donderdag 29 maart 2018

Uitgelezen: De wafelfabriek. Brief aan Roman Helinski.

Beste Roman,
 
De wafelfabriek.  Nog maar net begonnen aan uw boek en ik maak al een sprong van dertig jaar in het verleden.  In mijn verleden.  Ik keer terug naar Bavegem.  Naar het zuivelbedrijf Inex.  In die fabriek heb ik nog gewerkt.  Als jobstudent.  Eén maand lang.  U zou kunnen opwerpen dat die periode te kort is om mij verwant te kunnen voelen met de personages uit uw boek.  De arbeiders en arbeidsters in de wafelfabriek.  Dat zou heel misschien kunnen.  En toch.  En toch.  Eén maand lang stond ik aan de band.  Ik nam ingepakte dozen van de band en stapelde die op paletten.  Ik kan begrijpen als u schrijft dat gezocht wordt naar dingen die de tijd versnellen en de regelmaat versoepelen.  Net als in de wafelfabriek vonden wij die oplossingen in het praten.  Op de werkvloer.  In de kantine.  Net als in de wafelfabriek praatten wij over de familie.  Over het voorbije weekend.  Over het volgende weekend.  Over reisplannen.  Over kleine onbenulligheden.  Er waren niet enkel die gesprekken.  Er waren ook de grappen en grollen.  Er werd niet enkel gepraat.  Er werd ook gelachen.  Vaak en veel. 
 
Terwijl ik bij het begin van uw boek enige verwantschap voelde, nam ik bij het tweede deel afstand.  Ik was geen betrokken partij meer.  Ik deed een stapje achteruit.  Om te observeren.  Om waar te nemen.  Want wat volgde, kan omschreven worden als bizar.  Als eigenaardig.  Want plots slaat de sfeer in de fabriek om.  Gezelligheid wordt grimmigheid.  Een nieuwkomer grijpt het ontslag van een collega aan om onrust te stoken.  Met vlotte praatjes verzamelt hij alle arbeiders achter zich.  De praatjesmaker leidt het verzet tegen de directie.  Hij grijpt één ergernis (slechte tanden) aan om de arbeiders rond zich te verenigen.  Die ene ergernis wordt het enkele strijdpunt.  Wordt de reden om het werk neer te leggen.  Die praatjesmaker slaagt er in de volledige fabriek lam te leggen.  Geen enkele arbeider maakt bij deze gang van zaken ook maar enige bedenking.  Er wordt niet nagedacht.  Er wordt niet gereflecteerd.  Er wordt enkel blindelings gevolgd.  
 
Het personeel gaat schuilen achter de veilige rug van die ene nieuwkomer.  Hij voert het hoge woord.  Hij wordt hun woordvoerder.  Want dat is wat hij kan.  Hij kan praten.  Hij kan vertellen.  In geuren en kleuren.  Iedereen hangt aan zijn lippen.  De nieuwkomer biedt hoop.  Wat die hoop precies inhoudt, wordt niet duidelijk gemaakt.  Wordt niet concreet gemaakt.  Hoop op een betere toekomst lijkt voldoende.  Hoop op een andere toekomst lijkt meer dan genoeg.  Holle slogans gaan er in als zoete koek.  Een gemakkelijker publiek blijkt niet te bestaan.  Er wordt geen weerwerk geboden.  Voorstellen tot verbetering worden niet uitgewerkt.  Alternatieven worden niet bekeken.  Het blijft bij oppervlakkig gewauwel.
 
Mogelijk debat wordt door de nieuwkomer gesmoord.  De directeur wordt uitgejouwd.  Tegenvoorstellen van de directeur worden weggewuifd.  Nergens valt enige bereidheid tot compromis te bespeuren.  Koppigheid wordt de norm.  Niemand is bereid te buigen.  Beide partijen drijven steeds verder uiteen.  Tot op dat ene moment.  Dat ene moment, waarop de nieuwkomer verdwijnt.  Dan komen barsten in het verzet.  Zachtjes aan zetten beide partijen stappen naar elkaar.  Eerst kleine stapjes.  Dan grotere stappen.  Om elkaar uiteindelijk weer in de ogen te kijken en niet meer te beseffen waarom alles uiteindelijk begonnen is.  De grote, opgepookte woede lijkt te gaan liggen.  De grimmigheid verdwijnt.  De al dan niet valse gezelligheid keert terug.  De grote verontwaardiging lijkt te versplinteren in die kleine ergernissen, die er altijd wel geweest zijn.  Kleine ergernissen, die in zich niet de kracht verenigen om tot een revolutie uit te groeien.  Tenzij een praatjesmaker op het toneel verschijnt.  Dan kan het snel gaan.  Zo wordt die nieuwkomer slechts een herinnering.  Of toch niet.  Die nieuwkomer blijft tegelijk een waarschuwing voor de toekomst.  Een waarschuwing dat het opnieuw kan gebeuren. 
 
Terwijl ik uw boek lees, blijf ik kijken naar de wereld om mij heen.  Plots besef ik dat die grote buitenwereld eigenlijk één grote wafelfabriek is.  Dat die nieuwkomer symbool staat voor politieke praatjesmakers.  Praatjesmakers die er in slagen grote massa’s te scharen achter holle slogans.  Zij weten de grote ergernissen te detecteren en politiek te recupereren.  Zij benoemen die ergernissen zonder de noodzaak te voelen oplossingen aan te reiken.  Want vaak wil het kiezerspubliek geen oplossingen horen.  Vaal zijn zij al blij dat hun ergernissen gehoord worden.  Dat die ergernissen een politiek uithangbord krijgen.  Achter dat uithangbord willen zij zich verenigen.  Blindelings.  Kritiekloos.  Hun trouw beperkt zich in tijd.  Tot het moment dat een andere profeet opstaat.  Dat is wat ik om mij heen zie.  Ik zie hoe de massa van profeet naar profeet springt.  
 
Woede verblindt.  Het maakt niet uit of die woede al dan niet terecht is.  Het maakt niet uit om welke reden die sluimerende woede wordt aangewakkerd.  Dat alles doet niet ter zake.  In uw boek lees ik de gevaren van die blinde volgzaamheid.  In uw boek lees ik een oproep alert te zijn.  Aan die alertheid moet de bereidheid gekoppeld worden om telkens weer op zoek te gaan naar de echte beweegredenen achter een betoog.  Achter de slogan.  Enkel die bereidheid kan de zin voor kritiek aanwakkeren.  Dat blijkt in deze tijden meer dan noodzakelijk.  Niet enkel in de wafelfabriek.  Ook in de grote wereld.  Dat maakt uw boek meer dan duidelijk.
 
De wafelfabriek.  Ik vond het altijd een vreemde titel voor een boek.  Nu besef ik hoe u de lezer via de kleine wereld van de fabriek de grote wereld wil induwen.  Via die kleine wereld wil u de lezer een spiegel voorhouden.  Een spiegel, waarin hij zijn gedrag kan spiegelen.  Waarin hij datzelfde gedrag aan een kritisch zelfonderzoek kan onderwerpen.  In de titel van uw boek schuilt een opdracht voor de lezer.  Voor elke lezer.  Ik kan enkel maar hopen dat elke lezer die uitdaging aanneemt.  Het kan ontnuchterend werken.
 
Beste Roman, ik wil u danken voor deze spiegel.  Voor deze uitdaging.  Ik ben alert.  Ik blijf alert.  Blindheid is niet aan de orde.  Vandaag niet.  Morgen niet.  Nooit.  Ik las De wafelfabriek.  Het was verhelderend.  Een openbaring.  Voor dit fantastische boek wil ik u danken.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 27 maart 2018

Dance around the world, te zien op Eén. Brief aan Ish Aït Hamou en Jan Kooijman.

Beste Ish,
Beste Jan,
 
Soms kan de formule voor een succesvol programma bijzonder eenvoudig lijken.  Maar vaak schuilt in die eenvoud de grote moeilijkheid.  Het uitschrijven van die op het eerste zicht eenvoudige formule zal geen Nobelprijs opleveren.  Om die prijs toch te kunnen binnenhalen zal de moeilijkheidsgraad van e=mc² moeten geëvenaard of zelfs overtroffen worden.  Ik meen te mogen stellen dat u die betrachting niet had met uw nieuwe programma.  U wou goede televisie maken.  Ik zag uw programma op de Nederlandse televisie.  Ik kan kort zijn.  U maakte goede televisie.  U maakte zeer goede televisie.  Ik mag hopen dat u vele prijzen zal wegkapen met uw programma.  De Nobelprijs zal het niet worden.  Dat schreef ik reeds.  Of het zou de Nobelprijs voor de Vrede moeten zijn.  Een tikkeltje overdreven? Misschien wel maar we moeten die mogelijkheid open laten.
 
U zou nu kunnen denken dat ik mijn brief afsluit.  U zou kunnen denken dat ik heb geschreven wat ik moet schrijven.  Dat is het niet.  Mijn brief moet nog maar beginnen.  Een mens kan vele dingen beweren.  Dat kan hij vrijuit doen.  Zonder enige remming.  Toch zou het goed zijn dat diezelfde mensen zijn of haar beweringen ook staven.  Met overtuigende bewijzen.  Zodat al snel blijkt dat die gemaakte beweringen niet op los zand zijn gebouwd.  Dat wil ik dus doen.  Ik wil u vertellen waarom uw programma mij wist te charmeren.  Mij wist te raken.  Mij wist te ontroeren.
 
Ik leerde u kennen via So You Think You Can Dance.  U zetelde als jurylid.  Omwille van uw expertise was u daarvoor gevraagd.  In dat programma stelde ik vast dat jullie het goed met elkaar konden vinden.  Om die band juister te kunnen omschrijven zou ik zelfs het woord vriendschap durven gebruiken.  Jullie leken mij de beste vrienden.  Beste vrienden doen dingen samen.  Dat jullie ooit samen een programma zouden maken durfde toen niemand te denken.  Maar SYTYCD verdween van het scherm.  Jullie waren vrij.  Jullie waren klaar om nieuwe horizonten te verkennen.
 
De ontstaansgeschiedenis van Dance Around The World ken ik niet.  De voorbije weken heb ik het resultaat kunnen zien van de vele brainstormsessies.  Ik heb kunnen zien hoe een ‘simpel ideetje’ kon uitgroeien tot een fantastisch programma.  Zoals ik al zei, de formule voor uw programma lijkt eenvoudig.  Twee vrienden trekken de wereld in.  Om op vreemde plaatsen lokale dansen aan te leren.  Bijzondere dansen aan te leren.  Jullie reizen ondermeer naar Peru.  Naar Oekraïne.  Naar Jordanië.  Ik was getuige van een ontdekkingsreis.  Die ontdekkingsreis was telkens weer meer dan hartverwarmend.  Om meerdere redenen.
 
Ik weet niet of iemand anders het programma zou kunnen dragen.  Toch niet op de manier waarop u het doet.  U bent de geknipte persoon.  Of anders gezegd, u bent de juiste persoon op het juiste moment op de juiste plaats.  U hebt nog die eigenschap, waarvan wordt verondersteld dat deze wordt afgeworpen eens het volwassendom wordt bereikt.  U hebt nog de zeldzame gave van de warme verwondering.  Een warme verwondering, die in de grote wereld maar al te vaak vervangen wordt door een koude nuchterheid.  Die verwondering is de motor van het programma.  Met een ongekende openheid treedt u de mensen tegemoet.  Treedt u het land tegemoet.  Treedt u de cultuur tegemoet.  In uw hoofd zijn geen barrières.  Uw kijk op het leven en de wereld wordt niet gehinderd door zelf opgetrokken muren.  Die manier van denken en kijken is hartverwarmend.  Die manier van denken en kijken doet mij bijna huilen als een aflevering voorbij is.  Doet mij verlangen naar de volgende aflevering.  Om samen met u te kunnen terugkeren naar een mooie wereld.  Want dat is wat u doet met uw verwonderende openheid.  U toont een mooie wereld.  U toont dat de wereld niet verloren is.  U toont dat samenleven mogelijk is.  U countert het alles overheersende cynisme, dat ons wil doen geloven dat de wereld naar de kloten is.  U toont dat een ander wereldbeeld mogelijk is.  Dat vraagt om optimisme.  Dat hebt u.  Dat vraagt om volhardend geloof.  Dat hebt u.  Dat vraagt om empathie.  Dat hebt u.  Al die elementen brengt u samen tot één niet te slopen blok van positiviteit.  Tijdens het kijken voel ik die positieve energie.  Ik laaf mij aan die energie.  In overvloed.  
 
Bijna zou ik vergeten te schrijven over het doel van uw programma.  Over het dansen zelf.  Dat zou jammer zijn.  Want de dans is de uiteindelijke en enige hoofdrolspeler in uw programma.  Verkeerdelijk zou kunnen gedacht worden dat u alle aandacht opeist.  Dat u in het middelpunt van de belangstelling wenst te staan.  Dat u wenst aan te tonen hoe onderlegd u bent in het dansen.  Dat alles is geenszins uw bedoeling.  U stelt zich ten dienste van de dans.  U bent slechts een ondergeschikte van de dans.  Uw ondergeschikte rol laat de dans schitteren.  Laat de verenigende kracht van dans zien.  U laat dansers aan het woord.  U laat hen vertellen wat het dansen met hen heeft gedaan.  Hoe het dansen hen een uitweg heeft geboden.  Hoe het dansen hun redding was.  Hoe het dansen herinneringen in dansbare vorm bewaart.  Hoe het dansen tradities in ere houdt.  U laat zien dat dansen misschien wel één van de krachtigste vormen van communicatie is.  U laat zien dat dansen zonder woorden kan doordringen tot de essentie.  Tot de kern.  Een kern, die iedereen begrijpt.  Zonder de taal te hoeven of te kunnen spreken.
 
Ik ben met u op reis gegaan.  Op wereldreis.  Ik heb fantastische plaatsen ontdekt.  Ik heb fantastische mensen ontmoet.  Vanuit mijn zetel heb ik een fantastische kracht gevoeld.  Een kracht, die mij doet beseffen dat de wereld nood heeft aan positieve verhalen.  U bracht die positieve verhalen.  U bracht warmte.  U bracht schoonheid.  Die warme schoonheid, gekruid met een zekere naïviteit, kan de wereld redden.  Op één voorwaarde.  We moeten ons openstellen.  Onze oogkleppen afwerpen.  Pas dan kunnen we ontmoeten.  
 
Beste Ish.  Beste Jan.  Ik wil u danken voor uw programma.  Voor uw warmte.  Voor uw openheid.  Voor uw enthousiasme.  Voor het intense plezier, dat ik heb mogen ervaren bij het kijken naar uw programma.  Voor dat alles wil ik u uitgebreid danken.
 
Met vriendelijke groeten.
 
Info:
Dance around the world – Elke maandag vanaf 02/04 te zien op Eén.

donderdag 15 maart 2018

Uitgelezen: In het museum. Brief aan Joost van Driel.

Beste Joost,
 
Nicolas en David.  Twee handen op één buik.  Nicolas is de vader.  David is de zoon.  De liefde tussen vader en zoon staat centraal in het boek.  Zijn vader moedigt de zoon aan.  Doet hem dromen.  Doet hem fantaseren.  De vader waarschuwt de zoon niet vast te roesten in het dorpje, waar de ouders een kledingzaak hebben.  De vader gruwt van het dorpsleven.  Een dorpsleven, waarin niks gebeurt.  Waarin alles maar zijn doodgewone, saaie gang gaat.  Een dergelijk leventje wenst de vader zijn zoon niet toe.  Daarom moedigt hij hem aan.  Geeft hij herhaalde en wijze raadgevingen.  Reizen, lezen en leven.  Dat is wat de zoon moet doen.  Een variante op die ene leefregel is een andere drievuldigheid: we moeten durven, we moeten wagen, we moeten moedig zijn.  Die raadgevingen neemt de zoon ter harte.  Maakt hij zich eigen.  Het lijkt wel alsof de zoon de niet ingevulde ambities van de vader moet inlossen.  Maar dat gebeurt niet onder dwang.  In een liefdevolle relatie brengt de vader zijn zoon tot die verrijkende inzichten.  De vader blijft zijn zoon aanmoedigen zijn eigen weg te zoeken en te vinden.  Want enkel dan kan de zoon een grote toekomst tegemoet gaan.
 
Vader is de held.  Liefde is het sleutelwoord.  De held en zijn beschermeling trekken elke maand naar Amsterdam.  Zo vertellen zij het aan moeder.  In feite gaan zij naar Brussel.  Dat is hun geheimpje.  Vele dingen moeten geheim gehouden worden voor moeder.  Want zij is wisselvalling.  Kan plots vervallen in woede-uitbarstingen.  Dat moet vermeden worden.  Zwijgen kan dan best wel eens handig zijn.  De zoon lijkt hierin te willen meegaan.  Hij zwijgt dus ook.  In de moeilijke relatie tussen vader en moeder lijkt de zoon partij te kiezen voor vader.  Althans, de medeplichtigheid in de plannen van vader lijken dat te bevestigen.
 
Elke maand gaan vader en zoon naar het museum.  Naar het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen in Brussel.  Aanvankelijk samen met vader.  Later zonder vader.  Wel in gezelschap van Sarah.  Een oppas, waarvoor de vader heeft gezorgd.  In dat museum raakt David gefascineerd door dinosauriërs.  Die dieren uit een ver verleden voeden zijn fantasie.  Een bijna niet in te tomen fantasie.
 
Alles loopt wonderwel.  Maar geleidelijk komen er barstjes in de relatie tussen vader en zoon.  De held wankelt op zijn voetstuk.  Vele avonturen en voorvallen in het Brusselse hebben hier de hand in.  De zoon gaat twijfelen.  Op het moment dat vader uit beeld verdwijnt, verliest alles zijn glans.  Alles wordt matter.  Doffer.  David lijkt niet meer te weten wat waarheid is.  Hij vraagt zich af in hoeverre zijn wereld een schijnwereld is.  In hoeverre zijn vader hem meegetrokken heeft in die schijnwereld.
 
Dan is er plots die breuk.  De vader blijft weg.  Komt niet meer opdagen aan het museum.  David moet alleen naar huis.  Zonder vader.  Thuisgekomen wordt hij gedwongen alles op te biechten.  Het hele verhaal.  Hun geheime uitstapjes.  Het leven krijgt een geheel andere wending.  David lijkt veroordeeld tot een levenslang verblijf in het provinciestadje.  Een verblijf tussen de idioten.  Tussen een vreselijk volkje met kleingeestige wensen.  Zo had zijn vader de bewoners van het provinciestadje omschreven.  Tussen die mensen moet David nu leven.  Het museum in Brussel wordt niet bezocht.  Of toch.  Heel zelden gaat hij met moeder naar Brussel.  Samen met zijn moeder bezoeken zij de dinosauriërs.  Maar moeder deelt de passie niet.  Deelt de zin voor fantasie niet.  Daarvoor is zij te nuchter.  Het gewone leven, waaruit elke fantasie wordt weg gefilterd, lijkt David ongelukkig te maken.
 
Vader is afwezig.  Dat kan niet ontkend worden.  Plots is hij uit het leven van David gestapt.  In de plaats kwam moeder.  Zij moest de heldenrol van vader overnemen.  Dat lukte niet.  Moeder was wel aanwezig maar in die aanwezigheid was zij in grote mate afwezig.  David moet tot actie overgaan.  Hij moet iets doen.  Om zijn leven opnieuw in handen te krijgen.  David kan maar één ding doen.  Hij besluit te vluchten.  Hij zal zijn eigen weg gaan.  Op weg naar die grote toekomst.
 
Die vlucht is een heuse tour de force.  Een krachttoer, waarin de fantasie van David een groot aandeel heeft.  Het lijkt onmogelijk.  Het lijkt bijna niet te kunnen.  Maar toch, het lijkt de enige en juiste uitweg te zijn.  Enkel de fantasie kan voor David een schuiloord zijn.  In die fantasie vlucht hij weg.  Weg van vader.  Weg van moeder.  Zijn favoriete museum reikt hem de oplossing aan.  Een oplossing, die David graag aanvaardt.  Omdat hij beseft dat daar het geluk kan gevonden worden.  Een geluk, dat hij dan toch niet vond bij vader.  Een geluk, dat hij niet had bij moeder.  In die aangereikte oplossing zal zijn eenzaamheid verdampen en zal hij omringd worden door nieuwe vrienden.  Nieuwe vrienden, die hem steeds hebben gefascineerd.  Die hem nooit teleurstelden.
 
U schreef een vreemd boekje.  Let op, ik bedoel dat niet denigrerend.  Uw boekje begint heel eenvoudig.  Van elke pagina spat het geluk.  Het echte geluk? Het valse geluk? Maar dan komt die barst.  Die barst doet uw boekje kantelen.  Het eenvoudige wordt plots iets buitengewoons.  Uw verhaal neemt een plotse wending.  De eenvoud is weg.  In de plaats komt verwarring.  Verwarring, die de lezer in zijn macht krijgt.  Als lezer deelde ook ik die verwarring.  Ik wist niet wat ik moest denken.  Ik bleef verweesd achter.  Maar dan, na een tijdje, leek ik te beseffen dat het einde niet anders kon.  Dat u het juiste einde schreef.  Een einde als ode aan de fantasie.
 
Beste Joost.  In het vreemde van uw boek schuilt de grote kracht.  U schreef een niet alledaags verhaal.  Met plezier liep ik samen met David mee.  Samen met David ondernam ik die wonderlijke tocht.  Voor die verrassende reis wil ik u danken.  U hebt mij doen dromen.  U hebt mij heel even weggetrokken uit deze reële wereld.  U hebt mij naar een andere wereld gebracht.  Een heerlijke ervaring.  Daarvoor wil ik u danken.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 13 maart 2018

Waarom iedereen Rabot - de documentaire zou moeten zien? Brief aan Christina Vandekerckhove.

Beste Christina,
 
Ik wist wat armoede was.  Althans, dat is wat ik dacht.  Ik kom al eens buiten.  Ik kijk om mij heen.  Ik lees al eens een krant.  Jawel, ik durf mij al eens te verdiepen in het jaarlijkse armoederapport.  Dan zou ik mogen stellen dat ik toch zou kunnen weten wat armoede is.  Het blijkt een foute veronderstelling te zijn.  Ik weet het niet.  Ik weet het helemaal niet.  Dat besef ik maar al te goed na het zien van uw film.  Uw documentaire.
 
Rabot grijpt mij bij het nekvel.  Drukt mij met de neus op de feiten.  Dat gebeurt meteen.  Niet langs een omweg.  Geen voorspel.  Onmiddellijk sta ik met mijn voeten in de realiteit.  Die realiteit toont mij de armoede.  De armoede in al zijn facetten.  Want dat blijkt al snel.  Armoede is veelzijdig.  Strekt zijn tentakels uit en dringt binnen in alle aspecten van het leven.  In Rabot komen die vele gezichten samen.  Rabot legt het ingrijpende karakter van armoede bloot.  Ik zie de bewoners rekenen.  Ik zie hen afwegen.  Ik zie hen wikken en wegen.  Ik zie hen keuzes maken.  Keuzes die een invloed zullen hebben op de beperkte financiële draagkracht.  Ik tracht mij voor te stellen wat een leven moet voorstellen dat continu bepaald wordt door het maken van broodnodige keuzes.  Wat een leven moet voorstellen waarbij onbezorgde spontaniteit bijna onmogelijk wordt.  Omdat die spontaniteit consequenties heeft.  Consequenties die repercussies hebben op de boekhouding van een gezin.
 
Bovenstaande kan omschreven worden als financiële armoede.  Of neen, bovenstaande is financiële armoede.  Dat is tot wat wij armoede in feite terugbrengen.  Geen of te weinig centen.  Niks meer.  Niks minder.  U laat zien wat armoede nog kan zijn.  U toont ons de relationele armoede.  De communicatieve armoede.  Mensen leven samen maar praten nauwelijks samen.  Aan tafel wordt samengezeten maar nauwelijks wordt een woord gesproken.  Er wordt gekeken.  Gestaard.  Naar elkaar.  Maar in die blikken valt geen uitnodiging te lezen tot een gesprek.  Tot een goed gesprek.  Tot een echt gesprek.  Relaties lijken uitgedoofd te zijn.  Liefde lijkt leeggelopen te zijn.  Mensen blijven samen.  Zij lijken elkaar nog net te tolereren.  Een knuffel? Een warme omhelzing? Het lijkt een zeldzaamheid.  De partner lijkt verworden tot een meubelstuk.  Een meubelstuk, dat altijd al aanwezig was.  
 
