donderdag 31 mei 2018

Uitgelezen: Leve de zoologie! Brief aan Arnout Hauben en Lander Deweer.

Beste Arnout,
Beste Lander,
 
De zoo? De Antwerpse zoo? U zal het misschien vreemd vinden maar bij de zoo denk ik niet meteen aan dieren.  Ik denk aan andere dingen.  Ik herinner mij mijn schoolgaande jaren.  Ik denk terug aan mijn lagere schooljaren.  Aan de schoolreizen.  Ik denk aan boterhammen.  Met choco.  Met ei.  Ik denk aan zakgeld en aan de souvenirs die ik met dat zakgeld kocht.  Nutteloze dingen, zo leek het wel.  Monsters zonder waarde.  Voor mij waren het evenwel dierbare schatten.  U ziet, de zoo maakt wat wakker in mij.  Heimwee naar vroegere jaren.  Maar dieren? Neen, dat niet.  Daaraan denk ik niet.
 
Terwijl ik bovenstaande schrijf, moet ook ik erkennen dat het toch wel een raar verband is.  Zoo en boterhammen.  Het moet beter kunnen.  Andere verbanden moeten kunnen gelegd worden.  Dat doet u met uw boek.  U plaatst alles opnieuw in een juiste context.  
 
Vooreerst doet u mij de betekenis en de waarde van de Antwerpse zoo opnieuw beseffen.  U vertelt de geschiedenis.  Een geschiedenis die teruggaat tot 1843.  Een geschiedenis die samenvalt met die van België.  Jawel, de zoo wordt getroffen door dezelfde rampen.  De Eerste en Tweede Wereldoorlog.  Het oorlogsgeweld maakt ook onder de dieren veel slachtoffers.  Het oorlogsgeweld vernielt vele gebouwen.  Maar telkens kruipt de zoo overeind.  Verrijst de zoo uit haar as.  U vertelt het verhaal van een ongekende veerkracht.
 
Ik ontdek dingen.  Zo weet ik nu dat Antwerpen in 1843 de zevende stad in de wereld is met een dierentuin.  Dat de zoo de best bewaarde 19de-eeuwse dierentuin ter wereld is.  Zo weet ik nu dat het Feestpaleis in de Eerste Wereldoorlog een noodhospitaal was.  Dat de zoo eind 1944 dienst doet als legerbasis.  Zo weet ik nu dat de zoo ooit nog een eigen harmonie had.  Zo weet ik nu dat de zoo ooit een ontmoetingsplaats was voor de beau monde.  Voor de Franstalige bourgeoisie.  Dat die sociale exclusiviteit doorheen de geschiedenis werd gesloopt.  
 
Geschiedenis kan droog zijn.  Saai.  U vermijdt die valkuil.  U linkt de verhalen aan personen.  Personen, die een grote impact hadden op de ontwikkeling van de Antwerpse zoo.  U vertelt hun levensverhaal.  U laat ons hun gedrevenheid voelen.  Hun passie.  Het lijkt alsof zij naast mij komen zitten.  Het lijkt alsof zij persoonlijk hun verhaal vertellen aan mij.  Het lijkt alsof ik hun stem hoor.  Alsof ik hen hoor ademen.  Jawel, als een goochelaar wekt u de geschiedenis tot leven.
 
Maar de Antwerpse zoo is meer dan enkel geschiedenis.  Dat beseft u.  U vertelt het verhaal van de dieren.  Ik maak kennis met chimpansee Judy.  Met olifant Jacqueline.  Met leeuwin Selma.  Met gorilla Gust.  Via de dieren leer ik hun omgeving kennen.  Leer ik hun verzorgers kennen.  U toont hun engagement naar die dieren.  Hun bezorgdheid.  Hun toewijding.  Die band tussen mens en dier maakt van de zoo een warme plek.  Een intense plek.  U legt dat unieke karakter bloot.
 
Een boek over de Antwerpse zoo zou doen vermoeden dat het verhaal zich beperkt tot Antwerpen.  Dat doet uw boek niet.  U treedt buiten de grenzen van Antwerpen.  U neemt mij mee naar Edinburgh.  Naar Dublin.  U neemt mij mee naar Planckendael.  Naar het Brusselse Leopoldpark.  U neemt mij mee naar Mulhouse.  Naar het Centraal Massief.  U doet dat omdat u het volledige verhaal wenst te vertellen.  Het verleden.  Het heden.  De toekomst.  U laat zien hoe de zoo vervelt van louter dierenverzameling tot wetenschappelijk instituut.  De zoo is een kans om uitstervende dierenpopulaties te beschermen.  Dat vereist internationale samenwerking.  Internationale uitwisseling.  Jawel, wij krijgen zicht op het volledige plaatje. 
 
Ik had een eendimensionale kijk op de Antwerpse zoo.  Boterhammen met choco.  Boterhammen met eieren.  Verder kwam ik niet.  U brak die eenzijdige blik open.  U maakte mijn visie multidimensionaal.  Wat een geluk.  Ik was mij te weinig bewust van de ontzettende rijkdom, die heerst in de Antwerpse zoo.  Uw enthousiasme sloeg over op mij.  Ik werd aangestoken door uw enthousiasme.  Ik wil naar Antwerpen.  Naar de zoo.  Ik wil de verhalen, die u vertelde, gaan zien.  Ik wil die verhalen voelen.  Ik wil die verhalen ruiken.  Jawel, ik zal boterhammen meenemen.  Maar mijn herinneringen zullen zich nu niet tot dat culinaire pakketje beperken.  Het zal ruimer gaan.  Ik zal die dieren opnemen in mijn hoofd.  Op mijn harde schijf.  
 
Op Eén zag ik het programma.  Nu las ik het boek.  Ik wil mij niet focussen op de verschillen.  Ik wil niet antwoorden op de vraag of het boek nu beter was dan de film.  Ik wil mij richten op het gemeenschappelijke.  Op dat wat boek en programma verbindt.  In beiden voel ik die geestdrift.  Die oprechte liefde voor het onderwerp.  Voor de mensen en de dieren, die in uw vertelde verhaal figureren.  Dat is een uniek en krachtig gegeven.  In die geestdrift te mogen vertoeven voel ik als een voorrecht.
 
Beste Arnout.  Beste Lander.  Met uw boek keerde ik na het programma nogmaals terug naar de Antwerpse zoo.  Het werd geen herhaling.  Het werd een herbeleving.  Dat is zo veel intenser.  Zo veel sterker.  Ik zag de foto’s.  Ik las de verhalen.  Ik genoot.  Opnieuw.  Voor dat genot wil ik u uitermate danken.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 29 mei 2018

Will Tura, gezien in de Gentse Capitole. Brief aan, jawel, Will Tura.

Beste Will,
 
Vooraleer ik deze brief aanvat, moet er mij iets van het hart.  Dat is nodig.  Zodat ik met een vrij gemoed kan schrijven.  Indien ik het niet zou doen, zou er een barrière tussen ons blijven staan.  Barrières verhinderen een goede communicatie.  Die moeten dus vooraf gesloopt worden.  Daarom mijn bekentenis.  Ooit was er een tijd waarin ik u niet goed mocht vinden.  Ik stond onder invloed van de smaakpolitie.  Ik was jong.  Gemakkelijk te beïnvloeden.  Die smaakpolitie bepaalde naar wat geluisterd mocht worden.  Echo and the Bunnymen.  The Smiths.  Simple Minds.  U2.  Joy Division.  The Sound.  TC Matic.  Tröckener Kecks.  The Scene.  Noordkaap.  Gorki.  Afwijken was niet toegestaan.  Eigen initiatief was uit den boze.  Ik volgde.  Gedwee.  Ik was het slachtoffer van muzikale terreur.  Van muzikale onderdrukking.
 
Na momenten van onderdrukking volgt doorgaans een moment van bevrijding.  Dat was in deze niet anders.  Een bevrijding vraagt om een bevrijder.  Die bevrijder kwam in de persoon van Stijn Meuris.  Hij coverde uw Arme Joe.  Hij deed niet enkel dat.  Hij deed meer.  Met enkele muzikale collega’s bracht hij Turalura uit.  Een album met covers van uw nummers.  Dat werkstuk sloopte mijn oogkleppen.  Mijn oorkleppen.  Eindelijk begreep ik dat er in muziek geen ruimte is voor hokjesdenken.  Ik begreep dat er enkel muziek is.  Ik was vrij.  Ik kon ongehinderd luisteren naar muziek.  Naar goede muziek.
 
Eindelijk kon ik luisteren naar u.  Zonder te hoeven weg te zappen.  Eindelijk kon ik luidop zeggen dat u goede nummers had.  Eindelijk durfde ik te erkennen dat uw titel van Keizer van het Vlaamse Lied volledig terecht was.  Eindelijk durfde ik u toegang te geven tot mijn iPod en ontmoette ik u regelmatig tijdens mijn loopsessies.  U zong in mijn oortjes en was mijn muzikale gezel tijdens vele kilometers.  Ik voelde mij genezen.  Of toch niet.  Er was nog één ding.  Eén ding, dat ik te lang voor mij uitschoof.
 
Nog nooit had ik u live aan het werk gezien.  Altijd vond ik een reden om toch niet te gaan.  Een drogreden, ik besef het.  Maar die drogredenen hielden mij thuis.  Toen bracht u uw nieuwste album uit.  Live in de AB.  Dat sterke album overtuigde mij.  Deed mij inzien dat ik niet meer moest zoeken naar drogredenen.  Naar excuses om toch maar thuis te blijven.  Net op dat moment kwam de aankondiging van uw concert in de Gentse Capitole.  Ik wist wat ik moest doen.  Ik kocht een ticket.  Geen drogredenen meer.  Ik zou gaan.  Eindelijk.
 
Zaterdagavond zat ik in de zaal.  Een beetje zenuwachtig.  Misschien had ik nog meer zenuwen dan u.  Want voor mij was het de eerste keer.  U had het al meerdere keren gedaan.  Honderden keren.  Duizenden keren.  U wist wat u moest doen.  Ik niet.  Ik hield mijn vingers gekruist.  Want ik wilde zo graag dat u het goed zou doen.  In die wens school een zekere twijfel.
 
Die twijfel nam u meteen weg.  Vanaf het moment dat u opkwam wist ik dat het goed zat.  U stapte zelfverzekerd het podium op.  U begon met Boven de wolken.  U eindigde met Ik ben een zanger.  Van begin tot einde zat alles goed.  Uw muzikanten.  Uw belichting.  Uw gekozen nummers.  Uw danspasjes.  Uw bindteksten.  Uw stem.  Twee uur lang zat ik te kijken naar een vakman.  Naar een zanger, die slechts één ding wou.  U wou uw publiek plezieren.  Behagen.  Dat lukte u wonderwel.  U deed het uitschijnen alsof het u geen enkele moeite kostte.  U gooide zich.  U wierp zich.  In niets geremd door uw leeftijd.  Op het podium stond een jong veulen.  Een jong veulen met goesting.  Veel goesting.
 
Ik zat in mijn zeteltje.  Te kijken naar u.  Te luisteren naar u.  Ik kon een glimlach niet onderdrukken.  Een glimlach die ik twee uur lang op mijn gezicht hield.  Want ik was blij.  Blij om u.  Blij om mij.  Ik klapte mee in de handen.  Op uw vraag.  Ik zong mee.  Op uw vraag.  Die zaterdagavond volgde ik u.  Gewillig.  Ik at uit uw handen.  Niet omdat het moest.  Niet omwille van een of andere smaakpolitie.  Ik deed het omdat ik het wou.  Met veel enthousiasme.  Met veel plezier.  
 
Heel af en toe werd het stil in mij.  Rond mij.  U vroeg het niet.  Uw muziek eiste dat.  Dan ging ik zachtjes achterover leunen.  Liet ik mij ontroeren door uw stem.  Door uw muziek.  Jawel, ik had kippenvelmomenten.  Hemelhoog.  Als de muren konden praten.  Aan mijn darling.  Heimwee naar huis.  Ik mis je zo.  Hoop doet leven.  Heerlijke momenten.  Mooie momenten.  Wat dan met die andere nummers? Dat hoor ik u denken.  Laat mij u geruststellen.  Zij waren van een gelijkaardig hoog niveau.  Maar ik moet kiezen.  Zoals u weet, kiezen is verliezen.  
 
Vandaag kijk ik terug naar zaterdagavond.  Ik begrijp het niet.  Ik begrijp niet waarom ik zo lang wegbleef van uw concerten.  Spijt? Neen, dat heb ik niet.  Het leven is te kort om spijt te hebben.  Ik voel iets anders.  Een intens geluk dat ik u dan toch eindelijk live aan het werk zag.  Jawel, zondagmorgen stond ik op als een gelukkig man.  Jawel, zondag zong ik de hele dag door liedjes van u.  Ongegeneerd.  Zonder enige remming.  Ik liet mij gaan.  Net zoals u in de Gentse Capitole.
 
Beste Will.  U bent een zanger.  U bent een vakman.  U bent een rasartiest.  In die vele hoedanigheden schonk u mij een onvergetelijke en fantastische avond.  Daarvoor wil ik u uitermate danken.
 
Met vriendelijke groeten.


donderdag 24 mei 2018

Levend & Vers, gezien in de Gentse Capitole. Brief aan Wouter Deprez.

Beste Wouter,
 
Uw vrouw kan terug smijten.  Laat het mij anders formuleren.  Zodat ook een buitenstaander voorgaande kan begrijpen.  Uw vrouw werd genezen verklaard.  Ik ken uw vrouw niet.  Dat verhindert evenwel niet dat ik samen met u in een hoerastemming verkeer.  Samen met u ben ik blij om dat goede nieuws.  Ik heb een sterk inlevingsvermogen, dat helpt.  Dan maakt het niet uit of ik de mensen al dan niet ken.  
 
Nu had ik gedacht dat die goednieuwsshow de rode draad zou vormen doorheen uw nieuwste voorstelling.  Dat is niet zo.  Het wordt slechts heel even aangeraakt.  U vermeldt het.  Slechts zijdelings.  Toch kan ik in die korte passages een opluchting voelen.  En horen.  Toch wordt uw vrouw niet de hoofdrolspeelster in uw verhaal.  U laat die hoofdrol aan anderen.  Aan uw kinderen.  Aan uw moeder.  Het eigenlijke uitgangspunt van uw voorstelling is dat u uw ouders wilt bedanken.  Dat u aan uw ouders wilt zeggen dat u hen intens liefhebt.  Met dat voornemen stapt u in de wagen.  Met uw vrouw.  Met uw kinderen.  Vanuit Drongen vertrekt u naar West-Vlaanderen.  Naar uw ouders.  Zij verwachten u.  Want u had vooraf gebeld.  U bent een beleefde jongen.  U springt niet zomaar binnen.  Toch niet op een woensdagmiddag.  U maakt een afspraak.
 
Die lange autorit grijpt u aan om het met het publiek even te hebben over enkele thema’s.  Thema’s, die u belangrijk lijken.  U vertelt over de liefde.  Over dat vreemde bondgenootschap, waarin man en vrouw samenleven.  U vertelt over die kleine misverstanden.  Over grotere moeilijkheden, die dat samenleven kunnen belasten.  Kunnen verzwaren.  Het is geen evidentie.  Dat zegt u.  Dat getuigt u.  Liefde is niet altijd een feest, zo blijkt.  Soms zijn er dieptepunten in een relatie.  Daar doet u niet geheimzinnig over.  U legt alle kaarten op tafel.  Uw verhaal komt vaak heel dichtbij.  De herkenbaarheid is groot.  Soms heel groot.  Met uitzondering dan van de dieptepunten.  Die hebben wij niet gekend.  Die kennen wij niet.  Maar u hebt mij wakker geschud.  Ik weet nu dat liefde geen evidentie is.  Bond Zonder Naam-gewijs zou ik kunnen zeggen dat liefde een werkwoord is.  Oei, oei, oei, ik word melig.  Dat wil ik vermijden.  Melige brieven dienen vermeden te worden.  Ik moet mij herpakken.  Terug naar die meer ernstige ondertoon.
 
Niet enkel de liefde beroert u.  Uw kinderen raken u ook diep.  Met ons wilt u het hebben over de opvoeding van de kinderen.  Dat zou een ver-van-mijn-bedshow kunnen worden.  Ik heb geen kinderen.  Ik heb geen flauw benul waarover u het hebt.  Mijn aandacht had kunnen wegdrijven.  Toch gebeurt het niet.  Zoals ik al zei, ik heb een groot inlevingsvermogen.  Ik keer terug naar mijn kinderjaren.  Duw mij in de rol van uw kinderen.  Waardoor u de rol van mijn vader krijgt toebedeeld.  Dat trucje werkt.  Alles wordt herkenbaar.  Ik realiseer mij dat ik als kind wel een ettertje kon zijn.  Ik was een brave jongen.  Een voorbeeldige jongen.  Net als uw kinderen.  Toch besef ik nu dat mijn vader af en toe met zijn handen in de haren moet gezeten hebben.  Ik zie u aan het werk en plots krijg ik een enorme bewondering voor die grote zelfbeheersing van mijn vader.  Kinderen? Plots kan ik het begrijpen.
 
Tijdens de voorstelling krijg ik een warm gevoel.  Ik voel een warme en intense liefde voor mijn vader.  Eenzelfde liefde voel ik voor mijn moeder.  Nu begrijp ik waarom u die autorit maakt.  Waarom u zo dringend naar uw ouders moet.  Ik had in uw wagen willen plaatsnemen.  Om na uw ouders even binnen te springen bij mijn ouders.  Helaas, u bent reeds onderweg.  Onderweg zijn betekent dat u ooit eens zal arriveren.  Dat gebeurt.  U komt aan bij uw ouders.  Om dan dat ideale moment te zoeken waarop het nog niet uitgesprokene kan gezegd worden.  
 
U vertelt.  Wij lachen.  Dat lijkt mij een faire deal.  Maar geen evidente.  Toch doet u alles evident lijken.  Het lijkt allemaal zo gemakkelijk.  Dat kan slechts één ding betekenen.  U bent een vakman.  U beheerst uw métier.  Iedereen kan wel eens een grap vertellen.  Ik durf hiertoe ook wel eens een poging ondernemen.  Maar hoe een grap vertellen als u de zwaardere thema’s aanpakt? Hoe een publiek in die constante lachmodus houden als het wat zwaarder op de hand wordt? U weet het.  U doet het.  U gaat snel.  U raast.  Twee uur lang.  U gunt u zelf geen pauze.  U gaat niet even aan de kant staan.  Dat mag niet.  Of toch.  Drie muzikale intermezzo’s laten het publiek even op adem komen.  Laten u even op adem komen.  Om er dan weer vandoor te gaan.  In sneltreinvaart.  Het publiek kan enkel achtervolgen.  Ik kan enkel achtervolgen.  Met de volle aandacht.  Om toch maar geen grap te missen.  Om toch maar geen pointe te rateren.
 
Helemaal aan het einde van de avond wordt u wat rustiger.  De grote lichten doven uit.  Enkel dat kleine lichtje brandt.  Op u.  Dat moet zo.  Rust vraagt geen felle lichten.  Rust moet intiem zijn.  In die rust hebt u nog een laatste gesprek met uw moeder.  Over de telefoon.  Want zij belt nog even.  Om dingen te zeggen, die nog niet gezegd werden.  Het wordt stil in de zaal.  Muisstil.  Niemand lacht.  Dat kan ook niet.  Lachen met een krop in de keel, dat is bijna onmogelijk.  Ik tracht die krop weg te slikken.  Het gaat niet.  Die krop blijft steken.  Omwille van wat gezegd wordt.  Omwille van die intensiteit.  Omwille van die eerlijke openheid.
 
Het kleine lichtje dooft.  De voorstelling is voorbij.  Het lukt mij niet meteen.  Omdat ik al te zeer onder de indruk ben.  U hebt mij knock-out geslagen.  Spreekwoordelijk.  Uiteraard.  Het lukt mij dus niet meteen.  Toch moet het.  Toch moet ik rechtop staan.  Een staande ovatie.  Dat lijkt mij de enige en juiste reactie.  Een staande ovatie, waaruit hopelijk mijn dank spreekt.  Mijn dank voor een wonderlijke avond.  Voor een fabuleuze avond.  Voor een avond, waarbij de lach toch nog gekoppeld werd aan een traan.
 
Beste Wouter.  Voor die avond wil ik u uitermate danken.
 
Met vriendelijke groeten.

Speellijst:
Levend & Vers – Wouter Deprez.

donderdag 17 mei 2018

Uitgelezen: Het huis aan het meer. Brief aan Thomas Harding.

Beste Thomas,
 
U keerde terug.  Naar het vakantiehuis, gebouwd door uw overgrootvader.  In Groβ Glienicke, bij Berlijn.  Ooit was het een dierbare plaats voor uw familie.  De hemel op aarde.  Die bescheiden hemel was uw familie afgenomen door de nazi’s en lag nu in een achterlijk land.  Dit zijn niet mijn woorden.  In die termen sprak uw familie over het huidige Duitsland.  Ik durf te beweren dat hun oordeel getekend werd door wat zij in dat land meemaakten.  Door wat de geschiedenis met uw familie deed.  U was benieuwd naar die geschiedenis.  Meer nog, u wou die geschiedenis vertellen.  De geschiedenis van het huis aan het meer.
 
Het verhaal van een huis.  Dat was uw uitgangspunt.  Maar u weet hoe dat gaat met uitgangspunten.  Het wordt ruimer.  Breder.  Terwijl het verhaal groeit, wordt dat oorspronkelijke uitgangspunt slechts een vage herinnering.  Zoals ik al zei, u gaat breder.  Het verhaal van een huis wordt het verhaal van een stad.  Van een land.  Het verhaal van een huis wordt het verhaal van één familie.  Van vele families.  Het huis aan het meer wordt een figuurlijke kapstok waaraan verschillende verhaallijnen worden opgehangen.
 
U voert ons terug naar het Duitse Keizerrijk.  Aan het einde van de negentiende eeuw.  Dat is uw beginpunt.  Aan dat punt starten wij onze reis doorheen de Duitse geschiedenis.  Op bepaalde punten op die reis houden wij halt.  De Weimarrepubliek.  Het Verdrag van Versailles.  De Wall Street Crash.  De opkomst en het kanselierschap van Hitler.  De Nacht van de Lange Messen.  De Olympische Spelen in Berlijn.  De Kristallnacht.  De Wannsee-Conferentie.  Het luchtbombardement op Berlijn.  De conferentie van Potsdam.  De verdeling van Duitsland in Oost en West.  De Berlijnse luchtbrug.  De Stasi terreur.  De Ostpolitik van Willy Brandt.  Het dopinggebruik bij Oost-Duitse atleten.  Het aftreden van Honecker.  Het slopen van de Muur.  De hereniging van Duitsland.
 
Een lezer van deze brief zou nu kunnen denken dat het enkel gaat om een droge opsomming van historische, gekende feiten.  Die lezer zou zich kunnen afkeren van het boek omwille van een vermoede te verwachten verveling.  Dat zou jammer zijn.  Want vervelen doet het boek geenszins.  Integendeel.  U slaagt er op een fantastische wijze in de lezer van het boek bij de les te houden.  U toont wat de effecten van de gebeurtenissen zijn voor de bewoners van dat ene huis.  Van dat ene, specifieke dorp.  U toont hoe de geschiedenis de woningen binnensluipt en zijn sporen nalaat.  De grote geschiedenis wordt op die manier vele, kleine geschiedenissen.  
 
Wij zien hoe sommigen op de golven van de geschiedenis meesurfen.  Zij laten zich meedrijven.  Zij nemen de pen van de geschiedenis ter hand en schrijven mee aan die geschiedenis.  Zij schrijven ten bate van zichzelf.  In hun voordeel.  Anderen worden dan weer door diezelfde golven overspoeld.  Door de kracht van het water worden zij meegevoerd.  Verpletterd.  Van voordeel is geen sprake.  Integendeel.  U toont de opportunisten.  U toont de slachtoffers.  In dat dorpje bij Berlijn vinden wij beide.  Zelfs in dat ene huis aan het meer vinden wij beide.
 
U zelf blijft niet buiten het boek.  U zelf stapt in het boek.  Doorheen het boek weeft u het verhaal van uw eigen persoonlijke queeste.  U hebt het huis aan het meer gevonden.  Een huis, dat op het punt staat gesloopt te worden.  Tegen die plannen gaat u in verzet.  U smeedt een coalitie.  Een niet evidente coalitie.  U brengt uw familie terug naar het huis.  Uw familie gaat samenwerken met de bewoners van het dorp.  Door uw overtuigingskracht staat uw familie plots in dat ‘achterlijke land’.  Meer nog, zij werken samen.  Die bereidheid getuigt van een emotionele schoonheid.  Beide partijen wensen van het huis een Denkmal te maken.  Een plaats van herinnering, verzoening, ontspanning en vreugde.  Dat lukt.  Het huis wordt van de sloophamer gered.  Maar tussen plan en uiteindelijke realisatie ligt een hele weg.  Die afgelegde weg maakt u tot deel van het boek.
 
Hoe moet geschiedenis gebracht worden? Hoe moet geschiedenis verteld worden? Op die vragen bestaan heel waarschijnlijk vele antwoorden.  Heel waarschijnlijk hebt u zich die vraag ook gesteld.  Met uw boek geeft u een overtuigend antwoord.  U neemt de lezer mee op sleeptouw.  U nodigt die lezer uit op het landgoed.  U vraagt diezelfde lezer tijdelijk zijn tenten op te slaan op dat landgoed en te zien en te voelen wat er gebeurt.  De lezer wordt betrokken partij.  Geen buitenstaander.  Diezelfde lezer blijft niet aan de poorten staan van de geschiedenis.  Hij of zij gaat die poorten voorbij en stapt in de geschiedenis.  U leidt.  De lezer volgt.  
 
Beste Thomas.  U schreef een boek.  Een boek waaruit ik hoop put.  Want op voortreffelijke en wonderlijke wijze toont u aan dat het, ondanks alle tegenstellingen, toch steeds weer mogelijk is te verenigen.  Afstanden (zowel letterlijk als figuurlijk) kunnen overbrugd worden.  Dat bewijst uw verhaal.  Dat bewijst uw huis.  Voor dat onweerlegbare bewijs wil ik u van harte danken.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 15 mei 2018

Liefde voor Muziek, gezien op VTM. Brief aan Sarah, Sharon, Silvy, Coco, Gert, Helmut, Jasper en Niels.

Beste Sarah,
Beste Sharon,
Beste Silvy,
Beste Coco,
Beste Gert,
Beste Helmut,
Beste Jasper,
Beste Niels,
 
De wereld? Een betere wereld? De zoektocht naar een antwoord op die compacte maar toch wel gecompliceerde vraag houdt mij bezig.  Daarover durf ik wel eens na te denken.  Uiteraard niet continu.  Dat houdt een mens niet vol.  Het zou diezelfde mens tot waanzin brengen.  Die waanzin wil ik ver weg van mij houden.  Heel regelmatig ontspan ik dus even.  Sommigen zullen beweren dat een mens niet gemaakt is om te ontspannen.  Tijdverdrijf is onnodige verspilzucht.  Het vergooien van gekregen talenten.  Plus est en vous, zoals wel eens gezegd wordt.  Ondanks het bestaan van verschillende meningen inzake de noodzaak aan ontspanning, sta ik mijzelf toe heel soms te ontspannen.  Dan kan het al eens gebeuren dat ik televisie kijk.  Dan kan het al eens gebeuren dat ik afstem op Liefde voor Muziek.
 
Elke maandagavond ben ik op post.  Mijn broodnodige ontspanning breng ik in jullie gezelschap door.  Terwijl ik ontspannend zit te kijken, komt toch die ene vraag bovendrijven.  Die vraag naar een betere wereld.  U kijkt vreemd op.  Een muziekprogramma en een betere wereld, hoe kunnen beiden samen bestaan? Die vraag hoor ik u luidop stellen.  Ik wil mij dus verduidelijken.  Ik zit te kijken en ik stel mijzelf de vraag of het niet beter zou zijn indien in elk van ons een beetje muzikant zou schuilen.  Indien dat het geval zou zijn, zou de wereld mooier zijn.  Zou diezelfde wereld warmer zijn.  Een tikkeltje naïef? Ik dacht het niet.  Ik voel het.  Alweer moet ik mij verduidelijken.  Dat is niet erg.  Met plezier doe ik dat.
 
Ik luister niet enkel naar de gebrachte liedjes.  Met even zo veel plezier kijk ik naar de manier waarop jullie met elkaar omgaan.  Net die manier vind ik zo uitzonderlijk.  Ik voel geen wedijver.  Ik voel geen afgunst.  Ik voel geen minachting.  Niemand wordt buitengesloten.  Er wordt niet neergekeken.  Er wordt niet geoordeeld.  Noch wordt er veroordeeld.  Iedereen staat op gelijke hoogte.  Verenigd rond dat ene gemeenschappelijke, de muziek.  Samen beleven jullie dat grote avontuur.  Het lijkt wel één grote familie.  Samen op zomerkamp.  Samen op scoutskamp.  Niemand staat aan de kant.  Iedereen wordt meegetrokken.  Een betere wereld.  Op microniveau.  Zo voelt het.  Ik kijk en hoop dat hetzelfde ook kan gebeuren op macroniveau.  Hoe mooi zou dat zijn?
 
Het had anders gekund.  Er zou kunnen vergeleken worden.  Er zou kunnen afgewogen worden welke muziekstijl bovenaan staat.  Als allerbeste.  Er zou kritiek kunnen geuit worden.  Over de zangcapaciteiten.  Over de performances.  Er zou kunnen opgeschept worden.  Over het internationale succes.  Over het aantal hits.  Dat alles had kunnen gebeuren.  Want vele stijlen werden op één plek samengebracht.  De clash tussen de stijlen blijft evenwel uit.  Omdat jullie muzikanten zijn.  Jullie weten dat er geen stijlen zijn.  Jullie weten dat er enkel muziek is.  Die muziek brengt jullie samen.  Die muziek verenigt jullie.
 
Ik zie jullie voetballen.  Ik zie jullie feesten.  Ik zie jullie lachen.  Ik zie jullie ontbijten.  Ik zie jullie praten.  Ik zie jullie grappen en dollen.  Ik zie jullie plagen.  Ik zie jullie fluiten op de vingers.  Ik kijk en denk maar één ding.  Hier had ik willen bij zijn.  In mijn enthousiasme zou ik bijna zeggen dat ik samen met jullie had willen zingen.  Dat kan evenwel niet.  Ik ken mijn beperkingen.  Zingen is één van mijn beperkingen.  Bij dat ene onderdeel zou ik aan de kant blijven.  Met open mond zou ik naar jullie kijken.  Vol bewondering.  Vol verwondering.  Omwille van het vakmanschap.  Omwille van de schoonheid.  Ik zou moeite hebben om mijn ogen droog te houden.  Want ik zou ontroerd worden.  Net zoals ik voor televisie ontroerd word.  Net zoals voor mijn televisie zou ik vollopen.  Vollopen van warmte.  Omdat ik bij jullie dat verlangen voel om het gecoverde nummer eer aan te doen.  Om het op een nog hoger niveau te brengen.  Niet om de eigen persoon te laten stralen.  Maar om de eigenlijke vertolker een cadeau te doen.  In de gebrachte nummers voel ik de passie.  Voel ik de drang om goed te doen.
 
Ik ben niet bij jullie.  Helaas.  Toch voel ik elke maandagavond een intense en unieke warmte.  Een warmte, die mij van begin tot einde doet lachen.  Niet verholen.  Niet verdoken.  Ik lach languit.  Breed.  Dit is schoon.  Dit is mooi.  Niet enkel de muziek.  Alles.  Alles.  Alles is schoon.  Blijf zingen, denk ik.  Hoop ik.  Het kan niet.  Het mag niet.  Elke maandagavond komt weer dat varkentje met een lange snuit.  Dan is het verhaaltje uit.  Programma’s moeten een begin en een einde hebben.  Alleen, voor Liefde voor Muziek had ik zo graag die ene uitzondering gewenst.
 
Muziek en een betere wereld? Jullie doen mij dromen.  Jullie doen mij verlangen.  Voor die droom wil ik jullie danken.  Voor dat verlangen wil ik jullie danken.

Met vriendelijke groeten.