maandag 15 december 2014

Mijn reisverhaal Peru en Bolivia. Dag 2: Lima.

Uitslapen, het zou mooi geweest zijn.  Wakker worden en zich omdraaien, zich opnieuw nestelen in de warme dekens en wederom gezellig doorknorren.  Zoals ik al zei, het zou mooi geweest zijn.  Uitslapen is evenwel geen optie.  Wij worden gevraagd te verzamelen aan de hotelreceptie.  Om 8.30 uur.  Voor een kennismaking.  Wij reizen in groep.  Anonimiteit binnen een groep is niet echt bevorderlijk voor het groepsgevoel.  Vandaag zullen wij die anonimiteit doorbreken.  Door ons aan elkaar voor te stellen.  Niet al te uitgebreid.  Heel beknopt.  Ons bankensaldi dienen wij niet prijs te geven.  Onze politieke kleur mogen wij voor onszelf houden.  Over onze seksuele geaardheid hoeven wij niet te spreken.  Beknoptheid dient nagestreefd te worden.  Om al te lange uitweidingen te vermijden beperk ik mij tot mijn naam, leeftijd en beroep.  Dat moet volstaan om mijn weg te vinden binnen de groep.  Iedereen heeft een naam.  Wat gisteren nog ongekend was, is vandaag al iets meer gekend.  Het is een begin.
 
Na de kennismakingsronde wil onze reisbegeleidster het nog kort hebben over de hoogteziekte.  Tijdens onze reis kunnen wij hiermee geconfronteerd worden.  Aan het thuisfront, nog voor ons vertrek, hadden velen reeds gewezen op dit mogelijke risico.  Het feit dat ook onze reisbegeleidster het nodig vindt dit even aan te stippen, wijst er op dat het risico reëel is en dus niet weggelachen moet worden.  Preventie kan dan best handig zijn.  Verschillende recepten ter voorkoming worden ons aangereikt.  Het belangrijkste is voldoende te drinken.  Per duizend meter dienen wij minimum één liter te drinken.  Geen alcohol, dat is desastreus op grote hoogte.  Wij dienen ons dus te beperken tot niet-alcoholische dranken.  Snoepen kan ook handig zijn, waarbij wij best zoet en zout met elkaar afwisselen.  Er wordt gewezen op de heilzame werking van cocabladeren.  Het kauwen van cocabladeren zal geen vast onderdeel worden van ons dieet.  Wij beperken ons tot het drinken van cocathee en het droppen van theebuideltjes in onze flessen water.  Tot slot kan er gegrepen worden naar medicatie.  Preventief kan gestart worden met Diamox.  Toch wordt deze medicinale oplossing afgeraden.  Het onderdrukt immers de symptomen van hoogteziekte waardoor het nodige alarm niet afgaat.  Alarm, dat wijst op mogelijke hoogteziekte.
 
Hoogteziekte wil ik van mijn lijf weghouden.  Ik luister daarom aandachtig.  Ik kies mijn wapens.  Ik zal voldoende drinken.  Zelfs als dat betekent dat ik op vijfduizend meter hoogte vijf liter water moet drinken.  Ik zal het doen.  De noodzakelijke sanitaire stops, die hiermee gepaard zullen gaan, neem ik er dan maar bij.  Snoepen is geen zware opgave voor mij.  Ik ben een snoeper, dat komt dus goed uit.  Als laatste wapen in mijn arsenaal kies ik voor coca.  Cocathee zal ik slurpen tot het mijn oren uitkomt.  Ik ben een volhouder.  Ik volhard.  Enkel Diamox laat ik aan mij voorbijgaan.  Het maakt deel uit van mijn reisapotheek maar ik hou het achter de hand.  Om pas te gebruiken als ik geveld word. 
 
Ik ben bijna klaar voor drie weken Peru en Bolivia.  Enkel de financiën moeten nog geregeld worden.  Ik heb nog geen Peruviaanse soles.  Die moet ik nog hebben.  Pas dan ben ik klaar.  Ik kan naar het wisselkantoor.  Ik kan geld uit de muur halen.  Of ik kan naar een wisselmannetje.  Wisselmannetjes hebben geen kantoor, zij lopen rond op straat.  Zij zetten dollars of euro’s om naar soles.  Net zoals een wisselkantoor.  U hoeft niks illegaals in deze handelingen te zoeken.  Wisselmannetjes zijn geen criminelen.  Zij hebben een officiële functie.  Hun beroep is erkend.  U hoeft niet te zoeken in donkere, obscure steegjes.  Gestoken in fluo-hesjes vallen deze mannetjes goed op in het stadsbeeld.
 
Mijn recepten tegen hoogteziekte heb ik samengesteld.  Mijn soles heb ik in de hand.  Of toch in mijn portefeuille.  Ik kan de straat op.  Ik kan Lima induiken.  Ik ben klaar voor Lima.  Ik ben klaar voor deze stad.
 
België maakt het onderscheid tussen dorpen en steden.  Een kunstmatig onderscheid.  Want wat is een Belgisch stadje? Een uit de kluiten gewassen dorp.  Wat is een Belgisch stadje? Een dorp met grootheidswaanzin.  Dat besef ik als ik midden in Lima sta.  Dit is een stad, die naam waardig.  Een stad moet groot zijn.  Groots.  Hectisch.  Chaotisch.  Niet gestructureerd.  Wel woelig.  Krioelen moet het.  In alles.  Al die dingen doet Lima.  Al die dingen doen Belgische steden niet.  In België wordt alles gedaan om het stadsleven te stroomlijnen.  Maar net dat stroomlijnen fnuikt het bruisende stadsleven.  Lima valt niet te stroomlijnen.  Er zijn pogingen.  Maar het chaotische blijft overeind.
 
Lima is groot.  Zoals ik al zei.  Bijna acht miljoen inwoners.  Vijfentwintig procent van de Peruaanse bevolking woont in de hoofdstad.  Om het nog duidelijker te stellen, enkel het stadscentrum heeft een oppervlakte van ruim achthonderd vijfentwintig vierkante kilometer.  Dat is behoorlijk wat.  Waar te beginnen in een dergelijk ‘stadje’? Ik moet kiezen.  Kiezen is toch altijd weer verliezen, dat weet ik.  Maar dat verlies kan nog gecompenseerd worden.  De laatste dag van mijn vakantie ben ik ook nog in Lima.  Dan kan ik nog wat inhalen.  Dan kan ik mogelijke missers nog goedmaken.
 
Ik ga naar het Plaza de Armas.  Of het Plaza Mayor.  Beide namen hebben betrekking op één en hetzelfde plein.  Beide zijn één.  Het duurde een tijdje alvorens ik dat misverstand had uitgeklaard.  Ik ga te voet.  Niet vanuit het hotel.  Ik neem de taxi naar het Museo de Arte Italiano, aan de Paseo de Nuestros Héroes Navales.  Daar begin ik mijn wandeling.  Te voet.  Niet vanop een hop-on-hop-off bus.  Dat hoort niet.  Dat mag niet.  Een stad moet je voelen.  Moet je ruiken.  Dat kan enkel met de beentjes.  Ik begin er aan.  Via de Plaza San Martin, de Iglesia La Merced en het Casa de la Riva wandel ik naar dat ene plein.
 
Plaza San Martin
 
Iglesia La Merced
 
Het Plaza de Armas is het epicentrum van de stad.  Van het land.  Aan de rand van dit paleis staat zowel het stadhuis (Municipalidad) als het regeringspaleis (Palacio de Gobierno).  Op dit plein klopt het Peruaanse hart van de democratie.  Historisch heeft dit plein ook wel wat te vertellen.  Op dit plein stichtte Pizarro, de Spaanse conquistador, Lima.  Hij gaf het de naam Ciudad de los Reyes.  Pas in de zestiende eeuw verwierf de stad haar huidige naam.  Ik weet niet of de Peruanen goede of slechte herinneringen hebben aan Pizarro.  Wat ik wel weet is dat deze man in de kathedraal aan dit plein zijn laatste rustplaats heeft gekregen.  Alsof hij eeuwig over dit plein waakt.
 
Plaza de Armas
 
Plaza de Armas

Wat mij bijzonder opvalt, zijn de vele kerken.  De kerken wedijveren met elkaar in monumentaliteit en kolossaliteit.  Bekeringsijver moet toen geen loos begrip geweest zijn.  Men wilde overtuigen.  Die overtuiging kon enkel groots zijn.  Alsof men elke twijfel wilde uitsluiten.  Alle kerken heb ik niet gedaan.  Onmogelijk.  Toch op één dag.  Een bijzonder kerkje vond ik wel Iglesia Las Nazarenas.  Misschien wel om de gezellige drukte.  Een overrompeling van gelovigen, zo leek het wel.  Jongeren en ouderen stromen de kerk binnen.  In shiften.  Hier wordt de Heer van de Wonderen vereerd.  Uit het aanwezige volk moet ik wel afleiden dat dit een populaire jongen is.  Hij zou het volk moeten behoeden voor aardbevingen.  Bij de aardbevingen van 1655, 1687 en 1746 stortten alle kerkmuren in.  Met uitzondering van die ene muur met de geschilderde afbeelding van Christus.  Sindsdien heeft deze kerk een bijzondere status verworven.  Een bijna heilige status maar dat zeg ik bewust niet.  Met heiligheid moet men heel voorzichtig omspringen.
 
Las Nazarenas
 
Er is niet enkel de kerkelijke bekeringsijver.  Andere, meer hedendaagse vormen van bekeringsijver bemerk ik in de hoofdstad.  Er is de alomtegenwoordigheid van fastfoodketens.  McDonalds, Burger King, KFC, Pizza Hut, … Fastfood lijkt hier de nieuwe religie te zijn.  Met vele ‘gebedshuizen’.
 
Vandaag dompelen wij ons nog niet volledig onder in het Peruaanse bad.  Wij staan nog een beetje aan de kant.  Wij zitten nog niet volledig in onze rol van toerist.  Die omschakeling is nog niet gebeurd.  Wij spelen nog op veilig.  ’s Middags geen lokaal restaurantje.  Wel het Hard Rock Café.  ’s Avonds geen lokale keuken.  Wel het grootwarenhuis Vivanda.  Nog heel even.  Nog heel even en wij zijn en voelen ons toerist.  Maar niet vandaag.  Misschien morgen?
 
Volgende aflevering (dag 3) op maandag 22/12.

vrijdag 12 december 2014

Vortex Temporum van Rosas & Ictus, gezien in de Vlaamse Opera.

Anne Teresa De Keersmaeker is een van de weinige choreografen die zich stellig in de complexiteit en subtiliteit van de hedendaagse muziek verdiept.  Vortex Temporum, een laat werk van de Franse componist Gérard Grisey, houdt haar al meer dan een decennium in de ban.
Het vertoont enerzijds een spectrale harmonie die gebaseerd is op natuurlijke akoestische klankkwaliteiten, en getuigt anderzijds van een groot gevoel voor de beweeglijkheid van cirkels en spiralen — patronen die in de voorstellingen van Rosas alomtegenwoordig zijn.  Rosas-dansers en Ictus-muzikanten bundelen hun krachten in een gezamenlijke zoektocht naar diverse vormen van tijdsbeleving.  De Keersmaeker onderzoekt hoe tijd samentrekt en uitzet, wervelt en zich splitst, in een choreografisch contrapunt van klanken, gebaren van muzikanten, bewegingen van dansers en ruimtelijke dynamiek.
 
U leest het bovenstaande.  U fronst de wenkbrauwen.  Maar laat mij u meteen geruststellen.  Bovenstaande woorden heb ik niet geschreven.  Heb ik niet bedacht.  Eerlijkheid gebiedt mij dit te zeggen.  Die woorden werden mij aangereikt.  Ik zelf ontbeer die taal.  Die taal van de dans spreek ik niet.  Schrijf ik niet.  Ik ben een dansend analfabeet.  Een gesprek, verwoord in dansbewegingen, is best moeilijk voor mij.
 
Toch had ik een kaartje voor Vortex Temporum.  Een dansvoorstelling van Anne Teresa De Keersmaeker uit 2013.  Geplaagd door dat dansend analfabetisme en dan toch een kaartje kopen.  Waarom? Nieuwsgierigheid.  Goede recensies.  Die combinatie deed mij besluiten toch maar te gaan.  Ik was blijkbaar niet de enige, die zo redeneerde.  Mijn buurvrouw op het balkon van de opera dacht net hetzelfde.  Zij gaf toe een maagd te zijn.  Op dansgebied welteverstaan, laat ons daarover duidelijk zijn.
 
Beiden, mijn buurvrouw en ik, wisten niet wat het zou worden.  Wisten niet wat te verwachten.  Zenuwachtig? Dat niet.  Nieuwsgierig? Dat wel.  Bijzonder nieuwsgierig zelfs.  Eén van de grootste Belgische choreografen stond in Gent.  Dat schept verwachtingen, toch?
 
Zes muzikanten.  Zeven dansers.  Op hun schouders rust de zware last mij te overtuigen van het gelijk van de recensenten.  Zijn zij geslaagd in hun opdracht? Hebben zij die zware last van hun schouders geschud en hebben zij mij overtuigd? Jawel.  Jawel.  Op beide vragen antwoord ik met een volmondig ja.  In dat antwoord moet u mijn enthousiasme lezen.  Mijn emotie en ontroering.  In mijn antwoord moet u lezen dat ik aangegrepen was.  Dat ik anderhalf uur vertoefde in een andere wereld.  Op een andere planeet.  De dansplaneet.
 
Op het podium zag ik wat tijd doet.  Het drijft een mens vooruit.  Het doet een mens stilstaan.  Het dwingt een mens achterom te kijken.  Die cycli keren steeds terug.  Soms snel op elkaar volgend.  Soms met grote intervallen.  Tijd is onvoorspelbaar.  Dat alles vertolken die dansers.  Zij lopen op het podium.  In grote cirkels.  In kleinere cirkels.  De ene keer spurten zij.  De andere keer gaat het rustig.  Bijna in stilstand bewegen zij.  De tijd doet hen bewegen.  Energie wisselt af met ingetogenheid.  Maar wie bepaalt die tijd? Dat zijn de muzikanten.  Zij bepalen het ritme.  Zij zijn de metronoom van de tijd.  Zij leiden de dansers als poppetjes aan een touw.  Elk speelt zijn rol, muzikanten en dansers.  In een heerlijk samenspel.
 
De slotscène is krachtig.  De lichten gaan uit.  De dansers verdwijnen in het donker.  Staan stil.  De muzikanten zwijgen.  Geen muziekjes meer.  Enkel die ene spot is gericht op de dirigent.  Eén arm omhoog geheven.  Opnieuw klaar om de tijd te dirigeren.  Maar dan gaat ook die ene spot uit.  Volledige duisternis op het podium.  Ooit stopt de tijd.  Dat is die ene zekerheid.  Ooit stopt voor iedereen de tijd.
 
Na de voorstelling keek ik even naar mijn buurvrouw.  Wij zeiden niks.  Of toch heel weinig.  Maar in wat we zeiden klonk bewondering.  Bewondering om deze uitmuntende prachtprestatie.

Trailer:
Vortex Temporum – Rosas& Ictus.

Muziek:
Vortex Temporum – Gérard Grisey.


woensdag 10 december 2014

Mijn reisverhaal Peru en Bolivia. Dag 1: Brussel - Madrid - Lima.

Een verschrikkelijk lawaai doet mij wakker schrikken.  De wekker.  Zaterdag en toch een wekker? Jawel, ik vertrek op vakantie.  Die wetenschap doet dat oorverdovende lawaai plots wat meer sympathiek klinken.  Vakantie kleurt alles positief.  Vakantie maakt ons net dat ietsje meer verdraagzaam.  De wekker wordt dus niet hard uitgeklopt zoals op een gewone werkdag.  Neen, de wekker wordt heel zachtjes en lief uitgeschakeld.  Alsof wij de beste vrienden zijn.
 
Ik handel snel.  Op automatische piloot.  Mijn hoofd is wel wakker maar mijn ledematen lijken nog te slapen.  Toch lukt alles wonderwel.  Ik douche.  Ik eet nog een boterham.  Ik spring in mijn kleren, die ik de vorige dag heb klaargelegd.  Ik tracht een zekere efficiëntie na te streven.  De absolute volmaaktheid heb ik niet in pacht.  Die volmaaktheid schrikt mij zelfs af.  Ik tracht die volmaaktheid tot op zekere hoogte te bereiken.  Soms lukt mij dat.  Soms niet.  Ik zou dat kunnen betreuren.  Toch doe ik dat niet.  Het maakt mij meer tot mens, troost ik mij.  Een schoonheidsfoutje noem ik het.  Een ingebakken ‘default’ in het ontwerp.
 
Om 4.15 uur wordt aangebeld.  De taxi staat voor de deur.  Onze nationale spoorwegmaatschappij lijkt niet te beseffen dat ook ’s nachts vliegtuigen aan- en afvliegen.  Met de trein naar Zaventem was dan ook geen mogelijkheid.  Ik diende andere opties te overwegen.  Een taxi was het beste alternatief.  Stipt staat die taxi aan mijn huis.  Zoals afgesproken.  Punctualiteit, alweer een verschil met onze sporende ‘trots’.
 
Begon ik voldoende voorbereid aan mijn reis? Neen.  Dat moet ik tot mijn eigen scha en schande erkennen.  Het kon beter.  Veel beter.  Aan mijn collega’s had ik enthousiast verteld dat de vliegduur vanuit Madrid ongeveer acht uur was.  Na acht uur vliegen zou ik in Lima staan.  Geen enkele twijfel in mijn stem.  Ik was hiervan overtuigd.  Dat bleek nogal tegen te vallen.  De realiteit vertelde mij een ander verhaal.  Mijn vliegtuig had bijna twaalf uur nodig om mij tot in Lima te brengen.  Ik had het nochtans kunnen weten.  Gewoon de reisdocumenten even controleren.  Dat had ik niet gedaan.  Niet echt nodig, zo leek mij.  Enkel het reisschema had ik vluchtig nagelezen.  Om toch enig zicht te hebben op wat mij te wachten stond in Peru en Bolivia.  Een te goede voorbereiding fnuikt het verrassingseffect.  Net dat verrassingseffect is wat ik nastreef op vakantie.  Daarom deed ik het zachtjes aan bij mijn voorbereiding.  Met de nodige desinformatie tot gevolg.  Mijn collega’s zullen het mij vergeven.  Dat hoop ik toch.
 
Om 4.15 uur vertrokken in Gent.  Rond 22.00 uur aangekomen in Lima.  Eén volledige dag onderweg.  Eén volledig etmaal.  Vierentwintig uur dus.  Ik hoor u denken.  Ik hoor u rekenen.  Al dat rekenwerk doet u uitkomen bij een reistijd van achttien uur.  U zou mij die fout kunnen aanrekenen.  U zou dat kunnen doen.  Maar dan moet ik u wijzen op het spel met de tijdzones.  In Lima dienen wij ons uurwerk zes uur terug te draaien.  U ziet, met het verrekenen van die correctie kom ik dan toch tot één etmaal.  Geen rekenfout dus.  Ik ben gered.  Mijn geloofwaardigheid wordt niet in vraag gesteld.  Toch niet in deze zaak.

 
Ik sta in Lima.  In Peru.  Indien Eric Van Looy als quizmaster van De Slimste Mens ter Wereld mij zou vragen wat ik van Peru weet, zou ik heel waarschijnlijk tot vijf topantwoorden kunnen komen.  Als ik alle kennis omtrent Peru zou samenleggen, zou ik tot het volgende rijtje komen: Inca, Machu Picchu, Fujimori, Lichtend Pad en Andes.  Dat is bijna alles wat ik weet.  Niet bijster veel, ik beken.  Maar net daarom kom ik naar Peru.  Net daarom reis ik naar Bolivia.  Om te ontdekken.  Om te zien en te proeven.  Om te ruiken en te horen.  Om te vergelijken.  Om te ontmoeten en vast te stellen.  In één enkel woord, om te leren.  Want dat is wat wordt gezegd, wij reizen om te leren.  Ik ben geen uitzondering op deze eenvoudige stelregel.  Het leerproces is een continu proces.  Het stopt nooit.  Ik leer dus nog elke dag.  Overal.  In België.  In de wereld.  Jawel, u mag mij de eeuwige student noemen.  De eeuwige student op zoek naar verbazende verwondering.
 
Ik ben in Lima.  Eindelijk.  Ik ga slapen in Lima.  Te laat om nog op ontdekkingstocht te gaan.  Te moe om nog iets te ondernemen.  Slapen en uitrusten, dat is wat ik nog kan.  Om morgen klaar te zijn.  Om morgen een helder hoofd te hebben.  Want morgen begint het voor mij.  Vanaf morgen stelt Peru zich open voor mij.  Ik wil klaar staan.  Klaar staan om alles op te nemen.
 
Volgende aflevering (dag 2) op maandag 15/12.

 

maandag 8 december 2014

Slijk, gezien in NTG. Brief aan Wouter Deprez.

Beste Wouter,
 
Donderdagavond was ik het NTG.  Voor uw nieuwste voorstelling ‘Slijk’.  Ik had u vroeger kunnen schrijven want uit dit lange dralen zou u verkeerde conclusies kunnen trekken.  Onjuiste gevolgtrekkingen, dat moeten wij vermijden.  Daarom wil ik mijzelf verklaren.  Opdat u zou begrijpen.  Begrijpen waarom ik pas nu tot het schrijven van deze brief kom.  
 
Vrijdag was ik van dienst.  Ik was chauffeur van Sinterklaas.  Ik moest de goedheilige man brengen bij de brave en minder brave kindertjes.  Zaterdagmorgen stond ik op het Gentse Sint-Pietersplein.  Voor een laatste en definitieve afscheid van Luk De Vos.  ’s Middags ging ik naar Antwerpen.  Op uitnodiging van Koning Aap.  Zij brachten een voorstelling van hun nieuwste reizen.  Wij gingen kijken en konden dromen.  Dromen van verre landen.  Van warme landen.  Zaterdagavond bleef ik in Antwerpen.  Voor het concert van Bryan Adams.  Jeugdsentiment had mij overhaald toch te gaan.  De zevende dag rustte onze Heiland.  Onze Schepper.  Maar dat geldt niet voor mij.  Zondag was ik op post in Mechelen.  Bij vrienden.  Om wat bij te praten.  Vriendschap veronderstelt engagement.
 
U ziet, mijn dralen kan verklaard worden.  Maar nu kan ik niet langer wachten.  Ik kan niet langer wachten u te vertellen dat ik laaiend enthousiast was over uw voorstelling.  Ik zou het daarbij kunnen laten.  Maar dat vind ik wat minnetjes.  Ik wil meer.  Veel meer.  Uw voorstelling en u zelf verdienen meerdere woorden van lof.
 
Mag er gelachten worden met de Eerste Wereldoorlog? Met de Groote Oorlog? Die vraag stelde ik mij toen ik de zaal binnenging.  Mag er gelachen worden met het lijden en de dood? Met vernieling en verderf? Ik aarzelde.  Het is bijzonder delicaat.  Na uw voorstelling weet ik dat het kan.  Toch op uw manier.  U neemt het bijzonder verstandig aan.  Geniaal, dat is het woord dat ik overweeg te gebruiken.
 
U keert terug in de tijd.  Naar die tijd dat u een zevenjarig jongetje was.  Een zevenjarig jongetje, dat een spreekbeurt moest houden over die oorlog.  Die ingreep laat u toe vanuit een kinderlijke verbazing en verwondering te vertellen.  Dat jongetje maakt vreemde hersenkronkels.  Dat jongetje heeft een aparte manier om naar de dingen te kijken.  Die kronkels en die aparte manier maken het verhaal grappig.  Relativeren de dramatiek van het onderwerp.  Dat jongetje lijkt de mogelijkheid te hebben delicate onderwerpen te ontmijnen.  Onderwerpen, waar grote mensen om heen stappen, pakt dat kereltje aan.  Zonder enig voorbehoud.  Met die kinderlijke onschuld.
 
Maar u blijft niet enkel bij de Eerste Wereldoorlog.  U schippert tussen het jongetje, dat u was, en de man, die u bent.  U balanceert tussen die twee verhaallijnen.  Heel gemakkelijk stapt u over van die vrolijke, vroegere jongen naar die kritische, huidige man.  Terwijl die jongen zich vaak verbaast, heeft die man van vandaag woede in zijn stem.  Die man van vandaag fulmineert.  Terwijl die jonge jongen voor het monument van de gesneuvelden staat, stelt de man van vandaag zich terecht de vraag of er iemand ooit nog zou willen sneuvelen voor het vaderland.  Voor België? Voor Vlaanderen? Terwijl die jonge jongen nog naïef gelooft in die slogan ‘Nooit meer oorlog’, fulmineert de man van vandaag tegen de wapenhandel.
 
U bent geen stand-up comedian.  Dat was u.  In den beginne.  Maar dat bent u vandaag niet meer.  U bent theatermaker.  U bent een verhalenverteller.  Geen simpele verhalen.  Wel complexe verhalen.  Op een bijna poëtische manier gebracht.  Op een manier gebracht dat wij, samen met u, op de Koelenberg in Geluwe staan.  Dat wij, samen met u, aan de hand van peter Moerputte doorheen Geluwe wandelen.
 
Wat u vertelt, is hard.  Bijzonder hard.  Soms zelfs gruwelijk.  Maar die goed geplaatste grappen geven ons de mogelijkheid naar adem te happen.  Die bijzondere grappen maken het hele stuk dragelijk.  Maken het verteerbaar.  Heel misschien heeft die Eerste Wereldoorlog wel nood aan een dergelijke benadering.  Om ons niet weg te draaien.  Om juist onze aandacht blijvend vast te houden.  Zodat wij niet wegkijken.  Zodat wij ons juist ten volle bewust worden van die hele geschiedenis.  
 
Donderdagavond was ik in het NTG.  Voor ‘Slijk’.  Ik heb in het ‘Slijk’ gestaan.  Met die galosjen aan mijn voeten.  Ik heb naar uw verhaal geluisterd.  Soms met een krop in de keel.  Soms met een lach op het gezicht.  Het was heftig.  Maar bovenal was het heerlijk.  Overheerlijk.  Donderdagavond was ik te gast bij een meesterverteller.  Die meesterverteller heeft mij een meer dan geslaagde avond bezorgd.  Waarvoor dank.
 
Met vriendelijke groeten.

vrijdag 5 december 2014

Mijn reisverhaal Peru en Bolivia. Een kleine aankondiging.

Johan Verminnen zong het al.  Net als hem wil ik de wereld zien.  Een mooie droom.  Maar zoals met dromen meestal het geval is, lijkt ook deze moeilijk haalbaar.  De wereld is te groot.  Ik zal mij moeten troosten met een kleinere betrachting.  Ik zal tevreden mogen zijn met een deeltje van de wereld.  Met zoveel mogelijke kleine deeltjes.  Dat lijkt mij een makkelijker te realiseren objectief.
 
 
Ik wil de zon zien ondergaan in Cuzco.  Ook dat zingt Johan Verminnen.  In hetzelfde liedje.  In tegenstelling tot voorgaande lijkt dit een makkie.  Het vliegtuig opstappen.  Halt houden in Peru.  Doorrijden naar Cuzco.  Stoeltje nemen.  Wachten tot de zon ondergaat.  Intussen een pisco sour drinken.  Als de zon dan zijn heerlijke, avondlijke lichtspel begint, rechtop gaan staan en zachtjes die ene regel uit ‘Ik wil de wereld zien’ zingen.  U ziet, een makkie.
 
Ik heb het gedaan.  Niet enkel Cuzco.  Ik heb het ruimer gezien.  Ik wil de zon niet enkel in Cuzco zien ondergaan.  Ik wil dat ook zien in andere steden van Peru.  In andere plaatsen van Peru.  Meer nog, ik wil nagaan of diezelfde zon ook ondergaat in Bolivia.  In La Paz.  Of in Uyuni.  
 
Daarom heb ik een reis geboekt.  Een reis van vierentwintig dagen.  Doorheen Peru en Bolivia.  Om zo alweer een deeltje van die grote wereld te ontdekken.  Op die ontdekkingsreis heb ik foto’s genomen.  Getrokken, zoals zij zeggen.  Maar foto’s vertellen niet het hele verhaal.  Foto’s zijn slechts een momentopname.  Ik heb woorden nodig.  In een doldwaze poging het hele verhaal vertellen.  Hopend dat die woorden de volledigheid kunnen garanderen.  Want dat is wat ik wil, het volledige verhaal.  Dat is wat ik wil vertellen, het volledige verhaal.  Vertellen aan mij.  Aan u.
 
Vanaf volgende week woensdag kan u meereizen.  Naar Peru en Bolivia.  Met mijn verhaal als reisbegeleider.  Vertel het voort.  Aan gewezen Peru-reizigers.  Aan toekomstige Peru-reizigers.
 
Ik wens u veel lees- en reisplezier.
 
 
PS: Nog even doorgeven dat U2 op 13 en 14 oktober 2015 naar Antwerpen komt.  Heel even had ik gedacht hierover een stukje te schrijven op mijn blog.  Maar langs alle kanten werd ik gepakt in snelheid.  Alle media berichtten uitgebreid over dit heuglijke nieuws.  Ik kon enkel achterop hinken.  Dan doe ik het maar niet, dacht ik dan maar.  Als u evenwel de voorbije dagen op Mars vertoefde, is deze postscriptum een bescheiden update.
 


woensdag 3 december 2014

Wat met cultuur? The sequel. Vlaams minister Sven Gatz antwoordt.

Op 01/10/2014 publiceerde ik mijn artikel ‘Wat met cultuur.  Bedenkingen van een bezorgd cultuurconsument’.  Op 03/11/2014 zond Vlaams minister Sven Gatz mij het volgende antwoord:
 
Geachte heer,
 
Hartelijk dank voor uw bericht.  Het doet mij plezier dat u uw bezorgdheden aangaande het cultuurbeleid met ons wilt delen. 
 
Ik ben het met u eens dat de economische waarde van cultuur niet kan en mag onderschat worden.  Uit cijfers van 2010 blijkt immers dat de culturele en creatieve sectoren goed waren voor meer dan 126.000 jobs en ze 3% van het Bruto Binnenlands Product vertegenwoordigden, zowel binnen de profit- als de non-profitsector.  Ze draaiden een omzet van 22,6 miljard euro en realiseerden een toegevoegde waarde van 6,9 miljard euro.  Daarnaast heeft cultuur ook multiplicatoreffecten binnen de bredere economie en positieve spillover effecten binnen sectoren zoals media, toerisme, buitenlandse handel, innovatie.  De culturele sector vormt ook een motor van lokale en regionale ontwikkeling.  Culturele projecten, organisaties en kunstenaars worden beschouwd als belangrijke ‘soft location factoren’ om de aantrekkingskracht van steden en regio’s te verhogen voor inwoners, investeerders, toeristen en nieuw creatief talent.
 
Maar, zoals u zelf aangeeft, er is meer.  De belangrijkste waarde van cultuur ligt in de zin die mensen via cultuur kunnen geven aan hun leven en aan hun plaats in de samenleving.  De gehele samenleving steunt op cultuur om zichzelf zin en betekenis te geven.  Een maatschappij krijgt niet in de eerste plaats vorm door economie, maar wel via cultuur als motor van maatschappelijke groei en verandering.  Cultuur stimuleert ook emotionele betrokkenheid. 
 
Ik ben het met u eens dat we in Vlaanderen trots mogen zijn op ons uitzonderlijk rijk cultureel landschap.  Heel wat van onze kunstenaars, gezelschappen, collecties en instellingen kunnen buigen op een imposant internationaal parcours en genieten wereldfaam.  Hun namen kleuren de affiches en programma’s van toonaangevende huizen, beurzen, concertzalen, schermen, catwalks en musea in zowat alle continenten.
 
Die succesverhalen wil ik deze legislatuur versterken door de aanwezigheid van onze grote namen op belangrijke presentatieplekken te ondersteunen.  Ik geloof immers dat zij een aanzuigeffect creëren waardoor ook het nieuwe aankomende talent mee naar de internationale top wordt geloodst.  Naast een versterkte Vlaamse aanwezigheid in het buitenland, geloof ik ook in de wervende kracht van een sterk internationaal aanbod in Vlaanderen, ten behoeve van zowel publiek als sector. 
 
Ik ben van mening dat cultuur te belangrijk is om een exclusieve bevoegdheid van de overheid alleen te zijn.  Cultuur is van en voor ons allemaal.  Ik wil samen met de sector de weg vrijmaken voor een flexibele financieringsbenadering die een subsidiebeleid verbindt met haalbare, alternatieve financiering.  Ik wil particulieren en bedrijven actief stimuleren om financieel en niet-financieel te participeren in cultuur.  Door deze aanvullende impuls kunnen er meer middelen naar cultuur, en dus ook naar de algehele economische vooruitgang van Vlaanderen, stromen.  Op deze manier wordt ook de samenleving nauwer betrokken bij de cultuurpraktijk. 
 
Weliswaar besef ik dat alternatieve, private financiering niet voor elke subsector even evident is.  Ook wil ik subsidies niet in vraag stellen, maar deze blijven inzetten voor talentontwikkeling, innovatie, experimentele ruimte en culturele initiatieven en organisaties die niet kunnen overleven in een marktmodel. 
 
In tijden van crisis blijft het belangrijk om in te zetten op cultuur.  Ik ben ervan overtuigd dat de beleidslijnen die in mijn beleidsnota uiteengezet worden, het belang van de maatschappelijke en economische waarde van cultuur benadrukken en dat de uitgetekende lijnen zullen bijdragen aan het (verdere) succes van de cultuursector.
 
Ik wens u nog veel cultureel inspirerende avonden toe in het theater, de concertzaal of de bioscoop.
 
Met vriendelijke groeten,
 
Sven Gatz,
Vlaams minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel.

maandag 1 december 2014

Te late brief aan Luc De Vos.

Beste Luc,
 
Soms vraagt een mens zich af.  Dat heb ik het voorbije weekend meerdere malen gedaan.  Het voorbije weekend heb ik mijzelf meerdere malen die ene vraag gesteld: waarom.  Meerdere malen heb ik mij die vraag gesteld, geen enkele maal heb ik het antwoord gevonden.  Telkenmale bleef het oorverdovend stil.  In die stilte klonk onmacht.  Verbijstering.
 
Ben ik een fan? Die vraag speelde ook steeds door mijn hoofd.  Ik dien eerlijk te zijn.  Want dat duurt het langst.  Bovendien bent u net overleden.  Dan zou het niet mooi zijn te liegen.  In die omstandigheden is enkel eerlijkheid aangewezen.  Neen dus.  Ik ben geen fan.  Toch heb ik een album van u.  Uw debuutplaat.  Uw beste plaat.  Andere platen heb ik niet gekocht.  Mijn muzikale voorkeur ging andere richtingen uit.  Die richtingen brachten mij niet meer tot Gorky.  Of tot Gorki.  Die richtingen deden mij van u wegdrijven.  
 
Geen fan.  Dat zou het gemakkelijk moeten maken voor mij.  Gemakkelijk om over te gaan tot de gewone gang van zaken.  Om terug mijn gewone leventje verder te zetten.  Dat zou u kunnen denken.  Dat zou een logische gedachtegang kunnen zijn.  Indien u dit zou denken, kan ik u enkel meegeven dat u fout denkt.  U blijft hangen in mijn hoofd.  U lijkt niet weg te duwen.  Heel regelmatig flitst u door mijn gedachten, waarbij ik dan zucht en luidop tegen mezelf steeds weer diezelfde woorden spreek: ‘Allez, jong, Luc, dedju’.
 
Vanwaar dan toch dat vreemde gevoel? Vanwaar dan toch dat onvermogen u los te laten? Het was uw persoonlijkheid.  Het was uw persoon.  Wie u was.  Bijna zou ik zeggen dat ik fan was van u.  Maar dat neigt naar een personencultus.  Dat lijkt mij te gevaarlijk.  Daarvan wil ik ver wegblijven.  Maar toch.  Het was uw kijk op het leven.  Dat sprak mij aan.  Uw manier waarop u in het leven stond, dat trok mij aan.  Uw jongensachtige rebelsheid.  Uw grappen en grollen.  Uw gewone alledaagsheid.  U was BV maar opereerde aan de rand van dat vreemde wereldje.  Met eenzelfde verbazing observeerde u vanaf die rand het reilen en zeilen in dat wereldje.  
 
U was geen man.  U zal uw wenkbrauwen fronsen als u dit leest.  Wees evenwel gerust, ik twijfel niet aan uw mannelijkheid.  Toch bent u geen man.  U was en bent nog altijd een jongen.  Een kleine jongen, die nog altijd kon verwonderd zijn.  Die nog altijd kon verbaasd zijn.  Een jongen, die diezelfde verwondering/verbazing vol enthousiasme kon overbrengen.  
 
Ik kocht uw debuutalbum in de Fnac.  Die dag stond u te signeren.  Op het hoesje bedankte u mij.  Voor de investering in uw cd.  Ik vond dat grappig.  Alsof u verbaasd was dat iemand bereid was geld te geven voor uw werk.  Ik nam dat album mee naar huis.  Ik heb hem grijsgedraaid.  Ik luister nu soms nog.  Niet zo veel meer.  Maar toch.  Nog altijd ben ik onder de indruk van de verpletterende kracht van dat album.  Ik heb nooit de gelegenheid gehad u terug te bedanken.  Nu is het te laat.  Maar toch wil ik het alsnog doen.
 
Luc, bedankt.  Voor dat prachtige album.  Voor die prachtige momenten.  Voor die soundtrack bij mijn jeugdjaren.  Maar bovenal, bedankt u te mogen kennen.  Al was het maar vanop televisie.  Vanuit uw columns.  Vanuit uw boeken.  Vanop het podium.  U was een mooi mens.
 
Ik wil u nog het allerbeste wensen.  In een interview met De Standaard vertelde u ooit dat u zich de hemel voorstelde als een plaats waar complete liefde heerst. De hevigste liefde die je in heel je leven hebt gevoeld, en dat maal duizend tot de duizendste. Ik hoop dat u dit mag ervaren. Ik hoop dat u rust mag vinden.

Met vriendelijke groeten.

Link:
Interview Café Corsari + live ‘Beste Bill’.