donderdag 30 november 2017

Uitgelezen: Het bewijs van een lichaam. Brief aan Alexandria Marzano-Lesnevich.

Beste Alexandria,
 
True crime.  Het schijnt een apart genre te zijn binnen de literatuur.  Ik had er mij nog niet aan gewaagd.  Ik bleef er van weg.  In mijn boekenkast staat al jarenlang In Koelen Bloede van Truman Capote.  Ik ben er nog niet aan begonnen.  Een verklaring hiervoor kan ik niet geven.  Verder dan deze vaststelling kom ik niet.  Aan deze situatie zou weinig veranderen.  Dat dacht ik niet.  True crime leek niet aan mij besteed.  Tot ik begon aan uw boek.  Tot ik uw boek las.  Met het lezen van uw nieuwste boek brokkelde mijn niet te verklaren vooringenomenheid tegenover true crime af.  U was de sloophamer.
 
U schrijft over één moordzaak.  Die moordzaak is geen fictie.  Is niet voortgesproten uit uw fantasie.  Non-fictie, dat is het.  Uitgebreid documenteert u deze ene moordzaak.  Als lezer volgen wij de verschillende stappen.  De moord.  De zoektocht.  Het dreggen.  De verslaggeving.  De begrafenis.  De autopsie.  De verhoren.  De arrestatie.  De bekentenis.  De processen.  De rechtbankverslagen.  U vertelt wie de dader is.  De familie van de dader.  U vertelt wie het slachtoffer is.  De familie van het slachtoffer.  U vertelt wie de getuigen zijn..  De juryleden.  De rechters.  De advocaten.  U concentreert zich op die ene moordzaak.  Al snel wordt uw aandacht ruimer.  U focust op het grotere verhaal.  Op het volledige verhaal.  Steeds meer details worden toegevoegd.  De kring rondom die ene moordzaak wordt ruimer.  En interessanter.
 
In uw boek schrijft u dat de aanzet voor het verhaal van Ricky Langley, de pedofiele dader, een aanzet kan zijn voor uw eigen verhaal.  Uw persoonlijk verhaal.  Indien u er zou in slagen het verhaal van Ricky op te lossen, zou u heel misschien uw eigen verhaal kunnen oplossen.  Want beide verhalen komen op een voor u onverwachte wijze samen.  Als stagiaire bij een advocatenkantoor in Louisiana raakt u betrokken bij de herziening van het proces.  Bent u enkel betrokken partij als stagiaire? Of zou het toch iets meer zijn? Om een andere reden voelt u zich betrokken.  Om een andere reden wenst u deze zaak uit te diepen.  Om een andere reden wenst u deze zaak te begrijpen.  U ontdekt parallellen met uw eigen verleden.  Met uw familieverleden.  Als jong meisje werd u misbruikt door grootvader.  Plots ziet u in Ricky uw grootvader terug.  En omgekeerd.  In uw grootvader ziet u Ricky terug.  Die dualiteit maakt alles bijzonder intens.  Bemoeilijkt alles.  U moet helder denken.  Onpartijdig moet u zijn.  Onbevooroordeeld.  Dat alles kan behoorlijk veel zijn.
 
In uw boek schetst u de vele paralellen.  U schrijft hoe de moeder van het slachtoffer wil geloven dat haar zoontje niet werd misbruikt.  Omdat het makkelijker is om mee te leven.  Eenzelfde houding ziet u bij uw zus.  Zij was, net als u, slachtoffer van incest maar beslist op een zekere leeftijd geen slachtoffer meer te willen zijn.  Zij schudt die slachtofferrol van zich af.  Alsof het misbruik nooit gebeurd is.  Daar hebt u het moeilijk mee.  U meent dat zich afwenden van het verleden niet heilzaam kan zijn.  Nooit heilzaam kan zijn.  
 
U botst op een muur van stilzwijgen.  Net als Ricky.  In beide families heerst die rotsvaste wil te vergeten.  Er hoeft niet gepraat te worden.  De zaak wordt met de mantel der liefde toegedekt.  Ricky kan zijn verhaal niet kwijt.  Hij beseft dat hij pedofiel is.  Hij worstelt met dat deel van zijn persoonlijkheid.  Maar het gevecht moet hij alleen aangaan.  Er zijn gesprekken met psychiaters.  In de gevangenissen.  Eenmaal op vrije voet staat Ricky opnieuw helemaal alleen. 
Op een avond vertelt u over uw misbruik door grootvader.  U doet uw verhaal aan uw ouders.  Het wordt stil.  Het blijft stil.  Geen troostende woorden.  Niks.  Het gewone leventje gaat zijn gang.  Alsof er niks gebeurd is.  Het lijkt wel alsof het misbruik een mogelijke bedreiging is voor het succesvolle imago van de familie.  Die bedreiging moet afgewend worden.  Absoluut stilzwijgen lijkt de oplossing te zijn.  Toch volgens uw vader en moeder.
 
In uw boek sluipt ook de discussie omtrent de doodstraf.  Aanvankelijk was u fervent tegenstander.  U twijfelde niet.  Nooit.  U was tegen de doodstraf.  Maar Ricky Langley doet dat geloof wankelen.  Zet alles op losse schroeven.  U lijkt het allemaal niet meer te weten.  Plots gaat u twijfelen.  Jawel, Ricky Langley verdient de doodstraf.  Dat lijkt u aanvankelijk te denken.  U wil dat Ricky sterft.  Ondanks uw juridische opleiding wil u deze man niet redden.  Omwille van Ricky wil u weg uit de juristerij.  Omdat u de misdaad als persoonlijk opvat.  Aan het eind van het boek gaat u opnieuw twijfelen.  Omdat u zich in de zaak verdiept hebt.  Omdat u het volledige verhaal kent.  U beseft dat het moeilijk is om te oordelen.  Dat oordeel hangt af van wanneer een verhaal begint.  Begint het verhaal bij de moord? Of gaat het verhaal verder terug? Naar de jeugdjaren van de dader? Naar het auto-ongeval waarin de dader zijn broertje en zusje verliest? Dat zoeken naar het eigenlijke begin van een verhaal bemoeilijkt het oordeel en de te bepalen houding tegenover de doodstraf.  Het wordt moeilijker wanneer de dader ook mens wordt.  De zienswijze hangt af van wie je bent en van het leven dat je hebt gehad.  Hangt ook af van wat de dader heeft gedaan.  U beseft dat een mens niet het een of het ander kan zijn.  Dat kan enkel een verhaal.  Voor een mens ligt dat moeilijker.
 
Uw boek begon met één moordzaak.  Daartussen weefde u uw persoonlijke verhaal.  Die cocktail maakt uw boek buitengewoon aangrijpend.  Het is bijna onmogelijk doorheen dit boek te razen.  Vaak lukt mij dat.  Thrillers kan ik in één ruk uitlezen.  Nu niet.  Het lukt mij niet.  Uw boek heeft mij in zijn macht.  Bespeelt mijn emoties.  Ik kan niet onbewogen blijven.  Ik word geroerd.  Ontroerd.  Tranen komen in mijn ogen als ik die enkele passages lees.  Als u uw grootvader confronteert met zijn daden.  Als de moeder van het slachtoffer Ricky ontmoet in de gevangenis.  Hier kan niemand ongevoelig blijven.  Dit moet iedereen raken.  Dit boek moet iedereen kippenvel bezorgen.
 
Beste Alexandria.  U schreef een mooi maar moeilijk boek.  Omdat u vragen stelt bij het daderschap.  Bij het slachtofferschap.  Bij de doodstraf.  Bij de noodzaak gehoord te worden.  U dwingt de lezer een standpunt te bepalen.  Dat dwingt u af via uw boek.  Via uw fascinerende boek.  Voor die uitzonderlijke prestatie wil ik u danken.  Nog één ding wil ik u zeggen.  Tot een volgende keer.  U hebt mij nieuwsgierig gemaakt naar uw verdere werk.
 
Met vriendelijke groeten.
 

dinsdag 28 november 2017

Mijn reisverhaal Rusland. Dag 13: Moskou.

Nog één dag in Moskou.  Onze laatste dag in Rusland.  De voorbije week waren we reeds twee volle dagen in Moskou.  Vandaag zijn wij er opnieuw.  Zouden wij die dag kunnen volmaken? Is er nog iets interessants te zien? Een negatief antwoord op beide vragen zou oneer doen aan deze stad.  Moskou is een grootstad.  Gemaakt om dagenlang rond te zwerven.  Gemaakt om dagenland verwonderend en bewonderend rond te lopen.  Nog één dagje volmaken mag dan ook geen probleem zijn.  We hebben nog enkele doelen vandaag.  Onze planning zit behoorlijk vol.  Het wordt druk.  Heel druk.
 
Vandaag zullen we de meeste verplaatsingen met de metro doen.  We gaan ondergronds.  Die metro is een must.  Is één van de grote bezienswaardigheden.  Men kan Moskou niet gezien hebben zonder ook maar één metrostation gezien te hebben.  Dat zou een bezoek onvolledig maken.  Tijdens die twee dagen in Moskou hadden we de metro al genomen.  Nu doen we het nog eens.  Uitgebreider.  Over langere verplaatsingen.  Vandaag willen we ons nog éénmaal vergapen aan die bijzondere architectuur.  Een architectuur, dat model staat voor de socialistisch-realistische bouwstijl.  Bombastisch.  Pompeus.  Lichtjes over ‘the top’.  Het koosnaampje voor deze stations is Paleizen voor het Volk.  Zo worden ze in Rusland ook wel eens genoemd.  Die Paleizen werden niet zomaar gebouwd.  Stalin had een doel.  Die Paleizen moesten het volk een vooruitzicht bieden op een stralende toekomst.  Een stralende toekomst, verzekerd door Stalin.  Gegarandeerd door het socialisme.  
 


Met de bouw werd gestart in 1932.  Het eerste traject werd geopend in 1935.  De metrostations liggen diep genoeg.  De gedachte hierbij was om de stations ook te kunnen gebruiken als schuilkelder bij bombardementen.  Bij nucleaire aanvallen.  Die keuze heeft enkele consequenties.  Enkel een trap kon niet volstaan.  Er werd daarom besloten roltrappen te bouwen.  Die roltrappen zijn lang.  Behoorlijk lang.  Die roltrappen zijn snel.  Behoorlijk snel.  Voor mensen met hoogtevrees is het even doorbijten.  Niet omlaag kijken.  Niet omhoog kijken.  Ik heb hoogtevrees.  Ik heb het ‘mogen’ ervaren.  Heel kort kreeg ik het benauwd.  Het begon te duizelen.  Mij fixeren op één punt, mijn voeten, bleek een noodzaak te zijn.  Dan mag ik nog van geluk spreken dat ik wegbleef van de langste roltrap ter wereld.  Die staat immers ook in Moskou.  In het metrostation Park Pobedy.  Die kelk heb ik aan mij kunnen laten voorbij gaan.  Die kelk diende ik niet te ledigen.  Gelukkig maar.
 
Onze eerste halte op deze laatste dag is het Gorkipark.  Ik word hierheen gedreven door het boek van Martin Cruz Smith, Moord in Gorki Park.  Ooit heb ik het boek gelezen.  Heel lang geleden.  Nu wil ik naar die plaats.  Voor heel even wil ik mij inspecteur Arkadi Renko wanen.  Ik wil die drie moorden oplossen.  Ik wil mij meten met de KGB.  Met de FBI.  Ik wil dat hele, intense avontuur herbeleven.  Tastbaar herbeleven.  Niet in het boek.  Wel in het park.
 

Ik had een drukte van jewelste verwacht.  Omdat ik meende dat alle Moskovieten hierheen komen om de drukte van een grootstad te ontvluchten.  Omdat ik meende dat die vijftien miljoen Moskovieten hier de nodige rust kunnen vinden.  Rust vind ik hier.  Moskovieten vind ik minder.  Het lijkt wel alsof zij verdampt zijn.  Slechts enkele figuranten merk ik op.  Om zo de indruk weg te nemen deel te hebben in het boek van Hector Malot.  Alleen op de wereld.  Dat zijn wij niet.  Net niet.
 
 
Het park werd onlangs heraangelegd.  In 2011.  Het ouderwetse imago werd afgeworpen.  Alles werd gemoderniseerd.  Het park werd een modern jasje aangestoken.  Geen schiettenten meer.  Geen lawaaierige kermisattracties.  Geen stalletjes met junkfood.  Nieuwe mogelijkheden moeten de bezoekers verleiden.  Skaten is een mogelijkheid.  Yogalessen ook.  Basket en beachvolley kunnen overwogen worden.  Zelfs trampolinespringen.  Wie denkt dat even verpozen aan het strand in een daarbij passende strandstoel niet tot de mogelijkheden zou behoren, die denkt verkeerd.  Een strand werd aangelegd.  Strandstoelen werden voorzien.  Jawel, een citytrip kan verworden tot een strandvakantie.  Enkel luieren.  Zelfs dat kan hier.  Zelfs dat mag hier.

Er hoeft niet enkel geluierd te worden.  Niet enkel gesport.  Miljardair Abramovitsj liet zijn oog op het park vallen.  Onder zijn auspiciën werd het kunstproject Garage Center for Contemporary Culture opgericht.  Blijkbaar is hij niet enkel in het voetbal thuis.  Ook cultuur blijkt voor deze man een aanlokkelijke markt te zijn.  Wij worden verleid door een tijdelijke tentoonstelling.  Congo Art Works – Popular Painting, een samenwerking met Koninklijk Museum voor Centraal-Afrika en BOZAR.  België lijkt plots niet ver weg meer.  We gaan binnen.  Laten ons verrassen door de soms wel grappige tekeningen.
 
Garage CCC beperkt zich niet enkel tot expo’s.  Zij doen meer.  Zo worden ook filmvoorstellingen en concerten georganiseerd.  Zo was gisteren London Grammar te gast.  Ik wist het niet.  Ik lees het pas nu.  Eén dag te laat.  Jammer.  Dit had ik willen zien.  Helaas.  Helaas.  Drie maal helaas.  De Britse band rond zangeres Hannah Reid zal even moeten wachten.  Het zal voor een andere keer zijn.  Het zal zijn zoals in dat liedje van Vera Lynn.  We’ll meet again.  Don’t know where.  Don’t know when.  Ooit.
 
Sporten hebben we niet gedaan in het park.  Luieren wel.  We hebben zelfs een beetje cultuur opgesnoven.  We kunnen verder.  Naar het Bolsjojtheater.  Maar eerst moeten we onderweg langs nog een aantal ‘verplichte’ stops.
 
Bij het Gorkipark ligt het Muzeon, een beeldenpark van communistische helden.  Sommigen nog steeds geadoreerd.  Anderen verguisd.  Al die grote namen vinden hier een laatste ‘rustplaats’.  Hier wordt hun bestaan herdacht met een beeld.  Na de val van de Sovjet-Unie werden vele beelden van hun voetstuk gehaald.  Sommige werden niet vernietigd.  Werden niet veroordeeld tot de vergeetpunt.  Zij vonden in dit park een tweede leven.  Aldus kunnen wij kijken naar Jozef Stalin.  Wij kunnen de dictator recht in de ogen kijken.  Hem ter verantwoording roepen, kunnen we niet.  Beelden praten niet.  Enkel in tekenfilms gebeurt dat.  In Moskou niet.  Nog niet.
 


 
Dan nu naar het Bolsjoj? Toch niet.  Een laatste tussenstop maken wij bij Peter de Grote.  Bij zijn standbeeld aan de rivier de Moskva.  Dit beeld kan je niet missen.  Met een hoogte van bijna honderd meter kan je er niet voorbijlopen.  Het immense beeld doet je als het ware halthouden.  Het doet je op je stappen terugkeren.  Het dwingt je omhoog te kijken.  Naar de grootsheid van Peter de Grote.  Het beeld werd gehouwen door Zoerab Tsereteli, een dichte vriend van oud-burgemeester Loezjkov.  Ik kan niet bepalen of het deze nauwe vriendschapsband is, die bij vele Moskovieten weerstand oproept.  Misschien wordt die weerstand wel opgewekt door het standbeeld zelf.  Vele inwoners hebben misschien een ander beeld over kunst.  Over de functie van kunst.  Er wordt wel eens gezegd dat er niet kan gediscussieerd worden over smaken en kleuren.  Dat is zo.  Toch weerhoudt dat sommige inwoners niet om een petitie te starten.  Tegen Tsereteli.  Tegen Peter de Grote.  Tegen die prominente aanwezigheid van de tsaar.
 
 
We moeten voort.  We moeten verder.  We staan onder tijdsdruk.  We hebben een gegidste toer doorheen het Bolsjojtheater.  Gidsen wachten niet.  Voor hen telt het academisch kwartiertje niet.  Op tijd zijn, dat is het enige wat telt.  Al het andere doet er niet toe.  We zetten er stevig de pas in.  We gaan de voetgangersbrug over de Moskva over.  Aan de Spasiteljakathedraal duiken we opnieuw de metro in.  Het nemen van een metro zou probleemloos moeten verlopen.  Toch lukt het deze keer niet.  Stress troebleert ons denkvermogen.  Even kunnen we niet helder denken.  We weten niet waarheen.  In lichte paniekstemming wenden wij ons tot enkele Moskovieten, wachtend op het perron.  Met handen en voeten legt één Rus uit dat hij ons zal begeleiden.  Hij zal ons meenemen op de juiste metro.  Onmiddellijk voegt hij de daad bij het woord.  Hij trekt ons de juiste metro in.  Stapt samen met ons uit bij de juiste halte en wijst ons aan hoe we tot bij het theater kunnen komen.  Russen nors? Deze man heeft vol overtuiging bewezen dat die indruk enkel kan berusten op een foute inschatting.  Door deze attente hulp komen we toch nog op tijd aan bij het theater.  Zelfs nog vóór onze gids.
 
 
Het Bolsjojtheater.  Een begrip.  Tot vandaag kende ik enkel de naam.  Een naam, die tot de verbeelding sprak.  Vandaag gaan we eindelijk kennismaken.  Gaan we kennismaken met de geschiedenis van dit toch wel wereldvermaarde theater.  Die geschiedenis van een van de beste en beroemdste podia voor ballet gaat terug tot 1776.  In dat jaar kreeg vorst Oeroesov het privilege in Moskou toneelvoorstellingen te geven.  Dat privilege was een begin.  Oeroesov had ook een theater nodig.  Vijf jaar later werd het Petrovskatheater afgewerkt.  Het theater was een feit.  Oeroesov kon aan de slag.  Dat eerste theatergebouw werd net geen vijfentwintig jaar.  Nog vóór zijn jubileum brandde het theater in 1805 af.  Aan Carlo Rossi werd gevraagd een nieuw theater te ontwerpen.  Het theater werd verhuisd naar de Arbat.  Tot in 1812.  Opnieuw verwoestte een brand het theatergebouw.  Opnieuw verrees het theater.  Nu weer op de oorspronkelijke plaats.  De plaats, waar het theater vandaag nog altijd staat.  Twee maal uitgebreid.  Een spreekwoord zegt dat het moet ‘verderden’.  Dat gebeurde ook.  Vaak dragen spreekwoorden een kern van waarheid in zich.  In 1853 brandde het interieur uit.  Het was verderd.  Drie op een rij.  Het mocht nu eindelijk wel eens stoppen, dachten de meeste Moskovieten.  Ik weet niet tot wie zij hun gebeden hebben gericht.  Hun smeekbeden.  Eén ding is zeker, hun gebeden en smeekbeden werden gehoord.  Werden gehonoreerd.  Het gebouw bleef intact.  Zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog.
 

 
Geen branden meer.  Geen verwoestingen meer.  Nog één maal moest het theater de deuren sluiten.  Van 2005 tot 2011.  Zes jaar lang kon niemand het theater binnen.  Zo lang duurden de renovatiewerken.  Die werken waren groot.  Waren ingrijpend.  Het totale kostenplaatje bedroeg net geen zevenhonderd vijfentwintig miljoen euro.  Dat zou een ruwe schatting zijn.  De weekbladen The Moscow Times en Der Spiegel beweren dat de kosten meer dan het dubbele zouden zijn.  Die bedragen doen mij duizelen.  Maken mij ijl in het hoofd.  De gids tracht een verklaring te geven voor die getallen.  Het volledige theater werd uitgekleed.  Gestript, zoals wordt gezegd.  Voor de restauratie werd teruggegrepen naar het ontwerp van architect Cavos.  Uit 1853.  Het originele materiaal werd gebruikt.  De oorspronkelijke technieken werden gebruikt.  Daarvoor moest op zoek gegaan worden naar kleine werkateliers.  Ateliers, die nog die kennis hadden.  Die dat handwerk meester waren.  Die dat vakmanschap beheerste,.  Dat precieuze werk vraagt engelengeduld.  Dat engelengeduld moet betaald worden.  Moet behoorlijk betaald worden.  Zo blijkt.
 
 
Wij horen de woorden van de gids.  Wij luisteren.  Wij zijn welopgevoed.  Als anderen spreken, zwijgen wij.  Zo hoort het.  Zo werd het ons aangeleerd.  Maar niet enkel horen wij de woorden.  Wij zien diezelfde woorden.  Wij zien het resultaat van al die woorden.  Van al die verhalen.  Wij kijken naar het verbluffende resultaat.  Met onze ogen van vandaag kijken wij naar dagen uit een ver verleden.  Wij voelen de geschiedenis.  Uit alles spreekt een rijke historie.  Met een beetje fantasie zien wij de grote dames en heren uit die vervlogen tijden nog eens paraderen.  Wij zien hen met elkaar een praatje slaan.  Een wonderlijk gevoel overvalt ons.  Alsof wij teruggeflitst worden.  Met de teletijdmachine van professor Barabas.  Wij kijken om ons heen.  Wij zien enkel pracht.  Enkel schoonheid.  In die schoonheid willen wij één avond doorbrengen.  Eén voorstelling willen wij zien.  Helaas.  Dat zal onmogelijk zijn.  Voor een toegangskaartje dient men ver vooruit te boeken.  Dat hebben wij niet gedaan.  De deuren tot het theater zullen voor ons gesloten blijven.  Deze gegidste rondgang is het dichtst dat wij kunnen komen.  Verder zal niet gaan.
 
Het Bolsjojtheater.  Ons laatste wapenfeit in Rusland.  Zo voelt het.  Alles wat wij nu nog zullen doen, voelt als opvulsel.  Voelt alsof wij de dag verplicht moeten volmaken.  Wij zien nochtans dingen.  Fijne dingen.  Dure dingen.  Die dingen vinden wij in de straatjes achter en dichtbij het theater.  In de voetgangerszone Kamergerski Pereoelok.  We springen binnen in Tretjakovski Passage.  In Petrovski Passage.  Kijken naar Gucci.  Prada.  Armani.  Chanel.  Burberry.  Michael Kors.  Le grand chic.  Geen spek voor onze bek.  Dat maken de prijskaartjes duidelijk.  Onze geldbuidel is te klein.  Te bescheiden.  De confrontatie met deze luxe maakt ons niet gek.  Integendeel.  Het stelt ons gerust.  Het besef niet te hoeven deelnemen aan deze gekke race maakt ons rustig.  Wij hoeven niet op zoek naar het meest exclusieve.  Naar het duurste.  Naar het meest extravagante.  Dat alles hoeven wij niet te doen.  Gewoon is al gewoon genoeg.  Nuchtere jongens en meisjes, dat zijn wij.


 
Wij eindigen onze dag op het Theatralnaja Plein.  Op het Revoljoetsii Plein.  Hier zijn feesten aan de gang.  Overal staan kraampjes.  We weten niet waarom.  Een verklaring voor deze feesten vinden we niet.  Maar dat hoeft niet.  Feesten hoeven niet altijd verklaard te worden.  Soms is deelnemen al meer dan genoeg.  Dat doen wij.  Wij mengen ons onder het talrijke publiek.  We gaan aan de kant zitten.  Op een bankje.  In de zon.  We kijken om ons heen.  Naar de Russen.  Als er ooit een wereldkampioenschap fotograferen zou georganiseerd worden, winnen de Russen dit tornooi.  Zonder enige moeite.  Met de vingers in de neus.  Wij weten dat Japanners al eens graag een fotootje nemen.  Hetzelfde voor de Chinezen.  Toch menen wij dat de Russen nog feller zijn.  Wij zien het.  Camera’s flitsen bijna onophoudelijk.  Spontaan gaan de vrouwen in de favoriete slangenhouding staan.  Voor een selfie.  Voor een foto, genomen door vader, moeder, vriend of vriendin.  Zij tuiten hun lippen.  Lachen verleidelijk naar het oog van de camera.  Die niet te onderdrukken neiging gekaderd te worden in fotoformaat is bijna gênant.  Maar tegelijk is het aandoenlijk.  

Het is onze laatste dag.  Onze laatste avond.  Een laatste keer kijken wij naar de mensen.  Eigenlijk is er weinig verschil met ons.  Net als bij ons tracht ook hier iedereen gelukkig te zijn.  Dat streven naar geluk hebben wij gemeenschappelijk.  Eigenlijk zijn wij broeders en zusters.  Oei, ik moet opletten.  Het nakende afscheid maakt mij weemoedig.  Dan wil ik nogal doordraven.  Ik moet mij intomen.  Ik moet landen.  Mijn beide voetjes moeten opnieuw de grond raken.  Eén ding staat vast: het is voorbij, het is gedaan.  Nog een laatste keer zwerven wij doorheen de straten van Moskou.  Straten, waarvan nu vele opengebroken liggen.  Om alles netjes te hebben tegen 2018.  Want dan ontvangt Rusland het grootste voetbalfeest.  Het Wereldkampioenschap.  Dan moet Rusland schitteren.  Dan moet Moskou schitteren.  Daarvan maken ze nu al werk.
 
We gaan slapen.  Vanuit mijn hotelraam kijk ik nog een laatste keer over Moskou.  Want dat laten we morgen achter ons.  Morgen keren we huiswaarts.  Ons Russische avontuur is voorbij.  Ik ga slapen.  In mijn hoofd flitsen vele beelden voorbij.  Beelden, die heel straks herinneringen worden.  Mooie herinneringen.  Slaapwel.

Mijn reisverhaal Rusland.  Mijn besluit.  Te lezen op dinsdag 12/12/2017.

donderdag 23 november 2017

Uitgelezen: Als de laatste boom geveld is, eten we ons geld wel op. Het kapitalisme versus de aarde. Brief aan Ludo De Witte.

Beste Ludo,
 
Ik ben een zachtaardig persoon.  Ik sta afkerig tegenover geweld.  En toch.  Toch gebeurt het soms dat een woede in mij opborrelt.  Een woede, die slechts heel geleidelijk wegdeemstert.  Ik kan in woede ontsteken als ik om mij heen kijk.  Als ik kijk hoe tegen de klimaatverandering wordt aangekeken.  Hoe men de boodschap de wereld instuurt dat alles wel goed komt.  Zonder daadkrachtig te ageren, menen de meesten dat een oplossing zal gevonden worden.  Vanuit die overtuiging leunt men voldaan achterover en laat men verder begaan.  Als ik dat besef word ik boos.  Word ik woedend.  Als ik dat besef, klop ik hard met mijn hand op tafel.  
 
Die woede delen wij.  Dat hebben wij gemeenschappelijk.  Terwijl ik enkel gefrustreerd op tafel bonk, gaat u een stap verder.  U maakt een analyse.  Die analyse is helder en duidelijk.  U plaatst het kapitalisme in de beklaagdenbank.  Niet het neoliberalisme.  Niet de globalisering.  Wel het kapitalisme.  Dat doet u bewust.  U wenst geen schijngevecht.  
 
U beseft dat de gedane voorstellen en de uitgewerkte maatregelen slechts een druppel op een hete plaat zijn.  Zij zullen het verschil niet maken.  De klimaatconferenties zijn een maat voor niets.  Er worden beloftes gemaakt.  Geen enkel daadwerkelijk engagement wordt aangegaan.  In de klimaatakkoorden is nooit sprake van enig sanctioneringsmechanisme als de beloftes niet worden nagekomen.  Harde, dwingende maatregelen worden niet afgedwongen.  Praat voor de vaak, dat is het.
 
U toont aan hoe met getallen gegoocheld wordt.  In een poging om het succes van reeds genomen milieumaatregelen te bewijzen.  U ontmaskert deze climate cheating.  Zo wordt gezegd dat de economische groei in Europa samengaat met een afname van de broeikasgasuitstoot.  U toont aan dat men bewust vergeet het outsourcen van de industriële productie naar Zuidoost-Azië in rekening te brengen.
Hetzelfde gebeurt met de koolstofemissiehandel.  U toont dat deze handel een lege doos is.  Dat deze handel zijn doel voorbijschiet.  U neemt het woord gesjoemel in de mond.  Daarom moet deze afgebouwd worden.  Omdat in deze handel slechts een schijnoplossing schuilt.
 
U deelt het optimisme niet over de mogelijkheden van de hernieuwbare energie.  Tegen 2040 zal deze energie slechts 17 tot 31 procent leveren van de mondiale elektriciteitsproductie terwijl het energieverbruik zal toenemen met 48 procent.  Die cijfers zijn ontnuchterend.  In dat rijtje van vals optimisme plaatst u de groene labels, cleantech, repaircafés, bioboerderijen, carpoolen, voedselteams, … U staat sympathiek tegenover deze initiatieven maar tegelijk beseft u dat deze het verschil niet zullen maken.  Terecht stelt u dat de positieve impact van ‘groene’ bedrijfjes te beperkt is en dat zij niet kunnen opboksen tegen de grondstoffenverslindende multinationals.
 
U toont in uw uitgebreide analyse uitvoerig aan hoe multinationals het klimaatdebat gijzelen.  Niet enkel zaaien zij twijfel over de klimaatverandering en de kwalijke gevolgen.  Via lobbywerk hebben zij grote invloed op het wetgevend werk.  U geeft het voorbeeld aan van de olie-industrie.  U toont hoe die industrie zich in het centrum van de politieke macht nestelt.  In de Verenigde Staten verwijst u naar Rex Tillerson.  In Europa geeft u de naam van Miguel Arias Cañete.  Enkel die industrie met de vinger wijzen zou niet eerlijk zijn.  Hetzelfde geldt voor de vleesindustrie, de farmaceutische industrie, de wapenindustrie, … Ook daar zijn de scheidingswanden tussen politiek en industrie te dun of onbestaande.
 
In het streven naar economische groei zijn de multinationals nietsontziend.  U geeft hier tal van voorbeelden.  U laat het niet bij die vage, loze beschuldiging.  U illustreert.  U toont duidelijk aan hoe de winsten worden geprivatiseerd en de kosten worden gesocialiseerd.  Het komt er gewoon op neer dat het kapitalisme produceert en handel drijft om winst te maken.  Enkel de onmiddellijke resultaten worden in rekening gebracht.  Het is duidelijk dat de marktmechanismen geen rekening houden met de ware ecologische en sociale kosten van onze consumptie.
 
Bovenstaand punt zou kunnen geïntegreerd worden in handelsverdragen.  In die verdragen zou kunnen gezocht worden om ook die kosten in rekening te brengen.  Dat gebeurt niet.  Integendeel.  Deze handelsverdragen zijn een inperking van de soevereiniteit van regeringen, die milieu, natuur en mens willen beschermen.  
 
Schijnoplossingen wijst u van de hand.  U verwacht enkel heil van echte, ingrijpende hervormingen.  Sloganesk bundelt u dit in die ene uitspraak: system change, not climate change.  We moeten naar een economie waarin de behoeften van de mensen en niet de winsten van de aandeelhouders het richtsnoer zijn.  Dit betekent dat wij de fossiele energie in de grond moeten houden en dat er een moratorium moet komen op economische groei, gekoppeld aan een inperking van de consumptie in de rijkste landen.  Om dit beleid te realiseren hebben we nood aan een versterkte overheid, die aangestuurd wordt door een volksvertegenwoordiging die de voogdij van de geldmachten heeft afgeworpen.  Een overdreven stelling? Ik denk het niet.  Ik hoef hiervoor maar te verwijzen naar het jaarlijkse World Economic Forum, waarbij regeringsleiders al te welwillend op schoot gaan bij CEO’s van de grootste bedrijven ter wereld.  Als er één ding duidelijk is, is het wel dat wij een stringent klimaatbeleid niet mogen overlaten aan de dominante economische actoren.  Een stringent klimaatbeleid zou een economische rationele keuze kunnen zijn gezien de voordelen op het vlak van gezondheid, tewerkstelling of energieautonomie.  Dat hebt u duidelijk aangetoond in uw boek.
 
De lezer zou kunnen denken dat uw pleidooi voor een ‘system change’ nogal vaag blijft.  Dat alles te sloganesk is.  U countert deze mogelijke kritiek.  In uw boek eindigt u met het Leap Manifesto, uitgeschreven door Naomi Klein en haar medestanders.  Daarin doen zij een aantal voorstellen, die de transitie naar een ecosociale samenleving moeten ondersteunen.  U vat de voorstellen samen.  Sommige zijn evident.  Sommige zijn dat minder.  Los van uw boek las ik deze week de nieuwsbrief van Klimaatcoalitie.  Ik las de eisen van de Klimaatcoalitie voor een ambitieus, rechtvaardig en geïntegreerd energie- en klimaatplan 2030.  Ik hoorde echo's van het Manifest.  Ik hoorde echo's van uw boek.
 
Reeds lange tijd plaatste ik de nodige vraagtekens bij het huidige economische handelen.  Ik besefte dat het anders moest.  Nooit vond ik een alternatief.  Tot nu.  U schreef een alternatief uit.  Het lijkt niet evident ons economisch systeem drastisch te wijzigen.  U toont evenwel duidelijk aan dat de strijd tegen de klimaatverandering een hefboom kan zijn in deze pogingen.  De klimaatverandering kan wel degelijk een uitdaging zijn voor de politieke partijen.  Het kan een mogelijkheid zijn hun programma te updaten.
 
U schreef een verhelderend boek.  In uw analyse van de huidige politiek klinkt u negatief.  Het is pas in uw blik naar de toekomst dat u hoopvol bent.  In die vooruitblik lees ik optimisme.  In dat optimisme kan en wil ik u volgen.  Omdat ik besef dat het de enige uitweg is.  Andere mogelijkheden zijn er niet.
 
Beste Ludo, ik wil u danken.  Voor het boek.  Maar meer nog wil ik u danken voor de hoop.  Want die hoop put ik overvloedig uit uw boek.
 
Met vriendelijke groeten.