Onmacht, dat lees ik.  Onmacht om de persoonlijke situatie om te buigen.  Die onmacht wordt geuit.  Niet noodzakelijk mondeling.  De muren in  gangen en liften lijken een uitlaatklep.  Woede spat van die muren af.  In felle slogans wordt de onmacht geuit.  Het systeem wordt in vraag gesteld.  De maatschappij wordt bekritiseerd.  De andere wordt beschimpt en aangeklaagd.  De neger.  De vrouw.  De moslim.  De blanke.  Armoede lijkt geen nood te hebben aan nuance.  Dat gebrek aan nuance horen we ook aan de trappen voor het appartement.  Buren zitten samen.  Ventileren hun ongenoegen.  Over andere bewoners.  Het gedrag van die andere bewoners wordt geanalyseerd.  Kritiek op de andere is gemakkelijker.  Het leidt af.  Het verhindert zichzelf in vraag te stellen.  Terwijl de andere ‘en plein public’ aan het kruis wordt genageld, hoeft men niet te werken aan de eigen houding.  Aan de eigen problemen.  Die trappen lijken wel een volkstribunaal.
 
Is er dan geen enkele hoop? Is er dan geen enkel lichtpuntje? Ik weet het niet.  Ik durf niet van een lichtpuntje te spreken als ik meen te mogen stellen dat hoop vaak weinig realistisch is.  Dat hoop vaak naïef is.  Hoe realistisch kan hoop zijn als een drugsverslaafde zegt ooit te zullen stoppen met zijn verslaving terwijl diezelfde aan een jointje trekt en tegelijk naar een valium grijpt? Hoe mooi kan hoop zijn als een man zegt ooit gelukkig te zullen zijn als hij zijn overleden vrouw zal ontmoeten bij één van die sterren aan de hemel? Hoop en geluk lijken altijd in de verre toekomst te liggen.  Nooit zullen die onmiddellijk gerealiseerd worden.  Nooit zullen die onmiddellijk ervaren worden.  Jawel, uw film laat geen goed gevoel na bij de kijker.  Het is schrijnend.  Het is pijnlijk.
 
Maar laat nu net daarin de kracht van uw film schuilen.  Het opent de ogen.  Het doet beseffen waarom een minister luid en overtuigd kan beweren dat zij het aantal mensen met een inkomen onder de armoederisicodrempel met een derde zal verminderen.  Zij kan dat luid verkondigen omdat zij weet dat zij hierop niet zal afgerekend worden.  Omdat het bij de volgende verkiezingen geen item zal zijn.  Alweer niet.  Het doet beseffen waarom bij het aantreden van elke nieuwe regering weer maar eens beloofd wordt het leefloon aan te passen en boven de officiële armoedegrens te brengen.  Het mag nog maar eens beloofd worden omdat iedereen binnen elke nieuwe regering weet dat niemand zal wakker liggen van die belofte.  Dat zij hierop niet zullen afgerekend worden.  In de politieke wandelgangen kan de armoedeproblematiek heel misschien een onderwerp zijn waarop slechts enkelingen zich kunnen en willen profileren.  In de politieke beslissingskamer raakt het onderwerp ondergesneeuwd.  
 
Armoede wordt weggemoffeld.  Wordt weggeduwd.  Armoede zit niet in de hoofden van het publiek.  Al zeker niet in de hoofden van politici.  Zij vechten vele oorlogen maar daarom niet de juiste.  War on terror.  War on drugs.  Op die fronten wordt het politieke kapitaal opgebouwd.  Op die fronten wordt de strijd om de kiezer gewonnen of verloren.  War on poverty? Hiervoor worden geen gevechtstroepen geleverd.  Hiervoor wordt de borst niet nat gemaakt.  Integendeel zelfs.  Slachtoffers van armoede worden beschuldigd.  Zij worden individueel verantwoordelijk gesteld.  Het verhaal van de kansen, u kent het wel.  Kansen moeten gegrepen worden.  Zo simpel is het.  Doet men dat niet, moet men op de blaren zitten.  Eigen schuld, dikke bult.  Meer en meer worden de slachtoffers met de vinger gewezen.  Het lijkt wel een bewuste strategie.  Terwijl iedereen omlaag wijst, wordt vergeten omhoog te kijken.  Wordt vergeten wat omhoog verkeerd loopt aan te klagen.  
 
Misschien laat uw film wel zien wat de toekomst zal brengen.  Armoede zal verbannen worden.  Zal uit het straatbeeld gefilterd worden.  Armoede zal naar getto’s gebracht worden.  Getto’s van sociale huisvesting.  Een analyse van de huidige beleidslijnen doet een dergelijk doemscenario tot een tastbare werkelijkheid worden.  Ik denk hierbij aan de recente invoering van huurovereenkomsten met een beperkte duur van negen jaar in de sociale woningmarkt.  Een gevolg van die maatregel is dat mensen uit hun sociale woning kunnen gezet worden als hun inkomen is gestegen.  Positieve rolmodellen worden uit sociale woonwijken verbannen.  Armoede wordt gecentraliseerd.  Maar niet enkel zijn er die nieuwe huurovereenkomsten.  Ik denk evenzeer aan het naar beneden bijstellen van de inkomensgrenzen.  Alweer wordt armoede gecentraliseerd.  Het gezicht van de sociale huisvesting verandert.  De samenstelling van de populatie in de sociale woonwijken verandert onder invloed van de vele maatregelen.
 
Ik ben niet vrolijk buiten gestapt.  Stilletjes verliet ik de filmzaal.  Uw film was een wake-up call.  Een eyeopener.  Vergeef mij die Engelse woorden, ik kan het niet anders stellen.  U opende mij de ogen.  U deed mij eindelijk beseffen dat de armoedeproblematiek bovenaan de politieke agenda moet staan.  Niet onderaan.  U doet mij beseffen dat armoede niet vraagt om hippe termen als nudging in een poging het probleem aan te pakken.  U doet mij beseffen dat een structureel beleid noodzakelijk is.  Enkel een gecoördineerde aanpak met voldoende financiële slagkracht kan tot succes leiden.  Dat succes is noodzakelijk.  Op dat succes dienen regeringen afgerekend te worden.
 
Om al die redenen meen ik dat uw film moet gezien worden.  Niet enkel door de Gentenaar.  Niet enkel door degene die beroepsmatig vertrouwd is met het onderwerp van uw documentaire.  Het moet gezien worden door iedereen.  Want iedereen dient eindelijk te beseffen dat armoede een onrecht is.
 
Beste Christina.  Het is nu bijna een week geleden dat ik uw film zag.  Het verwerkingsproces is nog steeds aan de gang.  Ik denk aan die bewoners en mijn gemoed wordt zwaar.  Dat is niet uw fout.  U hebt geregistreerd.  U hebt een verhaal verteld.  Daarvoor hoeft u zich niet te verontschuldigen.  Integendeel.  Ik eis van u geen verontschuldigingen.  Wat ik wel wil, is u feliciteren.  Is u bedanken.  U liet zien hoe u een woningblok gesloopt wordt.  U liet voelen hoe solidariteit dringend weer moet opgebouwd worden.  Voor dat besef wil ik u danken.
 
Met vriendelijke groeten.

donderdag 8 maart 2018

Uitgelezen: Congo's gewelddadige vrede. Brief aan Kris Berwouts.

Beste Kris,
 
Wat mijn grootste passie is? Die vraag durven vrienden mij wel eens te stellen.  Ik hoef hierover niet lang na te denken.  Daarop weet ik meteen een antwoord.  De liefde, dat antwoord ik met een grote glimlach.  Mijn vrienden fronsen dan de wenkbrauwen.  Een dergelijk antwoord hadden ze niet verwacht.  Om hun verwarring te maskeren, herhalen ze de vraag.  Even ernstig nu, voegen zij er nu nog aan toe.  Alsof liefde geen ernstige zaak zou zijn.  Het herhalen van de vraag doet mij vermoeden dat zij best wel een antwoord wensen.  Ik besluit dan maar het spel mee te spelen.  Mijn op één na grootste passie is reizen, zeg ik dan.  De gefronste wenkbrauwen klaren op.  Nu kan verder gegaan worden met de conversatie.  Vaak wordt tijdens dat gesprek nog die ene vraag gesteld.  Welk land ik zeker nog wil zien.  Ook daarop heb ik meteen een antwoord klaar.  Congo, zeg ik dan.  Een verklaring kan ik niet geven.  Schoonheid behoeft geen verklaring.  Aan mijn liefdesverklaring voor Congo koppel ik meteen een kleine toevoeging.  Ik zeg dan dat ik er heel waarschijnlijk nooit zal geraken.  Omwille van de politieke situatie.  Dat blijft nogal vaag.  Die politieke situatie kan ik niet echt duiden.  Nu is het niet de schoonheid die mij verhindert een verklaring te geven.  Onwetendheid, dat is wat mij verhindert een duidelijk statement te formuleren.
 
Onwetendheid schrikt mij af.  Ik moest aan het werk.  Ik moest kennis vergaren.  Kennis, die mij in staat moest stellen mijn te beknopte analyse degelijk te onderbouwen.  Ik keek om mij heen.  Naar kansen en mogelijkheden, die mijn kennis inzake Congo konden opvijzelen.  Uw jongste boek leek daartoe een bijdrage te kunnen leveren.  In de inleiding van uw boek las ik dat u de grondoorzaken en lagen van het conflict wil identificeren.  U wil bekijken op welke manier ze elkaar beïnvloeden en analyseren hoe ze bijdragen aan het geweld van de laatste decennia.  Met uw boek hoopt u bij te dragen tot een meer genuanceerde aanpak vanuit een bottom-up perspectief.  Om zo het idee de conflicten in Congo louter te zien als blind cyclisch geweld en eeuwige barbarij enigszins bij te stellen.  Dit leek mij een mooi vertrekpunt om kennis te maken met de politieke situatie in Congo.
 
Meteen wordt mij het Congolese conflict helder en klaar uiteengezet.  In dat conflict komen drie conflictlagen samen.  Vooreerst is er het probleem van de Congolese staat om zich te herstellen na de verschillende implosies.  Verder is er de verderzetting van het Rwandese conflict op Congolese bodem.  Het derde element is de ratrace om de exploitatie van de overvloedig aanwezige grondstoffen in Congo.  In de rest van het boek zal aangetoond worden hoe deze drie elementen op elkaar inwerken en hoe andere factoren die conflictlagen nog versterken.  Zo is er de toenemende bevolkingsdruk en de concurrentie tussen de verschillende gemeenschappen om de toegang tot land.
 
We keren terug naar de onafhankelijkheid.  Naar Mobutu.  Naar de Eerste Afrikaanse Wereldoorlog.  Naar Laurent-Désiré Kabila.  Naar Joseph Kabila.  Naar de huidige tijden.  Telkens wordt elke periode uitvoerig besproken en belicht.  Telkens volgt een duidelijke reconstructie van de feiten en wordt getracht de gevolgen van gebeurtenissen en genomen beslissingen te duiden.  
 
In die reconstructie wordt voldoende plaats geboden voor de nodige kritiek.  Er wordt stilgestaan bij de moeilijkheden van de verkiezingen in 2011.  U toont hoe het uitblijven van lokale verkiezingen een goed georganiseerde staat onmogelijk maakt. Op die manier blijft een consolidatie van de democratie aan de basis uit.  Er wordt stilgestaan bij de rol van Tshisekedi en zijn angst om zich vuil te maken door actief mee te stappen in het democratiseringsproces.  Zijn rol om telkens weer aan de zijkant te blijven staan wordt op de korrel genomen.  De mislukking in het uitbouwen van een eengemaakt leger wordt uitvoerig belicht.  Er wordt uitgebreid ingegaan op de woede en frustratie bij de bevolking.  U toont aan hoe de bevolking het geloof in de politiek verliest.  Hoe het verzet tegen de politici groeit.  De bevolking lijkt enkel nog te geloven dat politici aan de macht zijn voor persoonlijke verrijking en die van hun clan/gemeenschap.  U blijft niet enkel kritisch voor Congo.  Met uw zin voor kritiek gaat u ook al eens de grens over.  In die grensoverschrijdende kritiek bent u hard voor Paul Kagame, president van Rwanda.
 
In het boek wordt ook aandacht besteed aan de vele vredesinitiatieven.  Het akkoord van Lusaka.  Het akkoord van Pretoria.  Het PSCF-akkoord.  Vele initiatieven bedoeld om het land te pacificeren.  Om het land tot de nodige rust te brengen.  U zoomt in op de tekortkomingen.  Op de ingebouwde constructiefouten.  Op de niet ingeloste beloftes.  U staat stil bij de rol van de internationale gemeenschap.  Bij hun al te grote aan- of afwezigheid op bepaalde scharniermomenten.  U staat stil bij de rol van de vredesmacht Monusco.
 
Een boek over Congo kan niet volledig zijn zonder te focussen op de verschillende rebellenbewegingen.  Dat verhaal brengt u ook.  U vertelt over de opkomst, de groei en het verval van de vele gewapende groeperingen.  U geeft aan hoe bepaalde groepen verdwijnen, later weer opkomen om dan weer te fusioneren met andere groepen.  U stelt pijnlijk vast dat vele groepen niet langer meer vrijheidsvechters of verdedigers van een ideologie zijn maar dat zij vervallen in banditisme, gedreven door economische motieven.  Omdat het burgerleven geen waardig alternatief biedt.  Al die gewapende groeperingen bemoeilijken het proces om de vele uitdagingen efficiënt aan te pakken en werkzame oplossingen voor het land aan te reiken.
 
U hebt gekeken naar het verleden.  U hebt gekeken naar het heden.  Maar wat met de toekomst? Met een blik op de toekomst eindigt u uw boek.  U kijkt vooruit naar de verkiezingen, waarvan nog steeds niet geweten is wanneer zij dan eindelijk zullen doorgaan.  U kijkt naar de pogingen van de huidige president Kabila om toch zo lang mogelijk aan te blijven onder zijn huidig mandaat.  U laat zien welke mechanismes Kabila aanwendt om dat te bereiken.  In uw eindoordeel bent u heel kort.  De toekomst lijkt somber.  Omwille van een lijdende bevolking.  Omwille van een politieke bovenlaag die zich bezondigt aan het ergst mogelijke wanbeheer.
 
Ondanks uw boek blijft Congo mijn favoriet als mogelijke reisbestemming.  Nog altijd zal ik niet kunnen verklaren waarom dat zo is.  Zoals ik al zei, schoonheid behoeft geen verklaring.  Nu besef ik helaas meer dan ooit dat mijn verlangen dit land ooit te bereizen niet meteen werkelijkheid zal worden.  Omwille van de politieke situatie.  Als mij nu gevraagd zal worden die politieke situatie wat meer te duiden, zal ik dit kunnen doen.  Uitgebreid en onderlegd.  Uw boek heeft mij die kennis aangereikt.
 
Vóór uw boek was ik een leek inzake Congo.  Na het lezen van uw boek is dat enigszins anders geworden.  Een autoriteit ben ik niet.  Bijlange niet.  Toch meen ik Congo iets beter te begrijpen.  In dat begrip sluipt de nodige nuance.  Die nuance verblindt niet.  Integendeel.  Die nuance stelt scherp.  Doet mij inzien dat wij voorbij de voorstelling van de eeuwige barbarij moeten kijken.  Want enkel als wij voorbij die voorstelling zien kunnen wij Congo pas echt zien.  In al zijn schoonheid.  In al zijn lelijkheid.
 
Beste Kris.  Ik wil u danken voor dit boek.  Wat u deed, was een huzarenstukje.  Een complexe materie begrijpelijk en beknopt schetsen.  Het is niet iedereen gegeven.  U slaagde met grootste onderscheiding.  Daarvoor wil ik u danken.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 6 maart 2018

Marx van Het Zuidelijk Toneel en De Verwondering, gezien in NTGent. Brief aan Johan Heldenbergh.

Beste Johan,
 
U was Karl Marx.  Die woensdagavond stond Karl Marx op het podium.  U was teruggekeerd.  Naar België.  Naar Gent.  Ooit was u in België.  In Brussel.  U keerde dus terug naar gekend terrein.  U was teruggekeerd vanuit Londen.  U had uw graftombe, waar u verbleef samen met uw vrouw Jenny, achtergelaten.  U vond het nodig opnieuw rechtop te staan.  U vond het hoognodig.  U zag hoe uw ideeëngoed werd gereduceerd tot enkele regeltjes.  Andere denkers werden geconfronteerd met hetzelfde fenomeen.  Zo werd Il Principe van Machiavelli teruggebracht tot dat ene zinnetje, het doel heiligt de middelen.  U wou nu de puntjes op de i zetten.  U zag wat er gebeurde met uw ideeën.  Met uw theorie.  Door verkeerde mannen en vrouwen was het op een verkeerde manier gebruikt.  Door verkeerde mannen en vrouwen was het op een verkeerde manier geïnterpreteerd.  Uw theorie was een monster geworden.  Die monsterachtigheid was een reden geworden om het aan de kant te zetten.  Om het te verguizen als een gevaar.  Dat wilde u even rechtzetten.  U wou alles opnieuw in het juiste kader plaatsen.  Want net nu in deze tijden was er juist nood aan uw ideeën.  Net nu moest de revolutie gepredikt worden.
 
In uw monoloog verwijst u naar Augustinus.  U citeert hem.  U zegt met de woorden van deze theoloog/filosoof dat hoop twee zusters heeft, woede en moed.  In uw monoloog zal u voornamelijk de woede voeden.  Want die woedt diep in u.  Vanuit uw Londense graftombe bent u blijven observeren.  Bent u blijven analyseren.  Wat u zag, stemde u niet vrolijk.  U zag een toenemende ongelijkheid.  U zag de graaicultuur.  U zag het onvermogen de klimaatopwarming aan te pakken.  U zag de migratiecrisis en het creëren van angst tegenover migranten.  Bovenal zag u een politieke macht die ten dienste staat van de economische macht.  Hun belangen worden gediend.  Hun noden worden gelenigd.  Waar staat de burger in dit spel? Nergens.  Hij wordt verwaarloosd.  Onderwijs? Gezondheid? Huisvesting? Veiligheid? Dat alles doet niets ter zake.  CEO’s schuiven aan tafel bij regeringsleiders.  Enkel naar hen wordt geluisterd.  Jobs, jobs, jobs, u weet het wel.  Die mantra wordt eindeloos herhaald.  In functie van die mantra moet al het andere wijken.  Dat is nu van geen tel.  TINA, zeggen zij dan.  Er zou geen alternatief zijn.  Snoeien om te groeien, daar komt het eigenlijk op neer.  Grof en kort geformuleerd.
 
Het kapitalisme doet en ziet niet om.  Kapitalisme is het enige en juiste pad.  Kritische bemerkingen over het functioneren van dit systeem worden weggezet als naïef.  Als onverkoopbare en niet te realiseren dromen.  Toch ziet u verzet.  U ziet bewegingen uit de grond gestampt worden.  U ziet partijen ontstaan.  Bewegingen en partijen, die de juiste vragen stellen.  Jawel, zij zijn een minderheid.  Voorlopig nog.  We moeten nog even wachten.  Nog even geduld oefenen.  We moeten beseffen dat kapitalisten onze grootste bondgenoot zijn.  Want u beseft dat het kapitalisme zijn eigen graf graaft.  Bij die woorden moet ik denken aan Paul De Grauwe.  Hij maakte in een recent verleden eenzelfde analyse.  Hem kunnen we niet meteen verdenken van communistische sympathieën.  We leven in hoop.
 
Om die hoop levend te houden, pookt u bij het publiek het vuur van de verontwaardiging op.  U voedt onze woede.  U hebt de honger bij velen vastgesteld.  Die honger stilt u met uw analyse.  Met uw visie op het huidige bestel.  Op de huidige gang van zaken.  In uw betoog, waarin u uw visie helder uiteenzet, laat u ons vooral kennismaken met die ene zuster van de hoop, de woede.  In de hoop dat wijzelf zullen kennismaken met die andere zuster.  Die tweede zuster, de moed.  Want bovenal hebben wij moed nodig om rechtop te staan.  Om luidop te zeggen: hasta la victoria siempre.  
 
U zou kunnen denken dat ik enkel aandacht had voor het politieke.  Dat ik slechts één zijde van uw verhaal belicht.  Dat is niet zo.  Uw persoonlijke verhaal had net zozeer mijn aandacht.  Ik moet bekennen, ik had mij nog niet verdiept in uw persoon.  U was mij bekend als historisch figuur.  Ik weet dat u het Communistisch Manifest schreef.  Dat u Het Kapitaal schreef.  Tot zover ging mijn kennis.  Bitter weinig, ik moet bekennen.  Woensdagavond hebt u mijn gebrekkige kennis over uw persoon bijgewerkt.  U vertelde over uw omzwervingen.  Door Frankrijk.  Door Duitsland.  Door België.  Door Engeland.  U vertelde over uw familie.  Over de geweigerde kans uw vader op te volgen als advocaat.  U vertelde over uw huwelijk met Jenny, een vrouw van adel.  U vertelde over de armoede, die u persoonlijk hebt gekend.  Over de dood van uw kinderen.  U vertelde over de spanningen in uw huwelijk.  Over uw engagement.  U vertelde over uw vriendschap met Friedrich Engels.  Over uw laatste dagen.
 
In deze voorstelling gaf u mij het totaalpakket.  Niet de ene Marx.  Niet de andere Marx.  U gaf mij de volledige Marx.  U toonde mij een man, overtuigd van zijn ideeën.  U toonde mij een man, blijvend geëngageerd om die ideeën uit te dragen.  U toonde mij een man, die de intellectuele munitie aanreikte voor de revolutie.  Want die zou er komen.  Ooit.  Op het juiste moment.  Vooral op het juiste moment.  Maar niet enkel schonk u mij die man.  U gaf mij ook de man, die offers moest brengen voor dat engagement.  Persoonlijke offers.  U toonde mij een man die twijfelde.  Een man, die lief had.  Een man, die fouten maakte.  Een man, die angst had.  Marx was een volwaardig mens.  Zich ten volle bewust van zijn sociale en kritische rol als filosoof.  Zich ten volle bewust van zijn rol als echtgenoot.  Als vader.  Als vriend.
 
U bent de aangewezen persoon om Marx te vertolken.  Niemand anders kan het.  In u woedt hetzelfde vuur.  Dezelfde verontwaardiging.  Dezelfde woede.  Zo voelt het.  Zo lijkt het.  Als u wild tekeer gaat tegen onrecht, meent u dat.  U meent dat werkelijk.  Het lijkt niet gespeeld.  Als u tranen in de ogen krijgt bij herinneringen aan Jenny en de kinderen, meent u dat.  Geen krokodillentranen.  Wel echte tranen.  U mist die baard.  U mist die dikke, witte baard.  Maar dat doet u ons vergeten.  Uw gedrevenheid en vakmanschap doet ons geloven naar Karl Marx te luisteren.  Doet ons geloven naar Karl Marx te kijken.
 
Tot slot toch nog even dit.  U kreeg een prachtig cadeau.  Stefaan Van Brabandt gaf u de tekst.  Gaf u de woorden.  Die tekst was een juiste combinatie.  Een juiste mix.  Een mix van verleden, heden en toekomst.  Een mix van uw private en publieke rol.  Een mix van ernst en humor.  Een mix van engagement en emotie.  Een juiste mix, dat had ik al gezegd.  Maar bovenal een juiste dosering.  Een tekst moet juist gedoseerd zijn.  Juist gekruid.  Niet te veel.  Niet te weinig.  Net gepast.  Stefaan Van Brabandt kent de formule.  Beheerst die formule.  Die kennis deed hem een wondermooie tekst schrijven.  Een tekst, die u doet schitteren.
 
Beste Johan.  Ik kan enkel maar blij zijn u opnieuw op het podium te mogen ontmoeten.  Het was een blij weerzien.  U schonk mij een fantastische avond.  U schonk mij een avond vol vragen.  Vragen, waarop ik nog niet alle antwoorden weet.  Voor deze begeesterende avond wil ik u danken.
 
Met vriendelijke groeten.
 
PS: Na de voorstelling had ik verwacht dat het publiek de straat zou opgaan.  Ik meende dat die avond de revolutie zou beginnen.  U had ons opgepookt.  U had ons wakker geschud.  Die avond ging het gebeuren.  Zo voelde het.  Met die intentie verliet ik de zaal.  Niemand zou mij tegenhouden.  Die avond zou het gebeuren.  Helaas.  Helaas.  Drie maal helaas.  Het verliep anders.  Vrienden trokken mij naar de bar.  Vroegen mij wat te drinken.  De drank doofde het revolutionaire vuur.  Ik dronk.  Bracht nog een toast uit op Marx.  Het zal voor een volgende keer zijn, dat dacht ik.  Terwijl ik dronk, dacht ik aan uw woorden.  De mens laat zich verleiden.  Laat zich inpakken.  Laat zich in slaap wiegen.  Ik bleek geen uitzondering te zijn.  De woede heb ik al.  De moed lijkt mij te ontbreken.
 
PS: Ik kan enkel maar hopen dat deze theatertekst ook in boekvorm wordt uitgegeven.  Als dat gebeurt, zal ik niet twijfelen.  Dat boek zal ik kopen.  Ik zal die prachtige tekst lezen.  Ik zal hierbij denken aan deze theatervoorstelling.  Deze voorstelling, waarin spel en woord op een sublieme wijze samenkomen.
 
Speellijst: