dinsdag 30 januari 2018

Desperado van Het Toneelhuis, gezien in Minnemeers. Brief aan Johan Van Assche, Kevin Janssens, Peter Van den Begin en Tom Dewispelaere.

Beste Johan,
Beste Kevin,
Beste Peter,
Beste Tom,
 
Woensdagavond keek ik naar vier mannen.  Vier mannen op een barkruk.  In een niet alledaagse outfit.  Cowboys, dat waren het.  Althans, dat wilden die vier mannen ons doen geloven.  Zij praatten.  Meer tegen zichzelf dan tegen elkaar.  Ik luisterde en stelde mij de vraag of er gradaties bestaan in het praten.  Want wat die vier mannen deden leek in de verste verte niet op praten.  Zij babbelden.  Babbelen stel ik dan gelijk met inhoudsloos wauwelen.  Zij plakten woorden aan elkaar zonder de behoefte te hebben of te voelen dat die aaneengeplakte woorden ook enige betekenis zouden moeten hebben.  De tijd doden, dat leek de voornaamste betrachting.  
 
Het gekke was dat de vier mannen meenden een echt gesprek te voeren.  Zij waanden zich ‘the great communicators’.  Zij meenden dat zij door die gesprekken een band creëerden.  Dat gebeurde niet.  Dat gebeurt niet.  Dat zal nooit gebeuren.  Wat gezegd wordt, wordt onmiddellijk vergeten.  Ondanks dat falen, blijven zij elkaars gezelschap opzoeken.  Omdat zij in de illusie leven dat wat zij vertellen een meerwaarde heeft.  Een meerwaarde voor zichzelf.  Een meerwaarde voor de drie andere kompanen.  Zij menen dat zij doen wat anderen niet meer doen.  Niet meer kunnen.  Zij vertellen verhalen.  Zij communiceren.  Dat anderen dat niet meer doen of kunnen, noemen de vier mannen de ziekte van de huidige tijd.  De mensen kroppen op.  De mensen uiten zich niet meer.  Het is dan ook pijnlijk om te zien hoe de vier mannen zich zelf voor de gek houden.  Die vier mannen kunnen het ook niet.  Ook zij falen waar alle anderen falen.  Alleen, zij weten het nog niet.  Of willen het niet weten.
 
De vier mannen wanen zich superieur.  Zij denken voor alles een oplossing te hebben.  Erger nog, zij menen onmisbaar te zijn.  Zij zullen iedereen wel eens de levieten lezen.  Want zij weten hoe het moet.  De ware werkelijkheid verschilt evenwel van de manier waarop de vier mannen die werkelijkheid lezen.  Zij jutten elkaar op.  Vuren elkaar aan.  In dat opjutten drijven zij verder weg van de werkelijkheid.  Zo wanen zij zich echte macho’s.  Womanizers.  De werkelijkheid vertelt een ander verhaal.  Hun vrouwen lieten hen in de steek.  Houden hen aan het lijntje.  Het ligt allemaal nogal gevoelig.  Zij huilen als kleine kinderen als zij denken waar het fout is gelopen.  Met de tranen komen barsten in de macho-schijn.
 
Zij zeggen hun dromen te willen realiseren.  Daarvoor zullen zij hun werk moeten opgeven.  Dat zullen zij doen.  Dat beloven zij elkaar.  Zij zullen zeggen waar het werkelijk op staat.  Hun baas of ploegleider zullen zij zeggen dat het over is.  Dat het voorbij is.  Zij zullen hem de rug toekeren en de deur achter zich dichttrekken.  Om nooit meer terug te keren.  Om eindelijk hun lang gekoesterde droom te realiseren.  Tegen hun overste zullen zij harde woorden gebruiken.  Dat zeggen zij elkaar.  Zij zullen het hard spelen.  Zullen niemand ontzien.  Eindelijk zal alles op tafel komen.  Wat lang niet gezegd werd, zullen zij nu zeggen.  Omdat zij een missie hebben.  Zij gaan hun droom achterna.
 
Het is pijnlijk om te zien.  Het is pijnlijk om te horen.  Want wij weten wat de werkelijkheid is.  Wij weten dat die vier mannen sukkels zijn.  Wij weten dat het geen helden zijn.  Wij weten dat de vier mannen leven in een leugen.  Een grote leugen.  Binnen hun eigen kringetje kunnen zij de illusie in stand houden dat zij de wereld begrijpen.  Dat zij voor de grootste problemen een oplossing kunnen aanreiken.  Binnen hun eigen kringetje menen zij alles onder controle te hebben.  Helaas, dat is niet zo.  Eens zij buiten hun kringetje treden, worden zij verpletterd door die grote wereld.  Zij worden verpulverd.
 
Ik lach om wat gezegd wordt.  Om hoe het gezegd wordt.  Ik lach om wat getoond wordt.  Om hoe het getoond wordt.  Ik lach om die sukkels.  Om hoe ze blijven geloven in die grote leugen.  Maar bovenal lach ik omdat ik geniet.  Omdat ik geniet van dat vakmanschap op het podium.  Van het spelplezier op het podium.  Ik lach om elk gebaar.  Hoe klein ook.  Want elk gebaar heeft betekenis.  Elk gebaar is nodig.  Ik lach om elke stilte.  Want elke stilte is juist gekozen.  In elke stilte schuilt het grootste aantal woorden.  Elk gebaar en elke stilte zijn precies getimed.
 
Ik kijk naar wat gebeurt.  Samen laten jullie de voorstelling kletteren.  Knisperen.  Spetteren.  Schitteren.  Samen doen jullie de voorstelling klauwen.  Slaan.  Duwen.  Trekken.  Samen laten jullie het publiek uitbundig lachen.  Pijnlijk zwijgen.  Bovenal bewerkstelligen jullie dat ene.  Jullie zaaien twijfel.  Twijfel omtrent een juiste houding.  Moeten wij die vier losers veroordelen omwille van die tentoongespreide leegheid? Of moet eerder sympathie gevoeld worden voor die vier mannen, die ook maar verwoede pogingen doen gewoonweg te overleven? Ik weet het niet.  Ik neig naar het laatste.  Want wie kan niet meevoelen met zij, die ter plaatse trappelen en nooit een stap vooruit zetten? Die volharding ontroert.  Ja, toch?
 
Rest mij nog één ding te zeggen.  Dit moet gezien worden.  Ik beperk mij tot woorden.  Ik had jullie sterren kunnen geven.  Vijf sterren.  Tien sterren.  Ontelbare sterren.  Maar sterren vuren niet aan.  Manen niet aan.  In vergelijking met woorden moeten sterren het afleggen.  Daarom dus die enkele woorden.  Misschien te eenvoudig.  Dat zou kunnen.  Maar een wijs man vertelde mij dat juist in eenvoud de grootste overtuigingskracht schuilt.  Ik geloof nog in wijze mannen.  Ik hecht geloof aan hun wijsheid, die hen door anderen wordt toegedicht.  Daarom nog één keer.  Dit moet gezien worden. 

Beste Johan.  Beste Kevin.  Beste Peter.  Beste Tom.  Ik wil jullie danken voor een wonderlijke, fantastische avond.  Het was heerlijk.  Magistraal.  Dank.  Dank.  Dank.
 
Met vriendelijke groeten.

Speellijst:
Desperado – Het Toneelhuis.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten