donderdag 21 september 2017

Uitgelezen: Idaho. Brief aan Emily Ruskovich.

Beste Emily,
 
Laat mij deze brief beginnen met een bekentenis.  Ik ken u niet.  Nochtans kan u adelbrieven voorleggen.  U studeerde af aan de gerenommeerde Idaho Writer’s Workshop.  Aan dat instituut zijn heel wat namen verbonden.  Net als u studeerde ook Michael Cunningham, John Irving en Nathan Englander aan dit ‘schooltje’.  Ondanks deze adelbrieven bleef ik onwetend over uw bestaan.  Daar kwam recent verandering in.  Want u schreef Idaho.  U schreef uw debuutroman.  Nochtans bent u geen literaire maagd.  U schreef voordien al.  U publiceerde eerder al verhalen.  Een kortverhaal van u werd bekroond met de O. Henry Prize.  Maar al die verhalen gingen aan mij voorbij.  Ik zou dat kunnen betreuren.  Toch evenwel, in een hoekje zitten treuren is niet onmiddellijk aan mij besteed.  Met uw debuutroman greep ik mijn kans.  Via uw debuutroman zouden wij met elkaar kennismaken.  Ik keek met plezier uit naar deze kennismaking.  Ik ging aan het lezen.
 
Ik las uw boek.  Ik moest denken aan dat ene liedje van The Ramones.  We’re a happy family.  Heel misschien zal het u vreemd lijken dat ik net aan dat liedje denk.  Want de familie in uw boek kunnen we moeilijk een gelukkig gezinnetje noemen.  Eén dochter is vermoord.  De andere dochter is vermist.  Moeder werd veroordeeld voor de moord.  Vader lijdt aan dementie.  Elk huisje heeft zo zijn kruisje.  Ik kan die associatie dan ook niet verklaren.  Dat liedje bleef in mijn hoofd hangen.  Mijn hersenen kronkelen misschien op een te eigenzinnige wijze.  Dat zou kunnen.
 
Die wrede omstandigheden lees ik vrij vroeg in het boek.  Als lezer verwacht ik dan het volledige verhaal te lezen.  Ik verwacht te vernemen hoe het uiteindelijk tot die misdaad is kunnen komen.  U doet daartoe pogingen.  Maar al die pogingen botsen op het stilzwijgen van de protagonisten.  Dat stilzwijgen is niet bewust.  Zij zwijgen omdat zij niet kunnen praten.  Zij blijven steken in hun onmogelijkheid te communiceren.  Alsof zij de kunst van het praten ontberen.  Het lijkt wel alsof de zelf gekozen afzondering op Mount Iris doordringt in hun persoon.  Alsof die afzondering hun mogelijkheid tot spreken lamlegt.  
 
Iedereen blijft ter plaatse trappelen.  Het leven lijkt stil te staan.  Zonder antwoorden kan er niet vooruitgegaan worden.  Die antwoorden moeten komen van de bevoorrechte getuigen.  Van vader en moeder.  Zij kunnen het vertellen.  Maar dat doen zij niet.  Dat kunnen zij niet.  Om uiteenlopende redenen.  Vader dementeert en lijkt elke dag verder weg te drijven van de gebeurtenissen.  Zij lijken gewist te worden.  Voor de rechtbank bekende moeder.  Zij pleitte schuldig.  Maar verder ging zij niet.  Geen verklaring.  Geen waarom.
 
Omdat de bevoorrechte getuigen het laten afweten, gaan anderen in hun plaats op zoek naar antwoorden.  De nieuwe vrouw van de vader gaat op onderzoek.  Telkens botst zij op een muur.  Aanknopingspunten heeft zij niet.  Het blijft een tasten.  Het blijft gissen.  Navragen kan zij niet.  Wil zij niet.  Bang om haar man te verwarren.  Om slapende demonen bij hem wakker te maken.  Bang om hem in de eigenlijke wereld binnen te trekken, die nu te ver weg van hem staat. 
Een medegevangene van de moeder tracht het verhaal te reconstrueren.  Zij slaagt niet in haar opzet.  Geen onthullingen.  De moeder zwijgt.  Alsof haar zwijgen boetedoening is.  Zij keert zich af van mogelijkheden tot vriendschap.  Zij wenst alleen te zijn.  Sluit zich af.
 
Het klinkt verwarrend.  Er wordt gemoord zonder dat hiervoor een verklaring volgt.  Een verklaring kan leiden tot begrip.  Dat lijkt hier niet te gebeuren.  Waardoor de lezer verweesd dreigt achter te blijven.  Ook ik zou dat gevoel kunnen hebben.  Toch deel ik dat gevoel niet.  Omdat ik meen dat doorheen het boek elementen van begrip worden aangedragen.  Ik weet niet of het argument zou overeind blijven in een rechtbank.  Toch meen ik dat mijn argument een verklaring kan bieden voor het gebeurde.  Idaho is de schuldige.  Mount Iris is de schuldige.  Beiden zijn medeschuldig aan die ene daad.  Aan die ene uithaal met die korte bijl.  In een taal, die baadt in een te mooie breekbaarheid, lijkt u verschoning te vragen voor die omstandigheden.  In dat zoeken naar verschoning lijkt de erkenning te schuilen dat een omgeving een mens kan aanzetten tot de meest vreemde handelingen.  U schetst prachtige landschappen.  Landschappen, waarin de natuur overtuigend bekoort maar waarin diezelfde natuur mensen veroordeelt tot vervreemding.  U schetst een natuur, die mensen uiteendrijft.  Een natuur, waarin elke mens al te zeer bezig is met overleven en daarbij geen oog meer heeft voor de ander.  Dat lijkt niet enkel te gelden voor het dorp.  Zelfs binnen het gezin eist die wondermooie maar harde natuur zijn tol.  Gezinsleden worden uit elkaar gedreven.  Er wordt niet meer gepraat.  Zwijgen lijkt de enige mogelijkheid.
 
Natuur kan de mens versterken.  Kan diezelfde mens opbeuren.  Die helende kracht van de natuur kennen wij.  Hebben wij heel misschien al mogen ervaren.  Wat u met uw boek doet, is die andere kant van dezelfde medaille tonen.  U onthult de vernietigende kracht van diezelfde natuur.  Een kracht, die mensen gek kan maken.  Een kracht, waaraan mensen kunnen ten onder gaan.  Die ondergang kan dan weer andere mensen meesleuren.  Kan een kettingreactie teweegbrengen.
 
Inderdaad, de moeder heeft gemoord.  Daarvoor werd zij veroordeeld.  Maar de mededader zit niet in de beklaagdenbank.  Maar wie kan een berg veroordelen? Wie kan een regio aanklagen? Het lijkt u heel waarschijnlijk behoorlijk absurd.  Lezers geven een eigen interpretatie aan een verhaal.  Lezen het verhaal op een eigen wijze.  Ik heb dat ook gedaan met uw boek.  Terwijl ik deze brief schrijf, besef ik dat mijn interpretatie wel heel apart kan zijn.  Toch kom ik niet tot een andere lezing.  Telkens weer kom ik op dit punt uit.  Telkens weer kom ik tot eenzelfde besluit.
 
Beste Emily.  Ik wens u te danken voor dit verwarrende boek.  U doet mij vreemde dingen zeggen.  U doet mij vreemde dingen schrijven.  Het lijkt wel alsof ik het allemaal niet meer zo goed weet.  Alsof ik voortdurend lijk te twijfelen aan wat ik schrijf of zeg.  Toch is er één ding, dat als een paal boven water staat.  U schreef een prachtig boek.  Daarover wens ik niet te twijfelen.  Daarover wens ik duidelijk te zijn.  Enkel daarom wil ik het nogmaals herhalen.  Beste Emily, u schreef een prachtig boek.
 
Met vriendelijke groeten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten