gelijkspel trok ik mijn haren uit.  Wild bonkte ik op tafel.  Als er een tafel in mijn buurt aanwezig was.  Jawel, een mogelijke kampioenstitel had mij in zijn greep.
 
Vandaag moet het gebeuren.  Niet alleen ik denk dat.  Dat denken alle bewoners van Gent.  Vandaag willen de Gentenaars die kampioenstitel in eigen stad houden.  Maar daarvoor moeten wij eerst Standard opzij zetten.  Dat wordt geen walk in the park.  Dat wordt een heikele klus.  Het wordt een moeilijke avond.  Niet enkel voor uw voetballers.  Ook voor mij zal het een moeilijke avond worden.  Nagelbijtend zal ik de avond doorbrengen.  Vastgekluisterd aan de radio.  Ik zal uw ploeg vooruit roepen.  Vooruit schreeuwen.  U zal het niet horen.  Dat weet ik.  Ik ben een nuchtere jongen.  In telepathisch gedoe geloof ik niet.  Ondanks dat besef zal ik roepen, springen, schreeuwen, lachen, huilen, … Negentig minuten lang.  Die negentig minuten zal ik doldwaas intens meebeleven.  Om dan aan het einde op mijn knieën te vallen en de voetbalgoden te danken.  Hen te danken voor die eerste kampioenstitel.
 
Beste Hein, ik wens u het allerbeste.  Beste Hein, bezorg ons die titel.  Het zou mooi zijn.  Voor het voetbal.  Voor Gent.  Voor mij.
 
Een indianenhoofd op mijn schouder, dat zal niet onmiddellijk gebeuren.  Dat zal u niet kunnen bewerkstelligen bij mij.  Wat u wel hebt gedaan, is het slopen van die schroom.  Die schroom mij fan te noemen.  Want dat weet ik nu.  Dat besef ik nu.  Ik ben fan.  Van KAA Gent.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Website:

woensdag 20 mei 2015

Pleidooi voor het behoud van SYTYCD. Brief aan Malik Mohammed.

Beste Malik,
 
Neen, dit wordt geen persoonlijke brief.  Geen brief, enkel en alleen aan u gericht.  Dat is het niet.  Dat wordt het niet.  Ondanks deze eerste woorden wil ik niet nalaten u te feliciteren.  Met warm plezier maak ik u mijn felicitaties over.  Terecht bent u de winnaar.  Alleen al omwille van die ene solo in de finale.  Wat Ish voor de camera deed, deed ik in de zetel.  In de living.  Voor de televisie.  Ik vocht tegen mijn tranen.  Tranen, die opwelden.  Omwille van Ish.  Omwille van u.  Net als Ish begreep ik uw verhaal.  Ik ontleedde uw dans.  In uw dansbewegingen vond ik de woorden, die u niet kon of wou uiten.  Uw solo vertelde een verhaal.  Een verhaal, dat ik begreep.
 
Uiteraard werd u geen winnaar enkel en alleen omwille van die ene solo.  U werd winnaar omwille van uw afgelegde parcours.  Een parcours, waarin u elke dansstijl tot de uwe maakte.  Waarin u elke dansstijl naar uw hand wist te zetten en zo telkens weer garant stond voor een spetterende apotheose.  Maar het zijn niet enkel die dansbewegingen.  Ook andere finalisten waren meester in het beheersen van de juiste bewegingen.  Meer nog dan de eigenlijke dansbewegingen werd ik ontroerd door uw persoonlijkheid.  Uw persoonlijk verhaal.  Uw positieve ingesteldheid.  Uw jongensachtige speelsheid.  Uw plaats in de wereld.  Uw bereidheid u telkens weer open te stellen.  Die uitzonderlijke combinatie van persoonlijkheid en vakkundigheid maakte van u een winnaar.
 
Positiviteit.  Daarin bent u een meester.  U straalt die positieve attitude uit.  Maar dat doet u niet alleen.  Ook het format van SYTYCD blinkt daarin uit.  Alles in en rond dat programma baadt in die warme vibe.  De jury.  De presentatoren.  De choreografen.  De kandidaten.  Die unieke mix tovert elke gewone zondagavond om in een uitzonderlijk televisiemoment.  Een televisiemoment, waarvoor ik mij met plezier lui laat uitzakken in de zetel.  Een televisiemoment, waarvoor ik mij met plezier eventjes afsluit van de wereld.  Weg van de wereld.  Teruggetrokken in mijn veilige cocon.  Dat is wat ontroering vraagt.  Emotionele betrokkenheid vraagt afzondering.  Isolatie.  In mijn zeteltje kijk ik naar die heerlijke dansen.  Die wondermooie choreografieën.  Ik kijk en vergeet dat het zondag is.  Vergeet dat de volgende dag maandag is en bijgevolg werkendag.  Ik vergeet te lijden aan de zondagse blues.
 
Niet enkel omwille van het wedstrijdelement schakel ik elke zondag mijn televisie aan.  Andere verhaallijnen, die zich doorheen de afleveringen ontwikkelen, weten mij evenzeer te boeien.  Die gelaagdheid maakt het programma interessant.  Ik kijk naar de ontwikkeling van de verschillende deelnemers.  Samen met hen ga ik mee op hun weg. 
Voor sommige deelnemers is SYTYCD een zoektocht.  Een zoektocht waarin zij willen nagaan of dansen echt wel hun verdere toekomst zal bepalen.  In die zoektocht gaan zij een innerlijke strijd aan.  Een strijd, waarin twijfel afwisselt met vastberadenheid.  Die strijd zien wij.  Het programma verhult niet.  Toont alles. 
Andere deelnemers twijfelen minder en zien SYTYCD als die unieke kans.  Die unieke kans op een toegangsticket tot de wereld van dans.  Al lang dromen zij van een danscarrière en SYTYCD kan die droom helpen realiseren.  In hun hoofd is er minder twijfel.  In hun ogen brandt die overtuiging.
Die verschillende deelnemers worden samen gegooid.  In één melting pot.  In die melting pot versterkt de een de ander.  In die pot moedigt de een de ander aan.  Geen afgunst.  Geen jaloezie.  Dat lijken de deelnemers niet te kennen.  Enthousiasme, dat is wat al die kandidaten gemeenschappelijk hebben.  Vreemden voor elkaar worden vrienden van elkaar.  Tegenstanders worden zij nooit.  Misschien wel in het hoofd.  Verborgen voor attente blikken.  Maar nooit zal dat blijken in hun daden.  Nooit in hun woorden.
 
Wij zien hoe mensen kunnen samenwerken.  Overtuigd het beste van zichzelf te geven.  Overtuigd om samen anderen te overtuigen.  In die pogingen zien wij hen zweten en zwoegen.  Wij zien hen vallen en opstaan.  Niet één keer.  Vaak meerdere keren.  Maar telkens weer krabbelen zij overeind.  Geholpen door hun danspartner.  Partners slopen elkaars weerstand.  Elkaars angsten.  Dat sloopwerk is vaak nodig.  Om uiteindelijk te komen tot een sprankelend eindresultaat.  Een resultaat waarin hun hoogste verwachtingen vaak nog worden overtroffen.  SYTYCD toont dat één en één heel soms drie is.  Wiskundigen zullen beweren dat dat vreemde optelsommetje nooit kan.  Zij zullen het bij voorbaat uitsluiten.  Ik zal dat niet doen.  Op het podium heb ik gezien dat dat optelsommetje vaak wel die vreemde uitkomst kan geven.  
 
Het mooiste aan SYTYCD is dat het programma een ideale wereld verbeeldt.  Een wereld waarin alles mogelijk lijkt.  Waarin geen muren worden opgetrokken maar gesloopt worden.  Een wereld waarin het hokjesdenken vermeden wordt.  Waarin over grenzen heen gekeken wordt.  Een wereld waarin niemand naar beneden wordt getrokken.  Waarin iedereen hogerop wordt getild.  Een wereld waarin niemand wordt beoordeeld op zijn afkomst en/of voorgeschiedenis.  Waarin enkel vooruit wordt gekeken.  Met open blik op de toekomst.  Naar die ideale wereld verlang ik.  Voorlopig is die wereld nog geen realiteit.  Jammer.  Wel kan ik elke zondagavond eventjes in die wereld vertoeven.  Dat is mooi.  Dat doet deugd.
 
Beste Malik, wij zijn aan het einde van deze brief gekomen.  U zal gemerkt hebben dat deze brief niet enkel over u gaat.  Deze brief gaat evenzo over uw vrienden/dansers.  Deze brief gaat zo veel ruimer.  In deze brief schuilt een pleidooi.  Voor het behoud van SYTYCD.  Een programma waarin een podium wordt gegeven.  Aan beloftevolle dansers.  Aan zoekende dansers.  
 
Ik moet bekennen, in mijn pleidooi schuilt tevens enig eigenbelang.  Omdat ik die heerlijke, bijna unieke zondagavonden niet wil verliezen.  Omdat ik die kans om woordeloos geëmotioneerd te worden niet wil verliezen.  Omdat ik die kans om verbeelde schoonheid te mogen aanschouwen niet wil verliezen.  Omdat ik die kans om volop te genieten van dans niet wil verliezen.  Om al die redenen schreef ik u deze brief.  Schreef ik dit pleidooi.
 
Aan het eind gekomen rest mij nog dat ene.  Aan alle kandidaten wens ik een dansende, succesvolle toekomst.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Link:
 

maandag 18 mei 2015

Graag een daadkrachtig armoedebeleid. Brief aan Liesbeth Homans, minister van armoedebestrijding.

Beste Liesbeth,
 
Anderhalve week terug kondigde u drie maatregelen aan in uw strijd tegen de armoede.  Heel bewust spreek ik niet van structurele maatregelen.  Dat zijn zij niet.  Dat moest u zelf erkennen.  U had het ook nooit beweerd.  Die woorden waren u in de mond gelegd.  Door die verdomde pers.  Zij zelf hadden ‘maatregel’ en ‘structureel’ aan mekaar gekoppeld.  U niet.  De partijcommunicatie lijkt toch steeds weer een hobbelig parcours te rijden.  Regelmatig dient de eigen communicatie bijgestuurd te worden.  Zoals nu.  Alweer.
 
Het is vreemd.  Niet zozeer werd mijn aandacht getrokken door wat u vertelde.  Wel door wat u niet vertelde.  Door wat u verzweeg.  U kondigde aan dat u de 1-euromaaltijden, die u in Antwerpen introduceerde, wil uitrollen over Vlaanderen.  Omdat het een succes zou blijken te zijn.  Bewijzen voor dat succes worden niet aangedragen.  Ik heb het altijd moeilijk met mensen die zichzelf op de borst kloppen.  Bij voorbaat vind ik dat verdacht.  Meer geloof hecht ik aan lovende commentaren van externen.  Daarin schuilt meer een niet vertekende waarheid.  Ik ben dan zelf op zoek gegaan naar mogelijke bewijzen.  Ik heb ze niet gevonden.  Integendeel.  Wat ik vond, plaatste grote vraagtekens bij dat succes.  In een reactie op uw aankondiging meldde Dirk Van Duppen, PVDA-gemeenteraadslid in Antwerpen, dat die 1-euromaaltijden maar een mager beestje zijn.  Op één jaar tijd werden slechts drieduizend maaltijden verstrekt.  Dat zijn er zestig per week.  Zestig maaltijden voor twintigduizend kinderen onder de twaalf jaar, die in armoede leven.  Deze getallen zijn niet van die aard om van een succes te mogen spreken.  Eerder wijzen deze getallen op een mislukking.  Waarom dan toch een falend beleid uitrollen over heel Vlaanderen? 
 
Kinderopvangtarieven voor mensen met een laag inkomen worden verdrievoudigd.  De maximumfactuur in het basisonderwijs wordt verhoogd met vijftien procent.  De zorgpremie voor mensen met een laag inkomen gaat de hoogte in.  Het openbaar vervoer wordt duurder gemaakt.  De gratis kilowatturen elektriciteit worden afgeschaft.  Net zoals de gratis kubieke meters water.  De huurwaarborg wordt van twee maanden naar drie maanden uitgebreid.  Al die maatregelen kan u niet ontkennen.  Dat doet u ook niet.  Maar in uw verweer verwijst u steeds naar de sociale correcties.  Die correcties moeten de effecten temperen.  Heel algemeen verwijst u naar die correcties maar u maakt het niet concreet.  Voorbeelden draagt u niet aan.  Dat kan ook niet.  Volgens het Netwerk Tegen Armoede zou u nog steeds geen werk hebben gemaakt van die aangekondigde sociale correcties.  U verwijst er wel steeds naar maar in het uitwerken van die maatregelen blijven uw diensten werkloos toekijken.  Wijst dit werkloos toekijken op onwil? Of is ook dit een element, dat wijst op een falend beleid?
 
De luchtkwaliteit.  De kwaliteit van het water.  Het aantal verkeersslachtoffers.  De werkloosheidscijfers.  De stiptheidscijfers van trein, tram en bus.  Bijna alles wordt in Vlaanderen strikt opgevolgd.  Bemeten en becijferd.  Die cijfers zijn belangrijk.  Op basis van die cijfers kan nagegaan worden of het gevoerde beleid moet bestendigd worden.  Moet bijgestuurd worden.  Meten is weten, zo wordt ons toch telkens weer verteld.  Maar niet zo in het armoedebeleid.  Met een beperkt budget zou dat niet nodig zijn.  Omdat wij intussen wel weten hoe het met de armoede zou gesteld zijn.  Omdat wij niemand zouden helpen door te stellen dat het probleem erger is dan het jaar voordien.  Dat vertelde u.  Die verwijzing naar een beperkt budget verbaast mij.  Daarvoor bent u nochtans verantwoordelijk.  U bracht het budget van armoedebestrijding terug van 10 miljoen euro in 2014 naar 6,6 miljoen euro in 2015.  Eerst zelf het budget inkrimpen om het dan als excuus te gebruiken lijkt mij toch een beetje cru.  Het plaatsen van vraagtekens bij wetenschappelijk onderzoek doet u omwille van uw gemoedsrust.  Hoe vervelend moet het zijn voor een minister te merken dat het armoedeprobleem blijft toenemen? Hoe vervelend moet het zijn voor een minister zwart op wit te lezen dat het gevoerde beleid gefaald heeft?
 
U bent minister van armoedebestrijding.  Doet u dat ook? Bestrijdt u wel degelijk de armoede? Met die drie aangekondigde maatregelen durf ik het te betwijfelen.  Een aalmoes, dat is het.  Een aalmoes als bewijs van de onmacht of onwil van een Vlaamse regering.  U faalt.  Dat is het enige wat die aalmoes bewijst.  Eerder dan minister van armoedebestrijding beschouw ik u als minister van armoedebestendiging.
 
In uw verweer zou u terecht kunnen stellen dat cruciale instrumenten om armoede aan te pakken op het federale niveau zitten.  U zou kunnen verwijzen naar de resolutie die gestemd werd in de Commissie Volksgezondheid.  In die resolutie wordt gesteld dat de minimale socialebijstandsuitkeringen moeten worden opgetrokken tot de Europese armoedegrens, en dat sociale voordelen en tarieven automatisch worden toegekend.  Het blijven woorden.  Het blijven intenties.  Intenties, die elk jaar wel eens worden geopperd.  Maar die telkens weer dode letter blijven.  Niet enkel zijn het woorden.  Het zijn ook beloftes met een heuse budgettaire impact.  Net die grote impact kan voor gevolg hebben dat al die gedane beloftes niet meer blijken dan intenties.  Loze intenties.
 
Wat armoede nodig heeft, zijn daden.  Geen woorden.  Geen aalmoes.  Daden, waaruit na uitgebreid wetenschappelijk onderzoek zal blijken dat de armoede onder de Vlaamse (en Belgische) bevolking ook effectief gedaald is.  Dat is wat wij nodig hebben.  Niks meer.  Maar ook zeker niks minder.

Tot slot nog even dit.  Ik schrijf u deze brief niet omdat ik met u de degens wil kruisen in het politieke steekspel, dat armoede volgens u geworden is.  Wel omdat ik oprecht meen dat armoede een prioriteit zou moeten zijn.

Met vriendelijke groeten.

vrijdag 8 mei 2015

Uitgelezen: De omwegen. Brief aan Jeroen Theunissen.

Beste Jeroen,
 
Ik weet niet meer hoe ik tot uw boek kwam.  Ik weet niet meer waarom ik uw boek kocht.  Misschien was het de God van de Literatuur, die hierin de hand had.  Misschien was die God mijn gids in de zoektocht naar een goed boek.  Een zoektocht, die mij halt deed houden bij De Omwegen.  Welke hogere macht het ook moge geweest zijn, ik kocht uw boek.  Onlangs las ik uw boek.  Kopen, dan pas lezen.  Zo gaat het altijd.  Andersom kan niet.  Dat bestaat niet.  Boter bij de vis, zo gaat het in deze wereld.  Zelfs literatuur maakt geen uitzondering op deze economische wetmatigheden.
 
De Omwegen.  Het valt mij moeilijk uw boek te omschrijven.  Uw boek in te delen in één welbepaalde categorie.  Is het een avonturenroman? Het kan.  Is het een liefdesroman? Het kan.  Is het een filosofisch traktaat? Het kan.  Is het een politiek essay? Het kan.  Is het een ontwikkelingsroman? Het kan.  Is het een familieroman? Het kan.  Uw boek kan vele gedaanten aannemen.  Uw familiesaga doet meer dan enkel de lotgevallen van de pater familias en zijn drie zonen schetsen.  U trekt het open.  Maakt het ruimer.  In uw verhaal doet u verslag van een dolgedraaide wereld.  Op vele pagina’s schijnen uw ergernissen door.  Maar alvorens uw ongezouten meningen op de lezer los te laten, dompelt u deze onder in een komisch sausje.  Dat moet het voor de lezer beter verteerbaar maken.  Toch ontzenuwt die milderende, komische inslag uw boodschap niet.  Die blijft overeind.  Hard en krachtig.
 
U houdt de lezer een spiegel voor.  Uw boek blijft gevaarlijk herkenbaar.  Staand voor de door u aangereikte spiegel, stel ik mij de vraag of ik ook maar iets van de drieling in mij herberg.  Ben ik Johan? Misschien.  Ben ik Jonas? Misschien.  Ben ik Joris? Misschien.  In geen van de drie karakters kan ik mij ten volle herkennen.  Het lijkt een troost.  Maar de constante vraag of ik bepaalde aspecten deel met uw hoofdpersonages blijft nazinderen.  Al te bevreesd ben ik dat ik op die constant sluimerende vraag bevestigend zou moeten antwoorden.  Al te grote herkenning zou ontnuchterend werken.  Zou hard binnenkomen bij mij.  Want tussen mij en de drie egoïstische ettertjes wil ik toch een zo groot mogelijke afstand bewaren.  Bij het lezen moeten ervaren dat die afstand soms overbrugbaar lijkt, kan ik omschrijven als confronterend.  Behoorlijk confronterend.
 
Uw wereld wordt bedreigd.  Niet door monsters.  Niet door buitenaardse wezens.  Wel door crisissen.  Van allerlei slag.  Bankcrisis.  Systeemcrisis.  Geloofscrisis.  Klimaatcrisis.  Politieke crisis.  Identiteitscrisis.  Nationaliteitscrisis.  In die crisissfeer plaatst u uw personages.  In die crisissfeer laat u uw personages naar oplossingen zoeken.  Naar uitwegen.  In die reacties kunnen wij parallellen trekken met de echte wereld.  Met politici en opiniemakers uit die echte wereld.  Op die wijze dringt die echte wereld uw boek binnen en lijkt uw boek een politieke kroniek van de voorbije decennia.  U dwingt ons als het ware achterom te kijken.  Die terugblik maakt mij niet vrolijk.  Stemt mij niet gelukkig.  Neen, grote vraagtekens kunnen geplaatst worden bij datgene wat in het verleden ligt.
 
Ik weet niet of ik uw boek als een pessimistisch boek kan omschrijven.  Ik heb de neiging het toch te doen.  De uitgezette verhaallijnen neigen naar het zwartgallige.  Alle kleur lijkt uit uw boek verbannen te zijn.  Vrolijkheid verbind ik niet onmiddellijk met de gebeurtenissen in het boek.  De zoektocht van uw personages lijkt dood te lopen.  Geen heilzame redding.  Voor niemand.  Iedereen lijkt gedoemd.  Gedoemd om met zijn hoofd zwaar tegen de muur te knallen.  Ondanks mijn neiging uw boek pessimistisch te noemen, is er toch nog die twijfel.  Aan het eind van uw boek lijkt toch nog enig licht te schijnen.  Licht lijkt doorheen de donkere wolken te breken.  Redding lijkt dan toch mogelijk.  Een oplossing ligt dan toch in het verschiet.  De zoektocht lijkt dan toch uit te monden in een verlichtend antwoord.  Het leven, dat door uw personages als (te) zwaar wordt beschouwd, lijkt dan toch de mogelijkheid in zich te hebben te baden in lichtheid.  Alle hoop mag dan toch niet opgegeven worden.
 
Ik heb uw boek gelezen.  Uw aanklacht.  Ik ben u gevolgd in uw queeste.  Uw odyssee.  Ik heb mij geamuseerd in die ogenblikken dat ik in uw boek vertoefde.  Ik heb gelachen.  Meermaals.  Niet luidop.  Dat is verdacht.  Ik lachte binnensmonds.  Stilletjes.  Want ondanks de zware thema’s kan, mag en moet er gelachen worden.  Daartoe bood u mij voldoende gelegenheid.
 
Het boek is uit.  Definitief dichtgeslagen.  Pas nu begrijp ik waarom de God van de Literatuur mij tot uw boek bracht.  Omdat uw boek een meesterwerk is.  Een klein meesterwerk.  In het licht van de eeuwigheid moeten wij bescheiden blijven.  Vandaar die lichte correctie.  Om het gevaar van overdrijving tijdig af te wenden.  Daarom dus: een klein meesterwerk.  
 
Tot slot wil ik nog dat ene doen.  Dat ene ding, dat een lezer kan doen na het dichtslaan van een uitmuntend boek.  Ik wil u danken.  Voor dit prachtige boek.  Voor de heerlijke leesmomenten.  
 
Met vriendelijke groeten.
 
Website: