dinsdag 17 oktober 2017

Mijn reisverhaal Rusland. Dag 8: Moskou.

Gisteren het Rode Plein.  Vandaag het Kremlin.  Hoogtepunten moeten gespreid worden in de tijd.  Om zo de nodige tijd te verwerven om de gemaakte indrukken te laten bezinken.  Een verwerkingsproces vraagt tijd.  Een juiste spreiding kan aan die vraag tegemoetkomen.  
 
Bij de ingang van het Kremlin is het aanschuiven geblazen.  Veiligheid voor alles.  Dat mag niet verbazen.  Binnen de muren van het Kremlin resideert de Russische president.  Aan de toerist wordt daarom gevraagd zich aan bepaalde gedragsregels te houden.  Enkele van de belangrijkste regels worden icoontjesgewijs duidelijk gemaakt aan diezelfde toerist.  Ik heb een binnenpretje als ik tussen al die icoontjes merk dat drones verboden zijn.  Ik moet denken aan Mathias Rust.  Die Duitse tiener, die met zijn vliegtuigje landde op het Rode Plein.  Met die stunt wou de jongeman zijn bijdrage leveren aan het bouwen van een denkbeeldige brug tussen Oost en West.  Een vredesdiplomaat, zo mag hij genoemd worden.  De Russen lijken te geloven dat een dergelijke stunt nooit meer zal herhaald worden.  Want nergens merk ik een verbod op zachte landingen met vliegtuigjes.  Drones daarentegen blijken volledig uit den boze te zijn.  Dat mag niet.  Ten strengste verboden.
 
Ondanks alle duidelijke spelregels wordt één regel nog eens extra beklemtoond.  Binnen het Kremlin kunnen we niet zo maar lopen waar wij willen.  Wij moeten op de voetpaden blijven.  Oversteken mag enkel op de zebrapaden.  Dat lijkt vanzelfsprekend.  Ook in ons landje moet het zo.  Althans, zo zou het moeten gaan.  Daarvan durven we al eens af te wijken.  Een verkeerslicht durven we al eens te negeren.  Zebrapaden lijken handig maar hoeven niet altijd gebruikt te worden.  Als wij de straat over willen, doen wij het gewoon.  Ongeacht op welke plaats.  Voetpaden lijken niet altijd nodig.  Midden op straat wandelen kan zo bevrijdend zijn.  Die verkeersanarchie wordt binnen het Kremlin niet getolereerd.  Hier mag men niet afwijken van de voorgestelde paden.  Wijkt men toch af van de gangbare paden, wordt men door wachters hevig teruggefloten.  Binnen het Kremlin moeten wij bij de les blijven.  Zoveel is duidelijk.
 

 
Alvorens we naar de Staatswapenkamer storten, houden wij nog halt bij enige randanimatie.  Enkele ‘kleinere’ dingen vragen om onze aandacht: het Tsarenkanon en de Tsarenklok.  Beide hebben dat ene gemeenschappelijk.  Zij werden nooit gebruikt.  Het kanon heeft nooit gevuurd.  De klok heeft nooit geluid.  Na de eerste test werd het kanon aan de kant gezet.  De kanonbal deed niet wat verwacht werd.  De bal ging niet de hoogte in maar rolde uit de kanonmond.  Net voor het kanon kwam de bal te liggen.  Gewogen en te licht bevonden, dat was de conclusie van de ingenieurs.  Enkel Leo Tolstoj weet nog enkele woorden aan het kanon.  In Oorlog en Vrede.  Verder kreeg dit verdedigingswapen geen enkele vermelding meer.  Het werd een toeristenattractie.  Net zoals de klok.  Bij een brand in het Kremlin wilden enkele brandweermannen de nog hete klok afkoelen.  Door een te snelle afkoeling brak een ‘klein’ stukje van elf ton af.  De beschadigde klok werd nooit meer hersteld.  Werd nooit meer teruggehangen.  Werd nooit meer gebruikt.  Het streven naar de grootste en/of de zwaarste blijkt nooit een goed idee te zijn.
 
Ik kijk naar die klok.  Ik kijk naar dat kanon.  Ik moet lachen.  Ik ga twijfelen aan het technische vernuft van de Russen.  Ik lach en denk aan Joeri Gagarin.  Zou die man ooit wel in de ruimte geweest zijn? Zou de Vostok 1 ooit de lucht in gegaan zijn? Zou de Vostok 1 ook gefaald hebben in zijn opzet? Zou die vlucht om de aarde dan toch een fabeltje zijn? Die vragen hoeven niet ernstig genomen te worden.  Zij komen spontaan bij mij op.  Als een spielerei.  Gekke vragen, dat besef ik.  Gekke vragen behoeven geen antwoord.  Zelfs geen gek antwoord.  Ik zet opnieuw een ernstig gezicht op en stap door.  Naar de Staatswapenkamer.
 
De Staatswapenkamer.  Eén van de grootste schattenkamers van de wereld.  Aanvankelijk gebouwd met de bedoeling om de persoonlijke schatten van de Moskouse grootvorsten te herbergen.  Later werd de kamer eigendom van de staat.  Het persoonlijke karakter werd uitgebreid naar een meer wereldse uitstraling.  Nu kunnen ook geschenken uit het buitenland bewonderd worden in de Wapenkamer.
 
Tafelzilver.  Juwelen.  Manuscripten.  Kleden.  Koetsen.  Uitrusting.  Wapens.  Klokken.  Porselein.  Oneindig veel artefacten.  Verzameld door Kerk en Staat.  Een mens zou denken dat al die voorwerpen de eigenlijke schat zijn.  Dat die verzameling de waarde van de Wapenkamer bepaalt.  Dat zou kunnen.  Toch interesseren die voorwerpen mij niet zozeer.  Jawel, ik kijk.  Uiteraard.  Een mens heeft ogen in zijn kop.  Dan moet gekeken worden.  Maar meer nog dan kijken, luister ik.  Ik luister naar de verhalen, die aan sommige van die voorwerpen gelinkt zijn.  Die kunnen best wel grappig zijn.  Of verbazingwekkend.
 
Zo staan wij voor de troon van Peter de Grote.  Dat is niet het hele verhaal.  Ik moet duidelijker zijn.  Vollediger.  Wij staan voor de tweelingstroon van Peter de Grote en zijn halfbroer Ivan.  In die troon was een spiegel verwerkt.  Achter die spiegel had Sofia postgevat.  Dat kan vreemd lijken.  Dat is het nochtans niet.  Zij fungeerde als regentes voor de nog jonge tsaren.  Vanachter die spiegel kon zij zien wat er allemaal gebeurde.  Zij kon haar broers influisteren wat ze moesten zeggen tegen genodigden op audiëntie.  Tegen ambassadeurs.  Peter en Ivan waren nog jong.  Bovendien werd van Ivan gezegd dat hij zwakbegaafd zijn.  Dan kan enige bijsturing vanuit de achtergrond best wel handig zijn.  Een diplomatische souffleuse leidde de jonge tsaren aan de hand.  Annie Lennox van Eurythmics wist het ons te vertellen.  In Sisters are doin’ it for themselves zingt zij dat achter elk groot man een nog grotere vrouw staat.  In die dagen bewees Sofia de kracht van die stelling.  Toch bleef het niet duren.  Sterkere vrouwen worden gewantrouwd.  Worden niet aanvaard.  Sofia werd op een zijspoor gezet.  Werd gek verklaard.  
 
Bij de koetsen komen wij uit bij een verhaal over Elisabeth I.  Gedurende twintig jaar was zij tsarina van Rusland.  Meer nog dan haar beleidsmaatregelen spraken haar romantische escapades tot de verbeelding.  Story en Blik zouden aan deze dame een vette kluif gehad hebben.  Elisabeth was een dankbaar onderwerp binnen het roddelcircuit.  Vaak ging zij over de tongen.  Het kan vreemd klinken maar bij die koetsen krijgen wij een zicht op het wilde liefdesleven van deze tsarina.  Veel van die koetsen waren een cadeautje van haar geliefden.  Een koets als blijk van liefde.  Bijna klinkt het als afkopen van liefde.  Niet de gevoelens bleken te primeren.  Wel de grootte van de portefeuille.  Die grootte kon afgelezen worden aan het type koets.  Dat was een indicatie.  Eén geliefde leverde met zijn keuze voor een koets niet enkel het bewijs van zijn grote rijkdom.  Die koets moest ook een veruitwendiging zijn van het karakter van de geliefde.  De betreffende koets kon enkel rechtdoor.  Kon niet naar links.  Kon niet naar rechts.  Net zoals zijn koets ging de geliefde recht op zijn doel af.  Geen omwegen.  Niks verdoezelen.  Enkel duidelijkheid.  Soms moet bij een cadeau gezocht worden naar de verborgen boodschap.  Velen zullen gelachen hebben bij dat stomme koetsje.  Ik niet.  Ik voel diep respect voor deze luxueuze duidelijkheid.
 
Verhalen? Zij liggen voor het grijpen.  Zo grijpen wij bij de laarzen van Peter de Grote nog een verhaaltje.  Een klein verhaaltje.  Hij zou die laarzen zelf gemaakt hebben.  Peter blijkt een handige harry te zijn.  Zijn talent als schoenmaker is misschien geboren uit noodzaak.  Hij was groot.  Heel groot.  De bestaande laarsjes waren misschien te bescheiden voor zijn persoon.  Misschien vond hij daarom nergens zijn gading.  Altijd weer te klein.  Dan zet een handige harry zichzelf al eens aan het werk.  Gaat hij post vatten bij de leest.  Ontwerpt hij zijn eigen zevenmijlslaarzen.  Peter de Grote wordt modeontwerper.  Omdat hij moet.  Misschien moet ik ook een dergelijke carrièreswitch overwegen.  Want ook ik vind nergens een gepaste schoen.  Telkens weer blijken de schoenen te groot voor mijn kleine voeten.  Misschien moet ik ook mijn eigen schoenen ontwerpen.  De ‘Peter the Great’ lijn.  Naar analogie met mijn lichtende voorbeeld.  Met mijn historische voorbeeld.  Het zou een oplossing kunnen bieden.  Alleen, ik ben geen handige harry.  Ik zal moeten blijven zoeken.  Naar dat uitzonderlijke paar schoenen.  De aanhouder wint.  Dat wordt gezegd.  Daaruit put ik troost.
 
Niet enkel Peter de Grote blijkt een leverancier van verhalen te zijn.  Evenzo levert Ivan de Verschrikkelijke verhalen aan.  Enkel al zijn naam biedt voer voor discussie.  Die verschrikkelijke bijnaam zou een misverstand zijn.  Zou door ons verkeerd geïnterpreteerd worden.  Er zou enkel bedoeld worden dat hij streng was.  Dat hij correct was.  Die correcte strengheid zou al te snel verward worden met schrikwekkend.  Bij dat verhaal moet ik toch even knipperen met de ogen.  Ik ga zelfs twijfelen of ik het wel goed gehoord heb.  Deze strenge man zou in een bui van razernij zijn tweede zoon vermoord hebben.  Verschrikkelijk? Streng? Correct? Deze strenge man zou de architect van de Basiliuskathedraal de ogen uitgestoken hebben om op die manier te vermijden dat hij ooit nog iets mooiers zou bouwen.  Verschrikkelijk? Streng? Correct? Hij werd paranoïde en gewelddadig.  Hij voerde een schrikbewind.  Hij moordde willekeurig onder de adel en het volk.  Verschrikkelijk? Streng? Correct? Verhalen moeten verteld worden.  Daarvoor werden zij uitgedacht.  Daarvoor werden zij neergeschreven.  Maar soms moeten diezelfde verhalen met een korreltje zout genomen worden.  Dat lijkt mij in dit geval raadzaam.
 
Rondom de dood van de tweede zoon van Ivan de Verschrikkelijke doen heel wat geruchten de ronde.  Zo zou hij niet vermoord zijn.  Zijn vader zou hem niet gedood hebben.  De zoon zou een epileptische aanval gehad hebben.  Bij die aanval zou hij tot acht maal toe op een mes gevallen zijn.  Ik zou in die versie een verhullen van moord vermoeden.  Ik zou in die versie een strijd om de macht vermoeden.  Dat zou ik doen.  Anderen doen het niet.  Zij lijken geloof te hechten aan al te bizarre verhalen.  Verhalen waarin toeval een al te grote rol speelt.  Een toeval, dat altijd weer een handje wordt geholpen.  In dit verhaal heeft het toeval dan nog eens een mes in de helpende hand.
 
Ons hoofd dreigt vol te lopen met verhalen.  We moeten naar buiten.  Uit de Wapenkamer.  Een vol hoofd kan gevaarlijk zijn.  Of toch zeker vervelend.  Andere indrukken kunnen niet meer opgenomen worden.  Dat zou spijtig zijn.  Zeker voor een toerist op reis doorheen Rusland.  We wandelen naar het Kathedralenplein.  Net op tijd voor de aflossing van de wacht.  Die aflossing verschilt van de aflossing aan het Graf van de Onbekende Soldaat.  Bij het Graf heerst stilte.  Ingetogenheid.  Helden, die naamloos gestorven zijn in de Tweede Wereldoorlog, vragen sereniteit.  Dat wordt hen gegeven.  Dat wordt hen gegund.  Die sereniteit is minder aanwezig bij de aflossing van de wacht op het Kathedralenplein.  Hier lijkt het wel alsof het Staatscircus zijn tenten heeft opgeslagen op het plein.  We weten niet waar eerst te kijken.  Er is voldoende afwisseling.  Er is snelle afwisseling.  Te paard.  Te voet.  Met fanfare.  Er lijkt voorwaar gedanst te worden.  Zo lijkt het wel.  Er wordt heel wat gedaan om het massaal toegelopen publiek te behagen.  Tot geweersalvo’s toe.  Niks wordt vergeten.  De hoogdagen van het communisme liggen in een ver verleden.  Maar hier, op dit plein, gaat de show nog steeds door.  The show must go on, dat lijken zij hier te denken.
 


 

Dat showelement zou ons kunnen doen vergeten dat er op het plein ook heel wat kerken te bezichtigen zijn.  Heel wat mooie kerken.  De Verkondigingskathedraal.  De Aartsengelkathedraal.  De Kleedafleggingskerk.  De Maria-Hemelvaartkathedraal.  Elk huisje (en dus ook elke kerk) heeft zijn kruisje.  Meer nog, elk huisje (en dus ook elke kerk) heeft zijn verhaal.  Die verhalen zou ik u willen vertellen.  Maar het gaat te snel.  De opslagcapaciteit in mijn hoofd is te beperkt.  Ik tracht die verhalen bij te houden.  Te onthouden.  Maar zij verdampen.  Glijden weg.  De tol van de leeftijd, denk ik dan.  Maar terwijl al die verhalen het ene oor in en het andere oor uit gaan, kan ik mij vergapen aan de indrukwekkende schoonheid.  Ik kijk naar de fresco’s.  Ik kijk naar de vloeren.  Ik kijk naar de iconen.  Ik ben behoorlijk onder de indruk.  
 


 
Vele kerken.  Wij zouden verzadigd kunnen zijn.  Het verzadigingspunt zou kunnen bereikt zijn.  Zou zelfs kunnen overschreden zijn.  Toch is dat niet zo.  Wij zijn nog maar net het Kremlin uitgestapt of we gaan rechtstreeks door naar de Basiliuskathedraal op het Rode Plein.  In mijn Merian reisgids lees ik dat het interieur van de kathedraal sober is.  Dat is niet wat ik ervaar.  Eens binnen lijk ik net het tegendeel te ervaren.  Smaken en kleuren lijken dan toch weer te verschillen.  Ik wil de discussie niet aangaan.  Want dat is het enige wat niet mag gebeuren met smaken en kleuren.  Daarover mag niet getwist worden.
 

 
 
In de kathedraal horen we plots iemand zingen.  We kunnen het geluid niet onmiddellijk lokaliseren.  Wij lopen doorheen de hoofdkerk.  Doorheen de vier grote en de vier kleine kapellen.  Dit willen we zien.  Dit willen we horen.  Wie zoekt, die vindt.  Ook wij vinden.  In één van de kleine kapellen botsen we op een mannelijk ensemble.  Het ensemble Doros, bestaande uit drie mannen.  Zij zingen liedjes.  Het klinkt bijna onaards.  Het lijkt bijna niet van deze wereld.  Te mooi.  Te puur.  Ik denk aan de drie tenoren.  Enkel het publiek en het podium verschillen.  Doros zingt voor vijf man en de spreekwoordelijke paardenkop.  De grote concertzalen van de wereld lijken deze mannen nog niet ontdekt te hebben.  Ooit zal dat gebeuren.  Dat denk ik als ik luister.  Ik luister en hoop dat muzikale rechtvaardigheid bestaat.
 
 
Nog één dag zijn wij in Moskou.  We hebben nog dingen te zien.  We lopen langsheen Loebjanka.  Het gele gebouw waarin het vroegere KGB gehuisvest was.  Hier werden politieke gevangenen doodgeschoten.  Gemarteld.  Het gebouw werd gerenoveerd.  Alsof die renovatie de wreedheid van deze plek kan wegvegen.  Kan uitgommen.  Dat kan niet.  Onmogelijk.  Die harde geschiedenis blijft bestaan.  Eén minuut stilte, het zou een mooi gebaar zijn.  Maar dat kunnen wij niet.  Zoals ik al zei, wij hebben nog dingen te zien.  Wij moeten verder.  Wij moeten voort.  In die ratrace verliezen mooie gebaren het pleit.

 
Snel springen wij binnen in Detski Mir (Kinderwereld).  Althans, dat was de bedoeling.  Het kind in mij wordt al te enthousiast.  Tussen alle Lego, Playmobil, Barbie en My Little Pony verliezen wij het uur uit het oog.  Wij herleven.  Keren terug naar onze kinderjaren.  Onze gelukkige kinderjaren.  In dat kindergeluk verdwalen wij.  De grootste speelgoedwinkel ter wereld verleidt ons.  Houdt ons binnen.  Wij willen spelen.  Willen opnieuw verhalen uitdenken.  Zoals wij vroeger deden.  Wij willen onze helden creëren.  Wij willen onze wereld scheppen.  Een wereld, waarin het uiteindelijk toch altijd weer goed komt.
 
 

 

 
Meer nog dan al dat speelgoed kan Detski Mir interessant zijn voor dat andere.  De winkel heeft een dakterras.  Vrij toegankelijk.  Er hoeft niet betaald te worden.  Iedereen mag omhoog.  Niemand wordt dat uitzicht op het Rode Plein ontzegd.  Wij hebben het gedaan.  Wij hebben uitgekeken.  Speelgoed en een panorama, verenigd in één winkel.  Soms kan de wereld mooi zijn.  Soms is de wereld gewoon mooi.
 
Wij lopen nog langs de Doema.  Langs het Bolsjoj-theater.  Langs het standbeeld van Karl Marx.  Langs hotel Metropol.  Wij springen nog even binnen in de delicatessenzaak Jelissejev.  Maar dan crashen we.  De klop van de hamer.  Onze benen kunnen niet meer.  Onze voeten kunnen niet meer.  Nauwelijks komen we nog vooruit.  We willen naar het hotel.  Wij verlangen naar ons bed.
 

 
Op de terugweg naar het hotel lopen we doorheen het financiële centrum van Moskou.  Het is zaterdagavond.  Thuiszitten is dan geen optie.  Dat merken wij.  Het Russische geld gaat uit.  Le nouveau riche.  Het nieuwe geld.  In deze straten heerst geen bescheidenheid.  Geen schuchterheid.  Er moet gepronkt worden.  Er moet geshowd worden.  Net zoals vroeger de luxueuze karossen doorheen de straten reden, zijn het nu andere pareltjes.  Ferrari.  Porsche.  Lexus.  Jaguar.  Dit is geen spek voor onze bek.  Hier voelen wij ons klein.  In dit spel spelen wij geen rol.  Wij staan aan de kant.  Zijn slechts toeschouwers.  Voor deze poenscheppers lijkt zelfs the sky niet the limit te zijn.  Zij gaan verder.  Hoger.  Door niks lijken zij afgeremd te worden.  Door dit gekke wereldje zwerven we heel even rond.  Om uiteindelijk uit te komen op de Oelitsa Arbat.  Het eerste voetgangersgebied van Rusland.  Dit gebied heeft veel van zijn glorie verloren.  Dat durf ik te beweren.  Maar dat is goed.  Dat is net wat we nodig hebben.  De overgang werkt ontnuchterend.  Opnieuw zijn wij in de gewone wereld aangeland.

 
Wij hadden snel in bed kunnen liggen.  Eén ding verhindert dat.  In Oelitsa Arbat houden wij even halt bij de gedenkmuur voor Viktor Tsoj.  Voor muziekliefhebbers is dit een verplichte stop.  Hier moet even stilgestaan worden.  Voor de pionier van de Russische rock moet even het hoofd geboden worden.  Hem moet hulde gebracht worden.  Dat kan enkel aan deze muur.  Hem persoonlijk bedanken kan niet meer.  Hij kwam om bij een auto-ongeval.  Hij vertoeft in de andere wereld.  In het goede gezelschap van andere helden.  Elvis, Kurt, Amy, Jimi, Jim, Janis, …Al die namen drijven ons op het einde van de avond nog naar het Hard Rock Café.  Dit lijkt ons de enige plaats om deze dag op een juiste manier af te sluiten.  Samen met onze helden.  Onze muzikale helden.  Bij een glas eren wij hen.  Pas nu kunnen wij naar bed.  Pas nu mogen wij slapen.
 

 
Mijn reisverhaal Rusland.  Dag 9: Moskou - Rostov.  Te lezen op dinsdag 24/10/2017.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten