donderdag 31 augustus 2017

Uitgelezen: De Chomsky papers. Brief aan Noam Chomsky.

Beste Noam,
 
U bent de invloedrijkste (hedendaagse) intellectueel.  Dat zegt u niet zelf.  Dat zou ook niet kunnen.  U bent een intellectueel.  Bijgevolg houdt u zich ver weg van zelfvoldaanheid.  Slechts zelfverklaarde intellectuelen zouden de arrogantie hebben zichzelf dergelijke eretitels toe te eigenen.  U doet dat niet.  De lezers van het Britse tijdschrift Prospect noemen u zo.  Het Amerikaanse magazine Foreign Policy bedacht u met die titel.  Nederig buigt u het hoofd voor zo veel lof.  Althans, dat is hoe ik denk dat u zou reageren op zoveel eer.  Ik kan het verkeerd hebben.  Toch zou het mij verbazen.  Op achtentachtigjarige leeftijd laat een mens zijn hoofd niet snel meer op hol brengen.  
 
Ondanks alle nederigheid begint u uw boek toch met dat ene begrip.  Omdat u het noodzakelijk acht.  U onderscheidt twee groepen intellectuelen.  U onderscheidt de conformistische intellectueel en de op waarden gerichte intellectueel.  De eerste zal steeds weer de regeringsdoelstellingen en misdaden van de eigen overheid verdedigen.  De tweede zal handelen vanuit de mensenrechten.  Op basis daarvan zal die tweede de analyse maken.  Een analyse, die al te vaak de eigen overheid zal beschuldigen.  Omdat die tweede de waarheid voorop stelt.  Omdat die tweede zijn of haar zorg om gerechtigheid en rechtvaardigheid voorop stelt.
 
U zegt zelf niet tot welke groep u behoort.  Dat doe ik wel.  Na het lezen van uw boek.  U behoort tot de op waarden gerichte intellectuelen.  Vanuit die positie plaatst u uw land in de beklaagdenbank.  Eén boek lang houdt u een pleidooi tegen uw land.  Die Verenigde Staten beschouwen zichzelf als de heersers van de wereld.  Als de good cop.  Tegen die beeldvorming gaat u in.  U ontmaskert.  U toont de andere kant van het verhaal.  Die andere kant dat een verhaal altijd heeft maar daarom niet altijd wordt getoond.  U doet het wel.  U toont de keerzijde.  De wrede en harde keerzijde.  U doet het omdat anderen het nalaten.
 
U legt de schijnheiligheid bloot in de Amerikaanse politiek.  U vermeldt de verontwaardiging en de terechte kritiek op de inlijving van de Krim door Rusland.  Tegelijk wijst u op de radiostilte bij de bezetting van het zuidoosten van Cuba, inclusief Guantánamo, en de verwerping van de Cubaanse eis tot teruggave van die haven.  U vermeldt de verontwaardiging en de terechte kritiek op het neerhalen van vlucht MH17 boven Oost-Oekraïne.  Tegelijk wijst u op de radiostilte en het uitblijven van een onafhankelijk onderzoek bij het neerhalen van vlucht IA655 in het Iraanse luchtruim door de Amerikaanse kruiser USS Vincennes.
 
U staat stil bij de oorlog in Irak.  Tegen Saddam Hoessein.  U blikt hierbij terug.  U vermeldt dat Reagan Saddam Hoessein van de lijst van terroristen haalde.  U wijst op de ontkenning door de Verenigde Staten van de verschrikkelijke misdaad tegen de Koerden door het regime van Saddam.  U wijst op de blokkering van een veroordeling van die misdaad door het Amerikaanse Congres.  U vertelt dat uw land Iraakse atoomingenieurs naar de VS haalde met het oog op een vorming voor de productie van atoomwapens.  U haalt dit conflict aan om te illustreren hoe uw land betekenis geeft aan stabiliteit.  Uw land stelt stabiliteit gelijk aan conformiteit met de eisen van de Verenigde Staten.  Die strategie werd niet enkel in Irak toegepast.  Herhaaldelijk verwijst u naar andere conflicten/oorlogen.  Panama.  Chili.  El Salvador.  Israël.  Iran.  Guatemala.  Cuba.  Vietnam.  Nicaragua.  Vele conflicten, telkens begonnen omwille van die ‘stabiliteit’.  Uw land wikt en beschikt.  Zonder ooit rekenschap te moeten afleggen voor zijn daden.  Dat moeten enkel de anderen doen.  De zwakkeren.  De verliezers.
 
U staat stil bij de gevoerde war on terror.  Terecht is 9/11 een trauma voor uw land.  U begrijpt dat trauma.  U deelt dat trauma.  Maar wat heeft die war on terror werkelijk opgeleverd.  De oorlog in Irak verwerd tot een sectair conflict.  Libië liep uit op een oorlog tussen verschillende fracties.  Afghanistan en Irak werden een bron voor de verspreiding van jihadterreur.  U stelt zichzelf de vraag of het niet beter was geweest de voorstellen ernstig te nemen om de verdachten voor 9/11 uit te leveren.  Die voorstellen werden nochtans gedaan maar niet aanvaard.  U vraagt zich af of het niet beter was geweest Osama bin Laden naar de Verenigde Staten te halen om hem daar in een proces te veroordelen in plaats van hem standrechtelijk te executeren.  In deze spreekt u van een misdrijf, uitgevoerd door uw overheid.
 
Dat laatste brengt ons bij Barack Obama.  U maakt kanttekeningen bij zijn imago van vredesapostel.  U toont aan hoe onder zijn beleid folteren een gangbare praktijk bleef.  Hoe onder Obama het gebruik van drones toenam.  Hoe onder Obama de special forces werden uitgebreid en in 147 landen werden ingezet.  Hoe onder Obama meer klokkenluiders werden gestraft.  Hoe Obama afwezig bleef op een internationale conferentie om in het Midden-Oosten een kernwapenvrije zone in te stellen.  U plaatst vraagtekens bij zijn streven naar energie-onafhankelijkheid (ontginnen van teerzandvelden, schaliegas, …) en de impact daarvan op het milieu.  Obama blijkt dan toch geen heilige te zijn.
 
In uw boek hebt u het herhaaldelijk over het einde van de wereld.  Herhaaldelijk beweert u dat de mensheid in staat is zichzelf te vernietigen.  U verwijst daarvoor naar de klimaatopwarming.  Naar de mogelijkheid op een atoomoorlog.  Dat die mogelijkheid wel degelijk bestaat bewijst u met een aantal historische feiten waarvan de Cubaanse rakettencrisis slechts één voorbeeld is. 
Aan de hand van het gevoerde klimaatbeleid onthult u de werkelijke basis van het Amerikaanse regeringsbeleid.  Dat beleid is gestoeld op twee pijlers: de bescherming van de staatsmacht tegen de eigen bevolking en de vrijwaring van de geconcentreerde macht van de bedrijfswereld.  Om dat te illustreren verwijst u ook naar de vrijhandelsakkoorden.  Terecht weigert u deze akkoorden handelsakkoorden te noemen.  Terecht hebt u het over akkoorden over de rechten van investeerders.
 
Ik heb uw boek gelezen.  Ik las de ontmaskering van een land.  Want zo durf ik uw boek te noemen.  Via uw boek krijgen wij het hele verhaal.  U selecteert niet enkel de geïsoleerde gruweldaden.  De geïsoleerde misdaden.  U gaat verder.  U komt tot het grotere plaatje.  Het volledige plaatje.  Omdat u weet dat het uitselecteren leidt tot het verzwijgen van de grotere misdaden.  Omdat u weet dat historisch geheugenverlies de fundamenten legt voor toekomstige misdaden.  Met uw boek wilt u dat deficit wegwerken.
 
Beste Noam.  Ik wil u danken voor dit verhelderende pleidooi.  Voor dit overtuigende pleidooi.  U hebt mij wakker geschud.  U hebt aangetoond dat de internationale gemeenschap niet enkel de Verenigde Staten is.  Dat diezelfde internationale gemeenschap rechtop moet staan.  Om aan te klagen.  Zelfs als het de Verenigde Staten betreft.  Om te streven naar een betere wereld.  Zelfs als het tegen de belangen ingaat van de Verenigde Staten.  Voor dat inzicht wil ik u uitgebreid danken.  Met deze brief meen ik dit te hebben gedaan.
 
Met vriendelijke groeten.

dinsdag 29 augustus 2017

Mijn reisverhaal Rusland. Dag 1: Brussel - Frankfurt - Sint-Petersburg.

Bij de voorbereiding van een reis worden verwachtingen gecreëerd.  Dat is ook wat citymarketeers trachten te doen.  Een stad verkopen aan toeristen moet gebeuren op basis van overtuigende argumenten.  Doorslaggevende bondigheid moet overtuigen.  Dat is wat ik loop te denken als ik op de luchthaven van Zaventem tegen een affiche aanloop.  Op die affiche wordt beweerd dat Luik romantischer zou zijn dan Venetië.  Liège, more romantic than Venice.  Zo staat het geschreven.  Als verwachting kan dat tellen.  Dat verwachtingen best realistisch zijn, lijken deze marketeers even te vergeten.  Want hoe realistisch kan het zijn om Luik op gelijke hoogte te plaatsen met Venetië? Maar niet enkel Luik wordt vergeleken met die Italiaanse stad.  Brugge wordt het Venetië van het Noorden genoemd.  Zelfs onze eindbestemming van vandaag kan niet ontkomen aan die vergelijking.  Een stad met water.  Een stad met kanalen.  Dan wordt aan Venetië gedacht.  Het gebeurt bijna automatisch.  Als de hond van Pavlov.  Wat het zal worden, weten we niet.  Het wordt afwachten.  Deze namiddag staan we in Sint-Petersburg.  Dan kunnen we op onderzoek uit.
 
Sint-Petersburg.  We zetten voet op Russische bodem.  We kunnen onmiddellijk beginnen met het aftoetsen van ons verwachtingspatroon aan de realiteit.  Elke keer hebben we de intentie om met een blanco blad te beginnen.  Om ons ver weg te houden van enige vooringenomenheid.  Maar dat lukt niet.  Bij het boeken van de reis begint het al.  We denken na over het land.  Onbewust vullen we dat kannetje, dat ook wel verwachtingspatroon wordt genoemd.  Dus, jawel, ik had zo enkele ideeën over Rusland.  Totaal verkeerd, ik weet het.  Maar dat is nu eenmaal de aard van het beestje.  Rusland is koud.  Russen zijn nors.  Dat zijn de toppers in mijn lijstje van verwachtingen.  Ik ga dan ook op zoek naar dingen om dat patroon bevestigd te zien.  Het voelt alsof Russen niet vriendelijk mogen zijn.  Omdat we dan onze verwachtingen moeten bijstellen.  Dat kan behoorlijk vermoeiend zijn.  Toch zal dat moeten gebeuren.  We moeten onze blik open houden.  Omdat het stereotiepe denken nu eenmaal gevaren inhoudt.
 
Op weg naar het hotel rijden we langs een monument voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog.  Een monument met een lange naam: Young Defenders of the City Leningrad.  Op vele plaatsen zullen we herinnerd worden aan deze oorlog.  Dat hoeft niet te verbazen.  De impact van de oorlog op Rusland was enorm.  Het totale aantal Russische slachtoffers bedroeg bijna vierentwintig miljoen.  Leningrad had een zwaar aandeel in deze statistieken.  Tijdens het beleg van Leningrad, dat bijna 900 dagen duurde, verloren ruim één miljoen burgers en driehonderdduizend soldaten het leven.  Dat monument doet even stilstaan bij de waanzin van de oorlog.  Bij de waanzin van een oorlog.  Het doet ons stilstaan bij de offers.  De offers van een stad, die kort na de wereldoorlog als troostprijs de eretitel van heldenstad kreeg toebedeeld.  Die eer mag de stad delen met elf andere steden in Rusland.  Heldenstad? Wat kopen de families van de gestorven helden met die titel? Oorlogen moeten niet herdacht worden.  Oorlogen moeten vermeden worden.  Dat zou de mooiste troost kunnen zijn.  Nooit meer oorlog, het lijkt een naïeve gedachte.  Een gedachte, enkel voorbehouden aan dromers.  Realisten lijken wel beter te weten.  Mijn pacifistische gedachten en mijmeringen doen de bus niet stoppen.  Die blijft rijden.  Die blijft rollen.  Want wij moeten naar het hotel.
 
We komen aan in het hotel.  We checken in.  We brengen de koffers naar boven.  We kunnen op onze kamer blijven.  Dat zouden we kunnen doen.  We hebben immers een excuus.  Vermoeid van de reis, dat zou als excuus kunnen gelden.  Toch haasten we ons naar buiten.  We trekken de stad in.  Naar het Mariinsky theater.  Graag hadden we kaartjes voor een balletvoorstelling gekocht.  Tijdens ons verblijf in de stad wordt Giselle gespeeld.  Dat hadden we willen zien.  Helaas, driemaal helaas.  Het had wel gekund.  Tickets waren nog beschikbaar maar negentig euro voor één kaartje vonden we net iets te veel.  We blijven niet bij de pakken zitten.  We trekken naar het broertje van het aloude theater.  Van Mariinsky I gaan we naar Mariinsky II.  We trekken naar de moderne variant.  Hier geen balletvoorstelling.  Wel wordt op deze planken Tosca gebracht.  De opera van Puccini.  Even twijfelen we.  Opera? Een liefhebber van dat muziekgenre durf ik mij niet te noemen.  Maar een mens moet al eens gek durven doen.  We kopen een kaartje.  In het ‘kiekenskot’.  Helemaal bovenaan.  Voor slechts elf euro.  Dat lijkt ons meer aanvaardbaar.  Wat het zal worden? Dat weten we niet.  Daarvoor moeten we wachten tot morgen.  Dan zullen wij het weten.
 
We zijn nog maar één dag in Sint-Petersburg en we hebben al een ticket op zak.  Dat is zoals het moet.  In elke reisgids staat die absolute topper.  Die absolute aanrader.  Telkens weer wordt geschreven dat het bijna een must is in Rusland een dans-, theater- of operavoorstelling te gaan zien.  In Moskou kan het ook.  Maar daar zouden de tickets net iets duurder zijn.  In Sint-Petersburg zou het dan weer iets toegankelijker zijn.  Financieel gesproken dan.  We hebben niet geaarzeld.  Hebben nu al onze kans gegrepen.  Morgen zullen wij getuige kunnen zijn van het alom geprezen boeiende culturele leven in Rusland.
 
Wij willen het niet al te laat maken.  Daarom wandelen we van het theater door naar de Nicolaaskathedraal.  De kerk werd in de achttiende eeuw gebouwd op de paradeplaats van de zeemacht.  Die link met de paradeplaats vinden we terug in de naam van de kathedraal.  Nicolaas blijkt de patroonheilige te zijn van de zeemannen.  De kathedraal bestaat eigenlijk uit twee aparte kerken.  Een donkere en mysterieuze benedenkerk en een lichte, uitbundige barokke bovenkerk.  De onderkerk is dus gewijd aan Nicolaas terwijl de bovenkerk gewijd is aan de Epifanie.  Epifanie? Moeilijk woord.  Toch voor een ongelovige gelovige.  Ik heb het even moeten nakijken.  Epifanie blijkt de Openbaring van de Heer te zijn.

 
Tijdens de Sovjet periode werd deze kerk intact gelaten.  Net als zeven andere kerken.  Deze kerken werden in deze periode niet gesloten of gesloopt.  Tijdens ons verblijf in Moskou en Sint-Petersburg zullen we merken dat de geschiedenis van andere kerken een heel ander verloop kende in deze periode.  Ook de beschadigingen, opgelopen bij de beschietingen tijdens het beleg van de stad, zijn hersteld.  Zoals ik al schreef, deze kerk is bijna intact.
 
 
We stappen de kerk binnen.  We moeten naar boven.  Naar de bovenkerk.  Die zou enkel geopend worden voor speciale gelegenheden.  We kunnen niet achterhalen welke speciale gelegenheid vandaag moet zijn.  Misschien interpreteren zij onze komst als één van die ‘speciale gevallen’ waarvoor de kerk mag opengesteld worden.  Wie zal het zeggen? Terwijl wij de trap nemen, horen we engelengezang.  Engelen met hun wondermooie stemmen nodigen ons uit naar boven te komen.  Zij verleiden ons.  Beneden blijven is geen optie.  Ik moet denken aan Odysseus en de sirenen.  Even dacht ik mijn oren te vullen met was om zo aan de verleiding te kunnen weerstaan.  Maar ik wil het niet.  Ik ben te nieuwsgierig.  Ik wil die engelen aanschouwen.
 
 
Boven aangekomen blijkt het engelengezang Russisch Orthodoxe gezangen te zijn.  De engelen blijken koorleden te zijn.  Die aardse menselijkheid maakt het gezang niet minder mooi.  Het blijft bijna buitenaards.  De gezangen blijken een spel van vraag en antwoord te zijn.  Althans, zo interpreteer ik het.  Het koor lijkt de vraag te stellen.  Heel uitgebreid.  De priester geeft het antwoord.  Heel beknopt.  Of zouden de rollen eerder omgekeerd zijn.  Ik weet het niet.  Wat ik wel weet, is dat het koor de hoofdrol krijgt in de viering.  Een viering van enkele uren.  Zo lang blijven wij niet.  Wij blijven slechts een tijdje.  Installeren ons achteraan en observeren.
 
De dag eindigen wij met een rekensommetje.  Op weg naar het hotel zagen we langs de baan enkele tankstations.  Op borden konden we lezen dat één liter benzine 50 eurocent kostte.  Wij zijn verbaasd.  Omdat wij die prijzen lezen met onze Belgische ogen.  Wij hebben nog niet die noodzakelijke aanpassing gemaakt.  We zijn niet in Gent.  Niet in Brussel.  We zijn in Sint-Petersburg.  In Rusland.  We rekenen nog in onze centen.  Niet in Russische centen.  Onze levensstandaard kan hier niet als norm dienen.  Daarvoor moeten wij kijken naar de Russische levensstandaard.  Die blijkt toch iets lager te liggen.  In Sint-Petersburg ligt het gemiddelde loon op vijfhonderd euro.  Als men daarvan nog de huur moet betalen, blijkt vijftig eurocent plots een behoorlijk bedrag.  Met die kennis wordt vijftig eurocent toch een tikkeltje exclusiever.  Zouden we het in België dan toch goed hebben? Met die gedachte val ik in slaap.  Terwijl ik droom van Tosca.
 
Mijn reisverhaal Rusland.  Dag 2: Sint-Petersburg.  Te lezen op dinsdag 05/09/2017.

donderdag 24 augustus 2017

Mooie liedjes: Equal Idiots. Brief aan Thibault Christiaensen en Pieter Bruurs.

Beste Thibault,
Beste Pieter,
 
Ik heb een T-shirt.  Dat zal u niet verbazen.  Iedereen heeft er wel eentje.  Velen hebben er zelfs meerdere.  Niks om over te schrijven dus, zou u kunnen denken.  Dat zou kunnen kloppen.  Toch doe ik het.  Want ik heb er eentje, die ik koester.  Lange tijd was ik er naar op zoek.  Ik vond hem in Duitsland.  Daar kocht ik mijn T-shirt van The Ramones.  Dat hoeft toch niet zo veel voeten in de aarde te hebben, zou u kunnen opwerpen.  U zou kunnen opwerpen dat ik gemakkelijk via internet eentje kon bestellen.  Dat kan kloppen.  Heel waarschijnlijk hebt u zelfs gelijk.  Ik ben evenwel geen internetshopper.  Het persoonlijke contact met een winkeljuffrouw vind ik zo veel fijner.  Maar ik dwaal af.  Ik wou het hebben over die T-shirt.  Die T-shirt herbergt in zich een diepe spijt.  Spijt dat ik The Ramones nooit live aan het werk zag.  Aan die spijt is ook het besef gekoppeld dat het nooit meer mogelijk zal zijn.  Ik weet dat die energie van dat bijzondere groepje nooit meer kan geëvenaard worden.  Dat is bijna onmogelijk.
 
Bijna onmogelijk, dat schreef ik.  Toch is er hoop.  Altijd is er wel hoop dat het ooit wel eens zal goed komen.  Dat wordt gezegd.  Onlangs mocht ik ervaren dat in die bewering enige juistheid schuilt.  Vorig jaar hoorde ik Salmon Pink, uw debuutsingle.  Ik kwam daarop uit bij mijn studieronde.  Die studieronde ondernam ik om een juiste stem te kunnen uitbrengen bij de Nieuwe Lichting van Studio Brussel.  Bij u bleef ik hangen.  Omdat ik voorvoelde dat ik naar de winnaar zat te luisteren.  Dat kon niet anders.  Daarvan was ik overtuigd.  Ik stemde.  U werd de winnaar.  Gerechtigheid was geschied.
 
In die single hoorde ik energieke vreugde.  Spelplezier, zo wordt het ook wel genoemd.  Ik kon er niet genoeg van krijgen.  Telkens verscheen een glimlach op mijn gezicht als ik jullie hoorde.  Telkens kreeg ik zin in een feestje.  De aanstekelijkheid van dat nummer was hieraan niet vreemd.  Dat echte, zuivere plezier sloeg over op mij.  Ik werd aangestoken.  Telkens weer wilde ik rechtop gaan staan.  Ik wou huppelen.  Ik wou dansen.  Ik wou springen.  Zat ik in de wagen, dan wou ik aan de kant.  Ik wou de wagen uit.  Om datgene te doen wat op dat ene nummer moet gebeuren: dansen.  U zette mij aan tot gekke moves.  Tot halsbrekende sprongen.  In mijn choreografie drong een wilde rauwheid binnen.
 
Kon het nog gekker? Jawel, dat kon zeker.  Want dit jaar brachten jullie uw debuutalbum uit.  Eagle Castle BBQ.  Intussen heb ik al verschillende keren geluisterd naar dat album.  Het verveelt nooit.  Meer nog, dat album draagt in zich die vreemde eigenschap dat je nooit wil stoppen met luisteren.  Voor een album als deze werd de ‘repeat’ toets uitgevonden.  Dat heb ik dan ook gedaan, oneindig herhalen.  Ik kreeg er geen genoeg van.  Elke keer dat ik luisterde, groeide dat verlangen.  Dat verlangen om jullie live aan het werk te zien.
 
Uw debuutalbum vraagt niet om een woonkamer.  Vraagt niet om een kamer, waarin wordt geluisterd.  Neen, niks van dat alles.  Jullie album vraagt om een podium.  Een podium waarop jullie het Ramones virus, dat in jullie muziek schuilt, de vrije loop kunnen laten.  Een podium met vóór jullie een dolle menigte.  Een menigte, dat beseft dat er niet enkel moet geluisterd worden.  Dat er ook moet gefeest worden.  Omdat jullie muziek daarom vraagt.  Omdat jullie muziek dat verdient.
 
Tussen die menigte wil ik staan.  Die kans krijg ik heel binnenkort.  Op vijftien november komen jullie naar Gent.  Ik zal er zijn.  Dat staat vast.  Als een paal boven water.  Ik heb al mijn outfit gekozen voor die avond.  Mijn ene T-shirt van The Ramones ligt al klaar.  Die zal ik aantrekken.  Misschien zal de spijt, die het T-shirt in zich draagt, eindelijk verdampen.  Omdat ik diezelfde avond getuige zal zijn van een energie, gelijkaardig aan die van The Ramones.  The Ramones zal ik nooit hebben gezien.  Maar die avond in Gent zal ik misschien beseffen wat het ooit had kunnen zijn.
 
Oh ja, nog even zeggen.  Voor alle duidelijkheid.  Eagle Castle BBQ, jullie debuutalbum, is meer dan uitstekend.  Maar heel waarschijnlijk hadden jullie dat al kunnen afleiden uit het voorgaande.  Toch wou ik het nog even herhalen.  Voor alle zekerheid.
 
Beste Thibault.  Beste Pieter.  Tot heel binnenkort.  Tot in Gent.  Ik kijk er nu al naar uit.
 
Met vriendelijke groeten.


dinsdag 22 augustus 2017

Mijn reisverhaal Rusland. Een inleiding.

Waarheen we dit jaar gingen? Waarheen we dit jaar op reis gingen? Die vraag werd ons gesteld.  Meermaals.  Een vraag verdient een antwoord.  Dat deden we dus.  Wij antwoordden.  Rusland, zeiden wij de ene keer.  De andere keer zeiden wij de Russische Federatie.  Want dat is de officiële naam.  We zeiden het niet luidop.  We zeiden het stilletjes.  Dat stilletjes praten vindt zijn oorzaak niet in de reisbestemming op zich.  Eerder is het een persoonsgebonden oorzaak.  Wij fluisteren omwille van één persoon.  Vladimir Poetin.  Die man doet ons fluisteren.  Omdat wij beseffen dat hij niet meteen het toonbeeld is van democratie.  Een dictatuur kan Rusland heel misschien nog niet genoemd worden.  Dat zou heel misschien een stapje te ver zijn.  Met geladen begrippen moeten we uitkijken.  Daarmee moeten wij voorzichtig omspringen.  Juister zou het zijn Rusland een autocratie te noemen.  Een regeringsvorm waarbij een ongelimiteerde macht wordt uitgeoefend door één persoon.  Met ons afreizen naar dat land lijken wij bestaansrecht te geven aan die discutabele manier van regeren.  Met ons afreizen lijken wij afstand te nemen van onze zin voor kritiek.  Dat beseffen wij.  Dat besef doet ons daarom fluisteren.  Alsof we het willen stilhouden.  
 
Vele redenen kunnen gevonden worden om thuis te blijven.  Ik denk aan Anna Politkovskaya.  Ik denk aan Alexander Litvinenko.  Ik denk aan Boris Nemtsov.  Vele opposanten van het Poetin regime worden onder druk gezet, in de cel gegooid en fysiek bedreigd.  Heel soms worden ze zelfs in koelen bloede vermoord.  Telkens weer is er bij die moorden dat beschuldigende vingertje, dat in de richting van het Kremlin wijst.  
 
Ik denk aan de zorgwekkende greep van de overheid op de media.  Zowel het aantal mediaorganisaties behorend tot de staat, als commerciële media in handen van oligarchen die loyaal zijn aan het Kremlin, is gestegen.  Slechts een klein hoopje onbelangrijke media blijft over om progressieve intellectuelen enigszins tegemoet te komen.  Ook de onbeperkte toegang tot het internet wordt strikt gereglementeerd.  Zo kan Poetin websites blokkeren zonder dat van tevoren te melden en zonder tussenkomst van een rechter.  Na het aannemen van deze wet groeiden zowel de redenen waarom een website uit de lucht kan gehaald worden als het register met het aantal verboden sites.  Onder schadelijke websites die offline zijn gehaald, bevinden zich kritische nieuwssites en blogs van oppositieleden.  Onder die schadelijke websites bevindt zich ook de site van politicus Alexey Navalny omdat die extremistisch zou zijn.
 
Ik denk aan de maatregelen om de activiteiten van ngo’s beter te kunnen controleren.  Sinds enkele jaren kunnen ngo’s die financiering uit het buitenland ontvangen, worden gebrandmerkt als ‘buitenlandse agent’.  Internationale organisaties kunnen worden aangemerkt als ‘ongewenst’ en moeten in dat geval hun activiteiten in Rusland staken.  Alweer pogingen om mogelijke oppositie in de kiem te smoren.
 
Ik denk aan de houding van Rusland tegenover holebi’s.  Zo was er kort vóór ons afreizen die uitspraak van tv-presentator Andrei Afanasjev op de Russische satellietzender Tsargrad.  Die zender werd opgericht door Konstantin Malofeev, een zakenman die de Russische president steunt.  Afanasjev zei vliegtuigtickets enkele reis te willen betalen aan Russische geperverteerden.  Hij zou willen dat zij naar een plek verhuizen waar zij openlijk kunnen toegeven aan hun zonden.  Verder zei hij dat het om sodomieten gaat of mensen met een andere vorm van seksuele perversie.  Hij staat niet alleen met die uitspraken.  Hij wordt hierin bijgetreden door hoge vertegenwoordigers van de Russisch-Orthodoxe Kerk.  Al die haatdragende uitlatingen hebben wel degelijk hun uitwerking op het samenleven.  Het aantal gewelddadige haatmisdrijven jegens holebi’s gaat in stijgende lijn.  Homofoob geweld blijkt geen uitzondering te zijn.
 
Ik schrijf het bovenstaande neer en besef plots dat ik wel heel wat redenen kan aanhalen om toch maar niet af te reizen naar Rusland.  Net als Het Goede Doel in zijn hitsingle ‘België’ zou ik moeten concluderen dat Rusland net iets te ver gaat.  Dat ik dus zou moeten thuisblijven.  Maar een kosten-batenanalyse is onvolledig zonder een opsomming van de baten.  Die baten zijn er.
 
Ik denk aan Garry Kasparov.  Ik denk aan Alexey Navalny.  Ik denk aan Nadja Tolokonnikova van Pussy Riot.  Hoe zij, ondanks persoonlijke intimidaties en dreigementen, toch volhouden oppositie te voeren.  Ik denk aan de grote culturele verwezenlijkingen van Rusland.  Ik denk aan het Russische schrijverslandschap.  Fjodor Dostojevski.  Leo Tolstoj.  Nikolaj Gogol.  Maksim Gorki.  Vasili Grossman.  Ivan Toergenjev.  Ik denk aan het Russische ballet.  Roedolf Noerejev.  Ida Rubinstein.  Vaslav Nijinsky.  Maja Plisetskaja.  Ik denk aan de Russische componisten.  Sergej Prokofjev.  Sergej Rachmaninov.  Dmitri Sjostakovitsj.  Peter Tsjaikovski.  Ik denk aan de Hermitage.  Ik denk aan het Bolsjojtheater.  Ik denk.  Ik denk.  Ik denk.
 
Het kan vreemd klinken.  Toch is het zo.  De beknopte baten halen het op de rijkelijk gedocumenteerde kosten.  Maar achter die baten schuilt een hele wereld.  Een tot op heden onontdekte wereld.  Dat besef ik.  Daarom winnen de culturele beweegredenen van de politieke.  Tegenover een reden om niet te gaan kan ik telkens een reden plaatsen om wel te gaan.  Het ene heft het andere op.  Afhankelijk van het moment zal het negatieve het halen.  De andere keer zal het positieve het halen.  Dit moment bepaalde dat ik moest gaan.  Ik moest ter plaatse gaan.  Ter plaatse kijken.  Veldonderzoek was nodig.  Ik zou zelf moeten oordelen.  Zelf moeten wikken en wegen.  Om dan te besluiten.  Ik zou afreizen.  Naar Rusland.  Ik was nieuwsgierig én kritisch.  Ik zou dus afreizen.  Maar ik zeg het stilletjes.
 
Mijn reisverhaal Rusland.  Dag 1: Brussel – Frankfurt – Sint-Petersburg.  Te lezen op dinsdag 29/08/2017.

 

donderdag 17 augustus 2017

Uitgelezen: Passendale - Ieper 1917. Brief aan Nick Lloyd.

Beste Nick,
 
Gevallen voor allen, door allen geprezen, door ’t vallen gerezen hoog boven allen! Oei, dat moet u denken.  Wat een vreemd begin voor een brief, dat zal u heel waarschijnlijk ook denken.  Maar wees gerust, ik kan het verklaren.  Dat zal blijken.  U hoeft zich geen zorgen te maken over mijn geestelijke gezondheid.  Daarover wil ik u geruststellen.  Ik ben in orde.  Althans, zo meen ik persoonlijk te mogen oordelen over mijzelf.  Genoeg nu.  Laat ons tot de kern van de zaak komen.  Laat mij een verklaring bieden voor die vreemde woorden bij het begin van mijn brief.
 
Ik stond op het marktplein van Watou.  Ik had een uitnodiging voor een feestje.  Voor een feestje ben ik steeds te vinden.  Zelfs al is het in Watou.  Dan nog zal ik gaan.  Ik schrijf u evenwel niet om het over feestjes te hebben.  Woorden zijn duur.  Die moeten gebruikt worden om de juiste zaak te dienen.  Die juiste zaak is uw boek.  Die had ik in mijn koffer.  Nog enkele bladzijden moest ik lezen.  Dat zou hier gebeuren.  Hier zou ik uw boek lezen.  Dicht bij de plaatsen die in uw boek genoemd worden.
 
Zonnebeke.  Poelkapelle.  Geluveld.  Broodseinde.  Sint-Juliaan.  Langemark.  Passendale.  Over dat laatste dorpje gaat uw boek.  Over de slag bij Passendale.  Dat blijkt niet de juiste naam te zijn van dat offensief.  De Derde Slag bij Ieper.  Zo noemen de Britten die slag officieel.  De Duitsers hebben het dan weer over de Flandernschlacht.  Die naam is minder belangrijk.  De historische betekenis van die slag is dat veel meer.
 
Die slag, die uiteindelijk vijfhonderdduizend slachtoffers zal eisen, zaait nu nog steeds verdeeldheid.  Het ene kamp zal de slag omschrijven als militair nuttig en nodig.  Het andere kamp zal diezelfde slag beschouwen als een zinloze campagne.  U zelf kiest geen partij.  U doet onderzoek.  U brengt het verhaal.  Het totale verhaal.  U vertelt niet enkel het verhaal aan het front.  U vertelt tevens het verhaal in de hoofdkwartieren.  Aan het thuisfront.  U toont ons de visies van de opperbevelhebbers en ondergeschikten.  U toont ons de twijfels en opinies van regeringsleiders en parlementsleden.  U focust niet enkel op Passendale.  U zoomt uit op het totale front en toont aan hoe dat totale front zijn invloed heeft op Passendale en de hoofdrolspelers in die slag.
 
Wij zien hoe opperbevelhebbers niet terecht worden gewezen door de politiek.  Wij zien hoe premiers nalaten in te grijpen.  Wij worden geconfronteerd met de koppigheid van de bevelhebbers.  Met de trots van diezelfde bevelhebbers en hun weigering om eigen fouten te onderkennen en in te zien.  Wij voelen de onenigheid over de gevoerde en de te kiezen strategie.  Moet gekozen worden voor een ambitieuze doorbraak? Of moet eerder gekozen worden voor kleinschalige aanvallen, de zogenaamde bite-and-hold? U wijst ons op misrekeningen bij het opperbevel.  Op verkeerde inschattingen.  Al die elementen duwen de soldaten dieper de modder in.  Duwen diezelfde soldaten een hel in, die niet te beschrijven valt.  U doet een poging.  Een opperbeste poging.  
 
Maar u eindigt uw boek met de woorden van een Brits oorlogsverslaggever.  Als getuige van die Derde Slag bij Ieper schrijft hij dat alles wat geschreven is slechts een zwakke weergave is van de verschrikking van die slagvelden.  Zelfs de woorden van soldaten brengen geen soelaas.  In getuigenissen erkennen zij dat Passendale door de omstandigheden het ergste van het ergste is.  Maar wat is het ergste? Ik vrees dat ik mij dit nauwelijks kan voorstellen.  Ik heb een rijke fantasie maar zelfs die fantasie schiet tekort.  Vanuit mijn veilige cocon lukt het mij niet die verschrikkingen voor te stellen.  Ondanks uw trefzekere beschrijvingen.  Wat ik wel kan, is het voelen van weerzin.  Van afkeer.  Weerzin en afkeer voor een dolgedraaide mensheid.  Weerzin en afkeer voor regeringsleiders, die het nu nog aandurven om oorlog te schreeuwen.  Ik huil om de slachtoffers van een dwaze oorlog.  Ik huil om de domheid van de huidige regeringsleiders.
 
Het lijkt vreemd.  Bijna niet te geloven.  Terwijl ik uw boek lees, voelt het alsof ik naast die jonge mannen in de loopgraven sta.  Mannen? Neen, jongens zijn het nog.  Ik storm met hen mee.  Uit de loopgraven.  De vijand tegemoet.  Het spervuur tegemoet.  Ik strijd met hen mee bij de Slag bij de Meenseweg.  Bij de Slag om Polygon Wood.  Bij de Slag bij Broodseinde.  Bij de slag bij Poelkapelle.  Bij de Eerste en Tweede Slag bij Passendale.  Ik loop.  Ik schuil.  Ik duik weg in granaattrechters.  Dat alles doe ik.  Lijk ik te doen.  Wat ik niet doe, is luisteren.  Wat ik niet doe, is horen.  Dat kan ik niet.  Ik hoor de artilleriebeschietingen niet.  Ik hoor niet het gehuil en getier van de slachtoffers.  Ik hoor niet het geratel van mitrailleurvuur.  Ik hoor niet de laatste woorden van stervenden.  Ik hoor hun gebeden niet.  Ik hoor hen niet schreeuwen om moeder.  Dat alles hoor ik niet.  Maar ik voel het.  Terwijl ik uw boek lees.  Terwijl ik nu deze brief tik.  Dat geschreeuw bezorgt mij koude rillingen.
 
Die koude rillingen heb ik als ik bij dat monument sta op het marktplein van Watou.  Die koude rillingen heb ik als ik de volgende dag in Poperinge bij de executieplaats en de dodencellen sta.  Ik word stil.  Omdat ik niet de juiste woorden vind.  Omdat ik, na het lezen van uw boek, besef dat de juiste woorden nog niet bestaan.  Dat die juiste woorden buiten ons vocabularium vallen.
 
Beste Nick.  Ik wil u danken.  Voor een schitterend boek.  Voor een helder en duidelijk boek.  Voor een boek dat eer betuigt aan de moed van vele, naamloze soldaten.  Voor hen is dit boek een monument.  Een monument van woorden.  Ik ben blij het mogen gelezen te hebben.
 
Met vriendelijke groeten.

donderdag 10 augustus 2017

Tjens Matic, gezien op de Lokerse Feesten. Brief aan Arno (en bandleden).

Beste Arno,
 
Ik had een brief kunnen schrijven aan John.  U weet wel, de frontman van Fischer Z.  Ik heb het niet gedaan.  Te wisselvallig.  Concertgewijze wisselvalligheid, bedoel ik dan.  Ik had een brief kunnen schrijven aan Suggs.  U weet wel, de frontman van Madness.  Ik heb het niet gedaan.  Te vanzelfsprekend.  Concertgewijze vanzelfsprekendheid, bedoel ik dan.
 
Rest mij nog één iemand aan wie ik een brief zou kunnen schrijven.  Die ene iemand bent u.  Want ook u stond op het podium van de Lokerse Feesten.  U vermeed de wisselvalligheid.  U vermeed de vanzelfsprekendheid.  U koos voor gebalde uitmuntendheid.  Die keuze rechtvaardigt een brief.  Die keuze doet mij in de pen kruipen.  Waarbij u pen evenwel dient te vervangen door klavier.  Ik kruip dus in mijn klavier.  Of op mijn klavier.  Ik schrijf een brief.  Ik tokkel een brief.  Dat wou ik zeggen.
 
Negenenvijftig minuten.  Net geen uur.  Uit uw concert had u alle mogelijke rustpunten geschrapt.  Geen onnodige adempauzes, zo moet u gedacht hebben.  In de plaats van een rustig voortkabbelend concert met slechts heel af en toe een donderslag kregen wij een storm over ons heen.  Een orkaan.  Een tsunami.  Schuilen konden wij niet.  U hield ons bij de les.  Nauwelijks had u tijd voor enige bindteksten.  Alsof u dat niet wou.  Alsof u schrik had dat die orkaan zou gaan liggen.  Dat wou u vermijden.  Daarom enkel maar ‘merci, godverdomme’.  Dat zei u enkele keren.  Maar dat was meer dan genoeg.  Ik voelde wat u wou zeggen.  In die korte krachtterm zat die aansporing.  Want u wou dat het vuur, dat diep in u wakkerde, overging op het publiek.  Een vloek kan dat bewerkstelligen.  Een vloek kan dat realiseren.  Toch bij mij.  Diep in mij voelde ik een vuur branden.  Het vuur van die godverdomse rock and roll.  Door u aangestoken.  Door uw band aangestoken.
 
U stond op het podium.  U bewoog.  Met veel lef zou ik het dansen durven noemen.  Dat was al een tijdje geleden dat ik u dat zien doen had.  Maar deze keer gooide u zich.  U schokte.  U schudde.  U schokschouderde.  U ging maar door.  U danste met de ogen dichtgeknepen.  Alsof u in trance was.  U trok grimassen.  Gekke bekken.  Om het kort te zeggen, u was Arno.  De gekke Arno.  U was de charlatan.  De clown.  Ik keek.  Ik lachte.  Want ik keek naar iemand die ik zou willen zijn op achtenzestigjarige leeftijd.  Ik keek naar iemand, die mij toonde wat de toekomst voor mij nog in petto had.  Gekke feestjes.  Zware feestjes.  Waarop mag gedanst worden.  Geen stijldansen.  Wel vrij dansen.  Volgens eigen inspiratie.  Volgens eigen ingevingen van het moment.  Dat is wat ik zag als ik naar u keek.
 
U zong.  Alsof elk lied in zich een toverformule droeg.  Een bezweringsformule.  Gericht aan de weergoden.  De muziekgoden.  Aan alle goden.  U vroeg hen zich rustig te houden.  Zich gedeisd te houden.  U maakte hen duidelijk dat er die avond in Lokeren slechts één god was.  Die god was u.  Dat klinkt misschien een beetje buitenmaats.  Een heel klein beetje ‘over the top’.  Maar dat is het niet.  U duldde geen concurrentie.  Van niemand.  Dus ging u hard.  Voluit.  Met de voeten vooruit.  
 
U zong Que pasa.  Oh la la la.  U zong Putain putain.  The parrot brigade.  U zong Give me what I need.  The milkcow.  U zong Viva boema.  Middle class and blue eyes.  U zong datgene wat ik verwachtte adt u zou zingen.  Daarmee maakte u mij gelukkig.  Nooit had ik TC Matic live aan het werk gezien.  Ik was te jong.  Neen, ik was niet te jong.  Ik was te braaf.  In die dagen had ik schrik van rock and roll.  Dat is nu veranderd.  Ik ben veranderd.  Nu zweer ik bij rock and roll.  Ik zou mij niks anders kunnen indenken.  Maar toen was het anders.  Toen bleef ik weg van TC Matic.  Nu gaf u mij een inkijk in wat het ooit moet geweest zijn.  Neen, op podium stond niet de oorspronkelijke band.  Daarvoor waren uw bandleden te jong.  Maar zij benaderden het origineel.  Zij kwamen heel dicht in de buurt.  Ik zou kunnen treuren om wat ik gemist heb.  Maar dat deed ik niet.  Ik prees mij gelukkig om wat u mij schonk.  U deelde met mij die passie voor muziek.  Muziek, gedrenkt in een ver maar roemrijk verleden.
 
Het was niet enkel Tjens Couter.  Het was niet enkel TC Matic.  U rekte het concept uit.  U bracht The Subrovnicks binnen.  Met Meet the Freaks.  U bracht The White Trash European Blues Connection binnen.  Met No job no rock.  Wij kregen meer dan enkel Tjens Matic.  Wij kregen meerdere van uw gezichten te zien.  Om zo tot een vollediger beeld te komen.  Een vollediger beeld van u als muzikant.  Om zo deelgenoot te worden van de weg die u hebt afgelegd.  Hebt afgereisd.
 
Een gouden medaille in de zevenkamp zal u nooit winnen.  Dat zeg ik niet enkel omdat u geen vrouw bent.  Dat zeg ik ook omdat ik meen dat het u ontbreekt aan de juiste conditie.  Van u hoeft Nafi Thiam geen concurrentie te verwachten.  U zou om dat gemis kunnen treuren.  Ik kan u zeggen, dat hoeft niet.  Want maandagavond behaalde u in een andere discipline een gouden medaille.  U overtuigde.  U overwon.  U won de prijs van de jury.  U won de prijs van het publiek.  U won alle mogelijke prijzen.  Hoe dat te meten is? Hoe ik dat zo zeker weet? Ik keek om mij heen.  Ik zag enkel lachende gezichten.  Gezichten, waarin ik tevredenheid las.  Die gezichten zijn voor een artiest de gouden medaille in zijn discipline.
 
Beste Arno.  Ik wil u danken.  Voor een prachtig concert.  Ik wil u feliciteren.  Met uw prachtige performance.  Nog voor een laatste keer: godverdomme.  Godverdomme (en dat is echt de laatste keer), u deed het weer.  Alweer zegevierde u als hofnar van de rock and roll.
 
Met vriendelijke groeten.


dinsdag 8 augustus 2017

Uitgelezen: Filosofie van geweld. Brief aan Lode Lauwaert.

Beste Lode,
 
Geweld? Het zou een uiting zijn van macht.  Van kracht.  Het zou een kracht zijn die met hevigheid, onstuimigheid wordt uitgeoefend.  Tegelijk kan het begrepen worden als misbruik van macht.  Als toepassing van het recht van de sterkste.  Voorgaande definities zijn niet van mijn hand.  Ik munt niet uit in heldere bondigheid.  Vaak heb ik meer woorden nodig.  Ik schreef het al, voorgaande definities zijn dan ook niet van mijn hand.  Daarvoor ging ik te rade bij de heer Van Dale.  Vaak wordt hij ook wel aangesproken met ‘de dikke Van Dale’.  Uit deze gemakzucht zou u kunnen afleiden dat ik weinig of niet nadenk over geweld.  Dat ik uw boek nodig had om daarover te gaan peinzen.  Dat is niet zo.  Bij uitbarstingen of uitingen van geweld durf ik mijn verontwaardiging te uiten.  In algemene termen.  Algemeenheid is vaagheid.  Dat weet ik nu.  Na het lezen van uw boek.
 
U kijkt voorbij die algemeenheden.  U ontleedt het fenomeen.  Dat doet u niet alleen.  U vraagt hulp aan vrienden/collega’s.  Samen kijkt u naar het fenomeen, dat wij geweld noemen.  In uw boek lees ik dat het publiek bij gewelddelicten al te vaak de neiging heeft om het geweld te veroordelen.  Zondermeer.  Als voorbeeld haalt u de marsen aan tegen zinloos geweld.  Of u verwijst naar Anders Breivik om uw stelling duidelijk te maken.  Het publiek veroordeelt die vormen van geweld.  Zonder zich de moeite te getroosten om een verklaring te vinden voor dat geweld.  Omdat datzelfde publiek verkeerdelijk veronderstelt met die zoektocht begrip te tonen voor de daad op zich.  Voor de dader.  U trapt niet in die val.  U ontwijkt die.  
 
Het publiek blijkt al te vaak enkel stil te staan bij zichtbare vormen van geweld.  Daarmee lijkt het voorbij te gaan aan het feit dat vele vormen van geweld zich verbergen.  Zich verhullen.  Waardoor ze niet waarneembaar zijn met het blote oog.  Ook blijkt geweld vaak gelinkt te zijn aan houdingen en standpunten.  Een bestaan waarvan wij ons helemaal niet bewust blijken te zijn.
 
In vele maatschappelijke domeinen is geweld actief.  Ik had uw boek nodig om hierbij stil te staan.  Bij het lezen van uw boek betrapte ik mij op die ene fout.  Op die ene neiging.  Dat is de neiging om aan alles snel voorbij te gaan.  De neiging om onvoldoende tijd te nemen om te overschouwen.  Te overpeinzen.  Dat toont u aan.  Zo bemerk ik dat ik al te gemakkelijk voorbij ga aan het geweld, dat zich manifesteert in het economisch handelen.  Dat is er nochtans.  Mechanismen als uitbuiting, uitsluiting, vervreemding of discriminatie kunnen in deze misschien niet begrepen worden als uitingen van geweld.  Toch is het zo.  U documenteert dit rijkelijk.
 
Onze houding tegenover vluchtelingen kan evenzo geïnterpreteerd worden als een vorm van geweld.  Het gemaakte onderscheid tussen economische en politieke vluchteling is artificieel.  Want wordt een economische vluchteling ook niet belaagd door geweld? Is hongersnood, armoede en werkloosheid ook geen vorm van geweld? Het gemaakte onderscheid lijkt resultaat te zijn van politieke keuzes.  Het gevolg van een politiek compromis.  De een laten we binnen.  De ander weigeren we de toegang.  Kunnen deze afwegingen niet als een vorm van geweld beschouwd worden?
 
U blijft stilstaan bij onze poging om een internationale vrede te bewerkstelligen door internationaal recht.  U stelt dat de vooruitzichten op een dergelijke vrede weinig bemoedigend zijn.  Het project van internationale eenheid door het recht staat in spanning met de autonomie van de afzonderlijke natiestaten, die ook elk afzonderlijk het potentiële geweld met kracht van wet pogen te bezweren.  Ik meen te mogen stellen dat het falen in deze poging het geweld bestendigt.  Of ga ik hier al te kort door de bocht? Ik meen in uw boek hiervoor argumenten te vinden.
 
Een zelfde denkoefening maakt u met religie.  Met de blik van de ander.  Met liefde.  Juist die domeinen, waarin vrede en rust mag verwacht worden, toont u aan dat een link met geweld aanwezig is.
 
Ik moet bekennen.  Dit boek heb ik niet gelezen in de tuin.  Niet in de zetel.  Dit boek heb ik niet gelezen met de radio aan.  Ik heb mij afgezonderd.  Ik heb mij teruggetrokken in mijn bureau.  Aan de bureautafel ging ik lezen.  Zonder radio.  Die stilte vraagt uw boek.  Eist uw boek.  Mogelijke afleiding moet voorkomen worden.  Op die manier kon ik bij de les blijven.  Enkel op die manier kon ik de geponeerde stellingen helder volgen.  Op die manier liep ik niet verloren.
 
Aan mijn tafeltje las ik over Montesquieu.  Over Adam Smith.  Over Jacques Derrida.  Over Thomas Hobbes.  Over Aristoteles.  Over Hannah Arendt.  Over Freud.  Over Sartre.  Over Lacan.  Over Foucault.  Zelfs over de Makkabeeën wist u mij te onderhouden.  Ik moet bekennen, uw boek was een uitdaging voor mij.  Ik ben een eenvoudige jongen, die gemakkelijk verdwaalt in veel van die theorieën.  Maar ik hield vol.  Ik bleef lezen.  Tot aan het einde.  Ik las uw boek.  Van begin tot einde.
 
Nu mag ik het boek definitief dichtklappen.  Maar in mijn hoofd blijft uw boek rare dingen met mij doen.  Het boek blijft spoken in mijn hoofd.  Ik blijf op zoek gaan naar antwoorden.  Naar een juiste houding tegenover uw stellingen in het boek.  Dat proces zal nog een tijdje doorgaan.  Dat hoef ik niet erg te vinden.  Integendeel.  Ik vind het fijn.  Omdat het mij scherp houdt.
 
Beste Lode.  Ik wil u danken voor deze uitdaging.  Voor deze denkoefening.  Ik wil u danken voor deze boeiende en intense reis.  Ik wil u danken voor een boek, dat mij nog enige tijd in zijn greep zal houden.
 
Met vriendelijke groeten.