dinsdag 5 september 2017

Mijn reisverhaal Rusland. Dag 2: Sint-Petersburg.

’s Morgens word ik wakker met een houten kop.  Dat is wat Zjef Vanuytsel zingt.  Dat is niet hoe ik ontwaak.  Ik word wakker en doe die ochtend een vaststelling.  Een literaire ontdekking.  Ik kom mijn kamer uit en loop tegen een relict aan uit de Russische literatuur.  Aan de kamer naast ons merk ik een plakkaatje.  Niet bedoeld om de nooduitgang aan te wijzen.  Niet bedoeld om aan te manen tot stilte.  Wel bedoeld om te herinneren aan de schrijver Sergej Michalkov.  Bij mij doet die naam geen belletje rinkelen.  Maar blijkbaar is die auteur toch belangrijk genoeg om de hotelgasten aan deze naam te herinneren.  Om diezelfde hotelgasten te vertellen dat deze man hier ooit geleefd heeft.  Ik wil er het fijne van weten.  Dat enkel vrouwen nieuwsgierig zijn, durf ik hier dan ook tegen te spreken.  Ook ik ben nieuwsgierig.  Ik zal niet de minste moeite doen om dat feit te ontkennen.  Mijn nieuwsgierigheid bracht mij tot verheldering.
 
Michalkov schreef satirische fabels, kinderboeken en toneelwerken.  Tot daar niks bijzonders.  Maar dan is er dat ene.  Dat ene, waardoor ik al die aandacht plots kan gaan begrijpen.  Waardoor ik plots kan begrijpen waarom die man herinnerd wordt.  Hij bleek de man te zijn die de tekst voor de nationale hymne schreef.  Dat deed hij tot drie maal toe.  Een eerste maal deed hij dat in opdracht van Stalin.  Na de dood van Stalin en ten gevolge van de destalinisatieperiode werd hem gevraagd de hymne aan te passen en de verwijzingen naar Stalin uit de tekst te schrappen.  Deze keer schreef hij een lofzang op Lenin.  Na het uiteenvallen van de Sovjetunie werd de hymne door Boris Jeltsin gedumpt.  Een laatste maal in 2000 werd hij door Poetin gevraagd nog eens een nieuwe versie te schrijven.  Hij aanvaardde de opdracht.
 
De schrijver van de nationale hymne.  Dat kan fraai zijn.  Staat altijd goed op een visitekaartje.  Maar toch heeft de man ook een ranzig kantje.  Dat donkere kantje linkt hem aan de KGB.  Hij zou undercoveragenten van de geheime dienst in contact gebracht hebben met buitenlandse diplomaten.  Heel waarschijnlijk speelde hij een rol in de zaak rond de Franse ambassadeur Maurice Dejean.  Deze werd in de vijftiger jaren gecompromitteerd door de KGB.  Als gevolg hiervan werd hij ontslagen.  Maar er is niet enkel dat.  Er zijn nog andere minder fraaie kantjes aan deze auteur.  Hij zou ook een actieve rol gespeeld hebben in door de staat georganiseerde lastercampagnes tegen Boris Pasternak en Alexander Solzjenitsyn.  
 
Plotseling krijg ik zin in een verzetsdaad.  Ik wil recht doen geschieden.  Daarvoor heb ik een schroevendraaier nodig.  Om zo dat gedenkplaatje aan mijn kamer te verwijderen.  Maar die schroevendraaier vind ik niet onmiddellijk.  Het zal even moeten wachten.  We moeten naar de Hermitage.  Uit het stellen van mijn prioriteiten moet blijken dat ik nooit een succesvol verzetsstrijder zal worden.  Al te snel laat ik de mogelijke verzetsdaad voor wat hij is.  Al te snel word ik afgeleid.  Ik ontbeer de focus.  Voor mij blijkt de Hermitage toch van groter belang te zijn.
 
De Hermitage.  Wij zouden met de bus gaan.  Vandaag zouden we kennismaken met het openbaar vervoer.  Dat is het plan.  Maar heel soms blijven plannen datgene wat zij zijn.  Plannen.  Soms blijft de realisatie van plannen uit.  Door omstandigheden.  Dat leren wij vandaag.  In de stad wordt een marathon gelopen.  Joggende helden leggen het verkeer stil.  De bus zal voor een volgende keer zijn.  Wij gaan te voet.  Noodzaak dwingt ons tot solidariteit met de joggers.  Al wandelend zien wij wat wij gisteren nog niet zagen.  Gisteren konden we de dingen niet zien, die wij nu wel zien.  Gisteren was het onze eerste dag.  Dat kan als excuus dienen.  Op die eerste dag waren wij moe.  Op die eerste dag konden wij ons nog niet openstellen.  Er is altijd weer die noodzakelijke aanpassing.  Wij moeten ons aanpassen aan de stad.  De stad moet zich aanpassen aan ons.  Dat proces moet eerst gebeuren.  Pas dan kan de stad binnendringen.  Pas dan kan de stad onder de huid kruipen.  Verleiden en charmeren.  Dat moet zachtjes aan gebeuren.  Niet bruusk.  Vandaag zijn wij uitgeslapen.  Zijn wij klaar voor dat proces.  Dat voel ik al meteen bij deze ochtendlijke wandeling.  Heel geleidelijk onthult de stad zijn schoonheid.  In stapjes maak ik kennis met de stedelijke pracht van Sint-Petersburg.  Voorlopig is de zon nog afwezig.  In haar afwezigheid blijven de gevels dof.  Mat.  Die gevels schitteren nog niet.  Dat zal later pas gebeuren.  Als we na vier uren voor een eerste maal uit de Hermitage komen.  Dan staat alles in volle gloed.  Dan schittert de stad.  Knettert de stad.  Knalt de stad.  In volle intensiteit.
 

 
Sint-Petersburg zien zonder een bezoek aan de Hermitage kan niet.  Mag niet.  Het verwijt van cultuurbarbaar zou u naar het hoofd kunnen geslingerd worden indien u verzaakt aan een bezoek.  Dit is immers het oudste en grootste museum ter wereld.  Het museum herbergt ook de grootste collectie schilderijen.  Uiteraard zijn het niet deze wereldrecords die u tot een bezoek nopen.  De reden voor een bezoek zijn de tentoongestelde stukken.  Zij vragen uw aanwezigheid.  Neen, zij eisen uw aanwezigheid.
 
Kort vóór mijn vertrek zag ik op Canvas een documentaire, Secret Cities.  Die documentaire over Sint-Petersburg vertelde mij dat ik elf dagen nodig zou hebben om het volledige museum te zien.  Dat cijfer deed mij duizelen.  Onze gids voor vandaag doet er nog een schepje bovenop.  Als je één minuut zou stilstaan bij elk tentoongesteld item uit de collectie, zou je acht jaar nodig hebben om de volledige collectie te zien.  Acht jaar? Ik durfde haar niet tegen te spreken.  Ik durfde haar niet te vragen dit nog even te herhalen.  In haar stem klonk een overtuiging, die geen tegenspraak duldde.  Ik zweeg.  Later op mijn hotelkamer maakte ik een rekensommetje.  Omdat ik wou nagaan of die bewering wel klopte.  Zomaar iets voor waar aannemen, ik kijk er voor uit.  Ik ga dus rekenen.  Het museum stelt bijna drie miljoen stuks tentoon.  Met dat gegeven ga ik aan de slag.  Ik bereken.  Ik herbereken.  Ik komt tot een andere uitkomst.  Volgens mijn berekeningen kom ik uit op net geen zes jaar.  Toch zal ik zwijgen.  Meerdere redenen doen mij zwijgen.  Ik ben geen rekenwonder.  De Nobelprijs voor Wiskunde heb ik niet gewonnen.  Zal ik ook niet winnen.  Maar vooral zal ik zwijgen omdat vergissen ingebakken zit in de menselijke aard.  Ik ben een mens.  Ik kan mij dus vergissen.  Ik zwijg en laat haar nationale trots intact.  Ik zal geen afbreuk doen aan de fierheid van onze gids.
 
  
 
Genoeg gerekend.  Om rekensommetjes te maken zijn wij niet naar de Hermitage gekomen.  Wij zijn gekomen om ons te laten overdonderen.  Dat gebeurt vrij snel.  Het museum heeft weinig tijd nodig om ons te overtuigen van zijn uitzonderlijkheid.  Wij weten niet waar eerst te kijken.  Waarheen wij ook kijken, telkens botsen we tegen een werk aan van één van de grote meesters.  Rafaël.  Titiaan.  Michelangelo.  Da Vinci.  Goya.  El Greco.  Rubens.  Van Dyck.  Hals.  Rembrandt.  Geen tijd om te bekomen.  Wij wandelen van ‘wauw’ naar ‘wauw’.  Het stopt niet.  Het gaat maar door.  Het lijkt wel schatteneiland.  
 

 
Het werk van vele meesters heb ik gezien.  Maar ik mis de Franse meesters.  Zou het kunnen dat deze meesters over het hoofd werden gezien? Een kleine vergetelheid? Die gedachte komt heel even bij mij op.  Het lijkt alsof de gids mijn gedachten kan lezen.  Zij verwijst mij door naar het Generale Stafgebouw.  Aan de overkant.  Wij moeten het Paleisplein over.  Daarbinnen ontmoeten we de Franse meesters.  Aan de muur in vele kamers hangen hun werken.  Matisse.  Renoir.  Cézanne.  Gauguin.  Monet.  Manet.  
 

 
Ik wandel doorheen de gebouwen.  Doorheen de gangen.  Doorheen de zalen.  Ik schud met mijn hoofd.  Dit kan niet.  Dit is onmogelijk.  Zes uur lang hebben wij gewandeld en gekeken.  Slechts zes uur.  Dat is niks.  Peanuts.  Ver weg van de elf dagen, die wij volgens die ene documentaire zouden nodig hebben.  Nog verder weg van de acht jaar, die wij volgens onze gids zouden nodig hebben.  Slechts zes uur.  Bijna te verwaarlozen.  En toch.  En toch.  Aan het eind van de dag heb ik het gevoel alsof ik doorheen dat ene lesboek heb gewandeld.  Dat boek, dat gebruikt werd tijdens de lessen van esthetica: Kunst van Altamira tot heden.  Aan dat ene boek moet ik denken.  Want hier wordt dat boek rijkelijk geïllustreerd.  Niet met prentjes.  Niet met fotootjes.  Wel met het echte werk.  Op zes uur tijd heb ik dat hele boek uitgekeken.
 
Ik kijk niet enkel naar schilderijen.  Ik kijk niet enkel naar beeldhouwwerken.  De Hermitage doet mij ook naar schoenen kijken.  Schoenen in een museum? Wordt een schoenmaker plots kunstenaar? Ik stel mij de vraag of schoenen altijd al kunst zijn geweest.  Ik vraag mij af of schoenen pas kunst worden als zij tentoongesteld worden.  Ik had die vragen willen voorleggen aan Jan Hoet.  De kunstpaus.  Helaas, hij is overleden.  Hij zou nochtans een mening gehad hebben.  Hij zou die mening luidop hebben verkondigd.  Nu blijft het stil.  Het antwoord zal niet van hem komen.  Maar misschien moet ik mij tot Stijn Meuris wenden.  Want ook hij stelde zichzelf de vraag wat kunst eigenlijk is.  Hij weet het.  Hij zingt het.  Het zou niks te maken hebben met schoenen.  De blik in haar ogen, dat is kunst.  Althans volgens Meuris.  Maar wat dan met die schoenen? Ik blijf verweesd achter.  Ik kijk naar de schoenen van Manola Blahnik.  Ik zie veel meer dan enkel schoenen.  In zijn creaties zie ik een ongebreidelde fantasie.  Ik denk aan de woorden van Pablo Picasso.  Everything you can imagine is real.  Blahnik vertaalt het imaginaire.  Maakt het imaginaire tastbaar in zijn schoenen.  Schuilt hierin de kunst?
 
Wij verlaten de Hermitage.  De tweede maal, dat wij de Hermitage buitenwandelen, is de definitieve keer.  Terugkeren zullen we niet.  We moeten verder.  De stad gaan ontdekken.  Wij gaan dus wandelen.  Nu voelde ik het gebeuren.  Wat gisteren niet lukte, lukt nu wel.  Wat deze morgen slechts heel gedeeltelijk lukte, lukt nu wel.  Geen terughoudendheid meer.  Geen reserves meer.  Ik laat het gebeuren.  In zijn volle intensiteit.  In zijn volle hevigheid.  Sint-Petersburg kruipt onder mijn vel.  Ik voel het als ik langs de Admiraliteit wandel.  Als ik in de verte de Isaäkskathedraal zie.  Als ik de Neva langs mij heb.  Als ik passeer langs de Bronzen Ruiter.  Ik zie de paleizen.  Ik zie de rijkdom.  Ik zie en voel grootse tijden.  
 

 
Wij zouden op onze lauweren kunnen rusten.  Wij zouden de dag kunnen laten voor wat hij is.  Wij zouden op onze bedden kunnen gaan liggen.  Om de opgedane indrukken te laten bezinken.  Om dat immense van de Hermitage te laten doordringen.  Om in onze hoofden stil te blijven staan bij die unieke mix van architectuur en kunst.  Dat zouden wij kunnen doen.  Toch is het geen optie.  Gisteren haalden wij kaartjes voor een operavoorstelling.  Daar moeten wij vanavond heen.  Wij zijn dus niet in ons hotel om uit te rusten.  Wel om ons op te maken.  Om ons netjes te maken.  Want zo hoort het.  Naar de opera in Rusland vraagt vestimentaire aanpassingen.  Geen jeans.  Geen T-shirt.  Ik doe mijn enige jeansvrije broek aan.  Ik doe een hemdje aan.  Dat moet.  Om niet uit de toon te vallen.  Vrouwen in het lang.  Mannen in het pak.  Ik doe een bescheiden poging om niet al te zeer uit de toon te vallen.
 
Tosca van Puccini.  Een Belg gaat kijken naar het werk van een Italiaan in Rusland.  Het lijkt wel een mop.  Er was eens een Belg, een Italiaan, een Rus, … Maar veel meer dan een mop zie ik hierin de vertaling van de Europese gedachte.  Het lijkt wel alsof alle mensen broeder worden.  Misschien een te sterke gedachte.  Misschien een beetje te zwaar op de hand.  Maar dat is misschien het gevolg van reizen.  Wakkert het reizen de neiging naar het pompeuze niet aan? Wordt op reizen de neiging tot overdrijven niet gestimuleerd? Alles lijkt groter.  Mooier.  Die neiging wordt bij thuiskomst dan nog eens versterkt.  Dus, jawel, met beide voetjes op de grond blijven.  De Europese gedachte zal hier niet gerealiseerd worden.  Dat is een werk van lange adem.  Van een lange, vol te houden adem.
 
Met een bang hart ging ik naar mijn zitje in het theater.  Dat had niks met mijn vrees voor hoogtes te maken.  Dat zou nochtans kunnen.  Wij zaten in het ‘kiekenskot’.  Helemaal bovenaan.  Dat is hoog.  Behoorlijk hoog.  Toch was het dat niet.  Het was iets anders.  Ooit, in een ver verleden, was ik eens naar de opera gegaan.  Het werd een tegenvaller.  In die mate zelfs dat ik nadien nooit nog naar een opera ging.  Tot vandaag.  Vandaag kreeg de opera een herkansing.  Ik ben ouder.  Volwassener.  Misschien zal het nu wel lukken.  Daarop hoop ik.  Ik hoop op een fijne avond.  Dat is een bescheiden verwachting.  Maar dat is bewust.  Verwachtingen moeten niet al te hoog gesteld worden.  Zodat diezelfde verwachtingen kunnen gehaald worden.  Zodat we niet altijd onder de gecreëerde verwachtingen heen moeten.  U zou het een gebrek aan ambitie kunnen noemen.  Ik kan het begrijpen.  Ik zelf zie het als een illustratie van mijn pessimistisch optimisme.  Bij voorbaat een zekere bescherming inbouwen om dan achteraf te glunderen van plezier bij het halen of overtreffen van de verwachtingen.  De aard van het beestje, zoals zij zeggen.
 
Het wonder geschiedt.  Ik raak in de ban van Tosca.  Ik raak in de ban van opera.  In de eerste acte gaat het nog moeilijk.  Maar dan gebeurt, wat ik nooit had verwacht.  In de tweede en derde acte zit ik volledig in het verhaal.  Ik sta niet meer stil bij de gedachte dat ik naar opera zit te kijken.  Zit te luisteren.  Het verhaal neemt mij mee.  Het lijkt alsof ik van mijn zitje wordt gelicht.  Alsof ik bij de hand genomen wordt.  Alsof ik op het podium sta.  Naast Tosca.  Naast Cavaradossi.  Naast Scarpia.  Plots ben ik geen toeschouwer meer.  Ik ben een deelnemer.  Zo voelt het.  Met elke gezongen noot wordt die krop in mijn keel groter.  Met elke minuut dichter bij de finale worden de emoties intenser.  Ik wil ingrijpen.  Ik wil het noodlot afwenden.  Ik wil de dramatische finale ombuigen naar een happy end.  Maar dat mag niet.  Ik moet het verhaal het verhaal laten zijn.  Ik kijk toe.  Tot en met die sprong vanaf de kantelen van de Engelenburcht.
 
Puccini grijpt mij naar de keel.  Puccini overtuigt.  Met die ene voorstelling in het Mariinsky theater vindt de opera in mij een vurig pleitbezorger.  Ik weet nu, ooit krijgt dit een vervolg.  Ooit ga ik nog eens naar de opera.  Niet elke week.  Niet elke maand.  Maar ooit ga ik nog eens naar een voorstelling.  Dat weet ik nu.
 
Ik ga slapen.  Het was een bewogen dag.  Ik lig te woelen.  Badend in het zweet word ik wakker.  Ik droom dat ik een arbeider ben.  Ik droom dat ik één van de duizend arbeiders ben die de monoliet, waaruit het voetstuk voor de Bronzen Ruiter zal gehouwen worden, moet vervoeren.  Over een afstand van dertien kilometer.  Naar de juiste plek op het Decembristenplein.  Ik droom van die zware arbeid.  Van die loodzware tocht, die anderhalf jaar zal duren.  Die indrukwekkende cijfers doen mij duizelen.  Houden mij wakker.  Want die droom was ooit realiteit.  Niet voor mij.  De gelukkige.  Wel voor anderen.  De ongelukkigen.
 
 
Terwijl ik wakker lig, denk ik aan de redenen waarom ik niet zal schrijven over de vele zalen van de Hermitage.  Waarom ik zal zwijgen over het Winterpaleis, de winterresidentie voor de Russische tsaren.  Waarom ik zal zwijgen over het Hermitagetheater.  Waarom ik zal zwijgen over de Paviljoenzaal.  Over de Jordaantrap.  Ik lig wakker en zoek naar een verklaring.  Want ik schrijf inderdaad geen enkel woord over deze monumentale zalen.  Dat merk ik nu.  Ik schreef geen woord over het indrukwekkende interieur.  Uiteindelijk vind ik een reden.  Na veel draaien en keren.  Ik zal niks schrijven omdat woorden tekort schieten.  Omdat woorden afbreuk zouden doen aan de schoonheid.  Ik wil het beeld intact houden.  Daarom zwijg ik.  Dat lijkt mij een juiste reden.  Eindelijk kan ik verder met slapen.

Mijn reisverhaal Rusland.  Dag 3: Sint-Petersburg.  Te lezen op dinsdag 12/09/2017.

1 opmerking:

  1. Wat treffend geschreven. Je schrijft altijd recensies, maar een boek zou jou ook niet misstaan. Geniet van het vervolg van alle mooie en betekenisvolle ( historische ) zaken.
    Groetjes,

    Betty

    BeantwoordenVerwijderen