dinsdag 26 september 2017

De Helden, gezien in de Minard. Brief aan Josse De Pauw.

Beste Josse,
 
Terwijl ik naar de voorstelling in de Gentse Minard fietste, vroeg ik mijzelf of ik helden had.  Of ik ooit helden had gehad.  Ik moest even nadenken.  Jawel, fietsen en nadenken, ik kan het combineren.  Ik dacht en trapte.  Jawel, ik had helden.  Agnetha en Frida.  De blonde en de zwarte van Abba.  Lange tijd waren zij mijn helden.  U zal opwerpen dat ik een verkeerde woordkeuze hanteer.  Dat ik helden verwar met idolen.  Dat is niet zo.  Zij waren mijn helden.  Punt aan de lijn.  Helaas, ik werd groter.  De dames werden ouder.  Hun heldendom verwaterde.  Dat verwateren merkte u het best op aan de muren van mijn slaapkamer.  Posters verdwenen van de muren.  Ik werd heldenloos.  Heb ik dan werkelijk geen helden meer? Opnieuw dacht ik na.  Terwijl ik verder bleef trappen.  Ik kwam uit bij Nelson Mandela.  Ik las zijn autobiografie, De lange weg naar de vrijheid.  Na het lezen van dat boek wist ik het.  Ik had mijn nieuwe held gevonden.  Zijn dood veranderde niks aan zijn heldenstatus.  Hij blijft mijn held.
 
Helden? Het blijft een vreemde term.  Over dat ene woord werden grote theorieën geschreven.  Grote denkers bogen zich over het fenomeen.  Volgens Schopenhauer zou een held iemand zijn die plots, in dramatische omstandigheden, tot het inzicht komt dat alles één en hetzelfde leven is.  Dat inzicht zou aanzetten tot handelen.  Zou aanzetten tot de uiteindelijke heldendaad.  Dat is de theorie.  Zoals altijd kan die verschillen van de praktijk.  
 
Die eervolle titel van held eigent men zichzelf niet toe.  Die wordt toegekend.  Door anderen.  Door buitenstaanders.  Door de omstandigheden.  Soms gebeurt het meteen na de feiten.  Soms moet eerst de geschiedenis oordelen.  Afstand kan helderheid brengen.  Die helderheid kan van een verrader toch een held maken.  Kan van een slechte moeder toch een heldin maken.  Andere tijden, andere zienswijzen.  Dat alles is mogelijk.  Maar het kan ook andersom.  Een held kan gedegradeerd worden.  Een held/oorlogsveteraan kan een moordenaar worden.  Verliest met die daad zijn heldenstatus.  Vorige heldendaden zijn dan van geen tel.  Medailles verliezen hun waarde.  De eigenlijke held heeft in al die verhalen geen enkel aandeel.  Hij of zij wordt niet gehoord.  Anderen oordelen.  Tegen het oordeel van de jury is geen beroep mogelijk.  De held staat er bij en kijkt er naar.
 
From hero to zero.  From zero to hero.  Ik heb het dan niet over die niet gerealiseerde film van Jean-Marie Pfaff.  Ik heb het over die slingerbeweging.  In uw monoloog haalt u voorbeelden aan.  Het langst blijft u evenwel stilstaan bij dat ene, specifieke geval.  Een man faalt in het verwerven van de heldenstatus.  Hij blijft aan de kant staan.  Kiest niet te handelen.  Met die keuze laat hij een meisje sterven door verdrinking.  Hij springt het water niet in.  Met dat ene voorbeeld laat u zien wat telkens weer moet gebeuren.  Er moet gekozen worden.  In een fractie van een seconde moet beslist worden.  Telkens weer kan het twee kanten uit.  Er kan gehandeld worden.  Er kan weggekeken worden.  De factoren, die invloed hebben op de beslissing, zijn onbekend.  Kunnen variëren.  Slechts één ding staat vast.  Met de gemaakte keuze zal de betrokkene verder moeten.  
 
De betrokkene blijft aan de kant.  Hij faalt in het verworden tot een held.  Hem veroordelen zou gemakkelijk zijn.  Wij zouden hem een lafaard kunnen noemen.  Nochtans, dat is hij niet.  Toch niet als wij het verhaal horen van het slachtoffer.  Van het overleden meisje.  Zij is dankbaar.  Dankbaar dat zij deze wereld kan verlaten.  Dankbaar dat hij niet ingreep.  Dat hij aan de kant bleef toekijken.  Voor dat ene meisje is hij een held.  Omdat hij het aandurft niet te handelen.  Maar wij, die moeten oordelen, horen die stem niet.  Op basis van een onvolledig relaas zullen wij oordelen.  Dat oordeel zal negatief zijn voor die ene man.  Neen, hij zal geen held worden.  Niet in onze ogen.
 
U brengt ons terug naar dat ene moment.  Op dat jaagpad langs de rivier vertelt u het verhaal.  De vogeltjes fluiten.  Dat horen wij.  Het water glinstert in de zon.  Dat zien wij.  Daar, aan het water, start u met uw getuigenis.  Met uw verhaal.  U blijft niet enkel bij uw verhaal.  U waaiert uit.  Belicht het heldendom in al zijn facetten.  Maar dat gebeurt niet zomaar.  U start aarzelend.  Nog steeds worstelt u met wat gebeurde.  Nog steeds worstelt u met uw keuze.
 
Wanneer is iemand een held? Wanneer wordt iemand een held.  Ik moet denken aan een gelijkaardige discussie.  Wanneer is iemand een terrorist? Wanneer is iemand een vrijheidsstrijder? Ook in deze discussie beslissen anderen.  Ook in deze discussie oordelen anderen.  Ik moet denken aan mijn held, Nelson Mandela.  Wanneer werd de terrorist een vrijheidsstrijder? Met uw monoloog toont u aan dat een held heel vaak eenzelfde parcours moet afleggen.
 
Beste Josse.  Bijna zou ik zeggen dat u mijn held bent.  Misschien zijn dit te grote woorden.  Ik zou kunnen zeggen dat u mijn idool bent.  Maar cultuur en idolatrie kunnen en mogen niet samengaan.  Wat ik wel kan zeggen, zonder dat ik ook maar één woord moet terugnemen: u bent een rasacteur.  U bezorgde mij een fantastisch mooie avond.  U praatte.  U declameerde.  Bijna zong u.  U sprak ritmisch.  Uw tekst werd een muziekstuk.  Beste Josse.  Ik wil u danken voor deze heerlijke, literaire trip.  Ik heb genoten.

Met vriendelijke groeten.

Speellijst:
Muziektheater Lod – De Helden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten